fysiopraxis maart 2015

48
FYSIO PRAXIS VAKBLAD VOOR DE FYSIOTHERAPEUT JAARGANG 24 • NUMMER 2 • MAARt 2015 OPVATTINGEN Realistische behandeldoelen stellen is moeilijk PROMOTIE Meer aandacht voor cognities bij CWP WETENSCHAP Gaming en FytO: verbetering professionele attitude Fysiotherapie en personal training 17 22 32

Upload: kngf-de-fysiotherapeut

Post on 08-Apr-2016

248 views

Category:

Documents


4 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

Page 1: FysioPraxis maart 2015

Fysiopraxisva k b l a d v o o r d e f y s i o t h e r a p e u t

JAARGANG 24 • NUMMER 2 • MAARt 2015

opvattiNGeN

Realistische behandeldoelenstellen is moeilijk

proMotie

Meer aandachtvoor cognitiesbij CWP

WeteNsChap

Gaming en FytO:verbeteringprofessionele attitude

Fysiotherapie en personal training

17 22 32

Page 2: FysioPraxis maart 2015

002_Dvdk_adv_210x297_OL.indd 1 29/01/15 14:52

Page 3: FysioPraxis maart 2015

FysioPraxis | maart 2015

3

REACTIES KUNT U MAILEN NAAR [email protected]

REDACTIONEELINHOUD

Eigen regieOnlangs kwam bij ons op de afdeling revalidatie een man van 23 jaar die anderhalf jaar in de ziektewet zat vanwege een lumbaal radiculair syndroom. De MRI vertoonde een minimale mediane HNP en de man liep schuifelend met kleine passen. Bij lichamelijk onderzoek bleek de kracht van de rechterkuit verminderd en was er een positief teken van Lasègue (20º) en een positief gekruiste Lasègue (30º). De klacht had geen natuurlijk beloop en de revalidatiearts vertelde de patiënt dat de pijn gezien kon worden als een soort fantoompijn, ofwel ‘the tissue was not the issue’. De man vond dit maar een vreemd verhaal. Een week later woonde hij een informatiebijeenkomst bij, waar dezelfde revalidatiearts en een psycholoog diverse zaken bespraken over chronische pijn, zoals het verschil tussen acute en chronische pijn, nociceptie, pijngewaarwording en centrale sensitisatie. De man hoorde de deelnemers praten over hun pijn en begon zich zeer ongemakkelijk te voelen. Al dat gepraat over pijn, hij wilde er niets meer mee te maken hebben. Hij besloot ter plekke dat hij zich niet meer zou laten leiden door pijn. Na de bijeenkomst begon hij met een normale loopsnelheid te lopen en ging hij weer aan het werk als vrachtwagenchauffeur. Binnen drie weken werkte hij weer volledig en waren de radiculaire verschijnselen verdwenen.De man uit deze casus is een mooi voorbeeld van iemand die ondanks de pijnklachten de regie over zijn leven weer oppakt. In onze praktijkvoering zien we regelmatig mensen die in belangrijke mate de eigen regie over hun leven kwijt zijn. Het informeren en coachen van mensen om de eigen regie te hervinden kan effectiever zijn dan te focussen op ‘the tissue’.

Namens de redactie,Adri Apeldoorn

5 Agenda/Op de cover

6 KNGF-kort

8 Kort nieuws

12 Nieuwe praktijken

15 Achter het nieuws

17 Opvattingen

18 In de praktijk

20 KNGF-service

22 Promotie

23 Wetenschap -

promotieonderzoek

28 Wetenschap - mixed methods

32 Wetenschap - experimenteel

onderzoek

37 Specialistenkatern

21

Meer info vindt u op www.fysionet.nl

FysioPraxis is het offi ciële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 10 keer per jaar.

REDACTIEADRESKNGFPostbus 248 3800 AE AmersfoortE: [email protected]

EINDREDACTIEMieke van DalenE: [email protected]: 06 502 43 735

REDACTIE Adri ApeldoornSaskia Bon (hoofdredacteur)Karin HaksLidwien van Loon (specialistenkatern)François MaissanCaroline Speksnijder

ADVERTENTIESBureau Van Vliet B.V.advertentietarieven op aanvraagFrank OudmanE: [email protected] Wijnhout E: [email protected]: 023 571 47 45I: www.bureauvanvliet.com

ABONNEMENTEN NIET-KNGF LEDENEen particulier abonnement kost per jaar € 106 en buitenlandse abonnees betalen € 45 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op ieder moment starten en u betaalt aan het begin van het jaar voor het aanko-mend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegter-mijn. Er volgt een verrekening naar rato

en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd.

ABONNEMENTEN / ADRESWIJZIGINGENKNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort T: 033 467 29 00E: [email protected]

VERANTWOORDELIJKHEIDDe redactie beslist over de samenstel-ling van FysioPraxis. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het verenigingsnieuws.

AUTEURSRECHT© 2014 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenig-vuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële

doeleinden vragen we een passende vergoeding.

BLADCONCEPTOnnink Grafi sche Communicatie BV

VORMGEVING Aad Koeleman, X-Media Solutions

DRUKWERKSenefelder Misset B.V.

FOTO OMSLAGWiep van Apeldoorn

ISSN0927- 5983

Page 4: FysioPraxis maart 2015

Accreditatievrijstelling voor een deelregister naar keuze

Evidence Based Practice MSc/Drs

START 14E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science■ een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog

wetenschappelijk niveau■ modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire

benadering■ (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd■ locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:www.amc.nl/masterebp

ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015START 14ESTART 14START 14START 14 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015 ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2015

Finetuning van Motor Control legt de basis voor optimaal bewegen.

T 010 416 93 93E [email protected]

Werkt u al met het Veldon® concept?!

ICMSU-ad-2015-20150119.indd 1 2-3-2015 9:02:12

WWW.STARTJEPRAKTIJK.NL

Neem eens een kijkje bij ons actuele aanbod aan praktijken en kandidaten

Startjepraktijk is onderdeel van:

Praktijk kopen/verkopen?

Page 5: FysioPraxis maart 2015

FysioPraxis | maart 2015

5

OP DE COVERAGENDA

Maart 2015

23 maartFinanciering en het Business Model Canvas (voor de fysiotherapeut), Alkmaar

24 maart• Lezing Ethische dilemma’s in het

dagelijks werk, Venlo• Avond van de jonge fysiotherapeuten -

Uitreiking scriptieprijs 2015, Assen

25 maartPresentatie Tijdig starten met stoppen, Zwolle

31 maartBlessurepreventieve hardlooptech-nieken, Leiden

April 2015

2 april • Lezing De voet doet ertoe: domein

van de fysiotherapeut!, Amsterdam• Lezing Fysiotherapie bij hoofdpijn,

Urmond

8 april • Workshop Motor Control, Alkmaar• Lezing Voorstekruisbandrevalidatie: de

praktijk, Zwolle

9 aprilLezing Fysiotherapie bij hoofdpijn, Bergen op Zoom

10 aprilCursus Schouderpijn, Vught

14 april• Workshop Ontspannen Ondernemen,

Groningen• Lezing Ethische dilemma’s in het

dagelijks werk, Zwijndrecht

15 aprilPresentatie Tijdig starten met stoppen, Urmond

20 aprilLezing De voet doet ertoe: een andere kijk op voeten (en schoenen), Nuenen

21 april• Pijn bij kinderen, Utrecht• Lezing Fysiotherapie thuis bij ouderen

en chronisch zieken, Bathmen

22 aprilLezing Voorstekruisbandrevalidatie: de praktijk, Vught

24 aprilWorkshop Motor Control, Arnhem

25 aprilNVOF Jubileumcongres, Soesterberg

Mei 2015

1 t/m 4 meiWPT Congress (WCPT) – Singapore

6 t/m 9 mei10th World Symposium on Congenital Malformations of the Hand and Upper Limb, Luxor theater Rotterdam

Augustus 2015

26 t/m 28 augustus 5e Europese Conferentie interprofessio-nele samenwerking en educatie in zorg en welzijn, Nijmegen

November 2015

6 novemberFysioCongres, DeFabrique Utrecht

Wie bent u?Ik ben fysiotherapeut en personal trainer. In onze praktijk combineren we het beste van beide werelden. Mensen die naar de fysiotherapeut komen, hebben meestal een klacht. Daarmee gaan we dus curatief aan de slag. Wie bij de personal trainer komt, heeft een doel. Daar zit de preventieve kant van ons werk.

Waar is de foto gemaakt?In onze trainingszaal. Daarin staan geen apparaten want daar werken we niet mee. Je kunt ook oefeningen doen en je lichaam trainen zonder apparaten. Cliënten kunnen zodoende gemakkelijk thuis trainen zonder materialen te hoeven aanschaffen.

Ik lees in FysioPraxis vooral……de rubriek Opvattingen. Ik vind het mooi om te lezen hoe anderen over een bepaald onderwerp denken. Dat helpt mij mijn eigen mening te vormen.

Ik ben trots op… …onze praktijk. Misschien zijn we de eerste praktijk in Nederland met de combinatie van fysiotherapeuten en trainers die zo nauw samenwerken. We begonnen acht jaar geleden met één klant. Nu hebben we 2 fte fysiotherapie, 4 fte personal training en twintig kleine groepen per week.

Ik heb gekozen voor fysiotherapie omdat……de combinatie van werken aan het menselijk lichaam en dienstverlening mij bijzonder boeit. Op het lichaam en de geest raak je nooit uitgekeken!

Tanja van Balen

Informatie, inschrijven en meer scholingen, congressen, lezingen en trainingen: - www.fysionet.nl – agenda & MijnFysioNet- www.fysionetwerken.nl – kalender

Page 6: FysioPraxis maart 2015

KNGF-JAARPLAN 2015

AANGENOMEN OP DE ALGEMENE LEDENVERGADERING VAN 18 FEBRUARI

Digitaal instrument

RI&E Fysiotherapiepraktijken

Arborisico’s eenvoudig geïnventariseerd

en geëvalueerd

T_2012-10_KNGF_Leaflet_RI-E.indd 1 22-11-2012 16:40:53

FysioPraxis | maart 2015

KORT NIEUWSKORT NIEUWS

K N G F - K O R T6

Goed nieuws, we hebben de erken-ning en de toetsingsvrijstelling voor de branche RI&E (de risico-inventari-satie en evaluatie) weer binnen. Vanaf 1 maart 2015 geldt deze voor een termijn van 3 jaar. Een aantal onder-delen is geactualiseerd, er is meer aandacht voor mentale werkbelasting en we hebben de vragenlijst ingekort.

Grip op arbeidsrisico’sAls werkgever moet u er alles aan doen om risico’s voor uw personeel te minimaliseren. Door het inventariseren van de risico’s op de werkvloer schat u de mogelijkheid en de omvang van de risico’s in. Vervolgens maakt u een plan van aanpak, waarin u beschrijft welke maatregelen u neemt om de risico’s te verkleinen. In het belang van uzelf en uw medewerkers kunt u dit het beste gezamen-lijk oppakken.

Voordelen van branche RI&EDe RI&E Fysiotherapiepraktijken is formeel erkend door het Steunpunt RI&E instru-menten. Deze erkenning stelt praktijken

van leden van het KNGF vrij van toetsing. Dit geldt voor praktijken met maximaal 25 werknemers. Normaliter moeten organisa-ties die niet onder een cao vallen, hun RI&E namelijk laten toetsen door een gecertifi -

UITGELICHT

RI&E FYSIOTHERAPIEPRAKIJKENceerde arbodeskundige. Met het instrument RIE Fysiotherapiepraktijken bespaart u deze kosten.

Aan de slag!De RI&E Fysiotherapiepraktijken vindt u op www.rie.nl. Voorzien van een groen erken-ningsicoontje, het bewijs van toetsingsvrij-stelling. Op deze site staan handige tools en tips, zoals checklists om risico’s in kaart te brengen. Meer informatie over de RI&E, maar ook directe toegang tot het instrument vindt op www.fysionet.nl, met de zoekterm ‘RI&E’.

Wist u dat?De RI&E Fysiotherapiepraktijken is voor KNGF-leden. Er zijn geen kosten aan verbonden. Wilt u meer weten of hebt u vragen, dan kunt op contact opnemen met de ledenvoorlichters van het KNGF via [email protected] of telefonisch via 033 – 467 29 29.

Kwaliteit verbeteren, belangen behartigen en leden binden: de drie speerpunten uit het KNGF-Jaarplan 2015, getiteld Van disciplineren naar faciliteren. Met dit motto laat het KNGF zien dat de focus het komende jaar nog meer ligt op de dienstverle-ning aan leden: ledentevredenheid als maatstaf voor vereniging en kantoor.

Daarnaast zet het KNGF zich dit jaar in voor de kwaliteit van de zorg met onder meer een nieuw systeem voor richtlijnont-wikkeling, het Masterplan Kwaliteit in Beweging en aandacht voor wetenschappelijk onderzoek en evidentie van fysiothe-rapie. Kitty Bouten legt in een video het Masterplan KIB uit: wat gaat het KNGF doen, wat betekent dat voor u en hoe blijft u betrokken en op de hoogte? Deze fi lm vindt u op

www.fysionet.nl, zoek op ‘video Masterplan KIB’.Belangenbehartiging is de derde pijler uit het jaarplan. Dit laat het KNGF zien door onder meer regionale zorggroepen, samen-werkingsverbanden en intramuraal werkende fysiotherapeuten te ondersteunen, door te werken aan evenwichtige contract-voorwaarden met de zorgverzekeraar en door de fysiotherapie voortdurend onder de aandacht te brengen bij stakeholders en bij de lokale en landelijke politiek.

De vragen en antwoorden uit de RLV’en zijn terug te lezen op www.fysionet.nl > Actueel > Veel gestelde vragen.Zie op de pagina hiernaast de samenvatting van het jaar-plan 2015. Bekijk het volledige KNGF-Jaarplan 2015 op www.fysionet.nl, zoek op ‘KNGF-Jaarplan 2015’.

Page 7: FysioPraxis maart 2015

7

FysioPraxis | maart 2015

7

Jaarplan KNGF 2015Van disciplineren naar faciliterenIn het Jaarplan 2015 vindt u de ambities van uw KNGF voor 2015. Dit plan geeft ook de langere termijnkoers van uw be-roepsvereniging weer; die koers laat zich omschrijven als ‘van disciplineren naar faciliteren’. U vindt het Jaarplan op fysionet.nl/overKNGF (‘Algemene Vergadering’). In deze grafische samenvatting ziet u de uitgangspunten, doelen en be-langrijkste activiteiten.

De wereld om ons heen

Het toenemende beroep op zelfredzaamheid van mensen en de vergrijzing bieden kansen voor fysiotherapie. Onze meer-waarde zit in bewezen (kosten)effectieve behandelingen voor mensen van alle leeftijden met al hun beweegvraagstukken. We kunnen als geen ander mensen in beweging houden. Essentieel is dat we onze positie innemen in de eerstelijn, in transmurale ketens en intramuraal. Daarbij is het goed meer en meer (multidisciplinaire) samenwerking te zoeken in het zorg- en sociale domein. Zonder ondernemerschap en inno-vatie laten we kansen liggen.

Onze kerntaken

• Adequate dienstverlening voor u

• Effectieve belangenbehartiging voor u en uw patiënten/cliënten, uitgaande van onze meerwaarde en rekening houdend met onze maatschappelijke verantwoor-delijkheid

• Continue inzet voor kwaliteit, vakinhoud en toegankelijkheid van de zorg

Belangen behartigen

UitgangspuntMaatschappelijke beslissers erkennen de meerwaarde van fysio-therapie en KNGF om Nederland op een (kosten)effectieve wijze in beweging te houden.

DoelBinnen de mogelijkheden van de wet (collectieve belangenbehar-tiging is verboden) stakeholders op een realistische lijn krijgen als het gaat om de bedrijfseconomische en maatschappelijke positie van het vak, financiering en toegankelijkheid van fysiotherapeu-tische zorg en onze rol in de zorgketen. Consumenten zijn zich bewust van het belang om fysiotherapie aanvullend te verzekeren.

Acties 2015• Evenwichtige contractvoorwaarden met zorgverzekeraars

• Vermindering administratieve druk, bijvoorbeeld door herziening richtlijn verslaglegging

• Continue politieke lobby in samenwerking met relevante partners om fysiotherapie goed verzekerd te houden in de BV en AV

• Krachtige communicatiecampagnes naar de zorgconsument om overstappen naar ‘consumentvriendelijke’ zorgverzekeringen te stimuleren

• Bevordering van collectiviteiten met werkgeversorganisaties en in-zet op het laten terugvloeien naar fysiotherapie van middelen die vrijkomen door kostenbesparing door substitutie naar de eerste lijn

• Faciliteren regionale zorggroepen en samenwerkingsverbanden voor betere positie in kader van decentralisaties en nieuwe zorg-concepten

• Voorstel voor overleg met opleidingen over in- en uitstroom

• Belangenbehartiging voor intramurale werkende fysiotherapeuten om hun positie te verbeteren door o.a.: inzetten op goede positie in DOT’s/keten- en transmurale zorg, ondersteunen bij cao-af-spraken, ontwikkelen programma kwetsbare cliënten en kwali-teitsprogramma voor 2e en 3e lijn

Leden binden

UitgangspuntLedentevredenheid als maatstaf voor vereniging en kantoor.

DoelSignificante verbetering van de tevreden-heid over het KNGF onder onze leden in 2016 ten opzichte van 2014. Het meren-deel van de leden kent en waardeert ons beleid en daarbij behorende activiteiten en voelt zich betrokken. Dit uit zich in verdubbeling van het aantal leden dat een RLV bijwoont. Het ledental blijft sta-biel en het aantal jonge leden groeit met 5 tot 15%.

Acties 2015• Verbetering van onze communicatie en

informatievoorziening, o.a. door een nieuw digitaal platform

• Activiteiten om jonge, startende fysio-therapeuten aan te spreken

• Toename van scholingsinitiatieven

• Verbeterde gids- en vraagbaakfunctie van kantoor met minimale doorlooptijden

• Toegankelijke producten en diensten

• Digitale enquêtes om u te betrekken bij de beleidsontwikkeling (denk aan jaarplan en aanpassing van de vereni-gingsstructuur)

• Besluitvorming over cao-v

• Optimaal gebruik maken van kennis en kracht van Beroepsinhoudelijke Vereni-gingen

Kwaliteit verbeteren

UitgangspuntTransparante kwaliteit waarbij de beroeps-groep de kwaliteit bepaalt en waarbij de administratieve lasten omlaag gaan.

DoelEen kwaliteitssysteem dat werkbaar is voor de leden en de transparantie biedt waar de maatschappij om vraagt. De pri-vacy is geborgd en het systeem leidt niet tot ongedekte kosten.

Acties 2015• Masterplan Kwaliteit in Beweging reali-

seren voor u en gedragen door u. Ken-merken: aangepaste richtlijn verslag-legging, eenvoudige set aan PROMS en een relevante en valide dataset, slimme infrastructuur voor dataverzameling en inzet op afschaffing beheersaudit.

• Nieuwe systematiek voor richtlijnont-wikkeling en richtlijnen voor multidisci-plinaire samenwerking

• Inzet wetenschappelijk onderzoek voor het aantonen van evidentie voor de kosteneffectiviteit en meerwaarde van fysiotherapie

• Project- en onderzoeksvoorstel voor Reumatoïde Artritis

• Projectplan met Beroepsinhoudelijke Verenigingen voor uitbreiding bevoegd-heden (Extended Scope)

Page 8: FysioPraxis maart 2015

FysioPraxis | maart 2015

KORT NIEUWSKORT NIEUWS

8 O V E R I G K O R T N I E U W S

HERZIENE DRUK VERSCHENEN

STANDAARDWERK VOOR DE MANUEEL THERAPEUTDe onlangs verschenen 11e druk van Extremiteiten, Manuele therapie in enge en ruime zin is een volledig herziene versie, waarin de meest recente evidentie is geïmplementeerd. Wat kenmerkt het boek en wat is er nieuw in deze editie?

Deze nieuwe editie bevat een sterk uitge-breid hoofdstuk over de schouder, waarin ook technieken voor de wervelkolom zijn meegenomen. Het hele boek staat nu online, en dat is handig voor een boek dat op papier bijna drie kilo weegt. Online staan ook circa 390 instructievideo’s van technie-ken, tests en oefeningen.

In dit zeer lijvige werk wordt het meerdimen-sionaal belasting-belastbaarheidsmodel als basis gebruikt voor het klinisch redeneren. Per perifeer gewricht worden de functionele aspecten, neurofysiologische aspecten, osteokinematica, artrokinematica en onder-

zoeks- en behandeltechnieken besproken. De schouder vormt hierbij het hoogtepunt met 165 pagina’s. In het eerste gedeelte

van het boek (bijna een derde) wordt ach-tergrondinformatie gegeven over een breed arsenaal aan onderwerpen, zoals biome-chanica, osteokinematica en artrokinema-tica, neuroanatomie, bindweefselherstel, rode vlaggen, gezondheidspsychologie, pijn, disregulatie en segmentale stoornis-sen. Ook manueel therapeutisch onderzoek, behandeling en klinisch redeneren worden uitgebreid besproken. Een breed opgezet standaardwerk dus voor de manueel thera-peut, en een zeer geschikt naslagwerk voor de algemeen fysiotherapeut.

D.L. Egmond en R. Schuitemaker, Extremiteiten, Manuele therapie in enge en ruime zin. 11e druk. Bohn Stafl eu van Loghum, 2014. ISBN 9789036805919. Omvang: 876 pagina’s, prijs: € 134,99.

Op www.extremiteiten.nl vindt u de verzamelde

reviews van het boek.

Posturologie staat voor kennis van de menselijke houding, de lichaamseigen (regel)systemen die hier invloed op heb-ben en, op basis van terugkoppeling, de integrale implementatie. Podo staat voor voeten en posturaal betekent ‘de houding betreffend’. Met andere woorden: door middel van de voeten wordt de houding beïnvloed. De podoposturaal therapeut ziet de voeten als de feitelijke basis van de staande en lopende houding en daarmee kan nie-mand het oneens zijn. Door het staan en lopen te doen veranderen, past de hou-ding zich aan. In Frankrijk en Italië wordt posturologie als een beroep beschouwd, in Nederland is het meer een interdisci-plinair toepasbare visie. De auteur van het boek Posturologie is ruim twintig jaar als podoposturaal therapeut werkzaam geweest en deelt zijn ervaringen en de

NIEUW BOEK OVER POSTUROLOGIE

HOUDINGKUNDE VOOR GEÏNTERESSEERDENontdekking van verrassende verbanden: • spanning motorische oogspieren reageert

op zwaartepuntverplaatsing;• dit geldt ook voor bepaalde vorm van

dyslexie;• kaaksluiting 3-D gerelateerd aan zwaar-

tepunt (stomatognatisch systeem; gewrichtsketen)

• Kwadrant Theorie multidisciplinair toe-pasbaar;

• hypothese: plantaire bindweefsel is vermoedelijk het ‘geheim’ achter de voet-zoolmassage;

• hypothese: ‘optische’ valgus een voor-voetvalgus?

Peter W.B. Oomens, Posturologie, Houdingkunde voor geïnteresseerden. Calbona uitgeverij, 2014. ISBN: 9789491872723. Omvang: 100 pagina’s, prijs € 16,95.

Page 9: FysioPraxis maart 2015

FysioPraxis | maart 2015

9

naar het effect van drie verschillende beweegprogramma’s op het denkvermogen (bijvoorbeeld het geheugen en de aandacht), activiteiten van het dagelijks leven (bijvoor-beeld koken) en de kwaliteit van leven bij jonge mensen met dementie. Het bleek ech-ter tijdens de onderzoeksperiode niet moge-lijk om de 150 benodigde deelnemers te vinden, omdat jonge patiënten meestal een druk leven hebben: ze reizen bijvoorbeeld of hebben nog jonge kinderen. De lange reistijd naar de revalidatiecentra waar de program-ma’s gegeven worden, is een extra obstakel.Uiteindelijk deden 15 mensen mee aan een conditieprogramma, 10 aan een flexibiliteit-ontspanningsprogramma en 28 aan een programma-aan-huis. Deze aantallen waren te klein om betrouwbare resultaten te ver-krijgen. De vraag of beweegprogramma’s in te zetten zijn als behandeling, blijft relevant. Daarom deelt Hooghiemstra haar ervarin-gen met andere onderzoekers, zodat zij geholpen worden met de opzet van nieuw interventieonderzoek.

Bron: VUmc

Omdat mensen die op jonge leef- tijd dementie krijgen meestal een druk leven hebben, blijkt het lastig hen te betrekken bij bewegingsonderzoek. Astrid Hooghiemstra beveelt daarom wetenschappers aan om beweeg-programma’s flexibel aan te bieden, inpasbaar in het leven van de patiënt. Jonge groep Wanneer dementie optreedt voor het 65e levensjaar, spreken we van dementie op jonge leeftijd. Omdat de ziekte zich bij deze groep jonge mensen openbaart in de bloei van hun leven, heeft de diagnose demen-tie een bijzonder grote impact op hun eigen leven en dat van hun naasten. Desondanks richten weinig onderzoeken zich specifiek op deze jonge groep. Een medicijn dat dementie bestrijdt, is nog altijd niet voorhan-den. Onderzoek naar niet-medicamenteuze behandelingen zijn van belang met het oog op zinvolle dagbesteding en passende zorg.

Beweegprogramma’sAstrid Hooghiemstra startte een studie

expositie over beweging en robotica

move it! hoe beweeg jij?Tot 30 augustus is in Natura Docet Wonderryck Twente de nieuwe expositie Move it! Hoe beweeg jij? te zien. Bezoekers van deze familietentoonstelling kunnen samen nagaan hoe je lichaam in beweging komt en blijft. Er is kracht, energie en infor-matie nodig om de 650 spiermotoren in je lijf aan te zetten om actie te ondernemen.Je kunt bijvoorbeeld testen hoe lang het duurt voordat je spieren gaan verzuren als je tegen de muur gebukt zit als een roeier of wanneer je emmertjes met inhoud optilt. Je kunt je hartslag en longinhoud meten en een reactiespelletje doen om de hersenen te testen. Er zijn ook robotbenen te zien. Tijdens de tentoonstellingsperiode worden er lezingen georganiseerd waarin dieper

op het thema Beweging en vooral ook op het thema Robotica wordt ingegaan. In de schoolvakanties staan de speciale activitei-ten in het teken van Move it! Hoe beweeg jij?Deze expositie is tot stand gekomen door samenwerking van de bioloog en conser-vator dr. Eric Mulder met de heer dr. Wim Hullegie, directeur Fysiogym Enschede en lector Eerstelijnszorg aan de THIM Hogeschool voor Fysiotherapie te Utrecht, Roessingh Research and Development, MST Enschede en de Universiteit Twente/ Biomechanical Engineering. Artica in Ootmarsum verzorgde de vormgeving en realisatie. Move it! is mede moge-lijk gemaakt met ondersteuning van de Provincie Overijssel en de Regio Twente.

Meer informatie:

www.wonderryck.nl.

promotieonderzoek

Flexibele beweegprogramma’S voor jonge menSen met dementie

Page 10: FysioPraxis maart 2015

OEDEEMTHERAPIE?

www.vodderschool.nl

“Science and beyond…III”

Conference from 19th -20th June 2015

In conjunction with

Key Note Speakers o.a:

Prof. dr. Patrick Calders, UG Gent, KU leuven, Department of Rehabilitation Sciences, Belgium FatPhysiology;itsspecificroleinlymphangiogenesis, lymphoedema,cancerandcancertreatment

Dr. Nele Devoogdt, KU Leuven, Department of Rehabilitation Sciences, Belgium Fluoroscopy;visualisationoflymphanatomyandlymph transportcapacitydemonstratedonpatients,creatinga rationalefortreatmentoptions

Nelly van Uden-Kraan, senior researcher in the research group “Living together with cancer” at the VU University and the VU University Medical Center in Amsterdam, The Netherlands IntroducingtheDutchOncoCompass;anonline self-managementtoolforcancerpatients

Professor Dr. Mira Meeus, Associate Professor, University of Gent, Rehabilitation Sciences and Physiotherapy, Belgium IntroducesthepresentationsofourMasterstudentsin Lymphology&Oncology

Othertopics:Scartreatment,StakeholdersviewonOncologyRehab,etc.

Friday Evening: Conference Dinner

Price for 2 days including dinner and lunches € 375

Location:Conference Hotel Harderwijk op de VeluweLeuvenumseweg 7NL - 3847 LA HarderwijkTel +31(0)341 801010Fax +31(0)341 801011Reservations can be made via E-mail: [email protected] (reference number HWY-GS6066).

For more information about the conference venue:

www.hotelharderwijk.com/en

Meer informatie over al onze cursussen en opleidingen?Neem dan een kijkje op onze website: www.deberekuyl.nl

www.backtogolf.nl

Mobilisation with Movement® Een veilige, 100% pijnvrije en effectieve manier van mobiliseren

voor alle fysiotherapeuten met sterke wetenschappelijke bewijsvoering

Cursus Mulligan Concept AB: 2 x 2 dagen Cursus Mulligan Concept C: 2 dagen Mulligan Concept Herhalingsdag Mulligan Specials SI en TMJ (kaakgewricht)

Cursussen zijn geaccrediteerd

www.mull iganconcept .n l

www.yvlo.nl [email protected]

CONGRES op 16 april“10 jaar ZwangerFit MOVE ON”

congres voor ZwangerFit trainer/coaches om kennis te delenlearnshops en workshops

de opleiding ZwangerFit start 23 september t/m 12 december

YVLO ZwangerFit kijk op LinkedIn, Facebook en Twitter

YVLO praktijkgericht….morgen aan de slag!

Page 11: FysioPraxis maart 2015

Fysiotherapeuten en orthopedisch chirurgen - ze werken veel samen in dezorg aan het bewegingsappa-raat van patiënten. Naast de patiënten- en consumentenwebsite www.zorgvoorbeweging.nl heeft de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) ook een jaarmagazine. Dit maga-zine is voor het publiek/de patiënt en bevat artikelen over bewegen, gezond-heid, orthopedie, preventie et cetera. De editie van 2015 wordt in een oplage van 54.000 stuks verspreid via de ortho-pedische maatschappen, afdelingen en vakgroepen. In het blad komt de

IMPULS aan zorgtechnoLogIe

ExpErtisEcEntrum GEzondhEidszorG En tEchnoloGiEFontys heeft samen met een groot aantal partners uit de zorg, het onderwijs en het bedrijfsleven het Fontys Expertisecentrum Gezondheidszorg en Technologie (Fontys EGT) opgezet. Dit expertisecentrum voorziet in de snel groeiende vraag naar een betere verbinding tussen onderwijs, zorgaanbieders en bedrijfsleven. Het Fontys EGT wil zorgprak-tijk en technologische mogelijkheden dichter bij elkaar brengen om zo een versnelling te bewerkstelligen. Ambitie is zorgtechnologie in de Brainport-regio via educatie, onderzoek en innovatie een forse impuls te bezorgen, om zo de kwaliteit van leven en zorg te verbeteren.

Voordeel voor velenVerschillende groepen profiteren van Fontys EGT: studenten krijgen een top-curriculum aangeboden, bedrijven krij-gen nieuwe hoogopgeleide professionals, betere mogelijkheden en faciliteiten voor R&D-activiteiten en een betere infrastruc-tuur. Zorginstellingen kunnen profiteren van hoogopgeleide specialisten en innovatieve oplossingen die bijdragen aan daadwerkelijk betere zorg. Zorgprofessionals en zorgon-dernemers kunnen bij Fontys EGT training

en (na)scholing krijgen in het toepassen van nieuwe technologie. Uiteindelijk hebben de cliënten van zorginstellingen en hun naas-ten voordeel omdat ze daadwerkelijk betere zorg ontvangen, meer aandacht krijgen en de eigen regie behouden.

EGT-partnersNiet eerder gingen in ons land op deze schaal hoger onderwijs, zorg en bedrijfsle-ven een dergelijke programmatische regio-nale samenwerking aan. EGT combineert

Op woensdag 25 februari bezocht minister-president Mark Rutte het Fontys EGT, samen met gedeputeerde Bert Pauli en vertegen-woordigers van VVD Eindhoven. Studenten Elle Verhoeven en Roy Schriek lieten de minister-president zien waar zij mee bezig zijn. Elle heeft mensen bezocht met dementie en naar aanleiding daarvan een Do It Yourself app ontwikkeld. Roy had robot Reeti speciaal voor dit bezoek geprogrammeerd: de robot, die door logopediestudenten gebruikt wordt in hun werk met kinderen, heette de aanwezigen van harte welkom. Ook de Health Mirror, een inter-actieve spiegel voor revalidatie en fysiothera-peutische oefeningen, werd gedemonstreerd.Bron: Fontys

de Fontys-expertise van 12 lectoraten en 8 hogescholen op het terrein van verpleeg-kunde en paramedisch, psychologie, sport, natuurwetenschappen, ICT, engineering, techniek en logistiek. Daarnaast heeft EGT een groot aantal partners uit onderwijs, zorg en bedrijfsleven, waarvan een deel ook zelf investeert in het EGT, zoals de zorginstel-lingen Vitalis, BrabantZorg, Van Gogh, het Catharina Ziekenhuis en Maxima Medisch Centrum, ICTdienstverlener Acknowledge en de onderwijsinstellingen Summa en TU/e.

gratIS wachtkaMerPakket

zorG voor BEwEGinGsamenwerking tussen orthopedisch chirurg en fysiotherapeut regelmatig ter sprake. Dit maakt Zorg voor Beweging Jaarmagazine ook zeer geschikt voor uw wachtkamer. Veel orthopedische maatschappen/vak-groepen hebben het magazine voorzien van eigen content. Voor een regiospecifiek wachtkamerpakket kunt u contact opne-men met de orthopedische maatschap/vakgroep in uw regio. Een pakket met vier generieke exemplaren Zorg voor Beweging Jaarmagazine kunt u als KNGF-lid gratis opvragen bij de NOV (zo lang de voorraad strekt). Op www.zorgvoorbeweging.nl of via www.issuu.com (zoek op ‘NOV jaarma-

gazine’) kunt u het Zorg voor Beweging Jaarmagazine 2015 online bekijken.

Wilt u gebruikmaken van dit aanbod? Stuur

dan een mailbericht naar NOV@orthopeden.

org met vermelding van uw naam, uw KNGF-

lidmaatschapsnummer en het bezorgadres.

MInISter-PreSIdent Mark rUtte bezoekt FontyS egt

FysioPraxis | maart 2015

11

Foto

: Rie

n M

eulm

an

Page 12: FysioPraxis maart 2015

N i e u w e p r a k t i j k e N12

Fysiopraxis | maart 2015

Voorkomen is beter dan genezen. Tanja van Balen en Nick King werken sinds 2009 in hun praktijk Make a Move in Rotterdam aan de combinatie ervan: voorkomen én genezen. Tekst: Frank van Geffen | Fotografie: Wiep van Apeldoorn

TaNja VaN BaleN is fysiotherapeut, Nick King is personal trainer. Het team van Make a Move telt inmiddels twee fysiotherapeuten, vier personal trainers en een trainer voor kleine groepen. De fysiotherapeuten werken ook als personal trainer en geven groepslessen. Cliënten kunnen afwisselend trainen met zowel een fysiotherapeut als een personal trainer, of in een groepsles. Het enthousiasme voor het aanbod van Make a Move is groot: wekelijks trainen er nu ongeveer twintig kleine groepen en krijgen veel mensen aanwijzingen van hun personal trainer.Van Balen startte in 2006 met het begeleiden van één klant op persoonlijke basis. langzaam groeide haar prak-tijk, vooral door mond-tot-mondreclame. Ze ontmoette personal trainer Nick King. Hij bleek dezelfde visie te hebben op functionele training, een training die men in het dagelijks leven kan toepassen, en het centraal stellen van de klant en/of patiënt. Dat leidde in 2009 tot de oprich-

ting van hun gezamenlijke praktijk: Make a Move. Mensen komen er zowel om een persoonlijk (trainings)doel te bereiken als met klachten aan het bewegingsapparaat zoals heup-, lies- en rugklachten, knieklachten, nek- en schouderklachten of sportblessures. Ook voor vagere pijnklachten die bewegingsgerelateerd zijn, kloppen mensen aan bij Make a Move.

Samenwerking Van Balen: “In onze praktijk werken fysiotherapeuten nauw samen met personal trainers. Niet alleen bij ons, maar in heel Nederland zien wij een verschuiving van mensen die hulp zoeken bij trainers in plaats van bij fysiotherapeuten. Dit is geen toeval. Veel trainers zijn goed opgeleid, weten waar hun expertise

Make a Move

Voorkomen én genezen

‘We willen mensen na één behandeltraject niet meer terugzien voor dezelfde klacht’

Page 13: FysioPraxis maart 2015

FysioPraxis | maart 2015

13

ligt en kennen hun grenzen. Als iemand pijn heeft en bijvoorbeeld een bepaalde beweging niet kan maken in een training, dan verwijst onze trainer door naar de fysio-therapeut. Die doet onderzoek en adviseert niet alleen de klant, maar ook de trainer over wat wel en niet goed is op dat moment. Heel vaak zijn twee of drie behandelingen genoeg en is het probleem opgelost. Een trainer kijkt met de klant naar diens doel en vult de trainingen daarop in. Een fysiotherapeut vraagt naar het probleem en de hulp-vraag. Als het probleem is opgelost, iemand weer in staat is tot de ADL en kan sporten, gaat de trainer verder. Je kunt zeggen dat wij als fysiotherapeuten veel aan onder-zoek/assessment en correctie doen. We bereiden vooral voor. De trainer daarentegen kijkt naar de trainingsvaria-belen en verhoogt bijvoorbeeld volume en intensiteit. Om dit veilig te doen, behouden zij ook vaak een deel waarin aandacht is voor correct bewegen, voor het corrigeren en sterker maken van de zwakste schakel.”De meeste trainers bij Make a Move hebben een alge-mene opleiding zoals CIOS of ALO met daarnaast een aantal specifieke opleidingen zoals personal trainer van de Functional Training Academy en Chivo functioneel trainen.

• Fotobijschrift

Voorlichting en beweging De samenwerking tussen fysiotherapeuten en personal trainers gaat nog verder, legt Van Balen uit: “Achter de schermen hebben trainers en fysiotherapeuten afstemming over mogelijke blessures en persoonlijke doelstellingen, zodat trainingen en/of behan-delingen naadloos op elkaar aansluiten. Onze personal trainers, fysiotherapeuten en coaches werken op fysiek, voedingstechnisch en mentaal vlak met de meest recente en bewezen effectieve inzichten. Bovendien hebben ze een enorme dosis praktijkervaring. Wij gaan bij fysiothe-rapie voor een actieve aanpak. Voorlichting en beweging zijn de belangrijkste aspecten. In een onderzoek kijken we naar bewegingspatronen en door oefeningen probe-ren we de zwakke en sterke schakels in het lichaam weer >>

Uit en thuisDe trainingen vinden plaats in een van de trai-ningsruimten in de Make a Move-studio of buiten in de directe omgeving: het Scheepvaartkwartier en het park rond de Euromast. Personal trainers van Make a Move komen ook naar mensen toe om thuis te trainen als het hun niet lukt om naar de studio te komen. De trainers gaan ook naar bedrijven voor incompanytrainingen. Make a Move verhuisde vorig jaar van een oud pakhuis naar een ruim pand aan de Houtlaan in Rotterdam.

13

Tanja van Balen (r.)

Page 14: FysioPraxis maart 2015

N i e u w e p r a k t i j k e N14

Fysiopraxis | maart 2015

met elkaar in balans te brengen. Wij gaan hierin een stap verder dan de meeste fysiotherapiepraktijken. Wij streven niet alleen naar het verhelpen van de klacht, maar ook naar herstel van volledige participatie in dagelijks leven en in sport. We willen mensen dan ook na één behandeltra-ject niet meer terugzien voor dezelfde klacht.”

Werkwijze Uit bovenstaande blijkt dat de persoonlijke aanpak bij Make a Move erg belangrijk is. “Er hangt bij ons geen medische sfeer, we hebben geen apparatuur en geen wachtkamer. We hebben wel een huiskamer waar mensen een krant kunnen lezen en koffie of thee kunnen drinken. Onze fysiotherapeutische behandelin-gen duren dertig minuten. Binnen drie behandelingen moet er verbetering zichtbaar zijn. Is dat niet het geval, dan verwijzen we door. Zowel de fysiotherapeuten als de trainers weten veel van bewegingspatronen en werken volgens een holistische aanpak, zonder zweverig te zijn. We helpen mensen hun problemen zelf op te lossen en het lichaam de kans te geven het zelfherstellend vermo-gen in te zetten. Dat zit ook achter onze keuze om zon-der apparaten te werken. Bovendien maak je het mensen daardoor gemakkelijk om thuis de oefeningen te doen. Dat kan met simpele hulpmiddelen als een stoel of de onderste tree van de trap. Zowel de fysiotherapeuten als de trainers werken volgens best-evidence methoden. Ze doen allemaal aan verslaglegging en nemen allen deel aan collegiaal overleg.”

Actieve aanpak Cliënten komen speciaal voor de ac-tieve aanpak bij Make a Move. “Daarvoor hebben we bewust gekozen”, meldt Van Balen. “Die activiteit heb-

ben we verweven in de inrichting van de praktijk. Onze behandelkamer is standaard ook oefenruimte. Naast het uitvoeren van goed onderzoek en eventueel wat manu-ele technieken wordt er met name geoefend en zo snel mogelijk toegewerkt naar de autonomie van de klant. Wij doen na een anamnese met al onze klanten ook een algemene screening om de basisbeweegpatronen te onderzoeken. Aangevuld met specifiek onderzoek kunnen we heel gericht een oefenprogramma inzetten en advies geven over bewegen in het dagelijks leven. Mensen blijken vaak zelf hun klachten in stand te hou-den. Met de juiste adviezen heb je meestal binnen een paar dagen al een goed resultaat op pijnvermindering, ook als de klachten al jaren bestaan. We zijn allemaal lid van het Functional Training Netwerk en delen daar onze kennis en ervaring. We organiseren vier scholingsdagen per jaar voor alle aangesloten trainers. Daarnaast zijn we aanhangers van Chivo. We besteden veel aandacht aan ademhaling, juiste kernspanning en beweegpatronen en vanuit het centrum bewegen: respireren, centreren en integreren.”

Verzekeraars Make a Move kiest ervoor om niet-ge-contracteerd te werken. Van Balen: “Wij hebben een af-spraak met de klant en de klant heeft een afspraak met zijn of haar verzekeraar. Daar willen wij niet tussen zitten. De samenwerking met de klant is hierdoor veel helderder en ook het inzicht in wat de begeleiding kost. De klant weet altijd precies wat iets kost en wat het oplevert. De factuur sturen we direct naar de klant. Natuurlijk hebben we wel de vereiste registraties zoals BIG, CKR en AGB. Veel klanten kunnen de factuur gewoon indienen bij hun zorgverzekeraar. Door deze manier van werken hebben we, denken wij, geen no shows: mensen die niet komen opdagen zonder af te zeggen. Dat gebeurt hooguit één of twee keer per jaar! In de praktijk waar ik eerder werkte, waren dat er twee tot drie per therapeut per dag! Dan kun je dus uitrekenen dat dat op tien therapeuten - zo groot was de praktijk - minimaal € 600 per week kostte, dus een slordige € 31.000 per jaar voor niet uitgevoerde behandelingen!”

Kosten De kosten voor het werken met een personal trainer of in kleine groepen trainen zijn hoger dan bij een sportschool of fitnesscentrum. “Dat klopt”, geeft Van Ba-len toe. “Maar als mensen voor € 60 per maand iedere week een vaste trainingsafspraak hebben met een goede trainer die hen kent en de training waar nodig aanpast, dan is hun dat het geld dubbel en dwars waard! De effec-tiviteit van onze trainingen is vele malen hoger dan wan-neer iemand zonder vaste afspraak een les kan volgen in een fitnesscentrum. De persoonlijke aandacht krijgen mensen niet alleen in de personal training en fysiothera-pie, maar ook in de groepen. De groepen zijn klein: twee tot maximaal acht personen.”

Meer informatie:www.makeamove.todaywww.functionaltraining.net

‘Door deze manier van werken hebben we geen no shows’

Page 15: FysioPraxis maart 2015

FysioPraxis | maart 2015

a c h t e r h e t n i e u w s 15

Het tuchtcollege oordeelt

Sms’jes kunnen leiden tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, zo blijkt uit verschillende uitspraken van de tuchtcolleges. In dit artikel twee voorbeelden hiervan.Tekst: Betty Kroes, KNGF

Contact met patiënten via sociale media

VolgenS de BeroepSethIek en gedragsregels voor de Fysiotherapeut moet de fysiotherapeut die vermoedt dat bij de patiënt andere dan zakelijke en in een hulp-verleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, zich ervan vergewissen en zo nodig de patiënt er tactvol op attenderen, dat deze gevoelens niet kunnen worden beantwoord (zie regel 39b). toch ziet de tuchtrechter nog steeds fysiotherapeuten die zich hier niet aan houden.

Bijvoorbeeld de fysiotherapeut die zeer kort na de aanvang van de behandeling een stroom van sms’jes ontvangt van zorgvrager/klaagster, die niets met de behandeling te maken hadden. de tuchtrechter stelde: “het had voor verweerder direct of althans gelet op de voortgaande stroom sms-berichten binnen enkele dagen duidelijk moeten zijn, dat er andere dan zakelijke gevoe-lens in het spel waren, althans konden zijn. hij had zich daar toen al van moeten vergewissen en klaagster meteen duidelijk moeten maken dat deze gevoelens niet konden worden beantwoord. daarmee is het college van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig te werk is gegaan door haar eerst aansluitend aan de behandeling mede te delen dat hij de behandeling wenste te beëindigen.” Van een afkoelingsperiode is in deze casus echter geen sprake. er ontstaat een zogenaamde ‘uit het oogpunt van goed hulpverlenerschap tuchtrechtelijk verwijtbare seksuele relatie’. de echtgenote van de fysiotherapeut komt erachter, en de eveneens getrouwde klaagster blijkt zwanger. Ze krijgt een miskraam. de fysiotherapeut krijgt aan het eind van deze turbulente periode een berisping. Wie de verwekker is, blijft in het midden.

hij is niet de enige fysiotherapeut die de mist in gaat. ook de volgende regels worden niet altijd in acht genomen: • de fysiotherapeut dient zich tegenover de patiënt en

diens eventuele begeleiders respectvol te gedragen. Informaliteit die niet duidelijk gewenst is, dient achter-wege te blijven.

• de fysiotherapeut dient alle onvermijdelijke handelingen die mogelijk als te informeel of als erotisch (bedoeld) zouden kunnen worden opgevat, te verklaren en met de nodige zorg te omgeven. hierbij dient toestemming van de patiënt te worden afgewacht.

Voorbeeld 2: een collega van middelbare leeftijd had ’s avonds een intensieve berichtenwisseling met een minderjarige patiënte van zestien jaar. de toenadering, de inhoud van de berichten en het tijdstip waarop ze werden verzonden, nota bene ook nog nadat klaagster aangegeven heeft dat ze van haar moeder niet meer mag reageren, wordt als grensoverschrijdend en van ongepaste aard beoor-deeld. Bovendien getuigt dit gedrag al helemaal niet van een respectvol en professioneel optreden. op de vraag van het college of verweerder bekend is met de hier bedoelde richtlijn, luidde het antwoord ontkennend. dit antwoord betekent dat verweerder zelfs tijdens deze tegen hem aanhangig gemaakte procedure niet de moeite heeft genomen zich te vergewissen van de voor zijn beroepsgroep geldende gedragsregels. het college acht dit zorgwekkend, te meer nu verweerder – zoals hijzelf heeft verklaard – meermalen is aangesproken op de onwenselijkheid van het onderhouden van contacten met patiënten via sociale media.

Tuchtrecht Binnen de Wet BIG is het tuchtrecht van de beroepsbeoefenaren die geregistreerd zijn in het BIG-register, geregeld. Het tuchtrecht wordt uitgeoefend door vijf Regionale Tuchtcolleges met als beroepsinstantie het Centraal Tuchtcollege. Met het tuchtrecht kan de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg worden getoetst. Gaat een hulpverlener niet zorgvuldig te werk, dan kan dit leiden tot een aantekening in het BIG-register of zelfs tot doorhaling van de inschrijving. Alleen uitspraken die gevolgen hebben voor de beroepsuitoefening, wor-den aangetekend in het BIG-register. Bij het Regionaal Tuchtcollege kun-nen de rechtstreeks belanghebbenden klagen, zoals de patiënt, familiele-den of kinderen van de patiënt en de (wettelijk) vertegenwoordiger. Ook een werkgever of instelling kan belanghebbende zijn, evenals een collega. Verder kan de inspecteur van de Gezondheidszorg een klacht indienen.

Page 16: FysioPraxis maart 2015

U kent Chemodol,

de hypo-allergene

afwasbare massage-

olie. Maar kent u ook

Chemolan, de gel van

Chemodis? Een ideale

gel voor toepassing

bij echo-, ultrageluid-

en elektrotherapie.

Want de behandel-

koppen en elektroden

worden niet aan-

getast, de gel maakt

geen vlekken, is

reukloos en makkelijk

afwasbaar.

Bovendien heeft u

voor een optimaal

resultaat maar

weinig nodig.

Als u daar de voor-

delen van inziet en

meer informatie wilt,

neem dan contact op

met uw leverancier.

Of bel voor meer

informatie:

0800-chemodis

(0800-24 36 63 47).

www.chemodis.nl

Chemodis B.V.Para-medische FarmaciePostbus 9160NL-1800 GD AlkmaarTel. +31 (0)72 - 520 50 83Fax +31 (0)72 - 512 82 14

Van Chemodol zult u niets horen.

Dat ligt voor de hand CHEMODIS

Page 17: FysioPraxis maart 2015

FysioPraxis | maart 2015

17

Tekst: Frank van Geffen

o P vat t i n g e n

“Als iemand met een duidelijke hulp-vraag komt, is het gemakkelijker om een realistisch behandeldoel te stellen. Iemand wil bijvoorbeeld de duizend meter naar de supermarkt kunnen lopen. Dan is het behandeldoel niet ingewikkeld en erg realistisch. Wanneer de cliënt niet in staat is om zelf een realistisch doel te stellen, zal ik deze samen met de cliënt formuleren. Daardoor vermijd je dat je gaat behandelen zonder doel. Lage behandeldoelen zijn snel te bereiken, dus misschien realistischer.

Als een cliënt zijn doel te hoog stelt, leg ik uit wat ik kan bieden. Dat onderbouw ik met wetenschap-pelijke kennis en mijn huidige ervaring. Dan stellen we de haalbaarheid vast. Bij een te laag doel probeer ik de cliënt ervan te overtuigen dat er meer mogelijk is. Naarmate je meer ervaring krijgt, verwacht ik dat het eenvoudiger wordt om realistische behandeldoelen te stellen. Zeker in het begin van mijn carrière was ik al snel te ambitieus wat betreft het stellen van realistische behan-deldoelen.”

“Het is moeilijk om realistische doelen te stellen, maar het is zeker mogelijk. Onder realistisch versta ik: lijkend op de werkelijkheid. Je maakt goede afspraken over het behandeldoel, samen met je cliënt. Dat doel moet SMART geformu-leerd zijn en daar zit de R van Realistisch al in. Heeft een cliënt te hoge verwach-tingen van de mogelijkheden van fysiotherapie, dan vertel ik dat meteen. Anders loopt het resultaat uit op een teleurstelling. Het grootste deel van de patiënten komt met een pijnklacht, wij behandelen de stoornis op functieniveau. Daarbij maken we gebruik van de International Classification of Functioning, Disability and Health, de ICF. Met deze clas-sificatie in de hand proberen wij rela-ties te leggen tussen de verschillende dimensies. Als een cliënt pijn in de rug heeft, vraag ik door. Wanneer treedt de pijn op? Bij welke beweging precies? Ik analyseer die beweging om zo tot de mogelijke oorzaak van de klacht te komen. Op basis daarvan doe ik een realistisch behandelvoorstel.

Tussen de hulpvraag en onze behandelmogelijkheden kan een discrepantie zitten. Dan is het lastiger. Dit moet je met de patiënt bespreken om tot een behandel-overeenkomst te komen.”

“Het is vaak mogelijk om een realistisch behandeldoel te stellen, en soms is het moeilijk. Mijn eerste overweging daarbij is: om wiens doel gaat het eigenlijk? Van de fysiotherapeut of de hulpvrager? Het woord ‘Realistisch’ speelt een belang-rijke rol bij het SMART formuleren van doelen. Tegenwoordig wordt die R ook wel uitgelegd als ‘Relevant’. Dan gaat het om de relevantie van het doel voor de hulpvrager. Komt iemand met een onrealistische vraag, bijvoorbeeld een te grote spor-tieve prestatie in verhouding tot de leeftijd, dan is dat een opening voor een bepaald gesprek. Het doel om iets niet te doen, is té snel bereikt. Zo’n hulpvrager heeft wellicht geen realis-tisch beeld van zijn mogelijkheden. Hij verwoordt echter wel een gevoel.

Met shared decision making probeer je tot een realistisch behandeldoel te komen. Realistisch kun je ook naar je eigen competenties toe redeneren. Dan lijkt het realistisch, maar is het de vraag of het voor de hulpvrager relevant is. Dat is een valkuil waar je niet in wilt trappen.”

“ Realistische behandeldoelen stellen is moeilijk”

Wytse Bongers (24) is fysiotherapeut bij Haalboom & Van der Kleij in Utrecht. Hij doet de master Klinische Gezondheids- wetenschappen.

Andries de Lange (38) is docent bij SOMT in Amersfoort en fysiotherapeut en master manuele therapie in Leidschendam.

Bob Vermeeren-de Groot (32) is manueel therapeut (i.o.) en fysiotherapeut in Lemmer.

Page 18: FysioPraxis maart 2015

18

FysioPraxis | maart 2015

Normaliseer het probleemDe ervaring leert dat een gesprek over laaggeletterdheid het meeste effect heeft wanneer het probleem zoveel mogelijk wordt genormaliseerd. Laaggeletterden weten vaak niet dat er in Nederland 1,3 miljoen volwassenen zijn die moeite hebben met lezen en schrijven. Stel de patiënt dus op zijn gemak en vertel dat hij niet enige is. Vaak zijn laaggeletterden in het verleden op negatieve wijze gecon-fronteerd met hun lees- en schrijfachterstand. Uw vertrou-wensrelatie met patiënten is een goede uitgangspositie voor het voeren van een positief gesprek: een gesprek over beter leren lezen en schrijven.

Ex-laaggeletterde en Taalambassadeur Leen: “Mijn vorige huisarts durfde ik niet in vertrouwen te nemen, omdat we niet zo’n goede band hadden. Ik ben blij dat mijn nieuwe huisarts de tijd nam om erachter te komen dat ik laag-geletterd ben en begrip toonde door dingen extra goed uit te leggen.”

Hoe motiveert u de patiënt er zelf iets aan te doen?Niet alle laaggeletterden voelen zich in het dagelijks leven belemmerd door hun lees- en schrijfachterstand. Probeer erachter te komen wat de motieven (kunnen) zijn voor uw patiënt om beter te leren lezen en schrijven. Belangrijk hierbij is dat u:• empathisch bent;• meeveert met eventuele weerstand;• eigen-effectiviteit van de patiënt ondersteunt;• discussie vermijdt.

I N D E P R A K T I J K

In de vorige uitgave van FysioPraxis heeft u kunnen

lezen hoe u lees- en schrijfproblemen bij patiënten

kunt herkennen. U heeft wellicht het Taal maakt

gezonder-notitieblokje al op uw bureau liggen.

Vermoedt u dat iemand laaggeletterd is? Vraag

voorzichtig door en toets eventueel uw vermoeden

door de persoon te vragen om iets op te schrijven

of te lezen. Autochtone laaggeletterden kunnen zich

behoorlijk schamen voor hun lees- en schrijfprobleem

en verbergen dit liever. Hiertoe gebruiken zij soms

smoesjes, zoals “Ik ben mijn leesbril vergeten”.

Hoe bespreekt u lees- en Als onderdeel van de gelijknamige campagne die de Verenigde EersteLijns Organisaties (VELO) samen met Stichting Lezen & Schrijven voert, informeert het KNGF, als partner van VELO, u via de driedelige serie Taal maakt gezonder over de problematiek van laaggeletterdheid. De artikelen geven achtergrondinformatie en concrete tips om:1. laaggeletterdheid in uw zorgpraktijk te herkennen

(FysioPraxis februari);2. lees- en schrijfproblemen met patiënten te bespreken

(FysioPraxis maart);3. laaggeletterde patiënten door te verwijzen naar

taalscholing (FysioPraxis april).Tekst en beeld: Stichting Lezen en Schrijven

Taal maakt gezonderDeel 2

U bent zorgverlener in de eerstelijnszorg. U vermoedt of weet dat sommigen van uw patiënten laaggeletterd zijn en dat dit de behan-deling van hun klachten kan belemmeren. U kent de feiten en de cijfers en u herkent de signalen die kunnen wijzen op lees- en schrijf-problemen. Werkt u nauw samen met andere zorgverleners? Dan is het goed om gezamenlijk afspraken te maken over hoe u laaggelet-terdheid bespreekbaar maakt in uw zorgpraktijk. Wat kunt u doen om dit bespreekbaar te maken? En hoe kunt u hen helpen om de stap te zetten naar taalscholing?

Page 19: FysioPraxis maart 2015

Huisarts: ‘Nu pas snap ik dat het geen onwil was, maar dat mijn patiënt me gewoon niet begreep’

FysioPraxis | maart 2015

19

Dit zijn kenmerken van motiverende gespreksvoering (bekend uit o.a. de verslavingszorg). Andere technieken die u hierin kunt toepassen zijn: refl ectief luisteren, discre-pantie ontwikkelen, agenda bepalen, toestemming vragen en uitlokken van verandertaal.

Waarom beter lezen en schrijven? Mensen zijn over het algemeen beter te motiveren voor gedragsverandering door redenen die zij zelf hebben bedacht. Vraag de patiënt in welke gevallen hij ‘last’ heeft van zijn beperkte taalvaardigheden. Stel zoveel mogelijk open vragen. U kunt voorbeelden geven, zoals lezen van bijsluiters van medicijnen, het reizen met het openbaar vervoer of het vinden van een baan. Probeer de patiënt zelf wenselijke scenario’s te laten schetsen, zoals: “Het zou fi jn zijn als ik niet meer afhankelijk ben van mijn partner om formulieren in te vullen en brieven te lezen.”Ouders willen doorgaans het beste voor hun kind. Zij staan waarschijnlijk meer open voor gedragsverandering als dit in het belang is van hun kind. Vertel hoe belang-rijk het is dat kinderen thuis het goede voorbeeld krijgen wat betreft lezen. En leg uit dat (voor)lezen niet alleen erg leuk is, maar ook belangrijk voor de taalontwikkeling van kinderen.

Informeer de patiënt over taalscholingVertel de patiënt dat er oplossingen zijn voor lees- en schrijfproblemen en dat je nooit te oud bent om te leren. Maar onderschat de stap naar taalscholing niet: het vergt voor velen al veel moed om uit te komen voor hun laag-geletterdheid. Vraag of uw patiënt meer zou willen weten over de mogelijkheden om beter te leren lezen en schrijven in de buurt. Maak eventueel een vervolgafspraak om hier verder over te praten. In deel 3 van deze serie leest u meer over doorverwijzen naar taalscholing.

Eenvoudig communicerenZolang iemand nog moeite heeft met lezen en schrijven, is het belangrijk dat u uw communicatie aanpast. Let kritisch op uw taal- en woordgebruik en neem uw schrif-telijke communicatie eens onder de loep. Denk aan website, folders, brieven en formulieren, maar vergeet ook de bewegwijzering op uw werklocatie niet. Iedereen is gebaat bij heldere communicatie.

schrijfproblemen?

Stichting Lezen & Schrijven is altijd op zoek naar ervaringen uit de praktijk. Deel uw ervaring of tip via [email protected].

Taal maakt gezonderTips en tools

• Alle fysiotherapiepieprakrijken hebben eind 2014 een pakket ontvangen met een wachtkamerboekje, de poster en het notitieblokje. Wilt u (nog) een pakket ontvangen, dan kunt u een mail sturen met naam, lidmaatschapsnummer en postadres naar [email protected] ovv Taal maakt gezonder. De voorraad is beperkt, dus op=op.

• Kijk voor bronnen, meer feiten, tips en tools op www.taalmaaktgezonder.nl.

• In het stappenplan Aanpak laaggeletterdheid bij patiënten leest u hoe u het onderwerp in uw organisatie op de agenda kunt zetten en houden. www.taalmaaktgezonder.nl - zoeken op ‘aanpak patiënten’.

• Stichting Lezen & Schrijven kan een masterclass organiseren waarin u en uw collega’s meer te weten komen over het omgaan met laaggeletterdheid in de praktijk inclusief (oefening met) tips voor motiverende gespreksvoering. De bijeenkomst wordt kosteloos en op locatie verzorgd. Neem voor meer informatie contact op via [email protected] of bel naar 070 302 2660.

• Nodig eens een Taalambassadeur uit om collega’s bewust te maken van de problematiek en/of om uw informatie te beoordelen op begrijpelijkheid. www.taalmaaktgezonder.nl - zoek op ‘Gezondheidszorg presentaties’ of mail [email protected] of bel naar 070 302 2660.

In de volgende FysioPraxis deel 3 in de serie Taal maakt gezonder: Hoe verwijst u een patiënt door naar taalscholing?

Page 20: FysioPraxis maart 2015

Zijn uw inkomsten wel zo zeker als u denkt?

Arbeidsongeschiktheid

K N G F - s e r v i c e20

Als zelfstandig fysiotherapeut bent u vol passie bezig met uw vak. U zet u in voor uw patiënten en uw praktijk. Maar staat u wel eens stil bij de zakelijke kanten? Bijvoorbeeld de financiële zekerheid als u zelf niet meer kunt werken? Het is verstandig om dit wel te doen, want er kunnen zich ontwikkelingen voordoen in uw praktijk of wettelijke wijzigingen. Dan is het belangrijk dat u een goede aov hebt en dat deze aansluit op uw huidige én toekomstige situatie.Tekst: Bas Jongeling, Movir en Frank van de Geest, KNGF

FysioPraxis | maart 2015

Hebt u wel inkomsten na uw 60e?Een arbeidsongeschiktheidsverzekering is een langlo-pende verzekering. Dat betekent dat u kiest voor een eindleeftijd, die meestal aansluit op uw pensioen. Laten we eens kijken naar deze eindleeftijd. Er zijn namelijk nogal wat ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op uw gekozen eindleeftijd. Goodwill bijvoorbeeld werd gezien als aanvulling op het pensioen of ter overbrugging naar de pensioengerechtigde leeftijd. De goodwill staat onder druk en de pensioenleeftijd schuift verder op (inmid-dels al naar 67 jaar). Wanneer gaat úw pensioen in? Sluit dit aan op uw eind-leeftijd en zo niet, hebt u voldoende middelen om deze periode financieel te overbruggen? Volgens de cijfers van arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Movir heeft meer dan 50% van de verzekerde fysiotherapeuten een eindleeftijd van 60 jaar of jonger op hun polis. Dat betekent dat zij minimaal een inkomensgat van 7 jaar hebben bij arbeidsongeschiktheid.

Kent u de risico’s door aanpassing pensioenfonds sPF?Een goede arbeidsongeschikt-heidsverzekering is nog belang-rijker nu de Stichting Pensioen-fonds voor Fysiotherapeuten (SPF)

heeft besloten geen premievrijstelling voor de pensioenop-bouw meer te verlenen wanneer u geen inkomensvervan-gende uitkering op minimumloonniveau hebt. Uw risico is hiermee een stuk groter geworden. Stel, u bent 40 jaar en als zelfstandig fysiotherapeut raakt u 100% arbeidson-geschikt, maar u hebt geen inkomensvervangende uitke-ring. Dan heeft u tot uw pensioengerechtigde leeftijd geen inkomen. En omdat uw pensioenopbouw ook niet verder gaat, is uw uiteindelijke pensioen ook nog eens een stuk lager. Het SPF heeft u daarom onlangs in een brief geadvi-seerd een aov af te sluiten.

verandert uw inkomen? De hoogte van het inkomen dat u hebt verzekerd, is uiteraard ook een belangrijke factor. Is dit nog steeds hetzelfde bedrag als toen u uw verzekering sloot? Wellicht is dit jaren geleden en was u toen een jonge starter. Dan is het essentieel om te laten beoordelen of dit bedrag nog aansluit op uw huidige inkomen en (nog belangrijker) uw uitgavenpatroon. Kijk daarbij ook vooruit. Hebt u kinderen die nog gaan studeren? Kunt u dit nog betalen als u arbeidsongeschikt raakt? Of bent u juist in een andere levensfase en zijn uw huidige en toekomstige lasten niet zo hoog meer? Of hebt u een partner met een goed inkomen? In deze laatste gevallen kunt u de hoogte van het verzekerde bedrag op uw aov naar beneden aan laten passen. Bij Movir kunt u jaarlijks uw aov met 10% verhogen zonder dat u medische waarborgen hoeft aan

te leveren.

Wat zijn uw reserves?Net als het verzekerde bedrag zou u ook de eigenrisicotermijn goed onder de loep moeten nemen. In het verleden heeft u misschien bewust gekozen voor een kortere eigenrisico-termijn, bijvoorbeeld vanwege een gewenste zwangerschap of omdat u over weinig finan-ciële reservemiddelen beschikte. Mogelijk is ook hierin uw situatie veranderd. En mogelijk kunt u besparen op uw maandelijkse aov-premie. Uw verzekeringsadviseur kan u helpen de juiste inschatting te maken zodat u zorgeloos kunt werken en leven.

KNGF-leden ontvangen bij Movir en Interpolis 10% kor-ting op een beroepsarbeidsongeschiktheidsverzekering. Meer informatie vindt u op www.fysionet.nl, zoekterm ‘particuliere verzekeringen’. Wilt u een premie-indicatie, dan kunt u contact opnemen met uw verzekeraar of deze online berekenen op www.movir.nl.

Page 21: FysioPraxis maart 2015

Wat vindt u ervan dat het KNGF zich met deze boodschap rechtstreeks tot consumenten richt?

21

Consumentencampagne aanvullende verzekering

Wat vindt u ervan?

FysioPraxis | maart 2015

Kunt u aangeven welke uitingen u heeft gezien gedurende de campagne, en welke media u zelf heeft ingezet om de campagne te ondersteunen en de boodschap te verspreiden?

In november en december 2014 heeft het KNGF een campagne gevoerd om de consument te wijzen op ‘goede’ en ‘slechte’ aanvullende verzekeringen. Het KNGF wilde weten wat haar leden van deze campagne vonden. Daarom is er een enquête uitgezet onder 1.958 KNGF-leden die werkzaam zijn in de eerste lijn. Hieraan hebben 258 personen gehoor gegeven.

Dit is de mening van de KNGF-leden:• 87% is positief over de consumentencampagne;• 83% ziet graag dat het KNGF zich volgend jaar op een

vergelijkbare manier en met een vergelijkbare bood-schap op de consument richt.

Veel leden geven aan liever van het positieve uit te gaan en willen alleen ‘goede’ polissen voor het voetlicht brengen. Anderen geven aan een conflict te ervaren tussen de verzekeraar die eisen stelt aan het maximale aantal behandelingen en de patiënt die goed verzekerd is en daarom juist meer behandelingen wenst. Niet iedereen zit te wachten op patiënten die onbeperkt verzekerd zijn voor fysiotherapie, en sommigen voelen gêne om dure polissen aan te bevelen aan patiënten die niet veel te besteden hebben.

Uitstekend gedaan, het is van groot belang dat consumenten zich hier van bewust zijn.De boodschap is goed, maar moet stelliger gepresenteerd worden.De boodschap is goed, maar moet subtieler gepresenteerd worden.Ik vind het helemaal geen taak van het KNGF om een campagne te voeren gericht op consumenten.Ik zou liever zien dat het KNGF een andere boodschap voor het voetlicht brengt.

64%

14%

9%

4%

9%

Mening van patiënten over de campagne, gevraagd aan de fysiotherapeut

90% heeft met patiënten gesproken over de campagne;- 41% heeft gesprekken actief gestuurd naar de campagne;- 49% heeft alleen de campagne ter sprake gebracht als de patiënt er over begon.

= gezien = gebruikt

0%

20%

40%

60%

80%

100%

120%

Gezien

Gebruikt

0% 10% 20% 30% 40% 50%

negatief

overbodige campagne

boodschap niet begrepen

heldere boodschap

neutraal

weet niet

bruikbare boodschap

positief

Page 22: FysioPraxis maart 2015

FysioPraxis | maart 2015

2222 P r o m o t i e

In de behandeling van mensen met chronisch wijdverspreide pijn (CWP) moet meer aandacht besteed worden aan negatieve gedachten van de patiënten en aan de vermoeidheid die zij ervaren. Dit is de voornaamste conclusie uit het promotieonderzoek van Aleid de Rooij. Tekst: Brenda van Dam

De RooIj WeRkt als fysiotherapeut in een multidisciplinair team bij Reade, centrum voor revalidatie en reumatologie. “Met bewegen raak je iets bij patiënten. Als fysio-therapeut ben je automatisch met cognities bezig.” Haar promotietraject komt recht-streeks van de werkvloer, vertelt De Rooij. “Cognitieve gedragstherapie is een belang-rijk component van de multidisciplinaire behandeling. Maar we weten niet precies hoe dat werkt. In 2006 is Reade een onder-zoek gestart naar die cognitieve werkings-mechanismen. Daarnaast wilden we ook kijken naar voorspellers van het behandel-resultaat. Welke mensen reageren nu juist wel of juist niet goed op de behandeling? Ik ben toen gestart met het verzamelen van data bij patiënten met CWP. Bij Reade wilde men destijds paramedici academiseren en ik wilde graag met de onderzoeksvragen aan de slag. Dat heeft uiteindelijk geleid tot dit proefschrift.”

Waarom zijn cognities zo belangrijk? “Als iemand CWP heeft, is het belangrijk om te weten hoe die persoon daarover denkt. Veel cognitieve mechanismen hebben invloed op het functioneren. Als je bang bent voor de pijn, ga je anders bewegen. Ik vond het belangrijk daar meer over te weten. We hebben verschillende cognitieve mecha-nismen gerelateerd aan het behandelre-sultaat. Het blijkt dat vooral de negatieve emotionele cognities van invloed zijn op de behandeluitkomsten. Catastroferende gedachten als ‘het komt nooit meer goed’, geen vertrouwen in eigen kunnen, boos-heid, angst. er is een relatie tussen het verbeteren van dit soort gedachten en het behandelresultaat.”

En vermoeidheid? “Het viel ons op dat vermoeidheid bij deze groep een grote

Multidisciplinaire behandeling van mensen met CWP

rol speelt. In de revalidatie is daar weinig aandacht voor. Uit mijn onderzoek blijkt dat belangrijke behandelmechanismen van de pijnrevalidatie (onder andere verbeteren van pijncognities) niet gerela-teerd zijn aan vermindering in vermoeid-heid. Slaapproblematiek komt bij deze groep vaak voor. We weten dat slecht slapen gerelateerd is aan meer pijn, meer vermoeidheid en cognitieve problemen. Ik denk dat we meer met slaap moeten doen

Invloed van negatieve gedachten en vermoeidheid

in de revalidatie. Zelf zou ik het interessant vinden om dat verder te onderzoeken.”

Pas je de resultaten ook toe? “We zijn gestart met systematische zorgevaluatie. We gaan behandelingen evalueren. In de praktijk betekent dit dat er op gezette tijden vragenlijsten worden afgenomen. Daarbij brengen we ook die negatieve emotionele cognities in kaart. Deze metingen gebruiken we ook om te kijken welke modules we gaan inzetten bij een patiënt, waarbij we nu meer focus kunnen leggen op negatieve emotionele cognities.”

Kunnen andere fysiotherapeuten hier iets mee? “Als je je het herkennen en beïnvloeden van negatieve emotionele gedachten eigen maakt, kun je je beter aansluiten bij de patiënt. Daar is scholing voor nodig, want dat is voor fysiothera-peuten geen dagelijkse kost. Het zou mooi zijn om een protocol te schrijven hoe je op die cognities kunt inspelen. Met bewegen lok je heel veel uit bij de patiënt. Als fysio-therapeut loop je er altijd tegenaan.”

Lees ook het artikel van Aleid de Rooij op pag. 23-27 van dit nummer van FysioPraxis.

‘Met bewegen raak je iets bij patiënten. Als fysiotherapeut ben je automatisch met cognities bezig’

Aleid de Rooij studeerde fysiotherapie aan de Hogeschool van Utrecht en deed vervolgens een opleiding manuele therapie. Vanuit haar werkgever Reade haalde ze haar Postinitiële Masterop-leiding Epidemiologie en deed ze haar promotieonderzoek. In september 2014 promoveerde ze op het proefschrift Multidisciplinary Rehabilitation Treatment in Chronic Widespread Pain: Prediction and Mechanisms of Treatment Outcome.

Page 23: FysioPraxis maart 2015

Voorspellers en cognitieve werkings-mechanismen van de multidisciplinaire behandeling bij patiënten met chronische wijdverspreide pijnTekst: Aleid de Rooij, PhD

SamenvattingVoor patiënten met chronische wijdverspreide pijn (CWP) en de daarmee vaak samenhangende complexe problematiek worden multidiscipli-naire behandelprogramma’s aanbevolen. De behandelresultaten zijn positief, maar het effect is beperkt. Het is waarschijnlijk dat de uitkomst van multidisciplinaire behandeling afhangt van kenmerken van de patiënt en kenmerken van de behandeling. Daarnaast is er nog onduide-lijkheid over de werkingsmechanismen van de behandeling. Dit artikel geeft een samenvatting van de resultaten van studies beschreven in mijn proefschrift. De studies waren gericht op: 1. het onderzoeken van patiëntkenmerken (voor-spellers) die gerelateerd zijn aan de uitkomst van de multidicisplinaire behandeling2. het onderzoeken van de cognitieve werking-mechanismen van de multidisciplinaire behan-deling.We vonden aanwijzingen dat meer angst-klachten, negatieve ziektecognities, meer pijn en vermoeidheid en een lager opleidingsniveau voorspellers zijn van een slechter behandelre-sultaat. De resultaten van het onderzoek naar de cognitieve werkingsmechanismen lieten zien dat het mogelijk is in een groot aantal cogni-tieve variabelen drie cognitieve domeinen te onderscheiden: 1. negatieve emotionele cognities 2. actieve cognitieve coping 3 controle- en chroniciteitscognities. Verbeteringen in negatieve emotionele cog- nities waren vaker gerelateerd aan een posi-tief behandelresultaat dan de andere twee domeinen. Het verbeteren van negatieve emo-tionele cognities lijkt daarom een belangrijk mechanisme om het resultaat van multidisci-plinaire behandeling bij patiënten met CWP te verbeteren.

InleidingCWP wordt gekenmerkt door gegeneraliseerde pijn, vermoeidheid en slecht slapen.1,2 Een subcategorie van patiënten met CWP voldoet ook aan de criteria voor fibromyalgie (FM).3 De

oorzaak van CWP is nog onduidelijk, maar er is toenemend bewijs dat een proces van centrale sensitisatie een rol speelt.4 Centrale sensi-tisatie is een toegenomen gevoeligheid van het zenuwstelsel voor pijnlijke, maar ook voor niet-pijnlijke prikkels. Uit onderzoek is bekend dat CWP geassocieerd is met een verslechterd fysiek5 en emotioneel functioneren6 en kan leiden tot beperkingen in werk,7 verminderd sociaal functioneren en afgenomen kwaliteit van leven.8,9

Voor patiënten met CWP en de daarmee vaak samenhangende complexe problematiek worden multidisciplinaire behandelprogram-ma’s aanbevolen.10,11 Bij een multidisciplinaire behandeling zijn vaak een (revalidatie)arts, fysiotherapeut, ergotherapeut, psycholoog en een maatschappelijk werker betrokken. In de literatuur worden positieve effecten van multidisciplinaire behandelprogramma’s beschreven.12,13 De effecten zijn echter over het algemeen beperkt.13 Patiënten met CWP vormen een heterogene groep.14,15 Het is waarschijnlijk dat de uitkomst van de multidisciplinaire behan-deling afhangt van kenmerken van de patiënt en kenmerken van de behandeling. Er is echter nog weinig bekend over patiëntkenmerken (voor-spellers) die gerelateerd zijn aan de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling. Wanneer de behandeling kan worden aangepast aan de specifieke behoeften van de patiënt, of wanneer patiënten beter kunnen worden geselecteerd voor een multidisciplinaire behandeling, zal dit de doeltreffendheid van de behandeling verbe-teren. Het eerste deel van dit artikel beschrijft

de resultaten van een observationele studie die zich richtte op het onderzoeken van voorspel-lers van de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling.16

Naast voorspellers van het behandelresultaat is er onduidelijkheid over werkingsmechanismen van de multidisciplinaire behandeling. De multidisciplinaire behandeling werkt via veran-deringen in fysiologische processen (zoals het verbeteren van de fysieke conditie) en psycho-logische processen (zoals het veranderen en bijstellen van cognities). Omdat verondersteld wordt dat het veranderen en bijstellen van cogni-ties een van de werkingsmechanismen is van de multidisciplinaire behandeling bij CWP,17,18 richt de behandeling zich op een breed spectrum van cognitieve mechanismen. Een cognitie is een gedachte, opvatting of overtuiging die iemand heeft. Belangrijke cognitieve mechanismen zijn self-efficacy beliefs,19 cognitieve coping,20 angst en vermijdingscognities21,22 en illness beliefs23,24 (zie figuur 1). De cognitieve mechanismen zijn toegelicht in box 1. Deze mechanismen kennen diverse representaties en operationalisaties.In wetenschappelijk onderzoek, maar ook in de diagnostiek en de behandeling van CWP, neemt het in kaart brengen van cognitieve mecha-nismen een belangrijke plaats in. Ondanks de theoretische onderbouwing en het empirisch bewijs voor het belang van het behandelen van een groot aantal cognitieve mechanismen tijdens de multidisciplinaire behandeling van CWP is het effect van een multidisciplinaire behandeling beperkt. De relaties tussen cogni-tieve mechanismen zijn divers en complex en er

23

FysioPraxis | maart 2015

W e t e n s c h a P - P r o m o t i e o n d e r z o e k

Promotiedatum: 24 september 2014, Vrije Universiteit Amsterdam

Titel proefschrift: Multidisciplinary Rehabilitation Treatment in Chronic Widespread Pain: Prediction and Mechanisms of Treatment Outcome

Promotor: prof. dr. J. Dekker

Copromotoren: dr. M. van der Leeden, dr. L.D. Roorda

>>

Page 24: FysioPraxis maart 2015

Figuur 1. De invloed van cognitieve mechanismen in de multidisciplinaire behandeling van CWP

Multidisciplinaire revalidatie behandeling - Self-efficacy

- Cognitieve coping

- Angst- en vermijdingscognities

- Illness beliefs

Centrale

sensitisatie

Fysiek functioneren ↓

Emotioneel functioneren ↓ (depressie)

Genetische, biologische, psychologische en omgevingsfactoren

Pijn

Vermoeidheid

24

FysioPraxis | maart 2015

worden veel verschillende meetinstrumenten gebruikt om deze mechanismen in kaart te brengen. Het is onduidelijk of de cognitieve mechanismen die we meten, uniek zijn of dat er overlap zit tussen deze mechanismen. Daarnaast is het onduidelijk welke cognitieve mechanismen het meest gerelateerd zijn aan een gunstige behandeluitkomst.Om een beter inzicht te krijgen in de cognitieve mechanismen van de multidisciplinaire behande-ling, hebben we eerst de onderlinge relaties en de overlap van cognitieve mechanismen in de multidisciplinaire behandeling onderzocht. Ook is de mogelijkheid tot het reduceren van het aantal cognitieve variabelen in een beperkt aantal domeinen bestudeerd.25 Vervolgens hebben we aan de hand van de resultaten uit bovenstaand onderzoek de relatie tussen verbetering in cognities (binnen de gevonden domeinen) en de uitkomst van multidisciplinaire revalidatiebehan-deling bij patiënten met CWP onderzocht.26

MethodeEr is gebruikgemaakt van data van een prospec-tief cohort van patiënten met CWP van Reade, centrum voor revalidatie en reumatologie. In deze cohortstudie zijn 138 patiënten met CWP geïncludeerd, waarvan uiteindelijk 120 patiënten gedurende 18 maanden zijn gevolgd. De belangrijkste inclusiecriteria voor de studie waren: 1) de aanwezigheid van CWP volgens de American College of Rheumatology (ACR) clas-sifi catiecriteria: ten minste 3 maanden pijn zowel links als rechts in het lichaam, boven en onder de gordel en in het axiale gebied (thorax en/of

ruggengraat)3 en 2) een indicatie voor multidisci-plinaire revalidatiebehandeling.27 Doelen van de behandeling waren het leren omgaan met pijn en het verbeteren van activiteiten in het algemeen dagelijks leven. Het programma bestond uit: educatie over neurobiologie van pijn en medica-tiegebruik, cognitieve gedragstherapie (CGT), het aanleren van pijnmanagementprincipes, fysieke training, ontspanningstherapie en assertiviteits-training. Patiënten werd verder gevraagd om een persoonlijk plan te maken, gericht op hun indivi-duele behoeften en doelen. De behandeling werd zowel individueel als in een groep aangeboden. De inhoud van de groeps- en individuele behan-deling was vergelijkbaar. De groepsbehandeling bestond uit een opeenvolgende behandeling van 7 weken, 7 uur per week en was verdeeld over 2 sessies. De individuele behandeling werd aangeboden in een periode van 4 tot 6 maanden

met een variabele frequentie per patiënt. Er was mogelijkheid voor 2 nazorgafspraken na het afronden van de behandeling om de persoonlijke doelen te evalueren. De patiënten werden drie-maal gemeten: aan het begin van de behandeling (baseline), na 6 en na 18 maanden. De meetin-strumenten die in deze studie gebruikt werden, zijn conform de internationele consensusaanbe-velingen van uitkomstmaten voor onderzoek naar chronische pijn.28

Uitkomstmaten:• Pijn: Numerical Rating Scale pijn (NRS).29

• Fysiek functioneren: Multiple Pain Inventory (MPI) - subschaal interferentie van pijn in het dagelijks leven.30

• Depressie: Beck Depression Inventory (BDI).31-33

• Globaal ervaren behandeleffect: 7 punt likert scale.

W E T E N S C H A P - P R O M O T I E O N D E R Z O E K

Figuur 1. De invloed van cognitieve mechanismen in de multidisciplinaire behandeling van CWP

Box 1. Beschrijving van cognitieve mechanismenSelf-effi cacy wordt gedefi nieerd als het vertrouwen van een persoon in het eigen kunnen en gedrag om met succes invloed uit te oefenen op zijn of haar omgeving, door bijvoorbeeld een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen.19

Cognitieve coping is een doelgerichte poging om de negatieve invloed van stress te beheer-sen of ongedaan te maken.21 Bijvoorbeeld: herinterpreteren van pijn, jezelf positief toespreken, ontkennen van pijnsensaties, je aandacht afl eiden van de pijn en het catastroferen.Angst- en vermijdingscognities: pijn geïnterpreteerd als een signaal voor toekomstige pijn en toekomstig letsel wat resulteert in pijngerelateerde angst en vermijding van activiteiten.21,22

Illness beliefs zijn de eigen percepties (gedachten en opvattingen) van de patiënt over het gezondheidsprobleem. Ziektepercepties zijn in te delen in vijf domeinen: de aard van de klacht, de duur, de gevolgen, de controle en de oorzaak van de klacht.23,24

Page 25: FysioPraxis maart 2015

Voorspellers van het behandeleffectVoor het onderzoeken van voorspellers van de uitkomst van de multidiciplinaire behandeling hebben we de cohortgegevens op baseline en na 6 maanden follow-up geanalyseerd met behulp van liniaire regressieanalyse. We vonden aanwijzigingen dat meer angstklachten, nega-tieve ziektecognities (negatieve opvattingen over persoonlijke controle en gevolgen van de ziekte), meer pijn en vermoeidheid en een lager oplei-dingsniveau gerelateerd waren aan een slechter behandelresultaat (zie tabel 2 op FysioNet).

Cognitieve domeinen Om de onderlinge relaties en overlap tussen cognitieve mechanismen in de multidisci-plinaire behandeling en de mogelijkheid tot reductie van deze mechanismen in een beperkt aantal domeinen te bestuderen, hebben we de data op baseline van 134 patiënten met CWP geanalyseerd met behulp van een factorana-lyse. In 16 cognitieve variabelen konden 3 cognitieve domeinen worden onderscheiden: 1) negatieve emotionele cognities – “negatieve en emotionele gedachten die belemmerend zijn voor het omgaan met pijn”. Dit domein omvatte meerdere soorten cognities: emotionele representaties, beperkt begrip over de ziekte, gedachten over negatieve consequenties van de ziekte, catastroferende gedachten, angst- en vermijdingscognities en algemene self-efficacy beliefs, 2) actieve cognitieve coping – “doelgerichte pogingen om de negatieve invloed van stress te beheersen of ongedaan te maken”. Dit domein omvatte de cognitieve copingstijlen: jezelf positief toespreken, ontkennen van pijnsensaties, aandacht afleiden en herinterpreteren van pijn, en 3) controle- en chroniciteitscognities – “verwachtingen over de beheersbaarheid en duur van de ziekte”. Dit domein omvatte gedachten over de duur en het (wisselende) beloop van de ziekte, de persoon-lijke controle en behandelcontrole en ervaren controle over pijn.

Cognitieve werkingsmechanismen van de multidisciplinaire behandelingMet de hiervoor beschreven ordening werden de relaties tussen verbetering in negatieve emotionele cognities, actieve cognitieve coping, controle- en chroniciteitscognities, en de uitkomst van multidisciplinaire reva-lidatiebehandeling bij patiënten met CWP geëvalueerd. Voor deze studie zijn de gegevens van baseline, 6 maanden en 18 maanden follow-up geanalyseerd door middel van longi-tudinale-data-analyse (zie tabel 3 op FysioNet). De resultaten lieten zien dat verbeteringen in negatieve emotionele cognities gerelateerd zijn aan verbeteringen op alle uitkomstmaten, maar met name aan verbeteringen van interferentie van pijn in het dagelijks leven en depressieve symptomen (tussen baseline en 6 maanden en tussen 6 en 18 maanden). Verbetering in actieve cognitieve coping was gerelateerd aan verbete-ring van interferentie van pijn in het dagelijks leven (tussen baseline en 6 maanden). Ten slotte waren verbeteringen in controle- en chronici-teitscognities gerelateerd aan verbeteringen in pijn en depressieve symptomen (tussen 6 en 18 maanden). We konden concluderen dat verbe-teringen in cognities zowel op korte als lange termijn gerelateerd waren aan de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling.

Discussie en implicatiesDe resultaten suggereren dat meer angst, negatieve ziektecognities en een laag oplei-dingsniveau gerelateerd zijn aan een slechter behandelresultaat.16 Overeenkomstig aan onze resultaten vonden we in een door ons uitgevoerde review naar voorspellers van de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling ook aanwijzingen, dat negatieve ziektecognities relateerd zijn aan een slechter behandelresul-taat.43 Geen van de studies in de review had de relatie onderzocht tussen de mate van angst-klachten en opleidingsniveau en het behandel-resultaat. In de review vonden we bovendien matige bewijskracht dat de aanwezigheid van

25

FysioPraxis | maart 2015

>>

Cognities werden in kaart gebracht met gevali-deerde vragenlijsten die veel gebruikt worden in de metingen en diagnostiek bij CWP:• Illness beliefs: Illness Perception Question-

naire-revised (IPQ-R). Subschalen: verwach-tingen over consequenties van pijn, emotionele representaties, ziektecoherentie, verwachtin-gen over persoonlijke controle, behandelcon-trole, tijdslijn en cyclische tijdslijn.34-36

• Cognitieve coping: Coping met Pijn Vragenlijst (CPV). Subschalen: herinterpreteren van pijn, jezelf positief toespreken, aandacht afleiden van pijn, ontkennen van pijnsensaties en catastroferen.37

• Angst en vermijdingscognities: TAMPA Scale of Kinesiofobie (TSK).38,39

• Algemene self-efficacy beliefs: Dutch General Self-efficacy Scale (DGGS).40-42

ResultatenStudiepopulatiePatiënten waren overwegend vrouw (95%), van middelbare leeftijd (gemiddeld 45 jaar, SD 10,3) en van Nederlandse afkomst (71%). De deelnemers scoorden hoog op zowel vermoeidheid (subschaal van de Fibromyalgia Impact Questionnaire (FIQ)) (mediaan 8,3 IQR 7,3-10,0) als op pijnintensiteit (NRS) (gemid-delde waarde 6,1 SD 2,1) en hadden matige scores voor symptomen van depressie (BDI) (gemiddelde waarde 20,8 SD 8,9).

Veranderingen in de uitkomstmaten over de meetmomentenBij evaluatie van de uitkomstmaten van de multidisciplinaire behandeling vonden we significante verbeteringen in ‘interferentie van pijn in het dagelijks leven’ tussen 0 en 6 maanden (T0-T1) en 0 en 18 maanden (T0-T2) en ‘depressie’ tussen 0 en 6 maanden (T0-T1), 6 en 18 maanden (T1-T2) en 0 en 18 maanden (T0-T2). Er werden geen significante verbeteringen in pijn gevonden. 48% van de patiënten ervaarde een verbetering in algemene gezondheid na 6 maanden en 37% na 18 maanden (zie tabel 1).

Tabel 1. Veranderingen in uitkomstmaten T0 T1 T2 P waarde P waarde P waarde (n=120) (n=120) (n=114) T0-T1 T1-T2 T0-T2Pijn (NRS) 6,08 (2,08) 6,08 (1,89) 5,81 (2,33) ,96 ,21 ,20

Interferentie (MPI) 4,07 (1,06) 3,87 (1,13) 3,79 (1,29) ,01 ,10 ,002

Depressie (BDI-II) 20,79 (8,86) 17,61 (9,53) 16,62 (9,97) ≤ ,001 ,05 ≤ ,001

Globaal ervaren effect Geen verandering/slechter 51,7% 63,2 %

Verbeterd 48,3% 36,8 %

T0= baseline, T1= follow-up na 6 maanden, T2= follow-up na 18 maanden. Getallen zijn gemiddelde waarden met tussen haakjes de standaarddeviatie, of percentages. P waarden zijn geanalyseerd met GEE statistics (generalized estimated equations). BDI= Beck Depression Inventory, MPI= Multiple Pain Inventory - subschaal interferentie van pijn, NRS = Numerical Rating Scale pijn.

Page 26: FysioPraxis maart 2015

26

FysioPraxis | maart 2015

W E T E N S C H A P - P R O M O T I E O N D E R Z O E K

meer depressieve symptomen een slechtere behandeluitkomst voorspelde bij patiënten met FM. Voor de mate van pijn en vermoeidheid in relatie tot behandelresultaat vonden we tegen-strijdig bewijs.Om de resultaten van multidisciplinaire behan-deling te verbeteren, lijkt het belangrijk om aandacht te besteden aan het behandelen van emotionele problematiek (angst en depressie) en negatieve ziektecognities. Goede diagnos-tiek is hiervoor nodig. Om de behandeling specifi eker te laten aansluiten op de behoefte van de patiënt, is er een aantal mogelijk-heden. Eén mogelijkheid is deze patiënten een stapsgewijze behandeling aan te bieden, door bijvoorbeeld de emotionele problematiek44

en negatieve ziektecognities te behandelen vóór aanvang van het multidisciplinaire reva-lidatieprogramma. Een andere mogelijkheid is om de multidisciplinaire behandeling op een fl exibele manier aan te bieden (bijvoorbeeld modulair).45 Afhankelijk van de behoefte van de patiënt kan de multidisciplinaire behandeling worden samengesteld uit een aantal modules, of er kunnen aanvullende componenten worden toegevoegd aan een bestaand multidisciplinair programma. De optie om modulair te werken lijkt goed aan te sluiten bij de huidige ontwik-kelingen van Revalidatie Nederland. Verder lijkt het belangrijk dat men de behandeling goed afstemt op het opleidingsniveau van de patiënt. Om meer inzicht te krijgen in voorspellers van de behandeluitkomst, moet er echter nog meer onderzoek worden gedaan.Verder vonden we aanwijzingen dat verbete-ringen in negatieve emotionele cognities vaker gerelateerd zijn aan een positief resultaat van de multidisciplinaire behandeling dan de actieve cognitieve coping en controlechronici-teitscognities.26 Het verbeteren van negatieve emotionele cognities lijkt daarom een belangrijk mechanisme van het resultaat van de multidis-ciplinaire behandeling bij CWP. Deze bevin-dingen kunnen richting geven aan het inrichten en optimaliseren van behandelprogramma’s. Een sterkere focus van de multidisciplinaire behandeling op negatieve emotionele cogni-ties (catastroferen, lage self-effi cacy beliefs, gedachten over de negatieve consequenties van de ziekte etc.) zou de behandeluitkomst kunnen verbeteren. De ontwikkeling van een (multi-disciplinair) behandelprotocol en het scholen van behandelaars in het diagnosticeren en verbeteren van negatief emotionele gedachten kunnen zorgen voor een structurele inbedding van deze behandelstrategie in de zorg.De resultaten laten daarnaast ook zien dat cognities op lange termijn nog steeds veran-deren en gerelateerd zijn aan de uitkomst van de multidisciplinaire behandeling. Deze bevindingen kunnen gevolgen hebben voor de planning van de behandeling. Nazorgsessies of

boostersessies zouden mogelijk het behandel-resultaat verder kunnen verbeteren. Het effect van het behandelen van negatief emotionele cognities dient echter nog wel onderzocht te worden in een Randomized Controlled Trial. Ook zijn er verdere studies nodig om de impact van verandering van cognities op de lange termijn te verduidelijken en te leren hoe verbeteringen van cognities behouden kunnen worden op de lange termijn.

Dr. Aleid de Rooij, PhD, Amsterdam Rehabilitation Research Center | Reade.

De tabellen 2 en 3 staan op FysioNet, www.fysionet.nl.

Referenties1. Forseth KO, Gran JT. The occurrence of fi bromyalgia-

like syndromes in a general female population. Clin Rheumatol 1993;12:23-27.

2. Forseth KO, Husby G, Gran JT, Forre O. Prognostic factors for the development of fi bromyalgia in women with self-reported musculoskeletal pain. A prospective study. J Rheumatol 1999;26:2458-2467.

3. Wolfe F, Smythe HA, Yunus MB, Bennett RM, Bombardier C, Goldenberg DL et al. The American College of Rheumatology 1990 Criteria for the Classifi cation of Fibromyalgia. Report of the Multicenter Criteria Committee. Arthritis Rheum 1990;33:160-172.

4. Bennett RM. Emerging concepts in the neurobiology of chronic pain: evidence of abnormal sensory processing in fi bromyalgia. Mayo Clin Proc 1999;74:385-398.

5. McBeth J, Nicholl BI, Cordingley L, Davies KA, Macfarlane GJ. Chronic widespread pain predicts physical inactivity: results from the prospective EPIFUND study. Eur J Pain 2010;14:972-979.

6. White KP, Nielson WR, Harth M, Ostbye T, Speechley M. Chronic widespread musculoskeletal pain with or without fi bromyalgia: psychological distress in a representative community adult sample. J Rheumatol 2002;29:588-594.

7. Breivik H. Survey of chronic pain in Europe: prevalence, impact on daily life, and treatment. Eur J Pain 2006;10:287-333.

8. Picavet HS, Schouten JS. Musculoskeletal pain in the Netherlands: prevalences, consequences and risk groups, the DMC(3)-study. Pain 2003;102:167-178.

9. Salaffi F, Sarzi-Puttini P, Girolimetti R, Atzeni F, Gasparini S, Grassi W. Health-related quality of life in fi bromyalgia patients: a comparison with rheumatoid arthritis patients and the general population using the SF-36 health survey. Clin Exp Rheumatol 2009;27 (Suppl 56):S67-74.

10. Keel P. Pain management strategies and team approach. Baillieres Best Pract Res Clin Rheumatol 1999;13:493-506.

11. Gatchel RJ, Peng YB, Peters ML, Fuchs PN, Turk DC. The biopsychosocial approach to chronic pain: scientifi c advances and future directions. Psychol Bull 2007;133:581-624.

12. Scascighini L, Toma V, Dober-Spielmann S, Sprott H. Multidisciplinary treatment for chronic pain: a systematic review of interventions and outcomes. Rheumatology (Oxford) 2008;47:670-678.

13. Hauser W, Bernardy K, Arnold B, Offenbacher M, Schiltenwolf M. Effi cacy of multicomponent treatment in fi bromyalgia syndrome: a meta-analysis of randomized controlled clinical trials. Arthritis Rheum 2009;61:216-224.

14. Thieme K, Turk DC, Flor H. Comorbid depression and anxiety in fi bromyalgia syndrome: relationship to somatic and psychosocial variables. Psychosom Med 2004;66(6):837-844.

15. Turk DC, Okifuji A, Sinclair JD, Starz TW. Pain, disability, and physical functioning in subgroups of patients with fi bromyalgia. J Rheumatol 1996;23(7):1255-1262.

16. Rooij A de, Leeden M van der, Roorda LD, Steultjens MPM, Dekker J. Predictors of Outcome of Multidisciplinary Treatment in Chronic Widespread Pain: An observational study. BMC Musculoskeletal Disorders 2013;11:14(1):133.

17. Sarzi-Puttini P, Atzeni F, Salaffi F, Cazzola M, Benucci M, Mease PJ. Multidisciplinary approach to fi bromyalgia: What is the teaching? Best Pract Res Clin Rheumatol 2011;25:311-319.

18. Turk DC, Swanson KS, Tunks ER. Psychological approaches in the treatment of chronic pain patients when pills, scalpels, and needles are not enough. Can J Psychiatry 2008;53:213-223.

19. Bandura A. Self-effi cacy: The exercise of control. New York, NY: US: WH Freeman and company; 1997.

20. Lazarus RS, Folkman S. Stress, Appraisal, and Coping. New York: Springer Publishing Company; 1984.

Page 27: FysioPraxis maart 2015

31. Beck AT, Steer RA, Brown GK; 1996. Beck Depression Inventory-II. The Psychological Corporation, San Antonio, TX.

32. Does, AJW van der. BDI-II-NL. Handleiding. De Nederlandse versie van de Beck Depression Inventory. 2nd ed. Lisse: Swets & Zeitlinger; 2002.

33. Miles A, McManus C, Feinmann C, Glover L, Harrison S, Pearce S. The factor structure of the BDI in facial pain and other chronic pain patients: a comparison of two models using confi rmatory factor analysis. Br J Health Psychol 2001;6:179-196.

34. Weinman, J, Petrie KJ, Horne R. The Illness Perception Questionnaire: a new method for assessing the cognitive representation of illness. Psychol Health 1996;11:431-446.

35. Moss-Morris R, Weinman J, Petrie KJ, Horne R, Cameron LD, Buick D. The revised illness perception questionnaire (IPQ-R). Psychol Health 2002;17:1-16.

36. Ittersum MW van, Wilgen CP van, Hilberdink WK, Groothoff JW, Schans CP van der. Illness perceptions in patients with fi bromyalgia. Patient Educ Couns 2009;74:53-60.

37. Spinhoven P, Kuile MM ter, Linssen ACG. Manual of the Dutch Coping with Pain Questionnaire. Lisse: Swets & Zeitlinger BV; 1994.

38. Goubert L, Crombez G, Van Damme S, Vlaeyen JW, Bijttebier P, Roelofs J. Confi rmatory factor analysis of the Tampa Scale for Kinesiophobia: invariant two factor model across low back pain patients and fi bromyalgia patients. Clin J Pain 2004;20:103-110.

39. Roelofs, J, Goubert, L, Peters, ML, Vlaeyen, JW, & Crombez, G. The Tampa Scale for Kinesiophobia: Further examination of psychometric properties in patients with chronic low back pain and fi bromyalgia.

Eur J Pain 2004;8:495-502.40. Schwartzer R. Self-effi cacy: thought control of action.

Washington, DC: Hemisphere; 1992.41. Schwarzer R, Jerusalem M. Generalized Self-Effi cacy

scale. Measures in health psychology: a user’s portfolio. Causal and control beliefs. Windsor: NFER-Nelson; 1995.

42. Luszczynska A, Gutierrez-Dona B, Schwarzer R. General self-effi cacy in various domains of human functioning: evidence from fi ve countries. Int J Psychol 2005;40:80-89.

43. Rooij A de, Roorda LD, Otten RHJ, Leeden M van der, Dekker J, Steultjens MPM. Predictors of multidisciplinary treatment outcome in fi bromyalgia: A systematic review. Disability and Rehabilitation 2013;35(6):437-49.

44. Arnold LM. Biology and therapy of fi bromyalgia. New therapies in fi bromyalgia. Arthritis Res Ther 2006;8(4):212.

45. Turk DC. The potential of treatment matching for subgroups of patients with chronic pain: lumping versus splitting. Clin J Pain 2005;21(1):44-55.

ADVERTENTIE

27

FysioPraxis | maart 2015

21. Lethem J, Slade PD, Troup JD, Bentley G. Outline of a Fear-Avoidance Model of exaggerated pain perception-I. Behav Res Ther 1983;21:401-408.

22. Vlaeyen JW, Linton SJ. Fear-avoidance and its consequences in chronic musculoskeletal pain: a state of the art. Pain 2000;85:317-332.

23. Leventhal H, Meyer D, Nerenz D. The common-sense representations of illness danger. Medical psychology. New York: Pergamon; 1980.

24. Leventhal H, Nerenz RD, Steele D. Illness representa-tions and coping with health threats. A Handbook of psychology and health. Hillsdale NJ: Erlbaum; 1984.

25. Rooij A de, Steultjens MPM, Siemonsma PC, Vollebregt JA, Roorda LD, Beuving W et al. Overlap of Cognitive Concepts in Chronic Widespread Pain: An Exploratory Study. BMC Musculoskeletal Disorders 2011;12:218.

26. Rooij A de, Boer MR de, Leeden M van der, Roorda LD, Steultjens MPM, Dekker J. Cognitive Mechanisms of Change in Multidisciplinary Treatment of Patients with Chronic Widespread Pain: A Prospective Cohort Study. J Rehabil Med 2014;46:173-180.

27. Köke A, Brouwers M, Heuts P, Schiphorst Preuper R, Smeets R, Swaan L, et al. Consensus report pain rehabilitation Maastricht: Maastricht; 2005.

28. Dworkin RH, Turk DC, Farrar JT, Haythornthwaite JA, Jensen MP, Katz NP et al. Core outcome measures for chronic pain clinical trials: IMMPACT recommenda-tions. Pain 2005;113:9-19.

29. Williamson A, Hoggart B. Pain: a review of three commonly used pain rating scales. J Clin Nurs 2005;14:798-804.

30. Kerns RD, Turk DC, Rudy TE. The West Haven-Yale Multidimensional Pain Inventory (WHYMPI). Pain 1985;23:345-356.

Op 15/16 mei de kick-off:Hands-on Aquatic Therapy techniques for the ortho/neuro client.Een 2 daagse kennismakingscursus met de meest populaire therapieën en hun toepassingsmogelijkheden. Ruim 8 uur praktijkles in het water! De grote voordelen van watertherapie worden behandeld, zodat u in staat bent uw keuze te motiveren naar verwijzers en verzekeraars.

EINDELIJK! De Nederlandse ATU-campus is een feit. In mei starten we met de eerste Aquatic Therapie cursussen.De ATU staat voor direct toepas- bare wetenschappelijk onderbouwde hands-on behandeltechnieken gericht op een specifieke doelgroep.Kijk op www.aquarevalidatie.nl voor het ruime aanbod en de inhoud van onze cursussen en schrijf je in.De cursusdagen worden gegeven in MyHealthclub Heerhugowaard. Als u wenst kunt u overnachten in een nabij gelegen hotel**** waarbij het vervoer door ons wordt verzorgd.AquaRevalidatie ‘de golf’ tel. 06 - 144 52 [email protected]

Voor beide cursussen is accreditatie aangevraagd.

Op 17/18 mei volgt de cursus:Water-Based Interventions for Musculoskeletal Disorders.Deze is bedoeld om de deelnemers snel en praktisch wegwijs te maken in de Aquatic technieken voor de orthopedische patiënt. Er wordt aandacht besteed aan de behandeling van o.a.; fibromyalgie, lage rugpijn, osteoporose, knieprothese, rotatorcuff repairs etc.Ook hier worden alle behandelingen onderbouwd met research.

Aquatic Therapy University nu ook in Nederland!

fysiopraxis-de golf 150305.indd 1 05-03-15 16:14

Page 28: FysioPraxis maart 2015

Ontwikkeling van een framework

28

FysioPraxis | maart 2015

Tekst: Dr. M. van der Leeden, dr. B. Staal, drs. E. Beekman e.a.

SamenvattingAchtergrond - De aard en inhoud van oefentherapeutische interventies zijn vaak niet goed beschreven in onderzoekspublicaties. Het weglaten van details van de interventie belemmert de vertaling naar de dagelijkse klinische praktijk.Doel - Het ontwikkelen van een framework voor het beschrijven van de doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies binnen de fysiotherapie.Methode - Het framework is ontwikkeld in 3 stappen. Allereerst werd in de wetenschappelijke literatuur systematisch gezocht naar beschikbare methoden om fysiotherapeutische interventies te beschrijven. Vervolgens werd, op basis van de resultaten van dit literatuuronderzoek, een concept-framework ontwikkeld door een focusgroep van deskundigen (DO-IT-onderzoeksgroep). Ten slotte werden 4 verschillende oefentherapeutische interventies uit het DO-IT-onderzoeksprogramma beschreven met behulp van het framework. Dit leidde tot een definitieve versie van het framework.Resultaten - Het ontwikkelde framework bestaat uit een lijst met interventiedoelen op het niveau van lichaamsfuncties en activiteiten/participatie, beschreven in de terminologie van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF). Voor de beschrijving van de inhoud van de oefentherapeutische interventie is een lijst met interventiedetails opgesteld, die is afgeleid van een bestaande classificatie voor fysiotherapeu-tische interventies. Doelen en inhoud van de oefentherapeutische interventies zijn gekoppeld in het framework.Conclusie - Het ontwikkelde framework is een veelbelovende stap in de richting van het meer gestructureerd en gedetailleerd beschrijven van de doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies in onderzoekspublicaties.

AchtergrondDO-IT is een onderzoeksprogramma van het KNGF en staat voor Designing Optimal Interventions for physical Therapy. De doel-stelling van dit onderzoeksprogramma is het ontwikkelen van optimale fysiotherapeutische interventies voor patiënten met een chronische aandoening, die passen bij de dagelijkse prak-tijk. In een periode van 6 jaar (2008 t/m 2013) zijn 4 onderzoeksprojecten uitgevoerd. Deze hadden

Beschrijven van doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies

betrekking op oefentherapeutische interventies voor kwetsbare ouderen (UMC St Radboud Nijmegen), kinderen en jongeren met Cystic Fibrosis (UMC Utrecht), patiënten met COPD (UMC Maastricht) en patiënten met artrose van de heup en/of knie (VUmc Amsterdam). Dwarsverbanden tussen de projecten zijn uitge-werkt aan de hand van 3 gezamenlijke thema’s: (1) het evalueren van de rol van comorbiditeit, (2) het gebruik van generieke meetinstrumenten en (3) het systematisch beschrijven van de fysio-therapeutische interventie. In dit artikel wordt de uitwerking van het derde DO-IT-thema, het beschrijven van de fysiotherapeutische inter-ventie (oefentherapie), beschreven. Het artikel is gebaseerd op een publicatie in Physical Therapy Reviews van februari 2014.1

InleidingIn de afgelopen decennia zijn er veel gerando-miseerde klinische trials op het gebied van de fysiotherapie gepubliceerd. In veel van deze trials zijn oefentherapeutische interventies onderzocht.2 De gebrekkige beschrijving van de aard van de interventie is vaak een manco in de publicatie van trials.3 In veel gevallen ontbreken cruciale details van de interventie. Dit beperkt de vertaling en toepasbaarheid van de onder-zochte interventies naar de dagelijkse praktijk. Ook is een nauwkeurige beschrijving van de interventie essentieel om de kwaliteit van de onderzochte interventie te beoordelen. Een beschrijving van type, frequentie, intensiteit en duur van oefeningen is bijvoorbeeld nodig om te kunnen beoordelen of het aannemelijk is dat de beschreven oefeningen fysiologische reacties mogelijk kunnen maken.4

Er zijn nationaal en internationaal methoden beschikbaar om fysiotherapeutische inter-venties te beschrijven. Voorbeelden zijn de ‘Guide to Physical Therapist Practice’ van de American Physical Therapy Association5 en de ‘Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen (CVPB) - versie voor fysiotherapie’.6 Hoewel deze methoden waardevolle elementen bevatten zijn zij, in hun huidige vorm, niet bruik-baar in een onderzoekspublicatie. Het doel van het derde DO-IT-thema was het ontwikkelen van een framework om op een gestructureerde en gedetailleerde manier de doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies te beschrijven.

Methode Procedure - Het framework voor de beschrijving van oefentherapeutische interventies is ontwikkeld in 3 stappen. Eerst werd in de wetenschappelijke literatuur systematisch gezocht naar bestaande methoden om doelstellingen en/of inhoud van fysiotherapeutische interventies te beschrijven of te classificeren. Er werd een inventarisatie van deze methoden gemaakt. Vervolgens werden de elementen uit deze methoden die relevant werden geacht voor de ontwikkeling van het framework besproken in een focusgroep, bestaande uit de 13 leden van de DO-IT-projectgroep. De focusgroep bereikte consensus over een eerste versie van het framework. Ten slotte werden 4 verschillende oefentherapeutische interventies uit het DO-IT-onderzoeksprogramma beschreven met behulp van het framework. Dit leidde tot een definitieve versie van het framework. Literatuuronderzoek - De doelstelling van het systematische literatuuronderzoek was het maken van een inventarisatie van beschikbare methoden om fysiotherapeutische interventies te beschrijven of te classificeren. Specifieke vragen hiervoor waren: 1. Welke methoden zijn gebruikt om doelen van

interventies te beschrijven of classificeren?2. Welke methoden zijn gebruikt om de inhoud

van interventies te beschrijven of classifi-ceren?

3. Is er een koppeling gemaakt tussen de doelen en de inhoud van interventies in deze methoden?

Een zoekstrategie werd uitgevoerd in Pubmed, Embase en PEDro (januari 2012). De zoekstra-tegie werd ontwikkeld door twee leden van de focusgroep (ML en JBS) en geoptimaliseerd door een ervaren bibliothecaris. Extra artikelen werden geïdentificeerd door het handmatig opzoeken van referenties van de gevonden artikelen. Alleen full text publicaties in peer-reviewed tijdschriften, gepubliceerd in het Engels, Duits, Frans of Nederlands, werden opgenomen in de review. Abstracts, boeken, proefschriften en congresoverzichten werden uitgesloten. Er was geen limiet op het jaar van publicatie. Screening van de titels en samen-vattingen werd gedaan door twee reviewers (ML en JBS). Verschillen van mening werden opgelost en de redenen voor de exclusie van artikelen werden genoteerd. Gegevens over de doelgroep, een beschrijving van de methode, wijze van beschrijving van de doelstellingen

W e t e n s c h a P - M I X e D M e t h O D s

Page 29: FysioPraxis maart 2015

>>

29

FysioPraxis | maart 2015

en/of de inhoud van de interventie en de stra-tegie voor de ontwikkeling van de methode werden in een data-extractieformulier geno-teerd. Focusgroepdiscussies - De focusgroep bestond uit alle 13 leden van de DO-IT-onderzoeksgroep: 4 promovendi, 5 senior onder-zoekers, 3 hoogleraren en een beleidsmaker van het KNGF. De meerderheid (10 van de 13 leden) had ervaring in zowel onderzoek als in de klinische praktijk. De focusgroep bediscussieerde welke elementen uit de gevonden methoden relevant werden geacht voor het framework. De werkwijze om consensus te krijgen bestond uit twee fasen: een e-mailronde en een consensusbijeenkomst. Consensus werd bereikt als de meerderheid van de leden instemde met het voorstel. In 3 e-mailrondes en 3 bijeenkomsten werden alle elementen voor het framework besproken en werd door consensus een eerste versie van het framework bereikt. Na het uittesten van het framework werden verdere verbeteringen aangebracht. De definitieve versie van het framework werd goedgekeurd door alle leden van de focusgroep.

Uittesten - In de 4 DO-IT-onderzoeksprojecten werd het framework gebruikt om de interventie te beschrijven. Voor elk onderzoeksproject werd één belangrijk interventiedoel op het niveau van functie en één op het niveau van activiteiten/participatie geselecteerd. Deze doelstellingen en de bijbehorende interventies werden

beschreven met behulp van het framework. De promovendi vroegen feedback over de beschrijving van de interventie aan fysiothe-rapeuten die de interventies uitvoerden. Een invulformulier werd gebruikt om de procedure en de volledigheid van de lijst van doelen en interventiedetails te evalueren.

BOX AFramework – Procedure voor de beschrijving van doelen en inhoud van oefentherapeuti-sche interventies

Stap 1 Selecteer de meest voorko-mende interventiedoelen, met een maximum van 5 doelen op het niveau van functies en een maximum van 5 doelen op het niveau van activiteiten/participatie. Beschrijf de doelen in ICF-terminologie (zie hiernaast: Framework – Lijst van doelen).

Stap 2 Geef een gedetailleerde be-schrijving van de interventie aan de hand van de lijst met interventiedetails (zie pag. 30: Framework – Lijst van interventiedetails).

Stap 3 Nummer de oefeningen en koppel deze aan de doelen waaraan ze gerelateerd zijn.

Stap 4 Vat algemene informatie over de oefeningen samen.

Stap 5 Voeg een tijdslijn toe indien van toepassing: als verschillende fases in de interventieperiode onderscheiden kunnen worden, stel dan interventie-doelen per fase op.

Framework – Lijst van doelen (ICF)LichaamsfunctiesFuncties van het bewegingssysteem b710 Mobiliteit van gewrichtenb715 Stabiliteit van gewrichten b730 Spierkrachtb735 Spiertonusb740 Spieruithoudingsvermogenb755 Onwillekeurige bewegingsreacties b760 Controle van willekeurige bewegingenb765 Onwillekeurige bewegingenb770 Gangpatroon b780 Gewaarwordingen verband houdend met spieren en bewegingsfuncties

Sensorische functies en pijnb280 Pijngewaarwording b260 Propriocepsis

Mentale functies b130 Energie en driften (bijv. motivatie)b147 Psychomotorische functiesb152 Stemming (bijv. angst voor bewegen)b160 Denken (bijv. illness beliefs)

Functies van hart-en-bloedvatenstelsel, hematologisch systeem, afweersysteem en ademhalingsstelselb410 Hartfunctiesb415 Functies van bloedvaten b440 Ademhaling b445 Functies van ademhalingsspieren b455 Inspanningstolerantie

Functies van het spijsverteringsstelsel, metaboolstelsel en hormoonstelsel b530 Handhaving lichaamsgewicht

Functies van urogenitaal stelsel en reproductieve functiesb620 Functies gerelateerd aan urinelozingb630 Gewaarwordingen gepaard gaande met urinelozing

Overige functies, namelijk.....................................................................

Omgevingsfactoren

.....................................................................

Activiteiten en participatie Basisactiviteitend410 Veranderen van basale lichaamshou-ding d415 Handhaven van lichaamshoudingd420 Uitvoeren van transfers d430 Optillen en meenemend435 Verplaatsen van iets of iemand met de onderste extremiteiten d440 Nauwkeurig gebruik van de hand d445 Gebruiken van arm en de hand d450 Lopend455 Zich verplaatsen (excl. lopen)d460 Zich verplaatsen tussen verschillende locatiesd465 Zich verplaatsen met speciale (hulp)middelen

Complexe activiteiten en/of participatied230 Uitvoeren van dagelijkse routinehan-delingend470 Gebruiken van vervoermiddeld475 Besturend480 Rijden op dieren als vervoermiddeld510 Zich wassend520 Verzorgen van lichaamsdelend530 Zorgdragen voor toiletgangd540 Zich kledend550 Etend560 Drinkend570 Zorgdragen voor eigen gezondheidd620 Verwerven van goederen en dienstend630 Bereiden van maaltijdend640 Huishouden doend650 Verzorgen van wat bij huishouden hoortd839 Opleiding, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd d859 Beroep en werk, anders gespecificeerd en niet gespecificeerd d920 Recreatie en vrije tijd (bijv. sport)

Overige activiteiten, namelijk .....................................................................

Persoonlijke factoren

.....................................................................

Page 30: FysioPraxis maart 2015

30

FysioPraxis | maart 2015

W e t e n s c h a P - M I X e D M e t h O D s

Framework - Op basis van de resultaten van het systematisch literatuuronderzoek, de discus-sies in de focusgroep en het testen van het framework in de 4 DO-IT-onderzoeksprojecten is een definitief framework ontwikkeld. Om doelen van de oefentherapeutische interventie te beschrijven, is een lijst van ICF-categorieën op het niveau van functies en activiteiten/participatie opgesteld.7 Basisactiviteiten, d.w.z. posities en bewegingen, zijn onderscheiden

van complexe activiteiten/participatie, d.w.z. posities en bewegingen in taakgerichte en context-specifieke activiteiten.8 ‘Overige func- ties’ of ‘overige activiteiten’ kunnen worden toegevoegd, evenals doelen op andere ICF- niveaus (externe en/of persoonlijke factoren). Een maximum van 5 doelen op het niveau van functies en een maximum van 5 doelen op het niveau van activiteiten/participatie werd haalbaar geacht voor gebruik in een onderzoeksartikel. Verschillende fases van de interventieperiode kunnen verschillende inter-ventiedoelen bevatten. Om de inhoud van de oefentherapeutische interventies te beschrijven werd de ‘CVPB - versie voor fysiotherapie’ het meest bruikbaar geacht. De categorie ‘oefenen’ van de CVBP is als basis voor de lijst met inter-ventiedetails gebruikt, aangevuld met aanbeve-lingen voor de beschrijving van oefentherapie door Slade en Keating.9 Naast ‘oefenen’ besloot de focusgroep om de categorie ‘begeleiding’ van de CVPB te gebruiken in het framework, omdat begeleiding als een belangrijk onderdeel van de oefentherapeutische interventie wordt beschouwd. De koppeling tussen doelstellingen en inhoud van de interventie werd essentieel gevonden door de focusgroep. Omdat in veel gevallen meerdere doelen kunnen worden gekoppeld aan de beschrijving van een specifieke oefening, werd voorgesteld om de oefeningen te nummeren en te koppelen aan de doelen waaraan ze gerelateerd zijn, om herha-ling te voorkomen. Om dezelfde reden kan informatie die toepasbaar is op alle oefeningen, onder ‘algemene informatie’ worden samengevat. Box A toont de definitieve versie van het framework, inclusief de procedure, een lijst van doelen in ICF-categorieën en een lijst met interventiedetails. Box B bevat een voorbeeld van de beschrijving van (een deel van) een oefen-programma voor patiënten met knieartrose aan de hand van het ontwikkelde framework.10

Discussie In dit artikel is het ontwikkelde framework voor de beschrijving van oefentherapeutische interventies gepresenteerd. Een aantal opmer-kingen kan worden gemaakt over het gebruik en de verdere ontwikkeling van het framework. Ten eerste beperkt het framework zich tot de beschrijving van oefentherapie. Een framework voor de beschrijving van de doelen en inhoud van andere fysiotherapeutische interventies, zoals manuele therapie, is wenselijk. Ten tweede is in het framework een lijst met inter-ventiedoelen opgesteld om een breed scala van chronische aandoeningen te dekken. Om het framework te kunnen koppelen aan een speci-fieke diagnose, kan gebruik worden gemaakt van de ICF Core Sets, die zijn ontwikkeld voor tal van gezondheidsproblemen. Doelen kunnen verder worden gespecificeerd door gebruik te

Resultaten Literatuuronderzoek - Er werden 4.662 referenties gevonden in de literatuurdatabases. Na screening van titels en samenvattingen werden 51 artikelen geselecteerd, waarvan 24 artikelen voldeden aan de inclusiecriteria. Deze 24 artikelen werden onderverdeeld in methoden die gebruikt zijn om een beschrijving of classificering te geven van doelen, inhoud of beide (voor een overzicht zie van der Leeden e.a.).1

Framework – Lijst van interventiedetails BeschrijvingOefentherapie:Individueel of in een groep

Begeleiden: Individueel, in een groep, op afstand (bijv. telefoon, internet)

SpecificatieHet oefenen van functies en activiteiten: - Type oefening- Manier van uitvoeren van de oefening- Uitgangshouding- Timing en volgorde van oefeningen- Dosering van de oefening: • Intensiteit (bijv. gewicht)• Frequentie (herhalingen, sets)• Duur (sessie en totale programma)• Rusttijd tussen (sets van) oefeningen• Opbouw van oefeningen- Begeleiding door fysiotherapeut: • Instructie • Voordoen • Meedoen • Geven van feedback • Ritme en tempo aangeven • Geven van manuele weerstand • Helpen• Aanpassen van omgeving• Anders/niet gespecificeerd- Trainingsruimte- Trainingsapparatuur

Informeren and adviseren over:- Ziekte en aandoeningen: ontstaan, verloop, erfelijke factoren,

risicogroepen- Gezondheidstoestand/functioneren:• Op niveau van functies en anatomische eigenschappen (stoornissen)• Op niveau van activiteiten (beperkingen)• Op niveau van participatie (restricties)- Persoonlijke factoren: leefstijl/gezond gedrag, leefregels, persoon-

lijke verzorging, optimale houding, optimale beweging- Externe factoren: • Huidige fysiotherapeutische zorg (o.a. techniek, doel, verwacht

effect, bijwerkingen, kosten)• Huiswerkopdrachten (o.a. uitgangshouding, wijze van uitvoeren,

tijdstip en plaats, doel, neveneffecten) • Hulpmiddelen (o.a. gebruik, veiligheid, onderhoud)• Gezondheidszorg in het algemeen (o.a. wet- en regelgeving,

financiering, subsidieregelingen) • Anders/ niet gespecificeerd Bieden van steun aan patiënt/cliënt (via gesprekstechnieken, lichaamsgerichte technieken, geven van weerbaarheidstraining) bij verwerkingsprocessen, gedragsveranderingen, aanpassingsprocessenBegeleiden anders/niet gespecificeerd

Page 31: FysioPraxis maart 2015

31

FysioPraxis | maart 2015

maken van de derde niveaustructuur van de ICF (voor een gedetailleerde beschrijving zie www.who.int/classifications/ICF). Tot slot is ons framework ontwikkeld in Nederland met een focusgroep die betrokken is bij fysiothera-peutisch onderzoek. Om het framework breed toepasbaar te maken voor het beschrijven van oefentherapeutische interventies is externe validatie, binnen en buiten Nederland, nodig. Concluderend is het ontwikkelde framework een veelbelovende stap in het meer gestruc-tureerd en gedetailleerd beschrijven van de doelen en inhoud van oefentherapeutische interventies in onderzoekspublicaties. Verdere

ontwikkeling is nodig om het framework breed te kunnen toepassen.

Dankwoord Wij bedanken het Wetenschappelijk College Fysiotherapie (WCF) voor het financieren van het DO-IT-onderzoeksprogramma. Wij bedanken dr. H. Ket voor zijn hulp met de zoekstrategieën in de elektronische databases en dr. Y. Heerkens voor haar hulp bij het opstellen van de lijst van ICF-categorieën.

- dr. M. van der Leeden, VUmc, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amsterdam en Reade|Revalidatie en Reumatologie, Amsterdam;

- dr. B. Staal, Radboudumc, Wetenschappelijk instituut voor kwaliteit van zorg, Nijmegen;

- drs. E. Beekman, Universiteit van Maastricht, Caphri, Afdeling Epidemiologie;

- dr. I. Mesters, Universiteit van Maastricht, Caphri, Afdeling Epidemiologie;

- dr. E. Hendriks, Fysiotherapie Maesstate, Druten; - drs. M. de Rooij, Reade|Revalidatie en

Reumatologie, Amsterdam; - drs. N de Vries, Radboudumc, Wetenschappelijk

instituut voor kwaliteit van zorg, Nijmegen; - dr. M. Werkman, UMC Utrecht, Child

Development and Exercise Center; - dr. V de Graaf-Peters, Hanzehogeschool,

Life Science and Technology Groningen; - prof. dr. R. de Bie, Universiteit van Maastricht,

Caphri, Afdeling Epidemiologie; - dr. E. Hulzebos, UMC Utrecht, Child

Development and Exercise Center; - prof. dr. R. Nijhuis van der Sanden,

Radboudumc, Wetenschappelijk instituut voor kwaliteit van zorg, Nijmegen;

- prof. dr. J. Dekker, VUmc, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amsterdam.

Referenties1. Leeden M van der, Staal B, Beekman E, Hendriks E,

Mesters I, Rooij M de, Vries N de, e.a. Development of a framework to describe goals and content of exercise interventions in physical therapy: a mixed method approach including a systematic review. Phys Ther Rev 2014 Feb;19(1):1-14.

2. Maher CG, Moseley AM, Sherrington C, Elkins MR, Herbert RD. A description of the trials, reviews, and practice guidelines indexed in the PEDro database. Phys Ther 2008;88(9):1068-77.

3. Glasziou P, Meats E, Heneghan C, Shepperd S. What is missing from descriptions of treatment in trials and reviews? BMJ 2008;336(7659):1472-4.

4. Herbert RD, Bo K. Analysis of quality of interventions in systematic reviews. BMJ 2005; 331(7515):507-9.

5. American Physical Therapy Association. Guide to Physical Therapist Practice. Second Edition. Phys Ther 2001;81(1):9-746.

6. Heerkens YF, Meeteren NLU van [Dutch Classification of Interventions for Allied Health Professions-version for Physical Therapy]. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut 2009.

7. Finger ME, Cieza A, Stoll J, Stucki G, Huber EO. Identification of intervention categories for physical therapy, based on the international classification of functioning, disability and health: a Delphi exercise. Phys Ther 2006;86(9):1203-20.

8. Langeveld SA van, Post MW, Asbeck FW van, Postma K, Dam D ten, Pons K. Development of a classification of physical, occupational, and sports therapy interventions to document mobility and self-care in spinal cord injury rehabilitation. J Neurol Phys Ther 2008;32(1):2-7.

9. Slade SC, Keating JL. Exercise prescription: a case for standardised reporting. Br J Sports Med 2012; 46(16):1110-3.

10. Knoop J, Dekker J, Leeden M van der, Esch M van der, Thorstensson CA, Gerritsen M, Voorneman RE, e.a. Knee joint stabilization therapy in patients with osteo-arthritis of the knee: a randomized, controlled trial. Osteoarthritis Cartilage. 2013 Aug;21(8):1025-34.

BOX BVoorbeeld van de beschrijving van (een deel van) een neuromusculair oefenprogram-ma voor patiënten met knieartrose m.b.v. het ontwikkelde framework

Oefentherapie in groepen van 6-8 patiënten, gedurende 12 weken, 2 keer per week, 60 minuten per sessie, geleid door 2 fysiotherapeuten

Interventiedoelen (ICF) fase 3 (week 9-12)Verbeteren van:b260: propriocepsis (oefening 1, 3, 6) b715: stabiliteit van gewrichten (oefening 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9) b740: spieruithoudingsvermogen (oefening 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9)b760: controle over willekeurige bewegingen (oefening 1 t/m 9)b455: inspanningstolerantie (oefening 2, 4, 7, 8) d450: lopen (oefening 8, 9)andere dagelijkse activiteiten, zoals trap op-/aflopen, opstaan van en gaan zitten op een stoel, of andere activiteiten die als relevant en problematisch werden gerappor-teerd door de patiënt (oefening 9)

Oefeningen fase 3 (week 9-12)1 squat-oefeningen (0-90° knieflexie; 5 seconden aanhouden)2 roeiergometer (5 minuten; maximale knieflexie 90°; maximale weerstand)3 staan op balansbord met lichte knieflexie, met twee benen en met 1 been

(10 seconde aanhouden)4 stepapparaat5 leg press 6 uitvalspas (5 seconden aanhouden)7 crosstrainer (3 sessies van 1-2 minuten, opbouwend naar 1 sessie van 5-10 minuten)8 loopband (5-10 minuten), opbouwend in intensiteit (snelheid en/of helling)9 training van dagelijkse activiteiten, zoals lopen op verschillende ondergronden, trap

op-/aflopen, opstaan van en gaan zitten op een stoel, of andere activiteiten die als relevant en problematisch werden gerapporteerd door de patiënt (10-15 minuten)

Huiswerkoefeningen fase 3 (week 9-12)Oefening 1, 6 en 9; 5 dagen per week (alleen op niet-trainingsdagen)

Algemene informatieOefeningen bestonden uit 3 sets van 10 herhalingen, met 30 seconden rust tussen elke set.Intensiteit van oefeningen werd opgebouwd tot maximale kracht (meer herhalingen konden niet op een adequate manier uitgevoerd worden door spiervermoeidheid).Oefeningen werden, indien van toepassing, uitgevoerd voor een spiegel.Therapeuten gaven feedback/instructies/correcties over kniepositie, met nadruk op de kwaliteit van uitvoering van de oefeningen.

Page 32: FysioPraxis maart 2015

FytO Kwaliteitsoverleg

32

FysioPraxis | maart 2015

W e t e n s c h a P – e x P e r i m e n t e e l o n d e r z o e k

Tekst: Monique Filart, Kees Smelt en Jos van der Werf

SamenvattingDoel - Dit onderzoek brengt de bijdrage van het fysiotherapeutenoverleg ‘FytO’ aan de ontwikkeling van de professionele attitude van tweedejaarsstudenten fysiotherapie binnen de game ‘Fysudus’ in kaart.

Methode - 131 studenten namen gedurende 8 weken deel aan de game; 70 studenten volgden de game inclusief FytO, 61 studenten volgden de reguliere game. Ten opzichte van de reguliere game kregen de studenten met FytO twee extra bijeenkomsten met hun aandeel-houder ter bespreking van het huidige en het gewenste behandelgedrag op het gebied van kwaliteit en doelmatigheid. De professionele attitude werd voor en na de game gemeten door middel van een schriftelijke enquête bestaande uit 22 vragen over kritisch-reflectief handelen en ontwikkelingsgerichtheid (maximale score van 88 punten). Analyse van de verschillen in ontwikkeling van professionele attitude tussen beide groepen vond plaats met t-toetsen.

Resultaten - In het studiejaar 2013-2014 namen 78 vrouwen (60%) en 53 mannen (40%) deel aan de game met een gemiddelde leeftijd van 20,3 jaar (range 17-30 jaar). Het hoogst afgeronde opleidingsniveau was mbo 12%, havo 52%, vwo 33% en hbo 3%. Er waren geen statistisch signi-ficante verschillen in persoonskenmerken tussen beide groepen. Door te gamen maakten beide groepen een statistisch significante ontwikkeling in hun professionele attitude door: de groep met FytO 16,6 punten en de groep zonder FytO 7,9 punten. Het verschil in ontwikkeling tussen beide groepen van 8,7 punten was statistisch significant.

Conclusie - FytO lijkt positief bij te dragen aan het verder ontwikkelen van de profes-sionele attitude van tweedejaarsstudenten fysiotherapie binnen de game Fysudus. Het concept FytO biedt tevens aangrijpingspunten voor doorontwikkeling in het onderwijs en het praktijkveld. Nader onderzoek naar effectiviteit in andere settingen en kosteneffectiviteit is nodig om de bijdrage van het concept FytO verder te onderbouwen.

Actief leren met serious gaming

FytO: kwaliteitsinstrument voor de (student) fysiotherapeut

InleidingVanaf 2013 maken tweedejaarsstudenten van de Saxion-opleiding fysiotherapie kennis met het fysiotherapeutenoverleg FytO als onderdeel van de serious game Fysudus. Het FytO inte-greert professionele kwaliteit met economische verantwoordelijkheid en lijkt positief bij te dragen aan de ontwikkeling van een professio-nele attitude. Het concept FytO is volgens de auteurs bruikbaar voor zorgopleidingen en de dagelijkse praktijk van zorgprofessionals, waar het verbinden van ‘vakmanschap’ en ‘manage-mentcompetenties’ aan de orde is.

Serious gaming FysudusUit onderzoek van TNO naar de effectiviteit van serious gaming in het onderwijs1 blijkt deze onderwijsvorm aan te zetten tot actief en zelfsturend leren. Deze vorm van leren leidt tot meer begrip en inzicht in de leerstof. Simulatie van authentieke praktijksituaties maakt abstracte leerstof praktisch toepasbaar. Bovendien motiveert een game met een score-systeem studenten zich verder te ontwikkelen en sluit gamen aan bij hun belevingswereld. De serious game Fysudus2 vindt plaats in het tweede studiejaar van de Saxion-opleiding fysiotherapie om de competenties ondernemen en organiseren behorende bij de beroepsrol manager3 te verwerven. Fysudus is in 2010 ontworpen op basis van GIMMICS, de serious

game van de opleiding farmacie van de Rijks Universiteit Groningen (RUG).4

In de game Fysudus gaan studenten de uitda-ging aan om binnen 8 weken een goedlopende eerstelijns fysiotherapiepraktijk op te zetten en qua omzet de grootste praktijk van de virtuele stad Fysiodam te worden. In Fysiodam zijn 5 startende praktijken gevestigd. In iedere praktijk werken 4 tot 6 fysiotherapeuten. Elke praktijk heeft een externe aandeelhouder. De game bevat, naast het reguliere onderzoeken en behandelen van patiënten, beroepsauthen-tieke activiteiten op het gebied van ondernemen en organiseren. De kern is dat studenten een missie, visie en strategie formuleren die de basis vormt voor al het handelen in de game. Onder de competentie ondernemen vallen activiteiten als het schrijven van een onderne-mingsplan, het maken van een eigen website, logo en folder, het herkennen en benutten van ondernemingskansen en het aangaan van samenwerkingsrelaties met zorginstellingen, sportverenigingen en bedrijven. De competentie organiseren richt zich op het plannen van pati-enten, het bijhouden van het elektronisch pati-entendossier, het declareren, het communiceren met patiënten, familie, verwijzers en mystery guests zoals een verzekeraar, KNGF-bestuurder, huisarts, wmo-ambtenaar, inspecteur en de brandweer.Vier derde- en/of vierdejaarsstudenten fysio-

Page 33: FysioPraxis maart 2015

FytO ICT-systeem

33

FysioPraxis | maart 2015

>>

therapie leiden de game. Zij zijn verantwoorde-lijk voor het ontwikkelen, het inbrengen en het beoordelen van de activiteiten. De geleverde professionele kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van inhoudelijke criteria, wat wordt vertaald naar omzet. De praktijk met de hoogste

omzet wint de game. Een projectbegeleider van de opleiding fysiotherapie ondersteunt de gameleiding. Een interne opdrachtgever bewaakt de kwaliteit van de game.

FytOIn 2013 ontstond de mogelijkheid Fysudus verder door te ontwikkelen. Op basis van de ervaringen van de faculteit Farmacie van de RUG met het Farmacotherapie overleg5 is het Fysiotherapeuten Overleg (FytO) ontworpen in samenwerking met de opleiding fysiotherapie en het Saxion-lectoraat Zorg en Ondernemen. Bij het ontwerp is rekening gehouden met de behoefte vanuit het fysiotherapeutisch werk-veld meer gebruik te maken van behandeldata uit het elektronisch patiëntendossier.6-10

Het FytO is een praktijkoverleg dat een koppe-ling maakt tussen het professionele behandel-gedrag van een individuele fysiotherapeut en het managen van een praktijk als geheel met behulp van een kwaliteitsmanagementsysteem. Dit systeem bestaat uit een ICT-systeem en een kwaliteitsoverlegstructuur (KOS). Het ICT- systeem levert sturingsinformatie over:• het behandelgedrag van de individuele fysio-

therapeut (elektronisch patiëntendossier);• het behandelgedrag van de praktijk (manage-

mentrapportage);• het landelijke behandelgedrag van fysiothe-

rapeuten (landelijke benchmark ParaBench11).Deze sturingsinformatie bepaalt de inhoud van het KOS, waarin het doel is om de inhoudelijke professionele kwaliteit en de doelmatigheid van het fysiotherapeutisch behandelgedrag van de individuele therapeut en de praktijk ten opzichte van andere praktijken in Nederland te verbeteren. In de game zijn twee bijeenkomsten van één uur voor het FytO gepland. Een docent in de rol van externe aandeelhouder leidt het overleg. De 7 stappen van systeemdenken12 vormen de basis voor de overlegstructuur. Het thema van het eerste overleg is afgeleid van de prestatie-indi-catoren van de landelijke databank ParaBench en betreft wachttijden, instroom, behandel-gemiddelden, behandelduur, recidieven en/of omzet per populatie. De fysiotherapeuten in de praktijk bereiden zich aan de hand van een casus individueel voor op deze bijeenkomst. De casus bevat een beschrijving van het thema en opdrachten over het huidige gebruik van richt-lijnen, het aantal vergoedingen door de verze-keraar en het eigen behandelgedrag. Tijdens het overleg wordt het huidige behandelgedrag, de afwijking van richtlijnen en de vergoe-dingen besproken om vervolgens tot gedeelde afspraken over het gewenste behandelgedrag in de praktijk te komen. De fysiotherapeuten worden gestimuleerd tot het inbrengen van actievoorstellen voor het vergroten van de omzet. Tijdens het tweede overleg is er een evaluatie van het afgesproken behandelge-drag op basis van sturingsinformatie uit het ICT-systeem en vindt, indien nodig, bijstelling van de gemaakte afspraken plaats. Daarnaast presenteren de fysiotherapeuten de individueel

Tabel 1: Activiteiten binnen het Fysiotherapeuten Overleg ‘FytO’

*SWOT = Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threats; **EPD = Elektronisch Patiënten Dossier

BeroepstakenCompetentie OndernemenOriënteren op externe omgeving

Analyseren en beoordelen van interne omgevingMaken van een SWOT*-analyse

Maken van plannen

Implementeren van plannen

Competentie OrganiserenPlannen en organiseren van werkzaamhedenVoeren van administratie Informeren van collega’s, derdenLeveren van bijdrage aan bedrijfsvoeringBeschikbaarheid en beheren van faciliteiten/middelen

Activiteiten Activiteiten OndernemenUitzoeken vergoedingen zorgverzekeraars;Uitzoeken prestatie-indicatoren op landelijk niveauKritisch reflecteren op gebruik richtlijnen op individueel niveau en op praktijkniveauKritisch reflecteren op eigen behandelgedrag binnen de praktijk t.o.v. de landelijke prestatiesActieplannen maken om tot gedeelde behandel-afspraken te komen; Actieplannen maken om de omzet verder te verhogenAanpassen van behandelgedrag n.a.v. eerste FytO-bijeenkomstActiviteiten OrganiserenTijdig inleveren van voorbereiding en uitwerking actieplannenPatiëntengegevens vastleggen in EPD**Verantwoording afleggen over huidig individuele behandelgedrag naar collega’s en aandeelhouderMeedenken om tot gedeelde afspraken over behandel-gedrag en acties ter vergroting van de omzet te komenGoed invullen van EPD;Uitdraaien van rapportages op individueel en praktijkniveau

Page 34: FysioPraxis maart 2015

34

FysioPraxis | maart 2015

W e t e n s c h a P – e x P e r i m e n t e e l o n d e r z o e k

uitgewerkte actieplannen voor het vergroten van de omzet. In tabel 1 staan de activiteiten benoemd die bijdragen aan het ontwikkelen van de competenties ondernemen en organiseren gekoppeld aan professioneel handelen.

Praktijkgericht onderzoekIn het studiejaar 2013-2014 is de bijdrage van het FytO aan de ontwikkeling van de profes-sionele attitude van 131 tweedejaarsstudenten onderzocht.

MethodeEr waren 2 groepen studenten; een groep van 70 studenten op woensdag en een groep van 61 studenten op vrijdag. De roostering van het onderwijs was een gegeven bij de uitvoering van dit onderzoek, waardoor het at random toedelen van studenten aan groepen niet moge-lijk was. Om die reden is er op basis van de dagen dat de studenten stage lopen een keuze gemaakt om de woensdaggroep deel te laten nemen aan de game Fysudus inclusief FytO en de vrijdaggroep als controlegroep te gebruiken. De persoonskenmerken als geslacht, leeftijd en hoogst afgeronde opleidingsniveau van beide groepen zijn met elkaar vergeleken door middel van non- of parametrische toetsen.De professionele attitude van alle studenten werd aan het begin en aan het einde van de game gemeten aan de hand van de ontwik-kelde schriftelijke enquête ‘Professionaliteit van de fysiotherapie in Fysiodam’.13 Deze enquête bestond uit 22 gesloten vragen over professionaliteit; 11 vragen gingen over kritisch reflectief handelen en 11 vragen over ontwik-kelingsgerichtheid.14-16 De inhoudsvaliditeit van de vragenlijst is gecontroleerd door een onder-wijskundige en psychologe gespecialiseerd in assessments op het gebied van gedrag. De interne consistentie was goed (Cronbach’s Alpha 0,85). De vragen werden op een 4-punts Likertschaal gescoord met een maximale score van 88 punten. Verschillen in professionele attitude, kritisch reflectief handelen en ontwik-kelingsgerichtheid binnen de groepen en tussen beide groepen studenten werden geanalyseerd door middel van t-toetsen aan het begin en aan het einde van de game (p<0,05 bij tweezijdige toetsing; SPSS versie 22.0).

Resultaten PersoonskenmerkenDe totale populatie in het studiejaar 2013-2014 bestond uit 78 vrouwen (60%) en 53 mannen (40%) met een gemiddelde leeftijd van 20,3 jaar (range 17-30 jaar). Het hoogst afgeronde opleidingsniveau was mbo 12%, havo 52%, vwo 33% en hbo 3%. Op persoonskenmerken waren de twee groepen niet statistisch signifi-cant verschillend (p>0,05) (zie tabel 2).

Professionele attitude voorafgaand aan het gamenDe groep met FytO had voorafgaand aan het gamen (op baseline) een lagere totaalscore op professionele attitude en een lagere deelscore op ontwikkelingsgerichtheid dan de groep zonder FytO (p<0,05). Op het onderdeel kritisch reflectief handelen verschilden beide groepen niet voorafgaand aan het gamen (p>0,05) (zie tabel 3).

Ontwikkeling in professionele attitude door het gamenDe groep met FytO maakte door het gamen gemid-deld een grotere ontwikkeling op het gebied van professionele attitude door (verschil 16,6 punten) dan de groep die alleen de reguliere game volgde (verschil 7,9 punten). Het verschil in ontwikkeling van 8,7 punten tussen beide groepen was statis-tisch significant (t=4,79; df=129; p<0,001). Op zowel het onderdeel kritisch reflectief handelen als het onderdeel ontwikkelingsgerichtheid was het verschil in ontwikkeling tussen beide groepen studenten statistisch significant. Het verschil was het grootst ten aanzien van ontwikkelings-gerichtheid met 6,5 punten (t=5,05; df=111; p<0,001). Het verschil in ontwikkeling op kritisch reflectief handelen bedroeg 2,4 punten (t=2,68; df=129; p<0,01). De groep met FytO had na het gamen een statis-tisch significant hogere totaalscore op profes-sionele attitude (t=3,90; df=129; p<0,001) en een hogere deelscore op ontwikkelingsgerichtheid (t=4,81; df=129; p<0,001) dan de groep zonder FytO. De deelscore op het onderdeel kritisch reflectief handelen lag weliswaar ook iets hoger, maar dit verschil met de andere groep was niet

significant (t=1,83; df=125; p>0,05) (zie tabel 3).

DiscussieDit is de eerste keer dat er onderzoek is gedaan naar de bijdrage van het FytO aan de ontwikke-ling van de professionele attitude van tweede-jaarsstudenten fysiotherapie binnen de serious game Fysudus. Hiervoor is de schriftelijke enquête Professionaliteit van de fysiotherapie in Fysiodam ontwikkeld. Deze is gecontroleerd op inhoudsvaliditeit en homogeniteit. Uit de statistische analyses bleken er tussen beide groepen geen significante verschillen te bestaan in persoonskenmerken qua geslacht, gemiddelde leeftijd en opleidingsniveau. De voormeting liet zien dat er sprake was van een significant verschil in professionele attitude aan het begin van de game: de scores van de FytO-groep waren lager. Uit de nameting bleek deze groep significant beter te scoren dan de groep zonder FytO. Gaming lijkt positief bij te dragen aan het ontwikkelen van de professionele attitude van tweedejaarsstudenten fysiotherapie op het gebied van de beroepsrol manager. Beide groepen ontwikkelden zich gedurende de game in deze rol, maar de groep met FytO ontwikkelde zich significant beter en kwam boven de score van de groep zonder FytO.

FytO in de opleidingHet onderzoek laat zien dat studenten in de FytO-groep kritischer zijn en beter reflecteren op de kwaliteit en doelmatigheid van hun eigen behandelgedrag door gebruik te maken van richtlijnen, het elektronische patiëntendossier en managementinformatiesystemen. Door met

Meting Professionele attitude Kritisch reflectief OntwikkelingsgerichtFytO (n=70) Voor 49,2 (9,2) 27,0 (5,0) 22,0 (5,6) Na 65,8 (7,9) 31,8 (4,8) 34,0 (4,1) Verschil 16,6 (1,2) 4,7 (0,7) 12,1 (0,7)Geen FytO (n=61) Voor 52,9 (8,8) 28,1 (4,1) 24,8 (6,3) Na 60,8 (6,5 30,4 (3,5)) 30,3 (4,7) Verschil 7,9 (1,4) 2,3 (0,6) 5,6 (1,1)Verschil tussen beide groepen 8,7 (1,8)** 2,4 (0,9)* 6,5 (1,3)**

Getallen zijn gemiddelden (standaarddeviatie en standaardfout), *p<0.01, **p<0.001.

Tabel 3: Ontwikkeling in professionele attitude door het gamen (n=131)

FytO (n=70) Geen FytO (n=61)Geslacht (%) Vrouw 53 67Man 47 33Leeftijd in jaren 20,2 (1,9) 20,4 (1,6) Opleidingsniveau (%) Mbo 6 20 Havo 54 49 Vwo 37 28 Hbo 3 3

Getallen zijn gemiddelden (standaarddeviatie) tenzij anders aangegeven.

Tabel 2: Persoonskenmerken voorafgaand aan het gamen (n=131)

Page 35: FysioPraxis maart 2015

35

FysioPraxis | maart 2015

hen in gesprek te gaan over de rol die zij als professional hebben ten aanzien van het doel-matig handelen, vindt met name bewustwording plaats van het eigen behandelgedrag, het behandelgedrag van collega’s en de consequen-ties van dit gedrag voor de omzet van de praktijk. Tevens blijkt het FytO een goede stimulans voor studenten actief mee te denken over het gewenste behandelgedrag en een eerste stap richting gedragsverandering. Studenten zijn meer ontwikkelingsgericht en zien meer moge-lijkheden voor het ontwikkelen van innovatieve diensten, producten en samenwerkingsrelaties om extra omzet voor de praktijk te genereren. Hiermee biedt FytO een concept binnen de oplei-ding om de beoogde brug tussen de rollen van inhoudelijk professional en manager te slaan.

Beperkingen van dit onderzoekDit onderzoek kent een aantal beperkingen. De verdeling van de studenten in twee groepen vond om roostertechnische redenen niet plaats volgens geblindeerde randomisatie. De vragenlijst voor professionele attitude is nieuw ontwikkeld, waardoor toetsing op construct-validiteit nog onvoldoende kon plaatsvinden. Voor het aantonen van de klinische relevantie is het aan te bevelen om de professionele attitude op meerdere momenten in zowel opleiding als beroep te meten, bijvoorbeeld voor en na de beroepsvoorbereidende stages in het vierde studiejaar en in het werkveld. Het geconstateerde verschil in persoonskenmerken qua geslacht en opleidingsniveau tussen beide groepen bleek niet significant. De mogelijkheid van een correlatie tussen een combinatie van de verschillende variabelen en de professionele attitude voorafgaand aan de game is in het kader van dit onderzoek niet verder onderzocht.

Doorontwikkeling in het onderwijsHet concept FytO is voor de game Fysudus ontwikkeld. De uitdaging is vervolgstappen in het onderwijs te zetten door het concept FytO in het derde en vierde studiejaar van de opleiding te

integreren. Het accent zal in deze leerjaren nog meer liggen op het kritisch reflectief handelen door gebruik te maken van complexere thema’s en casuïstieken binnen een multidisciplinaire onderwijsomgeving. Het concept is volgens de auteurs ook bruikbaar voor andere zorgoplei-dingen, waar het verbinden van vakmanschap en managementcompetenties aan de orde is.Dit onderzoek is tot nu toe het eerste onderzoek naar de bijdrage van het FytO aan de ontwik-keling van de professionele attitude van twee-dejaars fysiotherapiestudenten. Aanvullend onderzoek naar zowel kosteneffectiviteit als effectiviteit van het concept FytO is nodig om de meerwaarde binnen andere studiejaren van de opleiding fysiotherapie en andere zorgoplei-dingen te kunnen aantonen.

FytO in de dagelijkse praktijkHet concept FytO is niet alleen binnen het onderwijs toepasbaar, maar biedt ook mogelijk-heden binnen het werkveld. De eerstelijnsfysio-therapiepraktijken hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in hun ICT-systemen, mede ingegeven door de landelijke ontwikkelingen ten aanzien van de invoering van kwaliteitsindi-catoren en het elektronisch patiëntendossier.17 Informatie uit deze systemen wordt momenteel vooral gebruikt om verantwoording af te leggen over het handelen naar contractpartners. Daarnaast biedt deze informatie een praktijk en een individuele fysiotherapeut de mogelijkheid voor het beheren en het sturen van de eigen professionele kwaliteit via een eigen kwali-teitsmanagementsysteem. Onderzoek naar de effectiviteit van FytO in het werkveld is nodig om de bijdrage van het overleg voor de dage-lijkse praktijkvoering in kaart te brengen.

Monique Filart is docent fysiotherapie/onderzoeker lectoraat Zorg en Ondernemen, Saxion University of Applied Sciences.Kees Smelt is fysiotherapeut en maatschapslid, de Haere Vroomshoop.Jos J. van der Werf is Lector Zorg en Ondernemen, Saxion University of Applied Sciences.

Met dank aan: alle tweedejaarsstudenten, gameleiding en docent/aandeelhouders van de Saxion opleiding fysiotherapie; Margreet Engelhart, docent/onderwijskundig beleidsmedewerker, lid kenniskring Assessment, Saxion University of Applied Sciences; Renée Lutke, Manager Eurocat, Universitair Medisch Centrum Groningen; Nitie Mardjan, docent/onderzoeker lectoraat Zorg en Ondernemen, Saxion University of Applied Sciences; Frans Verschueren, docent Fysiotherapie, Saxion University of Applied Sciences; Sander van de Water, docent/onderzoeker Fysiotherapie, Saxion University of Applied Sciences; Erik Wierstra, Lector Innovatief Ondernemerschap, Saxion University of Applied Sciences.

Referenties1. Oprins E, Bakhuys Roozeboom M, Visschedijk G.

Effectiviteit van serious gaming in het onderwijs. Onderwijsinnovatie 2013;6:32-34.

2. Saxion. In: BlackBoard Learn, Course Fysiotherapie Leerjaar 2 (2013-2014). Onderwijs, Leertaken: Leerwerkpakket Manager: Gaming. https://leren.saxion.nl (11 april 2013).

3. Saxion. Opleidingsprofiel Fysiotherapie. Enschede: Saxion POCO-F, 2008.

4. Werf J van der, Dekens-Konter J, Brouwers J. A New Model for Teaching Pharmaceutical Care Services Management. Pharmacy Education 2004;4:3-45.

5. Proeftuin Farmacie Groningen. In: Proeftuin Farmacie Groningen. www.proeftuinfarmaciegroningen.nl (3 maart 2013).

6. Fayolle A. Handbook of research in entrepreneurship education: A general perspective. In: Kirby D. Changing the entrepreneurship education paradigm. Cheltenham: Edward Elgar Publishing Ltd, 2007; 21-45.

7. Pittaway L, Cope J. Simulating Entrepreneurial Learning Integrating Expertiential and Collaborative Approaches to Learning. Management Learning 2007;38:210-232.

8. QAA. Enterprise and entrepreneurship education: Guidance for UK higher education providers. In: The Quality Assurance Agency for Higher Education 2012. www.qaa.ac.uk (29 oktober 2013).

9. Werf J van der, Smelt K, Filart M. FytO, Managen van professioneel gedrag vóór en dóór fysiothera-peuten. Plan van Aanpak voor het stimuleren van ondernemerschap door Saxion en Fysiotherapeuten werkzaam in de eerste lijn van de Haere, de Akker en Fytac. Enschede: Saxion AGZ, Lectoraat Zorg en Ondernemen, 2012.

10. Saxion. In: Lectoraat Zorg en Ondernemen, EA-kwadraat. http://www.saxion.nl/eakwadraat/site/blok1 (28 oktober 2014).

11. ParaBench. In: ParaBench. http://www.parabench.nl (14 mei 2013).

12. Schaveling J, Bryan B, Goodman M. Systeem denken. Van goed bedoeld naar goed gedaan. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2012.

13. Engelaar M, Filart M. Enquête over de professionaliteit van de fysiotherapie in Fysiodam. Enschede: Saxion Lectoraat Zorg en Ondernemen, 2013.

14. Kuiper C, Balm M. Paramedisch handelen. Het ontwikkelen van beroepsattitudes. Utrecht: Lemma, 2004.

15. Saxion. In: BlackBoard Learn, Course Fysiotherapie Leerjaar 2 (2013-2014). Buitenschools leren: Beoordeling, beoordelingsformulier stage 2e jaar. https://leren.saxion.nl (10 juli 2013).

16. Saxion. In: BlackBoard Learn, Course Fysiotherapie Leerjaar 2 (2013-2014). Algemene informatie: Toetsinformatie, Ontwikkelassessment. https://leren.saxion.nl (10 juli 2013).

17. Braam C, Braspenning J. Kwaliteitsindicatoren Eerstelijns Fysiotherapie (Kwaliefy) en het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Eindrapport. Nijmegen: IQ Scientific Institute for Quality of Healthcare, 2010.

Prijsuitreiking Fysudus

Page 36: FysioPraxis maart 2015

messegelände köln | exhibition centre cologne

JOIN glObal fItNess at fIbO: 9 – 12 aPRIl 2015

tRade vIsItOR tIckets ONlINe aNd at the cash desk ON-sItethe leading international trade show for fitness, wellness & health

www.fıbo.deOrganised by

MED_2015_210x297_GB_RZ.indd 1 25.02.15 15:36

Page 37: FysioPraxis maart 2015

NVFG

NVMT

NVFS

NVZF

Spec ial i S TeNkaTerN

3839

40

4244

45

Simulatietraining leefwereld dementieInterview met Jan Rietsema

Meetinstrumenten geriatrische cliënt UNCO-MOB 2.0

NeckSTep: patient centered care Symposium NVMT

Docent aan basis curriculum neurofysiologie en manuele therapieIn memoriam: Leo Hagenaars (1950-2015)

Ziekenhuisfysiotherapie essentiële schakel in de keten Interview met aftredend voorzitter Helen Andersson

Fysiotherapeuten in de topsport in Nederland Resultaten enquête

SpecialiStenkatern

RedACTIe: de Beroepsinhoudelijke verenigingenCOöRdINATIe eN eINdRedACTIe: Lidwien van Loon

37

Page 38: FysioPraxis maart 2015

38 S p e c i a l i S t e n k at e r n

Zelf dementie ervarenIn november van dit jaar verwacht Into D’mentia de app Fragmento te lanceren. Fragmento is gebaseerd op een dementiesimulator: ervaar via je tablet hoe het voelt om met dementie te leven. Je bent zelf de hoofd-rolspeler in deze ervaring, en daarmee ben je iemand met dementie. Je wordt onder begeleiding van een voice-over meegenomen in een alle-daags verhaal met verschillende geanimeerde scènes. In iedere scène zitten kenmerken van dementie verstopt die jou als gebruiker kunnen overkomen. Het is een interactieve ervaring waarbij gebruikgemaakt wordt van ‘immersive storytelling’.

FysioPraxis | maart 2015

Interview met Jan Rietsema

Simulatietraining leefwereld dementie

nV

FG

| n

eD

er

la

nD

Se

Ve

re

niG

inG

VO

Or

FY

SiO

tH

er

ap

ie i

n D

e G

er

iat

rie

Into D’mentia heeft een simulatietraining ontwikkeld die inmiddels twee jaar op de markt is. De simulatietraining is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek op het gebied van beleving en empathieontwik-keling. Het uitgangspunt is dat iets zelf ervaren de meest indringende en daarmee de meest effectieve vorm van leren is.Tekst: Linda van Osch

Into D’mentia is een sociale onderneming die geen winst wil behalen, maar primair maat-schappelijke impact wil hebben. Jan Rietsema is er algemeen directeur. Hij vertelt hoe het idee van een simulatietraining is ontstaan, hoe de dementiesimulator is ontwikkeld, hoe de training is opgebouwd en wat tot nu toe de ervaringen zijn. Het interview hebben we voor u samengevat. Het volledige interview met Rietsema is in september 2014 gepubliceerd in het vakblad Fysiotherapie en Ouderenzorg.

Simulator “De simulatietraining van Into D’mentia is bedoeld voor mensen die zorgen voor mensen met dementie. Dit kunnen mantelzorgers en professionals zijn. In een speciaal ontwikkelde simulator staan gezonde mensen een half uur in de schoenen van een persoon met dementie”, vertelt Rietsema. “Er worden gevoelens van

verwarring, onzekerheid en desoriëntatie gesi-muleerd die mensen met dementie dagelijks ervaren.” Zo ervaren mantelzorgers en profes-sionals zelf wat het is om dementie te hebben.

trainingVanuit deze beleving heeft men bij Into D’mentia een training opgebouwd. Nu het inlevingsver-mogen via de simulator vergroot is, doet de vraag zich voor wat men daarmee in de dage-lijkse praktijk gaat doen. Hoe gaat men iemand met dementie nu benaderen? Op welke manier biedt men zorg aan zodat deze prettig is voor een persoon met dementie?Rietsema: “De training is gericht op het verbe-teren van de relatie tussen de verzorgende en de persoon met dementie door een beter begrip van het ziektebeeld te realiseren. Daarbij veron-derstellen we dat je empathie voelt voor wie je verzorgt als de relatie goed is, en dat daarmee ook makkelijker de zorgtaken opgebracht kunnen worden. Negatieve gevoelens kunnen zo worden weggenomen, waardoor stress en overbelasting voorkomen kunnen worden.”

mantelzorgerSDe overbelasting bij met name mantelzorgers is een actueel thema. Volgens een in juni 2014 gepubliceerd rapport van Alzheimer Nederland en het NIVEL zijn er 300.000 mantelzorgers.

Van hen is de helft overbelast en de andere helft loopt een groot risico op overbelasting. Het aanpakken van dit probleem vormt dan ook een maatschappelijk uitdaging, aldus Rietsema. “Deze maatschappelijke uitdaging wordt nog groter nu het nieuwe zorgbeleid de rol van mantelzorgers wil vergroten. In de huidige vorm heeft de gezondheidszorg onvoldoende capaci-teit, vooral personeel en budget, om het stijgend aantal mensen met dementie de zorg te bieden die ze nodig hebben. Door de rol van mantelzor-gers te vergroten, zouden mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Into D’mentia zou hand-vatten kunnen bieden om de taak van mantelzor-gers te vergemakkelijken.”

Kijk voor meer informatie over Into D’mentia op: www.intodmentia.nl.

Linda van Osch is fysiotherapeut en senior

onderzoeker bij Covance in Brussel. Ze is

bereikbaar via [email protected].

Algemeen directeur van Into D’mentia Jan Rietsema

De huiskamer met open keuken via de dementiesimulator

Page 39: FysioPraxis maart 2015

39S p e c i a l i S t e n k at e r n

nV

FG

| n

eD

er

la

nD

Se

Ve

re

niG

inG

VO

Or

FY

SiO

tH

er

ap

ie i

n D

e G

er

iat

rie

De UNCO-MOB 2.0 is te vinden op de website van het UNO: www.vumc.nl/uno. Het volledige artikel is te lezen in Fysiotherapie & Ouderenzorg van september 2014 (nummer 3).

FysioPraxis | maart 2015

UNCO-MOB 2.0

Vernieuwde set meetinstrumenten geriatrische cliëntHet gebruik van meetinstrumenten wordt steeds belangrijker in het diagnostische, prognostische en evaluatieve proces van het fysiotherapeutisch handelen. Veel meetinstrumenten binnen de fysiotherapie zijn vooral getest op en geschikt voor gezonde volwassenen. Hierdoor is een groot deel ervan niet geschikt voor gebruik in de geriatrie. Daarom is er een set meetinstrumenten samengesteld om de mobiliteit van de geriatrische cliënt op een eenduidige wijze in kaart te brengen. Tekst: Nelleke Kruyswijk, Astrid van Alphen, Maaike Kleijn

en Lizette Wattel

De set meetinstrumenten heet UNCO-MOB, dit staat voor Universitaire Netwerken Consensus Ouderenzorg - MOBiliteit (UNCO-MOB). De set werd aanvankelijk in 2008 in een breed consen-sustraject samengesteld door het Universitair Netwerk Ouderenzorg van het VU medisch centrum (UNO-VUmc) en het Universitair Kennisnetwerk Ouderenzorg (UKON). Daarop volgde in 2013 een vervolgtraject, gestart door het UNO-VUmc samen met een groep (geriatrie)fysiotherapeuten. De werkgroep kreeg het verzoek de set te toetsen aan het werkveld, aan te passen aan de meest recente weten-schappelijke inzichten en te verbreden naar de verschillende domeinen van functioneren van de geriatrische cliënt. Het resultaat was de UNCO-MOB 2.0 (tabel 1).

EisEn vErniEuwing In het consensustraject dat voorafging aan de UNCO-MOB 2.0, zijn meetinstrumenten gekozen op basis van bestaande richtlijnen en weten-schappelijke literatuur, gecombineerd met de expertise van de deelnemende groep fysiothe-rapeuten. Bij het kiezen van meetinstrumenten gold als criterium: • Nederlandstalige schaal;• goede psychometrische eigenschappen;• goed toepasbaar in de praktijk.Richtlijnen van de beroepsvereniging waren leidend; normen en systemen vanuit het werk-veld waren richtinggevend.

DomEinEnDe UNCO-MOB was oorspronkelijk alleen gericht op het domein mobiliteit, met de bijbeho-rende subdomeinen. Bij de herziene versie werd

in beginsel uitgegaan van alle domeinen van functioneren van de geriatrische cliënt, maar er bleek niet voor elk domein een meetinstru-ment te zijn dat voldeed aan de inclusiecriteria. De meetinstrumenten uit de oorspronkelijke UNCO-MOB zijn grotendeels gelijk gebleven en alleen op verschillende punten aangescherpt op basis van de meest recente literatuur. De UNCO-MOB 2.0 bestaat nu uit 19 meetinstru-menten verdeeld over 10 domeinen.

DoElgroEpEnBij het samenstellen van de UNCO-MOB 2.0 zijn er nieuwe afspraken gemaakt over de afna-mefrequentie. Ook is er onderscheid gemaakt tussen twee doelgroepen van cliënten:• revalidanten: binnen één week na opname,

tenzij er een goede meetinstrumentenover-dracht is, daarna minimaal één keer per 4 weken;

• andere cliëntgroepen: binnen 14 dagen na de

start van de behandeling, daarna 12 weken na de start van de behandeling en vervolgens elke 8 weken; voor elk zorgplan- of multi-disciplinair overleg.

ToEkomsTOndanks het enorme aanbod van meetin-strumenten binnen de fysiotherapie kon de werkgroep overeenstemming bereiken over de meetinstrumenten die voor de geriatrische cliënt het meest geschikt zijn. Met de toename van de hoeveelheid onderzoeken en meetinstru-menten in de geriatrie bestaat de hoop dat de UNCO-MOB in de toekomst een complete set valide, betrouwbare en toepasbare meetinstru-menten zal bevatten voor alle fysiotherapeu-tische domeinen rond de geriatrische cliënt. Daarnaast is het wenselijk als de beroepsgroep zoveel mogelijk dezelfde meetinstrumenten gebruikt om transparantie en communicatie en daarmee de kwaliteit van zorg te bevorderen.

Nelleke Kruyswijk is geriatriefysiotherapeut en

werkzaam bij Careyn in Utrecht. Astrid van Alphen

werkt als geriatriefysiotherapeut bij Stichting Sint

Jacob in Haarlem. Maaike Kleijn is fysiotherapeut

en werkt bij Zonnehuisgroep in Vlaardingen.

Lizette Wattel is coördinator Universitair Netwerk

Ouderenzorg en werkt bij VUmc Amsterdam. De

auteurs zijn bereikbaar via [email protected].

Tabel 1. UNCO-MOB 2.0 Domein Standaardmeetinstrument Uitzondering Algemene screening • EMSLopen • 10MLT • TUG • POMA (voor kwaliteit van lopen) • FACBalans en rompbalans • BBS of POMA • POMA niet bij CVA • TCT voor rompbalansValrisico Na globale kwalitatieve • FES-I inventarisatie kiest de behandelaar een meetinstrument voor lopen en/of balansUithoudingsvermogen • 6MWT + BorgRPESpierkracht • MRC • MI bij CVA • HHD als preciseren nodig isGewrichtsmobiliteit • N-0-MTonus • MAS bij CVA • PAI bij dementiePijn • NPRS • PACSLAC-D bij dementieArm-handfunctie • FAT bij CVA

EMS=Elderly Mobility Scale; 10MLT=10 Meter Looptest; FAC=Functional Ambulation Categories; TUG=Timed Up and Go-test; POMA=Performance Oriented Mobility Assessment (Tinetti); BBS=Berg Balance Scale; TCT=Trunk Control Test; CVA=Cerebro Vasculair Accident; FES-I=Falls Efficacy Scale-International; 6MWT=6 Minuten Wandeltest; Borg RPE=Borg Rate of Perceived Exertion; MRC=schaal van de British Medical

Research Council; MI=Motricity Index; HHD=Handheld dynamometer; N-0-M=Neutrale-0-methode; MAS=Modified Ashworth Scale; PAI=Paratonia Assessment Instrument; NPRS=Numeric Pain Rating Scale; PACSLAC-D=Pain Assessment Checklist for Seniors with Limited Ability to Communicate, Dutch version; FAT=Frenchay Arm Test.

Page 40: FysioPraxis maart 2015

40 S P E C I A L I S T E N K AT E R N

0 200

2 - 5 jaar

6 - 10 jaar

Meer dan 10 jaar

niet ingevuld

aantal jaren ervaring

0 50 100 150

Ja

Nee, al minimaal 1 jaar niet…

Nee, al minimaal 5 jaar niet…

Nee, op dit moment niet

Niets ingevuld

topsporters in behandeling A,B of HP

Figuur 1. Gegevens van fysiotherapeuten die de enquête hebben ingevuld

FysioPraxis | maart 2015

NV

FS

| N

ED

ER

LA

ND

SE

VE

RE

NIG

ING

VO

OR

FY

SIO

TH

ER

AP

IE I

N D

E S

PO

RT

GE

ZO

ND

HE

IDS

ZO

RG

Tussen april en oktober 2014 werd alle KNGF-leden gevraagd naar hun werkzaamheden in de topsport. Met de enquête wilden het Johan Cruijff Instituut, het NOC*NSF en de NVFS een helder beeld krijgen van de fysiotherapeuten in de topsport in Nederland. Aanleiding was de ontwikkeling van een Masterclass Topsportgeneeskunde voor sportartsen die in de topsport willen werken. Daarvoor moest de expertise van ervaren fysiothera-peuten die al geruime tijd met topsporters werken, in kaart worden gebracht.Tekst: Jeffrey Jansen, Erik Duiven en Hans Bloo

De enquête bestond uit vragen over hoe lang men al in het vak zat, of men sporters met een A-, B- of HP-status behandelde, en hoelang, hoeveel en hoe vaak men topsporters behan-delde. Daarnaast werd er gekeken naar sport-bonden of andere organisaties waarbinnen de fysiotherapeuten werkzaam waren, of ze ook veel met jeugdig sporttalent te maken hadden en bij wat voor soort evenementen ze actief waren. Gevraagd werd ook welke erkende en niet-erkende specialisaties ze binnen of buiten de fysiotherapie hadden, en welke behandel-vormen behalve fysiotherapie ze nog meer hanteerden (fi guur 1).

ERVARINGIn totaal hebben 152 unieke respondenten een bruikbare lijst met antwoorden ingestuurd. Hiervan waren slechts twee collega’s geen lid van het KNGF. De ervaring van de respondenten

viel meteen op. De meeste collega’s (77%) zijn ervaren rotten in het vak met meer dan 10 jaar ervaring in de fysiotherapie. Een derde behandelt al meer dan 10 jaar topsporters. Het overgrote deel van de respondenten werkt met de absolute top van de Nederlandse sporters. Van de 152 fysiotherapeuten gaven er 131 aan sporters met een A-, B- en/of HP-status te behandelen. Of men van louter werken met topsporters kan leven, valt te bezien. Slechts 7 respondenten werken fulltime in de topsport terwijl maar liefst 69 respondenten (45%) minder dan 5 uur per week in de topsport werken.

WERKPLEKZeker 92% van de deelnemers aan de enquête werkt vanuit een zelfstandige fysiotherapie-praktijk, van wie 46% dat niet combineert met een werkplek elders. Slechts een derde van de collega’s is verbonden aan een topsportbond. In de Centra voor Sport en Onderwijs (de CTO’s) zijn 40 sportfysiotherapeuten werkzaam, van wie 36 lid van de NVFS.De meeste fysiotherapeuten werken in de atle-tiek (52). Ander takken van sport zijn: voetbal (48), tennis (45), hockey (45), schaatsen (44) en wielersport (43). Hierbij valt op dat het een zeldzaamheid is dat een sportfysiotherapeut zich volledig richt op één tak van sport. Geen enkele collega houdt zich uitsluitend bezig met atletiek. Bij voetbal is dat slechts 1 collega, bij tennis gaat het om 3 collega’s, bij hockey om 2 collega’s, bij schaatsen 3 en bij wielersport slechts 1 collega (fi guur 2).

SPECIALISATIETopsportfysiotherapeuten hebben zich voor het overgrote deel gespecialiseerd. Slechts 7% is algemeen practicus. Van de manueel therapeuten onder de respondenten heeft slechts 5% geen andere specialisatie en 30% combineert manuele therapie met sportfysio-therapie. De NVFS is overigens zeer goed vertegenwoordigd: ruim driekwart van alle fysiotherapeuten werkzaam in de topsport is een NVFS-sportfysiotherapeut. Ter vergelijking: 8 fysiotherapeuten hebben behalve een niet-NVFS-sportfysiotherapieopleiding (IAS, ESP etc.) geen andere specialisatie gedaan, en 19 collega’s met deze opleiding hebben alsnog het traject tot NVFS-sportfysiotherapeut door-lopen. Tot slot werd er in de enquête gevraagd welke andere therapievormen regelmatig werden toegepast, zoals chiropraxie, osteo-pathie, shockwave, dry needling en medical taping. Ondanks de geringe wetenschappelijke evidentie wendt 84% van de respondenten medical taping aan (fi guur 3).

Jeffrey Jansen werkt als sportfysiotherapeut

bij Sportfysiotherapie De Bunders in Veghel.

Daarnaast is hij NVFS-bestuurslid Communicatie

& Samenwerking. Erik Duiven is student

aan het Johan Cruijff Instituut. Hans Bloo is

sportfysiotherapeut en bewegingswetenschapper,

en werkzaam voor het Paramedisch Instituut

Rembrandt in Veenendaal. Hij is NVFS-bestuurslid

Wetenschap en Scholing. Ze zijn bereikbaar via

[email protected].

Johan Cruijff Instituut, NOC*NSF en NVFS

Helder beeld uit topsportenquête

Page 41: FysioPraxis maart 2015

41S P E C I A L I S T E N K AT E R N

0 10 20 30 40 50 60

AutosportSchietsport

BoksenFloorbal

CricketTafeltennis

BobsleeHandboogKlimsportIjshockey

KrachtsportBadmintonDanssport

TaekwondoSchermen

SquashGolf

WatersportRoeienRugby

GehandicaptensportHandbal

Baseball / softballPaardensport

TriathlonGymnastiek

JudoZwemmen

VolleybalWielersport

SchaatsenHockeyTennis

VoetbalAtletiek

Figuur 2. Fysiotherapeuten per sporttak

Figuur 3. Andere therapievormen

0 20 40 60 80 100 120 140

Chiropraxie

Osteopathie

Acupunktuur

Dry Needling

Shockwave

Medical taping

een andere therapie

FysioPraxis | maart 2015

NV

FS

| N

ED

ER

LA

ND

SE

VE

RE

NIG

ING

VO

OR

FY

SIO

TH

ER

AP

IE I

N D

E S

PO

RT

GE

ZO

ND

HE

IDS

ZO

RG

Kritische nootHoewel de enquête breed uitgezet is via alle kanalen van zowel het KNGF als de NVFS, is het niet uitgesloten dat de enquête buiten de NVFS wat minder bekend was. Hierdoor kunnen de gevonden verhoudingen tussen NVFS en niet-NVFS afwijkend zijn van de werkelijkheid.

Page 42: FysioPraxis maart 2015

42 S p e c i a l i S t e n k at e r n

FysioPraxis | maart 2015

Zin in een verrassende dag op hoog niveau? Kom dan op 11 april naar NeckSTep, een prachtig symposium van de NVMT over het aanhouden van pijnklachten en patiëntge-richte zorg. Of beter: patient centered care want het is een internationaal symposium. U bent van harte welkom. Tekst: Lidwien van Loon

Het is aanpoten in de fysiotherapie. Hebt u net uw accreditatiepunten bij elkaar, kunt u weer aan de bak omdat verzekeraars nog wat rapporten willen. Alles verandert en dan willen patiënten ook nog eens meepraten over hun behandeling. Niet alleen wordt hun zorgvraag complexer en stellen ze steeds meer eisen aan de kwaliteit van hun behandeling, ze willen ook nog eens betrokken worden bij hun zorgproces. Hoe combineren we de wens van patiënten om mee te praten over hun zorg met de regeldruk en controledrang vanuit overheid en verzekeraars waarmee de aandacht voor de patiënt juist onder druk wordt gezet? En moet u dan, met al die druk, ook nog naar een symposium?

Echt bijzondErHet antwoord is ja, laat dit symposium niet aan u voorbijgaan. Wat maakt dit symposium dan zo speciaal? Weer een kort antwoord: efficiëntie. In heel korte tijd wordt u bijgepraat over de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen omtrent patient centered care, en u maakt meteen de stap naar het leveren van nog effectievere zorg. Daar kunt u na het weekend meteen mee aan de slag. Daartoe brengt de NVMT een inhoudelijk sterk en gevarieerd programma over de cervicale wervelkolom met als aandachtsgebieden shared decision making, motivational interviewing en interpersoonlijke neurobiologie. En om het nuttige met het aangename te verenigen wordt u op een zeer aantrekkelijke locatie verwacht: museum CORPUS in Oegstgeest. Daar kunt

Implicaties voor uw behandelbeleidSymposium NeckSTep: patient centered care

nV

Mt

| n

eD

er

la

nD

Se

Ve

re

niG

inG

VO

Or

Ma

nU

el

e t

He

ra

pie

u letterlijk en figuurlijk een reis door de mens maken. Verwen uzelf met een welverdiende vakdag en kom 11 april naar NeckSTep.

SprEkErSWie heten u op 11 april van harte welkom? In het programma staan klinkende namen van inter-nationale allure, zoals prof. dr. Deborah Falla. Falla wordt regelmatig uitgenodigd als spreker op toonaangevende congressen. De NVMT is er dan ook maar wat trots op dat ze de uitnodiging accepteerde. Voor wie haar nog niet kent: ze sleepte met haar wetenschappelijk onderzoek talrijke prijzen in de wacht. Haar boek over whiplash, hoofdpijn en nekpijn staat bij menig fysiotherapeut in de kast. Momenteel is ze als hoogleraar NeuroInformatics verbonden aan het Bernstein Center for Computational Neuroscience in Göttingen. Daar houdt ze zich vooral bezig met de integratie van neurofysiologisch en klinisch onderzoek naar neuromusculaire controle van de wervelkolom bij mensen met chronische pijn. De projectgroep heeft met Falla het neusje van de zalm voor u binnengehaald. Ook Ronald Kan spreekt. Hij is manueel thera-peut bij Revalidatiecentrum Heliomare in Wijk aan Zee en behandelt vooral mensen met lang-durige complexe musculoskeletale gezondheids-problemen. Hij nodigt u uit om na te denken over het effect van uw taalgebruik op het resultaat van uw behandeling. Daarbij bouwt hij voort op de keiharde evidentie voor het recidiveren van patiënten met chronische nekpijn, waarover Falla eerst spreekt.

OrganisatieHet symposium komt tot stand dankzij de inzet van de leden van de projectgroep: Edwin de Raaij, Marloes Thoomes-de Graaf, François Maissan en Stefan Buikema (projectleider), in samenwer-king met congresorganisatiebureau Confriends.

VErhoogdE actiVitEitVolgens Falla treden er verschillende veran-deringen op door nekpijn. Zo lijken de diepe nekflexoren en extensoren vertraagd te reageren en minder activiteit te leveren. Dit zou kunnen leiden tot verhoogde activiteit van de oppervlak-kige musculatuur, vooral tijdens het uitvoeren van functionele taken. Dit suggereert een reor-ganisatie van het systeem. De oppervlakkige spieren zijn verminderd in staat adequaat en tijdig te ontspannen na het leveren van activi-teit. Dat verklaart wellicht waarom het aantal recidieven zo hoog is en waarom veel mensen last hebben van chronische nekpijn. Volgens Kan zou het taalgebruik van manueel therapeuten daarbij een rol kunnen spelen. Die uitspraak onderbouwt hij met onder meer onderzoek van René Castien naar het werkingsmechanisme van manuele therapie bij patiënten met spannings-hoofdpijn. Daaruit bleek dat slechts 25% van het gunstige behandeleffect kon worden toege-schreven aan een verbetering van de functie van de diepe nekflexoren; 75% van het effect wordt dus bepaald door andere zaken. Door wat dan, vraagt Kan zich af. Door de interactie tussen de patiënt en de behandelaar, door de lichaamstaal van de behandelaar, de gebruikte woorden, de inrichting van de praktijk?

gEruStStEllEnVolgens Kan speelt het geruststellen van de patiënt een belangrijke rol in die overige 75%. Door geruststelling daalt de dreigingswaarde en daardoor wordt de kans op afname van de

Het boek van Falla over whiplash, hoofdpijn en nekpijn staat bij menig fysiotherapeut in de kast

Prof. dr. Deborah Falla

Page 43: FysioPraxis maart 2015

43S p e c i a l i S t e n k at e r n

FysioPraxis | maart 2015

pijn groter. “Geruststelling zou wel eens een heel belangrijke factor kunnen blijken voor het uiteindelijke behandeleffect”, stelt Kan. “Het is interessant om na te gaan wat het effect van de behandelrelatie is op de uitkomsten van een manueeltherapeutische interventie. Heb je een samenwerking met de patiënt die gebaseerd is op vertrouwen en respect, dan kan geruststel-ling in de attitude van de manueel therapeut in belangrijke mate bijdragen aan het effect van de

Programma NeckSTep• Lezingen, demonstraties, discussies, improvisatiecabaret, informatiemarkt en een

reis door het lichaam• Inschrijving vanaf 9 uur, afsluiting met borrel en hapjes rond 17.30 uur• Accreditatie aangevraagd voor MSG-leden en voor het algemeen register• Kosten inclusief lunchbuffet: € 60 voor leden, € 225 voor niet-leden • Adres: CORPUS Congres Centre, Willem Einthovenstraat 1 in Oegstgeest

nV

Mt

| n

eD

er

la

nD

Se

Ve

re

niG

inG

VO

Or

Ma

nU

el

e t

He

ra

pie

behandeling. Die geruststelling blijft vaak uit. Veel manueel therapeuten willen wat vinden om te behandelen. Er zit iets vast of er is een instabiliteit, maar daarmee verontrusten ze de patiënt dat er iets mis is met zijn rug. Dergelijke taaluitingen hebben onbewust gevolgen voor het idee van patiënten over de kwetsbaarheid van hun lichaam. Ze gaan voorzichtig bewegen en onbewust gaat er een pijnsignaal af waar-door de musculatuur zich ermee gaat bemoeien,

met alle gevolgen van dien. Dat er een alarm afgaat, wordt geïndiceerd door de woorden die de therapeut onbedoeld en ongewild gebruikt.”

Nocebo“We denken blijkbaar dat patiënten willen horen wat er mis met hen is”, zegt Kan. “Maar weten we eigenlijk wel wat patiënten willen horen? Patiënten willen misschien een specifiek oordeel horen over wat er met hun rug aan de hand is, en meestal is er niet veel aan de hand, weten we. Het merendeel van de klachten is immers aspecifiek en gaat vanzelf weer over. Het heeft dus geen enkele zin om catastroferende teksten los te laten op patiënten, want daar wordt het alleen maar erger van, het nocebo-effect. We moeten vooral positieve ideeën creëren bij de patiënt over de aard en ernst van de aandoening, zodat hij geen verhoogd gevoel van kwetsbaarheid ervaart. Onbewust leiden deze ideeën tot een verhoging van de dreigingswaarde en daardoor tot vermeerdering van pijn en een verhoogde stressrespons. Als we tegen patiënten zeggen dat ze napijn kunnen verwachten, dan kun je er donder op zeggen dat ze die napijn ook gaan voelen. Het ligt dus voor de hand om geen woorden te gebruiken als ‘de rug is instabiel’ of ‘uw tussenwervelschijf is versleten’ of ‘er zit een hernia aan te komen’. Zeker niet in combinatie met modellen van de wervelkolom met een uitpuilende rode discus. Dit goedbedoelde taalgebruik staat herstel juist in de weg in plaats van dat het eraan bijdraagt.”

elk woord telt“We zouden al veel winnen als we alleen al zouden beginnen met te zeggen: ‘Het valt alle-maal reuze mee. Ik heb u uitgebreid onderzocht en het ziet er goed uit.’ Daarmee voorkomen we dat we patiënten op een achterstand zetten. Pas dus op met wat je zegt”, waarschuwt Kan. In zijn lezing legt Kan de nadruk op taalgebruik. Daarbij gaat hij ook in op het informeren van de patiënt in relatie tot nekmanipulaties, een onderwerp dat breed uitgemeten is in de media en terugkomt tijdens het symposium. “Als je patiënten nadrukkelijk informeert over de nawerking, is de kans groter dat ze nawerkingen gaan ervaren. Daar doe je patiënten geen plezier mee. Lastige materie waarbij de essentie is: hoe vertel je het? Niet zozeer wat maar hoe. Ons taalgebruik kan met kleine details grote effecten teweegbrengen. Elk woord telt. Daar ga ik 11 april uitgebreid op in. Ik zie de discussie met veel belangstelling tegemoet.”

Lidwien van Loon is journalist en communicatie-

trainer bij Van Loon Communicatie Coaching.

Ze is bereikbaar via

[email protected].

‘Ons taalgebruik kan met kleine details grote effecten teweeg-brengen. Elk woord telt’Ronald Kan

Page 44: FysioPraxis maart 2015

44 S p e c i a l i S t e n k at e r n

FysioPraxis | maart 2015

nV

Mt

| n

eD

er

la

nD

Se

Ve

re

niG

inG

VO

Or

Ma

nU

el

e t

He

ra

pie

Op 1 januari overleed plotseling Leo Hagenaars. Niet alleen voor de fysio-therapie in het algemeen maar ook voor de manuele therapie in het bijzonder is het overlijden van Leo een groot verlies. We zullen zijn passie en nimmer aflatende leergierigheid missen.Tekst: prof. dr. Rob Oostendorp

In de jaren tachtig van de vorige eeuw begonnen Leo en ik met het zoeken naar de neurofysiologische grondslagen van de manuele therapie. Later voegde Nol Bernards zich bij ons. We werden daarbij geïnspireerd door het baanbrekend werk van Irvin Korr uit de VS, prof. dr. Jan Bernards en dr. Twan Keyser uit Nijmegen en zeker ook door prof. dr. Frantisek Véle uit Tsjecho-Slowakije. We ontwikkelden het curriculum ‘Neurofysiologie en Manuele Therapie’ en doceerden aan grote groepen collega’s die de Leergangen Manuele Geneeskunde en Therapie (later SOMT) volgden. Mijn herin-neringen gaan terug naar de volle zalen met cursisten in Nuenen en Veldhoven waar we samen vele collega’s hebben ingeleid in de neurofysiologische grondbeginselen in relatie tot de manuele therapie.

Uitstekend docentLeo was leergierig en ontwikkelde zich in die jaren tot een uitstekend docent. Geleidelijk werden de mechanische en neurofysiologi-sche kennis en inzichten geïntegreerd in de manuele therapie. Ogenschijnlijk moeiteloos wist Leo deze kennisgebieden aan elkaar te koppelen. Zo ontstond er een curriculum dat nog steeds model staat voor de huidige opleidingen manuele therapie in Nederland, met inachtneming van allerlei onderwijs-kundige veranderingen. Leo was een graag geziene en gehoorde spreker tijdens de jaar-lijkse NVMT-congressen.

evidentie en expertiseIn het verlengde van de opkomst van evidence-based medicine (EBM) in Nederland in de jaren negentig van de vorige eeuw veranderde de manuele therapie in evidence-based manual therapy (EBMT). Leo vond vanaf het begin dat de noodzaak van het wetenschappelijk bewijs (best research evidence) veel te sterk de boventoon voerde

Leo Hagenaars (1950-2015)

In Memoriam

in de discussies over de grondslagen van de manuele therapie. De klinische expertise van de manueel therapeut en de waarden van de patiënt als evenwaardige onderdelen van EBMT kregen in zijn ogen nauwelijks aandacht in deze discussies.

narratief redenerenLeo koos meer en meer voor de filosofische kant van het vak die hij samen met John Bos diep-gaand uitwerkte voor de manuele therapie in de boeken De kunst van het hulpverlenen en Pijn en lijden. Een fundamentele beschouwing. Het narratief redeneren was Leo in dit verband op het lijf geschreven. De match met de biomedisch en mechanisch ingestelde manueel therapeuten was niet altijd even gemakkelijk voor hem. Het huidige palet van de manuele therapie geeft aan dat Leo een koploper was in deze veranderde en veran-derende manuele therapie. Veel onderzoeken laten nu zien dat het biomedisch redeneren en handelen alléén niet meer volstaan in het huidige

beeld van de manuele therapie. Leo was een beeldenaar voor de manuele therapie.

afscheidOp 8 januari jl. namen velen op indruk-wekkende wijze afscheid van Leo tijdens een bijeenkomst op de begraafplaats St. Laurentius in Rotterdam. Leo had nog zoveel plannen na zijn afscheid van de Hogeschool Rotterdam. Helaas heeft hij deze plannen meegenomen in zijn graf. Moge hij rusten in vrede. We wensen zijn vrouw Rini, zijn gezin en familie veel sterkte.

Prof. dr. Rob A.B. Oostendorp is emeritus

hoogleraar Manuele Therapie, Faculteit

Geneeskunde en Farmacie, Vrije Universiteit

Brussel (VUB), België. Ook is hij emeritus

hoogleraar Paramedische Wetenschappen,

Scientific Institute for Quality of Healthcare

(IQ Healthcare), Radboud Universitair Medisch

Centrum (Radboudumc), Nijmegen. Hij is

bereikbaar via [email protected].

Page 45: FysioPraxis maart 2015

45S p e c i a l i S t e n k at e r n

‘We hebben veel verstand van de acuut zieke patiënt en nemen een unieke positie in de keten in’

FysioPraxis | maart 2015

over gesproken, omdat we samen sterker staan dan alleen. We kijken dus breder dan alleen de fysiotherapie in het ziekenhuis. Zo participeren we met vertegenwoordigers in de opstelling van multidisciplinaire richtlijnen rondom kniever-vanging en collumfracturen. En de aandachtsge-bieden zijn uitgebreid met sociaaleconomische aspecten van ziekenhuisfysiotherapeuten.”

In welke richting moet de vereniging zich ontwikkelen?“De NVZF zou een onderzoeksagenda moeten opstellen met hoogleraren die onderzoek doen naar acute care en kwetsbare patiënten. Het doel ervan zou zijn om het vak van ziekenhuis-fysiotherapie nog meer evidence-based te maken en dus om de inhoud door te ontwik-kelen. Dit in samenwerking met andere beroeps-inhoudelijke verenigingen die dicht tegen de NVZF aan zitten en met wie we kwetsbaarheid als gezamenlijk thema hebben. Het omzetten van al deze mooie evidence naar de praktijk zou een nog prominentere vorm mogen krijgen.”

Heb je nog een goed advies?“Zorg dat de inhoud doorontwikkeld wordt en dat je de verbinding houdt met fysiothera-peuten in de andere lijnen. Dit laatste omdat we complementair aan elkaar zijn en geen concurrenten. Blijf daarnaast kritisch kijken naar wat je doet. Doet het ertoe? Ga verspil-ling van fysiotherapeutische zorg tegen. Neem als individuele fysiotherapeut initiatief, wacht niet af wat de rest doet en wacht ook niet op je leidinggevende!”

Rik van Hooff is zorgmanager Fysio/Ergotherapie

bij Medisch Centrum Haaglanden in Den Haag.

Hij is bereikbaar via [email protected].

we een groot aantal productbeschrijvingen, de invoering en standaardisatie van screening van kwetsbare ouderen in het ziekenhuis, een review naar evidence based interventies bij kwetsbare ouderen en indicatoren voor de buik/thoraxchirurgie. Ik had graag bereikt dat de ziekenhuisfysiotherapeut een verbijzonderde of specialistenstatus zou hebben gekregen. We hebben veel verstand van de acuut zieke patiënt en nemen een unieke positie in de keten in. In verschillende Europese landen en ook in de VS zijn dit soort ‘acute care’ fysiotherapeuten een normaal verschijnsel. Het is nog steeds mijn wens om alle ziekenhuisfysiotherapeuten als lid van de NVZF te vertegenwoordigen.”

Hoe heeft de vereniging zich ontwikkeld in deze periode?“Van een deels uitvoerende rol in projecten naar een besturende rol. We zitten aan tafel bij het ‘grote’ KNGF, er wordt inmiddels veel vaker aan ons gedacht bij de ontwikkeling van de inhoud. Ook het financieringsprobleem van de polikli-nieken is een groot onderwerp van gesprek. Inmiddels hebben we hier met de diëtisten

nV

ZF

| n

eD

er

la

nD

Se

Ve

re

niG

inG

VO

Or

Zie

ke

nH

UiS

Fy

SiO

tH

er

ap

ie

Deze zomer treedt Helen Andersson af als voorzitter van de NVZF. Een mooi moment om haar te vragen naar haar bestuurlijke ervaring in de periode 2010-2015. “Ik snap beter hoe de hazen lopen binnen het KNGF, mijn politieke sensitiviteit is sterker geworden en de ziekenhuisfysiotherapie staat op de agenda van het KNGF.” Een gedreven voorzitter met klinkende resultaten.Tekst: Rik van Hooff

Je bent voorzitter geweest vanaf 2012, hoe kijk je terug op de afgelopen periode?“Mijn bestuurswerk voor de NVZF startte eigen-lijk al twee jaar eerder, in 2010. Toen werd ik algemeen bestuurslid. Ik kijk terug op een leuke en interessante tijd. Ik heb veel mensen ontmoet met goede ideeën en passie voor hun vak, zoals praktiserende ziekenhuisfysiotherapeuten die voor hun vakgebied staan, en ook onderzoekers die binnen het vakgebied van de ziekenhuis-fysiotherapie bijzonder relevant en grensver-leggend onderzoek doen. Het was bijvoorbeeld leerzaam om bij de Nederlandse Zorgautoriteit op bezoek te gaan om te praten over financiering van ziekenhuisfysiotherapie. We vertegenwoor-digen een grote groep van ruim tweeduizend fysiotherapeuten die een essentiële schakel in de keten zijn. Het is leuk om voor en met hen te werken.”

Wat is er gedurende je ambtsperiode bereikt en wat had je willen bereiken?“We hebben een eigen congres dat elk jaar naast een inhoudelijk leerzaam programma ook een ontmoetingsplek biedt voor zieken-huisfysiotherapeuten. Daarnaast realiseerden

“Ziekenhuisfysiotherapie staat nu op de kaart”

Interview met voorzitter NVZF

Helen AnderssonHelen Andersson (1978) studeerde van 1997 tot 2001 fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam. Aansluitend werkte ze als fysiotherapeut in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam tot halverwege 2007. Toen maakte ze als fysiotherapeut de overstap naar het topklinische Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam. Daar werd ze na twee jaar hoofd van de afdeling Fysiotherapie en Ergotherapie. Inmiddels is ze vier jaar organisatorisch manager, momenteel van de bedrijfseenheden Intensive Care, Orthopedie en Urologie, samen goed voor zo’n 140 medewerkers. Helen Andersson is bereikbaar via [email protected].

Page 46: FysioPraxis maart 2015

Fysiotherapie een wetenschap?

In Utrecht wel!

Ben jij ambitieus en wil jij je vakgebied verder

ontwikkelen? Wetenschappelijk onderzoek

doen? Werk en studie combineren?

Dan is Fysiotherapiewetenschap iets voor jou!

Meer weten?

www.uu.nl/masters/fysiotherapiewetenschap

Op de website treft u tevens uitgebreide productinformatie voor uw praktijk:www.intramed.nl/fysiotherapie

Gegevens meenemenWij bieden ruime mogelijkheden om gegevens van uw huidige softwarepakket over te nemenin Intramed. Meer informatie bij de afdelingVerkoop & Administratie op 0182 – 621 107

Noordkade 94 - 2741 GA WaddinxveenT 0182 62 11 07 - F 0182 62 11 [email protected]

Betrouwbare partnervoor de fysiotherapeut

Met Intramed overziet u in één oogopslag alle afspraken met uw patiënten, beschikt u over een compleet EPD en hebt u 24/7 inzicht in de omzetontwikkeling van uw praktijk.

Effi ciënt met uw tijd

Meteen in de behandelkamer beginnen aan de hulpvraag van de patiënt De patiënt kan zelf vanuit huis zijn gegevens in zijn dossier zetten en een afspraak maken. Dat scheelt u veel tijd.Met Intramed PLUS beschikt u over:• online inschrijving en afsprakenbeheer• online vragenlijsten (ook eigen vragenlijsten)• online intake

Handige koppelingen

Bovendien koppelt de software met handige applicaties waaronder de AfsprakenApp. Deze herinnert uw cliënt aan zijn afspraak, wat een goede service is voor uw cliënt en het scheelt u no-shows.

Standaard compleet

Intramed is een compleet programma en bevat alle functionaliteiten en handigheidjes om uw praktijk-voering makkelijk en soepel te laten verlopen.

Alle functionaliteiten noemen is gewoon onmogelijk maar op onze website vindt u een overzicht van de belangrijke functie, meetinstrumenten en richtlijnen. Kijkt u eens op www.intramed.nl/fysiotherapie. En heeft u vragen of specifi eke wensen dan kunt u ons altijd mailen of bellen: [email protected] of 0182-621 107

www.PsychFysio.nl Modulen 2015

Nieuws en cursussen voor fysiotherapeuten

P Motorisch trainen bij musculo- - 4 dagen wo 24/6, do 25/6, skeletale pijn – WK vr 26/6, za 27/6.P Opleiding Mindfulness Trainer - 8 dagen start 10/9.P Motiverende gespreksvoering+SFT - 3 dagen di 8/9, 29/9, 13/10.P Neurolinguïstisch programmeren - 3 dagen vr 2/10, 16/10, 6/11.P ACT bij pijn - 3 dagen di 10/11, 24/11, 8/12.

[email protected] • 06-21867046Nieuwegein • www.psychfysio.nl

[email protected]

door te adverteren in FysioPraxis.

Bel 023-5714745 en vraag naar Remco Wijnhout

Een nieuwe klant binnenhalen?Valt niet mee!

Page 47: FysioPraxis maart 2015

Kinesio® Tape the second generationDoor miljoenen gebruikt, door honderden gekopieerd. Tijd voor de volgende stap.

De ontwikkelaars van de originele Kinesio® Tape hebben de laatste jaren besteed aan een revolutionaire opvolger van de succesvolle Kinesio® Tape. De tape is enorm verbeterd op diverse punten en daardoor is een nieuwe dimensie ontstaan in het tapen.

• Hypoallergeen• Latexvrij• Flinterdun• Optimaal draagcomfort• Zeer sterk

www.kinesio-nederland.nl

Maak nu gebruik van het kennismakingsaanbod 3 rollen bestellen; 3 rollen gratis. Maximaal 1 pakket per praktijk.

Page 48: FysioPraxis maart 2015

THE BEST VS THE RESTwat is jouw rol?

Voor een optimaal herstel wil iedereen de beste medische zorg.

Met onze TÜV-gecertifi ceerde, latexvrije tape garanderen wij

het beste materiaal. Eigenlijk is voor fysiotherapeuten en hun

patiënten maar één keus: CureTape.

www.curetape.nl

13891 Adv campagne Curetape.indd 1 22-04-13 09:15