Transcript
Page 1: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Eerste memorie

Adversus hostem aeterna auctoritas estoHet recht op terugvordering van eigendomvan de vijand is eeuwig geldig

Wet van de twaalf tafelen

Page 2: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Wat is eigendom?Onderzoek naar de beginselen

van recht en bestuur

Pierre-Joseph Proudhon

Vertaald uit het Frans door Zsuzsó Pennings

met een inleiding van Thom Holterman

Te bestellen rechtstreeks bij de uitgever,

stuur een mail naar: [email protected]

of bij elke (internet) boekhandel

Uitgeverij IJzerUtrecht

Page 3: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Hoofdstuk 1

Methode die in dit werk gevolgd wordt.

Wat is revolutie?

Als ik op de vraag: Wat is slavernij? kort antwoordde: Dat is moord, zou men mij meteen begrijpen. Ik zou geen lang betoog nodig heb-ben om aan te tonen dat de macht een mens zijn gedachten, zijn wil en zijn persoonlijkheid te ontnemen een macht over leven en dood is, en dat een mens tot slaaf maken gelijk staat aan moord. Dus waarom kan ik dan op de volgende vraag: Wat is eigendom? ook niet zeggen: Dat is diefstal, zonder er zeker van te zijn niet begrepen te worden hoewel die tweede uitspraak slechts een variatie is op de eerste?

Ik wil het principe van onze staat en instituties, de eigendom, on-derzoeken. Dat is mijn recht. Ik kan me vergissen in de conclusie van mijn onderzoek. Dat is mijn recht. Ik geef er de voorkeur aan de slotbeschouwing van mijn boek aan het begin te zetten. Ook dat is mijn recht.

De ene auteur zal eigendom een burgerrecht noemen dat uit de in-bezitneming is voortgevloeid en wordt gesanctioneerd door de wet, een andere zal het verdedigen als een natuurlijk recht dat zijn oor-sprong vindt in de arbeid. Beide schijnbaar volkomen tegengestelde ideeën vinden grote bijval. Ik beweer echter dat noch werk, noch inbezitneming, noch de wet eigendom kunnen creëren, dat het een gevolg is zonder oorzaak. Is dat verwerpelijk?

Page 4: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Een golf van protest klinkt op! – Eigendom is diefstal! Dat is de alarmkreet van !* Dat klinkt als

een oproep tot revolutie!…– Wees gerust, lezer, ik ben geen onruststoker en geen oproerkraai-

er. Ik loop enkele dagen op de geschiedenis vooruit. Ik verkondig een waarheid waarvan we tevergeefs de verspreiding proberen te stop-pen. Ik schrijf de inleiding van onze toekomstige grondwet. De uit-spraak die u zo blasfemisch lijkt, eigendom is diefstal, zou het ijzer zijn dat de bliksem opvangt als onze vooroordelen ons in staat zouden stellen het te begrijpen, maar wat een eigenbelangen, wat een voor-oordelen staan dat in de weg!… Helaas zal de filosofie de loop der gebeurtenissen niet veranderen. De lotsbestemmingen zullen zich onaf hankelijk van de profetie voltrekken. Moet er trouwens geen recht geschieden en moet er geen einde komen aan onze opvoeding?

– Eigendom is diefstal! Dat zet de menselijke ideeën op hun kop. De begrippen eigenaar en dief waren altijd even tegenstrijdig als de figu-ren die ermee aangeduid worden onsympathiek zijn. Alle talen heb-ben deze paradox geheiligd. Met welk recht valt men die algemene consensus aan en spreekt men de mensheid tegen? Wie bent u om het verstand van volken en voorbije generaties te loochenen?

Wat kan het u schelen, lezer, dat ik een armzalig individu ben? Ik leef net als u in een tijd waarin het verstand zich slechts onderwerpt aan feiten en bewijzen. Mijn naam, evenals de uwe, is waarheidszoeker. Mijn missie staat geschreven in de woorden van de wet: Spreek zonder haat en zonder vrees, Zeg wat je weet. Het is de taak van ons geslacht om een tempel op te richten voor de wetenschap en die wetenschap omvat zowel de mens als de natuur. En de waarheid openbaart zich aan allen, vandaag aan Newton** en Pascal, morgen aan de herder in het dal en de ambachtsman in zijn werkplaats. Ieder draagt zijn steentje bij aan het gebouw en verdwijnt zodra zijn taak is volbracht. Vóór ons de eeuwigheid en na ons de eeuwigheid. En is de plaats die een arme sterveling tussen beide oneindigheden inneemt de aan-dacht van zijn tijdgenoten eigenlijk wel waard?

* Noten, zie p. ** Namenregister, zie p.

Page 5: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Laat dus, lezer, mijn titel en mijn karakter voor wat ze zijn en luis-ter gewoon naar mijn argumenten. Na de algemene consensus wil ik de algemene vergissing corrigeren. Vanuit de mening van de mens-heid doe ik een beroep op het geloof van de mensheid. Heb de moed me te volgen, en als uw wil oprecht is en uw bewustzijn vrij, als uw verstand twee uitspraken weet te verenigen tot een derde, zul-len mijn ideeën beslist de uwe worden. Door mijn slotbeschouwing aan het begin te plaatsen heb ik u willen verwittigen, en zeker niet willen tarten, want ik weet dat u me bij lezing gelijk zult moeten geven. De dingen waarover ik wil spreken zijn zo simpel, zo tast-baar, dat het u zal verbazen ze niet eerder te hebben bemerkt en dat u zult zeggen: ‘Daar had ik nog niet bij stilgestaan.’ Anderen zullen u het schouwspel bieden van het genie dat de geheimen van de na-tuur bedwingt en grootse wonderen verricht. U zult hier slechts een reeks beschouwingen vinden over recht en gerechtigheid, een soort herijking van de maten en gewichten van uw geweten. Het onder-zoek zal onder uw ogen geschieden en u zult zelf het resultaat ervan kunnen beoordelen.

Ik ontwikkel hier overigens geen systeem. Ik verlang de opheffing van privileges, afschaffing van de slavernij, gelijke rechten, de heer-schappij van de wet. Gerechtigheid, niets dan gerechtigheid, dat is de korte samenvatting van mijn betoog. De wereld opvoeden laat ik aan anderen over.

Op een dag vroeg ik me af: Waarom is er zoveel pijn en ellende in de samenleving? Moet de mens eeuwig ongelukkig zijn? En zonder stil te blijven staan bij de eindeloze verklaringen van wereldverbe-teraars – van wie sommigen klagen over de algemene ellende, de laf heid en onbekwaamheid van de regering, anderen over samen-zweringen en opstanden, en weer anderen over de onwetendheid of verdorvenheid van de massa – en de eeuwige strijd van het spreekge-stoelte en de pers moe, heb ik zelf de oorzaak willen doorgronden. Ik ben te rade gegaan bij grote wetenschappers, heb wel honderd boeken gelezen over filosofie, recht, politieke economie en geschie-denis. Had God me maar laten leven in een eeuw waarin zo veel lec-tuur nutteloos zou zijn geweest. Ik heb alle mogelijke moeite gedaan om aan de juiste informatie te komen, ik heb alle leerstellingen met

Page 6: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

elkaar vergeleken, antwoord gegeven op bezwaren, voortdurend ar-gumenten getoetst en tegenover elkaar geplaatst en duizenden syllo-gismen gewogen op de goudschaal van de scherpste logica. Op deze moeizame weg heb ik verschillende interessante feiten ontdekt die ik mijn vrienden en de buitenwereld zal meedelen zodra ik tijd heb. Maar het moet me van het hart dat ik vanaf het begin al meende te constateren dat we de betekenis van die zo populaire en geheiligde woorden gerechtigheid, gelijkheid, vrijheid, nooit begrepen hebben, dat onze begrippen van al deze dingen nog erg vaag waren en dat die on-wetendheid uiteindelijk de enige oorzaak is van het pauperisme dat ons verteert en van alle rampspoed die de mensheid getroffen heeft.

Dit vreemde resultaat verbijsterde me, ik twijfelde aan mijn ver-stand. Hoe is het mogelijk, dacht ik, dat jij ontdekt hebt wat het oog niet zag, het oor niet hoorde en het scherpste verstand niet vond! Pas op, ongelukkige, dat je de waanvoorstellingen van je zieke verstand niet voor heldere gedachten houdt. Weet je dan niet dat grote filoso-fen gezegd hebben dat praktische moraal en algemene dwaling met elkaar in tegenspraak zijn?

Ik besloot dus mijn gevolgtrekking aan een tegenproef te onder-werpen en stelde mezelf de volgende vragen: Is het mogelijk dat de mensheid zich in de toepassing van de wetten van de moraal zo lang en zo algemeen heeft vergist? Hoe en waarom zou ze zich vergist hebben? Hoe zou die dwaling, die zo algemeen is, te weerleggen zijn?

De antwoorden op die vragen, waarvan ik de juistheid van mijn observaties liet af hangen, lieten niet lang op zich wachten. In hoofd-stuk van dit werk zal men zien dat bij de moraal, net als bij alle andere wetenschappelijke takken, de ernstigste vergissingen voor ons de dogma´s van de wetenschap zijn, dat zelfs bij de werken over gerechtigheid zich vergissen een privilege is dat de mens adelt en dat de filosofische verdienste die mij zou kunnen toekomen, ongeloof-lijk klein is. De dingen benoemen is gemakkelijk, maar het mooiste zou zijn ze voor hun verschijnen te kennen. Als ik een reeds bekend idee uitspreek, een idee dat ieder denkend mens heeft en dat morgen door een ander zal worden verkondigd als ik het vandaag niet doe, dan heb ik alleen het prioriteitsrecht van die formulering. Prijst men soms degene die de dag het eerst ziet aanbreken?

Page 7: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Ja, iedereen gelooft en zegt voortdurend dat gelijke omstandighe-den en gelijke rechten hetzelfde zijn, dat eigendom en diefstal synonie-men zijn, dat ieder maatschappelijk privilege dat wordt verleend, of liever gezegd, dat iemand zich aanmatigt op grond van de superio-riteit van zijn talent en zijn diensten aan de gemeenschap, een groot onrecht en roof is. Iedereen, zeg ik, is het er in zijn hart mee eens, ze moeten het alleen nog leren inzien.

Voor we met het thema beginnen moet ik u een korte uiteenzetting geven over de weg die ik ga volgen. Wanneer Pascal een meetkundig probleem aansneed, maakte hij eerst voor zichzelf een methode om het op te lossen. Het oplossen van een filosofisch probleem vereist eveneens een methode. En winnen de problemen die de filosofie op-werpt het door de ernst van hun consequenties niet ruimschoots van de meetkundige? Vereisen die dan niet net zo’n serieuze en grondige analyse?

Het is voortaan een vaststaand feit, zeggen moderne psychologen, dat elke gewaarwording die de geest opneemt door diezelfde geest volgens bepaalde algemene wetten verwerkt wordt, dat deze ge-waarwording zich in zekere zin vormt naar bepaalde, in ons verstand reeds bestaande typen. De geest heeft geen aangeboren ideeën, hij heeft slechts aangeboren vormen. Zo wordt bijvoorbeeld ieder ver-schijnsel noodzakelijkerwijs door ons in tijd en ruimte begrepen. Al-les wat ons overkomt doet ons een oorzaak vooronderstellen waar-door het gebeurt, alles wat bestaat moet de ideeën van substantie, wijze, aantal, relatie enz. bevatten. Kortom, we produceren geen enkele gedachte die geen betrekking heeft op een van de algemene wetten van het verstand, waarbuiten niets bestaat.

Deze axioma’s van het verstand, gaan de psychologen verder, deze basistypen waarop onze oordelen en onze begrippen zich terug la-ten voeren en die slechts door onze waarnemingen aan het licht ko-men, zijn in de filosofie bekend onder de naam categorieën. Hun allereerste bestaan in de geest is tegenwoordig bewezen. Het gaat er alleen nog om ze in een systeem onder te brengen en te tellen. Aristoteles telde er tien, Kant bracht het aantal op vijftien, Cousin bracht het weer terug naar drie, twee en één. En de onbetwistbare verdienste van deze leraar is dat hij weliswaar niet de ware theorie

Page 8: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

der categorieën heeft ontdekt, maar in ieder geval beter dan wie dan ook het grote belang van deze vraag heeft ingezien – de grootste en misschien de enige van de metafysica.

Ik moet toegeven dat ik niet geloof in aangeboren ideeën, net zo min als in vormen of wetten van ons verstand, en volgens mij staat de metafysica van Reid en Kant nog verder af van de waarheid dan die van Aristoteles. Maar omdat ik het hier niet wil hebben over de Kritiek van de zuivere rede, wat veel tijd zou vergen en waar het pu-bliek zich nauwelijks om zou bekommeren, wil ik hier vooronder-stellen dat onze meest algemene en noodzakelijke begrippen, zo-als tijd, ruimte, substantie en oorzaak, begrippen zijn die vanaf het begin in de geest bestonden of op zijn minst direct uit de vorming ervan zijn voortgekomen.

Maar een tweede, niet minder waarachtig psychologisch feit, waar-aan de filosofen misschien te weinig aandacht hebben besteed, is het vermogen van de gewoonte om, als een tweede natuur het verstand nieuwe categorische vormen in te prenten. We ontlenen die aan ver-schijnselen die ons treffen en daardoor meestal zijn beroofd van hun objectieve realiteit, maar waarvan de invloed op ons oordeel niet minder vooraf bepaald is dan die van de eerste categorieën. Derhal-ve redeneren we tegelijkertijd volgens de eeuwige en absolute wet-ten van ons verstand en volgens de secundaire, meestal valse regels die de onvolkomen waarneming van de dingen ons ingeeft. Dit is de vruchtbaarste bron van onze foute vooroordelen en de blijvende en vaak onoverkomelijke oorzaak van een heleboel vergissingen. Vaak worden we zozeer beheerst door deze vooroordelen dat we een als fout erkend principe dat ons verstand afwijst en ons geweten af-keurt, onbewust verdedigen terwijl we het bestrijden en ons oordeel en onszelf eraan ondergeschikt maken terwijl we het aanvallen. Als in een cirkel opgesloten, wervelt onze geest om zichzelf heen, totdat een nieuwe waarneming nieuwe voorstellingen in ons oproept en we buiten ons een nieuw principe ontdekken dat ons bevrijdt van het spook dat in onze verbeelding rondwaart.

Zo weten we nu dat door de wetten van een universeel magne-tisme waarvan de oorzaak onbekend blijft, twee lichamen, die door geen enkel obstakel tegengehouden worden, naar wederzijdse ver-

Page 9: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

eniging streven door een versnelde impuls die zwaartekracht wordt genoemd. Het is de zwaartekracht die lichamen zonder steunpunt op de grond doet vallen, die ze in balans houdt en ons aan de aard-bodem bindt. De onbekendheid van deze oorzaak was de enige reden die de klassieke schrijvers belette aan antipoden te geloven. ‘Waarom zien jullie niet in,’ zei Augustinus na Lactantius, ‘dat wan-neer er mensen onder onze voeten zouden zijn, ze hun hoofd onder-aan zouden hebben en de hemel in zouden vallen?’ De bisschop van Hippo, die de aarde voor een schijf hield omdat hij haar zo meende te zien, trok daaruit de conclusie dat wanneer men van het zenit tot aan de nadir vanaf verschillende punten rechte lijnen zou trek-ken, die lijnen parallel zouden lopen, en in de richting van die lijnen plaatste hij iedere beweging van boven naar beneden. Daaruit moest men natuurlijk concluderen dat de sterren aan het hemelgewelf zijn vastgemaakt en daar als fakkels rondzwalken en dat ze, wanneer ze aan zichzelf werden overgelaten, als een regen van vuur op de aarde zouden neervallen, dat de aarde een geweldige schijf was die de onderkant van de wereld vormde, enz. Als men hem gevraagd had waar de aarde zelf op rustte, zou hij hebben geantwoord dat hij dat niet wist, maar dat voor God alles mogelijk was. Dat waren de ideeën van Augustinus over ruimte en beweging, ideeën die be-rustten op een door de schijn ingegeven vooroordeel dat voor hem een algemene categorische regel was geworden. Wat de val van de lichamen veroorzaakte wist hij niet, hij kon alleen maar zeggen: Een lichaam valt omdat het valt.

Voor ons is het idee van de val veel complexer. Aan de algemene begrippen van ruimte en beweging die het impliceert, voegen we dat van aantrekking of richting naar een middelpunt toe, dat voort-komt uit het hogere begrip oorzaak. Maar ook al heeft de natuur-kunde ons oordeel in dit opzicht volledig gecorrigeerd, toch bestaat het vooroordeel van Augustinus in het dagelijks taalgebruik nog al-tijd. Dus wanneer we zeggen dat iets gevallen is, betekent dat voor ons nog niet meteen dat er een werking van de zwaartekracht heeft plaatsgevonden, maar vooral dat het een beweging is geweest naar de aarde toe, en wel van boven naar beneden. Ons verstand kan nog zo verlicht zijn, toch heeft de verbeelding de overhand en onze taal

Page 10: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

blijft altijd onverbeterlijk. Uit de hemel afdalen is geen juistere uit-drukking dan ten hemel stijgen, en toch zal die uitdrukking net zo lang blijven bestaan als de taal.

Al die zegswijzen, van boven naar beneden, uit de hemel afdalen, uit de lucht komen vallen enzovoort, zijn voortaan onschuldig om-dat we ze in de praktijk weten te corrigeren, maar we moeten wel beseffen hoezeer ze de voortgang van de wetenschap moeten heb-ben vertraagd. Voor de statistiek, de mechanica, de hydrodynamica en de ballistiek is het niet zo belangrijk of we de ware oorzaak van het vallen der lichamen kennen en of ons idee van de hoofdrichting van de ruimten juist is, maar zodra het erom gaat het wereldsysteem, de oorzaak van eb en vloed, de vorm van de aarde en haar plaats in het heelal te verklaren, is het iets heel anders. Daarvoor moeten we de wereld van de zichtbare verschijnselen achter ons laten. Sinds de oudheid zijn er vindingrijke werktuigbouwkundigen, uitstekende architecten en vakkundige artilleristen geweest, maar hun verkeerde aannames over de vorm van de aarde en de zwaartekracht hadden geen negatieve invloed op de ontwikkeling van hun vaardigheden. De soliditeit van hun gebouwen en de trefzekerheid van hun schot leden er niet onder. Maar vroeg of laat moesten zich verschijnselen voordoen die zich niet door het veronderstelde parallellisme van de loodlijnen op het aardoppervlak lieten verklaren. Toen moest er wel een strijd losbarsten tussen de vooroordelen die eeuwenlang had-den volstaan voor de dagelijkse praktijk en nieuwe meningen die de waarneming leken tegen te spreken.

Daarom bevatten onze meest onjuiste oordelen, of ze nu op losse feiten of alleen op verschijnselen gebaseerd zijn, altijd een aantal waarheden waarvan de meer of minder grote kring ruimte laat voor een zeker aantal gevolgtrekkingen, maar waarbuiten we in het on-gerijmde belanden. Zo waren bijvoorbeeld de ideeën van Augusti-nus dat de lichamen op de grond vallen, dat ze recht naar beneden vallen, dat de hemel of de aarde beweegt, dat de hemel of de aarde draait, volkomen waar, en onze wetenschap had daar niets aan toe te voegen. Anderzijds dwingt de noodzaak ons niet alleen over alles rekenschap af te leggen, maar ook steeds veelomvattender principes te zoeken. En daarvoor moesten eerst de opvatting dat de aarde plat

Page 11: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

is en vervolgens de theorie dat de aarde het onbeweeglijke middel-punt van de wereld is, losgelaten worden.

Als we nu van de fysieke naar de morele wereld gaan, ondervinden we daar nog dezelfde bedrieglijke schijn, dezelfde invloeden van de onbevangenheid en de gewoonte. Maar wat dit tweede deel van het systeem van onze kennis onderscheidt, is enerzijds het goede of het slechte dat uit onze meningen resulteert en anderzijds de hardnek-kigheid waarmee we het vooroordeel verdedigen dat ons kwelt en doodt. Welk systeem over de oorzaak van de zwaarte en de vorm van de aarde we ook aanhangen, de beweging van de wereldbol lijdt er niet onder en onze maatschappelijke ordening zal er nut noch schade van ondervinden. Maar in ons en door ons voltrekken zich de wetten van onze morele natuur, en die wetten kunnen zich niet vol-trekken zonder onze bewuste deelname, dat wil zeggen zonder dat wij ze erkend hebben. Dus als onze kennis van de morele wetten vals is, zullen we het kwade doen terwijl we het goede willen doen. Als ze slechts onvolledig is, zal ze voorlopig voor onze sociale vooruit-gang kunnen volstaan, maar op den duur zal ze ons op dwaalwegen brengen en ons uiteindelijk in een afgrond van rampspoed storten.

Op dat moment hebben we hogere kennis nodig, en tot onze eer moet gezegd zijn dat die ons nog nooit in de steek heeft gelaten, maar tegelijkertijd ontbrandt er dan een bittere strijd tussen de oude vooroordelen en de nieuwe ideeën. Het zijn roerige, angstige tijden! Men denkt terug aan de tijd waarin de hele wereld met dezelfde dog-ma’s en dezelfde instellingen gelukkig leek. Waarom moeten deze dogma’s nu aangevochten en deze instellingen verworpen worden? Men wil maar niet begrijpen dat deze gelukkige periode er juist toe diende het beginsel van het kwaad te ontwikkelen dat in de samenle-ving sluimerde. Men beschuldigt de mensen en de goden, de aardse machthebbers en de natuurkrachten. In plaats van de oorzaak van het kwaad in zijn hart en zijn verstand te zoeken, wijt de mens het aan zijn meesters, aan zijn rivalen, aan zijn buren en aan zichzelf. De volken bewapenen zich en slachten elkaar af tot door een grote ont-volking het evenwicht weer is hersteld en uit de as van de strijders een nieuwe vrede verrijst. Zozeer staat het de mensheid tegen aan de gewoonten van de voorouders te tornen en de wetten te verande-

Page 12: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

ren die door de stichters van de stadstaten uitgevaardigd en door de eeuwen geheiligd zijn.

Nihil motum ex antiquo probabile est: Hoedt u voor iedere vernieu-wing, riep Titus Livius uit. Waarschijnlijk zou de mens beter af zijn als hij nooit hoefde te veranderen. Maar als hij al onwetend geboren is, als hij zich slechts geleidelijk verder kan ontwikkelen, moet hij zich dan om die reden inzicht ontzeggen, zijn verstand opgeven en zich aan het lot overgeven? Volmaakte gezondheid is beter dan ge-nezing. Is dat voor de zieke een reden om niet te willen herstellen? Hervorming, hervorming! riepen vroeger Johannes de Doper en Jezus Christus. Hervorming, hervorming, riepen onze voorouders vijftig jaar geleden, en wij zullen nog tijden roepen: Hervorming, hervorming!

Getuige van de noden van mijn eeuw, zei ik bij mezelf: Onder de beginselen waarop de maatschappij berust, is er één dat ze niet be-grijpt, dat haar onwetendheid heeft geschaad en dat de schuld is van alle kwaad. Dit beginsel is het oudst van allemaal, want het is revo-luties eigen de modernste beginselen omver te werpen en de oude te respecteren. Welnu, het kwaad dat ons kwelt is ouder dan alle revoluties. Dit beginsel, aangetast door onze onwetendheid, wordt geëerbiedigd en gekoesterd, want als niemand het zou koesteren, zou het niemand schaden en geen invloed hebben.

Maar wat is dit beginsel, waarvan het doel oprecht is maar verkeerd begrepen, en dat zo oud is als de mensheid? Zou het de godsdienst zijn?

Alle mensen geloven in God. Dit dogma hoort zowel bij hun be-wustzijn als bij hun verstand. God is voor de mensheid net zo’n oer-verschijnsel, net zo’n noodlottig idee, net zo’n noodzakelijk principe als de categorische ideeën oorzaak, substantie, tijd en ruimte dat zijn voor ons verstand. Het bestaan van God wordt ons eerst door het be-wustzijn bevestigd, daarna pas door een gevolgtrekking van het ver-stand, zoals we de zon eerst waarnemen met onze zinnen en dan pas zoals de natuurkunde hem ons toont. De waarneming en de ervaring laten ons verschijnselen en wetten ontdekken, alleen het bewustzijn onthult ons hun bestaan. De mens gelooft in het bestaan van God, maar wat gelooft ze als ze in God gelooft? Kortom, wat is God?

Page 13: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Dat godsbegrip, dat oerbegrip, dat unanieme begrip dat inherent is aan onze soort, heeft het menselijk verstand nog steeds niet kunnen definiëren. Bij iedere stap naar de kennis van de natuur en de oorza-ken, stuiten we op het idee van het bestaan van God. Naarmate de wetenschap voortschrijdt, wordt God groter en lijkt hij verder van ons verwijderd. De voorstelling van God in een menselijke gedaan-te en de afgoderij waren een noodzakelijk gevolg van een nog jong verstand, een theologie van kinderen en dichters. Een onschuldige vergissing als men er geen gedragsregel van had willen maken en de meningsvrijheid had gerespecteerd. Maar na God naar zijn beeld geschapen te hebben, wilde de mens hem zich ook toe-eigenen, hij verminkte niet alleen het Opperwezen, maar behandelde hem als zijn erfgoed, zijn bezit, zijn zaak. God, voorgesteld in monsterlijke gedaanten, werd overal het bezit van de mens en de staat. Dit was de oorsprong van het zedenbederf door de godsdienst en de bron van de religieuze haat en de ‘heilige oorlogen’. Godzijdank hebben we geleerd iedereen in zijn geloof te laten. We zoeken een moreel richt-snoer. Voor we iets vaststellen over het wezen en de eigenschappen van God, over de dogma’s van de theologie en over de bestemming van onze ziel wachten we verstandig af tot de wetenschap ons leert wat we verwerpen en wat we geloven moeten. God, ziel en religie, die eeuwige voorwerpen van onze onvermoeibare meditaties en onze rampzaligste ontsporingen, dat verschrikkelijke probleem waar-van we de oplossing altijd zoeken maar nooit helemaal vinden. Over al deze dingen kunnen we ons nog vergissen, maar onze vergissing blijft tenminste zonder gevolgen. Met de vrijheid van godsdienst en de scheiding van kerk en staat is de invloed van de religieuze ideeën op de ontwikkelingsgang van de samenleving puur negatief, geen wet en geen politieke of burgerlijke instelling hangt van de godsdienst af. Het verzaken van de religieuze plichten kan algemene corruptie in de hand werken, maar is er niet noodzakelijk de oorzaak van, hoogstens een bijwerking of een gevolg. Het is algemeen erkend, en vooral in de kwestie die ons nu bezighoudt, dat de oorzaak van de ongelijkheid van menselijke levensomstandigheden – van het pauperisme, het al-gemene lijden, de radeloosheid van de regeringen – niet meer kan worden teruggevoerd tot de godsdienst, we moeten verder terug-gaan en dieper graven.

Page 14: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Maar welk gevoel is ouder en wortelt dieper in de menselijke na-tuur dan het religieuze?

Het is de mens zelf, dat wil zeggen zijn wil en zijn geweten, de vrije wil en de wet, gevangen in een eeuwig antagonisme. De mens is in oorlog met zichzelf, maar waarom?

De theologen zeggen: ‘De mens heeft in den beginne gezondigd. Ons geslacht draagt de schuld van een oude plichtsverzaking. Van-wege deze zonde is de mensheid gevallen. Dwaling en onwetendheid zijn haar erfdeel geworden. Lees de geschiedenis, en overal zult u het bewijs van de noodzakelijkheid van het kwaad in de eeuwige ellende van de volken vinden. De mens lijdt en zal altijd lijden. Zijn ziekte is erfelijk en structureel. Alles wat men daartegen gebruikt zijn lapmid-delen en doekjes voor het bloeden, want een remedie is er niet.’

Dit zeggen niet alleen de theologen, het komt terug in gelijksoor-tige betogen bij de materialistische filosofen, de voorstanders van een oneindige vervolmaking. Destutt de Tracy leert uitdrukkelijk dat pauperisme, misdaad en oorlog het onvermijdelijk lot is van onze maatschappelijke orde, een noodzakelijk kwaad waartegen in opstand komen waanzin zou zijn. Dus noodzaak van het kwaad of oerverdorvenheid is in wezen van hetzelfde filosofische laken een pak.

‘De eerste mens heeft gezondigd.’ Als de aanhangers van de Bijbel dit letterlijk zouden vertalen, zouden ze zeggen: De mens zondigt eerst, dat wil zeggen hij vergist zich, want zondigen, falen, zich ver-gissen komt allemaal op hetzelfde neer.

‘De gevolgen van de zonde van Adam zijn overgegaan op zijn ge-slacht en in de eerste plaats is dat de onwetendheid.’ Onwetendheid is namelijk zowel de soort als het individu eigen. Maar bij een he-leboel vragen, zelfs morele en politieke, is deze onwetendheid ver-holpen. Waarom zou ze dus niet helemaal kunnen ophouden? Het menselijk geslacht komt gestaag dichter bij de waarheid en het licht wint het onophoudelijk van de duisternis. Onze kwaal is dus niet absoluut ongeneeslijk en de uitleg van de theologen is meer dan on-toereikend, hij is ronduit belachelijk, want hij is terug te voeren op de tautologie: ‘De mens vergist zich omdat hij zich vergist.’ In plaats daarvan zou men moeten zeggen: ‘De mens maakt fouten omdat hij leert.’ Welnu, als de mens zover is dat hij alles weet wat hij nodig

Page 15: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

heeft, is het zonder meer aannemelijk dat hij zich niet langer zal ver-gissen en dus niet meer zal lijden.

Als wij echter de geleerden zouden ondervragen over deze wet, die in het hart van de mens gegrift zou zijn, zouden we al gauw constateren dat ze erover redetwisten zonder te weten wat ze in-houdt. Dat er over de hoofdvragen bijna evenveel meningen als des-kundigen zijn, dat er geen twee het over de beste regeringsvorm, het principe van het gezag en het wezen van het recht met elkaar eens zijn, dat ze allemaal op goed geluk op een bodemloze en oeverloze zee varen, overgeleverd aan hun persoonlijke inspiratie die ze heel bescheiden voor de ware rede aanzien. En tegenover dat ratjetoe van tegenstrijdige meningen zeggen wij: ‘Het voorwerp van onze onder-zoekingen is de wet, het vaststellen van het sociale principe. Welnu, de politici, dat wil zeggen de sociaal wetenschappers, zijn het niet met elkaar eens. De vergissing ligt dus bij hen. En omdat iedere ver-gissing een realiteit tot voorwerp heeft, moet de waarheid dus te vin-den zijn in hun boeken, waar ze haar onbewust in hebben gestopt.’

En waarover schrijven de juristen en publicisten? Over gerechtigheid, gelijkheid, vrijheid, natuurlijk recht, burgerrecht enzovoort. Maar wat is gerechtigheid? Wat is haar principe, haar karakter, haar formule? Op die vraag hebben de geleerden natuurlijk geen antwoord, want dan zou hun wetenschap, die uitgaat van een helder en zeker principe, uit haar eeuwige probabilisme treden, en zou aan alle strijd een eind komen.

Wat is gerechtigheid? De theologen antwoorden: Alle gerechtig-heid komt van God. Dat is waar, maar het zegt verder niets.

De filosofen zouden beter moeten weten, ze hebben zo veel over recht en onrecht gediscussieerd! Jammer genoeg blijkt hun kennis nergens op gebaseerd te zijn en is eerder te vergelijken met de wil-den die de zon aanriepen met een O! – O! is een kreet van bewonde-ring, van liefde, enthousiasme, maar als je zou willen weten wat de zon is, zou dat O! je niet veel wijzer maken. Precies hetzelfde geldt voor de filosofen met betrekking tot de gerechtigheid. Gerechtig-heid, zeggen ze, is een dochter van de hemel, een licht dat ieder mens die ter wereld komt verlicht, het mooiste voorrecht van onze natuur, dat ons van de dieren onderscheidt en aan God gelijk maakt,

Page 16: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

en nog honderden andere dingen van dien aard. Wat, vraag ik me af, zegt die vrome litanie? Net zo veel als het gebed van de wilden: O!

Het verstandigste wat de menselijke wijsheid over de gerechtigheid geleerd heeft, is vervat in het beroemde gezegde: Behandel anderen zoals je wilt dat ze jou behandelen, oftewel: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Maar deze regel uit de christe-lijke moraal is voor de wetenschap waardeloos. Ik zou het recht heb-ben te willen wat een ander mij aandoet of niet aandoet? Wat voor zin heeft het te zeggen dat mijn plicht gelijk is aan mijn recht, als mij niet tegelijkertijd wordt uitgelegd wat dat recht inhoudt?

Laten we eens proberen tot iets duidelijkers en positievers te ko-men. Rechtvaardigheid is het hoofdgesternte dat de maatschap-pij bestuurt, de pool waarom de politieke wereld draait, principe en richtsnoer van alle transacties. Bij de mensen geschiedt alles op grond van het recht en niets zonder beroep op de gerechtigheid. Ge-rechtigheid is niet het werk van de wet, integendeel, de wet is nooit meer dan een verklaring en een toepassing ervan in alle omstandig-heden waarin mensen wederzijdse belangen hebben. Dus als we een onduidelijk, onvolledig of zelfs verkeerd beeld van gerechtigheid en recht hebben, spreekt het vanzelf dat al onze toepassingen van de wet slecht, onze instellingen gebrekkig en onze politiek onjuist zou-den zijn en er chaos en sociale misstanden uit voort zouden komen.

Deze hypothetische ontaarding van de gerechtigheid in ons ver-stand en het noodzakelijke gevolg daarvan in onze handelingen zou een vaststaand feit zijn, als de meningen van de mensen betreffende het begrip en de toepassing van de gerechtigheid niet hetzelfde ge-bleven waren, als ze op diverse tijden wijzigingen hadden onder-gaan, kortom, als de ideeën zich ontwikkeld hadden. En dat toont de geschiedenis aan met duidelijke bewijzen.

Achttienhonderd jaar geleden werd de wereld onder de heerschap-pij van de Romeinse keizers verteerd door slavernij, bijgeloof en wellust. Het volk, dronken en nagenoeg verdoofd door de lange bac-chanalen, had alle begrip van recht en plicht verloren. Het werd af-wisselend door oorlogen en orgieën gedecimeerd. Uitputting en de arbeidsmachines, dat wil zeggen de slaven, beroofden het van zijn middelen van bestaan en verhinderden zijn wedergeboorte. In die

Page 17: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

vreselijke verdorvenheid ontstond de meest afschuwelijke barbarij, die zich als een allesverwoestende plaag over de ontvolkte provin-cies verspreidde. De wijzen voorspelden het einde van het keizer-rijk, maar wisten er geen remedie tegen. Wat hadden ze dan ook kunnen bedenken? Om deze vergrijsde samenleving te redden had men de voorwerpen van publieke achting en verering moeten ver-anderen en rechten die door duizend jaar rechtspraak heilig waren geworden moeten afschaffen. Men zei: ‘Rome heeft door zijn poli-tiek en zijn goden gezegevierd. Iedere hervorming van de religie en de volksgeest zou dwaas en heiligschennend zijn. Rome was mild ten aanzien van de overwonnen volken, het liet ze genadig het leven en sloeg ze slechts in ketens. De slaven zijn de vruchtbaarste bron van zijn rijkdom. De bevrijding van de volken zou de ontkenning van zijn rechten en het bankroet van zijn financiën zijn. Rome, dat zich in genot wentelt en vetgemest is met de rijke buit van de hele wereld, teert op zijn overwinningen en zijn heerschappij. Weelde en wellust zijn de prijs die het betaalt voor zijn veroveringen, het kan er geen afstand van doen en zich er evenmin aan onttrekken.’ Rome heeft dus het feitelijke en juridische gelijk aan zijn zijde. Zijn aanspraken waren door alle gebruiken en door het volkenrecht ge-rechtvaardigd. De afgoderij in de godsdienst, de slavernij in de staat en het hedonisme in het privéleven vormden de basis van zijn instel-lingen. Daaraan tornen betekende de staat op zijn grondvesten doen schudden en, in de huidige terminologie, de weg vrijmaken voor alle mogelijke revoluties. Die gedachte kwam dan ook bij niemand op en ondertussen ging de mensheid in bloed en wellust ten onder.

Plotseling verscheen er een man die zich Gods Woord noemde. We weten ook nu nog niet wie hij was, waar hij vandaan kwam en wie hem zijn ideeën had ingegeven. Hij verkondigde overal dat de sa-menleving zichzelf had overleefd, dat er een nieuwe wereld zou komen. Priesters waren addergebroed, advocaten dom en filosofen huichelende leugenaars. Heer en slaaf zijn gelijk, woekerrente en alles wat erop lijkt is diefstal, eigenaren en genotzoekers zullen bran-den, terwijl de nederigen en reinen van hart in een rustoord zullen wonen. En daar voegde hij nog talrijke andere, niet minder merk-waardige zaken aan toe.

Page 18: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Die man, Gods Woord, werd aangegeven en als vijand van de staat gearresteerd door de priesters en de rechtsgeleerden, die zelfs op verholen wijze zijn dood door het volk lieten afsmeken. Maar die juridische moord, waarmee ze de maat van hun misdadigheid vol maakten, kon de leer die Gods Woord had uitgezaaid niet onderdruk-ken. Na hem verspreidden zijn eerste leerlingen zich in alle richtin-gen, verkondigden wat zij de ‘Blijde Boodschap’ noemden, leidden op hun beurt miljoenen missionarissen op en stierven, toen hun opgave leek te zijn volbracht, door het zwaard van de Romeinse justitie. Deze hardnekkige propaganda, deze oorlog van beulen en martelaren, duurde bijna drie eeuwen lang, en toen was de wereld bekeerd. De afgoden werden vernietigd, de slavernij afgeschaft, de zedeloosheid maakte plaats voor een strengere moraal en de verach-ting voor rijkdom werd soms tot pure armoede doorgedreven. De samenleving werd gered door de opheffing van haar principes, door de omverwerping van de godsdienst en de schending van haar hei-ligste rechten. Het idee van gerechtigheid kende in die revolutie een tot dan toe onvermoede verbreiding. Tot dan toe had gerechtigheid alleen voor de meesters bestaan, nu gold ze ook voor de knechten.

Toch wierp de nieuwe godsdienst lang niet altijd zijn vruchten af. Er trad wel enige verbetering van de openbare zeden in, een zekere matiging in de onderdrukking, maar verder bracht het in bijgelovige harten gevallen zaad van Gods Woord slechts een bijna poëtische mythologie en ongelooflijk veel tweedracht voort. In plaats van consequenties te trekken uit de morele en bestuurlijke principes die Gods Woord had gesteld, verloor men zich in speculaties over zijn ge-boorte, zijn af komst, zijn persoon en zijn daden en bleef maar zeu-ren over zijn gelijkenissen. En uit de strijd van die overspannen me-ningen over onoplosbare kwesties en teksten die men niet begreep, ontstond de theologie, die omschreven kan worden als de wetenschap van het oneindig absurde.

De christelijke waarheid reikte niet voorbij het tijdperk van de apos-telen. Het Evangelie, door de Grieken en Latijnen becommentarieerd, verzinnebeeld en met heidense fabels aangevuld, werd letterlijk een teken van tegenspraak, en tot op heden heeft de heerschappij van de onfeilbare Kerk niet meer voorgesteld dan een langdurige duisternis.

Page 19: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Men zegt dat de poorten van de hel niet altijd de overhand zullen heb-ben, dat Gods Woord zal wederkeren en dat de mensen eindelijk de waarheid en gerechtigheid zullen kennen, maar dan zal het met het Griekse en Romeinse katholicisme gedaan zijn, net zoals de spoken van de publieke opinie verdwijnen in het licht van de wetenschap.

De monsters, wier vernietiging de opdracht was van de opvolgers van de apostelen, kwamen na een korte schrik geleidelijk terug, dankzij het idiote fanatisme en soms ook met de bewuste goedkeu-ring van priesters en theologen. De geschiedenis van de bevrijding van het volk in Frankrijk laat ons voortdurend zien hoe gerechtig-heid en vrijheid, ondanks de vereende inspanningen van koningen, adel en kerk, bepalend werden voor het volk. In het jaar na Christus ging het arme, onderdrukte en in kasten verdeelde Franse volk gebukt onder het drievoudige juk van koninklijk absolutisme, de tirannie van adel en parlementen en de onverdraagzaamheid van de kerk.

Er was het recht van de koning, het recht van de priester en het recht van de burger. Er waren de voorrechten van de geboorte, de provincies, de gemeenten, de gilden en de beroepen. En de basis van dat alles was geweld, zedenloosheid en ellende. Sinds korte tijd was er sprake van hervorming. Zij die dat in schijn het meest wensten, riepen dat alleen maar om er zelf beter van te worden, en het volk dat er flink op vooruit moest gaan, verwachtte er niet veel van en zweeg. Lange tijd twijfelde dat arme volk uit wantrouwen, onge-loof of wanhoop aan zijn rechten. Het leek alsof de gewoonte om te dienen dat oude, in de Middeleeuwen zo trotse volk, alle moed ontnomen had.

Eindelijk verscheen er een boek waarvan de inhoud in twee regels is samen te vatten:

Wat is de derde stand? Niets. – Wat wil hij zijn? Alles. Iemand voegde daar als commentaar aan toe: Wat is de koning? Hij is de afgevaardigde van het volk.

Dat kwam als een plotselinge openbaring. Een enorme sluier scheurde, de schellen vielen van ieders ogen. Het volk begon te re-deneren:

Als de koning onze afgevaardigde is, moet hij rekenschap afleggen;

Page 20: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Als hij rekenschap moet afleggen, is hij onderworpen aan controle;Als hij aan controle is onderworpen, is hij verantwoordelijk;Als hij verantwoordelijk is, kan hij gestraft worden;Als hij straf baar is, dan is dat naar verdienste;Als hij naar verdienste gestraft kan worden, kan hij ter dood ver-

oordeeld worden.Vijf jaar na de publicatie van Sieyès’ brochure was de derde stand

alles en waren de koning, de adel en de geestelijkheid niets meer. In voerde het volk, zonder acht te slaan op de constitutionele fictie van de onschendbaarheid van de vorst, Lodewijk XVI naar het schavot. In begeleidde het Karel X naar Cherbourg. Als het zich in het ene of andere geval in de beoordeling van de overtreding ver-giste, was dat een feitelijke dwaling, maar vanuit juridisch standpunt is de logica die het tot handelen bracht correct. Straft het volk een vorst, dan doet het precies dat wat men de Juli-regering als nalatig-heid heeft verweten na de dilettantische staatsgreep van Lodewijk Napoleon in Straatsburg: het straft de ware schuldige. Het is een toepassing van het gemene recht, een plechtige definitie van gerech-tigheid in strafzaken.

De geest die de beweging van voortbracht, was een geest vol tegenstrijdigheden. Bijgevolg kon de nieuwe staatsorde die in de plaats van de oude kwam geen systematiek en bedachtzaamheid in zich bergen. Als product van woede en haat kon ze niet het effect hebben van een wetenschap die voortkwam uit een grondige ken-nis van de wetten van de natuur en de maatschappij. Men vindt dan ook in de zogenaamd nieuwe instellingen die de republiek creëerde dezelfde principes die ze eerst bestreden had en de invloed van alle vooroordelen die ze had willen verwerpen. Met weinig doordachte geestdrift spreekt men van de glorieuze Franse revolutie, van de we-dergeboorte van , van de grote hervormingen die tot stand wer-den gebracht en van de veranderde instellingen. Leugens, allemaal leugens.

Als onze ideeën over een fysieke, intellectuele of sociale gebeur-tenis op grond van waarnemingen totaal veranderen, dan noem ik die intellectuele beweging revolutie. Als er alleen sprake is van een uitbreiding of wijziging van de ideeën, noem ik dat vooruitgang. Zo

Page 21: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

was het stelsel van Ptolemaeus een vooruitgang in de astronomie, dat van Copernicus veroorzaakte een revolutie. Evenzo was wat er in plaatsvond strijd en vooruitgang, maar zeker geen revolutie, zoals een blik op de voorgenomen hervormingen bewijst.

Het volk dat zo lang het slachtoffer van het egoïsme van de mo-narchen was geweest, meende zich daar voor altijd van te bevrijden door zichzelf tot alleenheerser uit te roepen. Maar wat is monar-chie? De soevereiniteit van een mens. Wat is democratie? De soeve-reiniteit van het volk, of beter gezegd van de nationale meerderheid. Maar steeds wordt de soevereiniteit van de mens in de plaats gesteld van de soevereiniteit van de wet, de soevereiniteit van de willekeur in de plaats van de soevereiniteit van de rede, kortom, de hartstocht neemt de plaats in van het recht. Het is beslist een vooruitgang als een volk van een monarchale staat overgaat naar een democratie, omdat de vermenigvuldiging van de soevereinen meer kansen biedt de persoonlijke willekeur te vervangen door het verstand. Maar toch, een revolutie in de regering is het niet, want het principe is hetzelfde gebleven. Alleen hebben we nu het bewijs dat men in de meest volkomen democratie alsnog onvrij kan zijn.

Maar dat is nog niet alles. Het soevereine volk kan de macht niet zelf uitoefenen, maar moet haar overdragen aan gevolmachtigden, en dat zeggen hem steeds weer de mensen die proberen bij hem in het gevlij te komen. Of het aantal gevolmachtigden nu , , of . is, wat doet het aantal of de naam ertoe? Het blijft de regering van mensen, een heerschappij van de willekeur en de wispelturig-heid. Nu is mijn vraag de volgende: Wat heeft die zogenaamde revo-lutie nu eigenlijk voor revolutionairs voortgebracht?

We weten overigens hoe deze soevereiniteit werd uitgeoefend, eerst door de Conventie, toen door het Directoire, tot de consul haar voor zich opeiste. De keizer, die door het volk zozeer aanbeden en betreurd werd, wilde er nooit af hankelijk van zijn. Maar alsof hij het opzettelijk vanwege zijn soevereiniteit wilde tarten, durfde hij het te vragen om af te zien van zijn stemrecht, dat wil zeggen afstand te doen van die onvervreemdbare vrijheid, en dat is hem gelukt.

Maar wat is soevereiniteit eigenlijk? Het is, zegt men, de macht om wetten te maken. Nog zo’n door het despotisme overgenomen ab-

Page 22: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

surditeit. Het volk had gezien hoe de koningen hun bevelen met de formule want dat is onze wil motiveerden. Nu wilde het op zijn beurt het genoegen smaken wetten te maken. In de afgelopen vijftig jaar heeft het er ontelbare uitgebracht, en natuurlijk altijd met de hulp van volksvertegenwoordigers. Aan die onrechtmatige toe-eigening komt voorlopig nog geen einde.

De definitie van soevereiniteit is trouwens zelf afgeleid van de de-finitie van de wet. De wet, zei men, is de uitdrukking van de wil van de soeverein. In de monarchie is de wet dus de uitdrukking van de wil van de koning, in de republiek die van de wil van het volk. Afgezien van het verschil in het aantal willen zijn die twee systemen volledig hetzelfde. Aan beide kanten maakt men dezelfde fout, namelijk dat de wet de uitdrukking is van een wil, terwijl hij de uitdrukking van een feit moet zijn. Toch volgde men goede leiders. Men hield de burger van Genève voor een profeet en het Contrat social voor de koran.

Vooringenomenheid en vooroordeel laten zich bij iedere stap in de taal van de nieuwe wetgever zien. Het volk had geleden onder tal-loze uitsluitingen en voorrechten. Zijn vertegenwoordigers hadden daarvoor de volgende verklaring: Alle mensen zijn van nature en voor de wet gelijk. Een dubbelzinnige en wijdlopige verklaring. De mensen zijn van nature gelijk, wil dat zeggen dat ze hetzelfde figuur, dezelfde schoonheid, begaafdheid en deugden hebben? Nee, daarmee wilde men alleen de politieke en burgerlijke gelijkheid aangeven. Dus zou Alle mensen zijn voor de wet gelijk volstaan.

Maar wat houdt die gelijkheid voor de wet dan in? Noch de grond-wet van , noch die van , noch de uitgevaardigde grondwet van , noch de vrijwillig aangenomen grondwet van hebben die kunnen definiëren. Allemaal gaan ze uit van een ongelijkheid van rijkdom en stand, waarbij zelfs een schijn van gelijkheid van rechten onmogelijk wordt. Wat dat betreft kunnen we zeggen dat al onze grondwetten de getrouwe uitdrukking waren van de volkswil. Ik ga daar nu het bewijs van leveren.

Vroeger was het volk van alle burgerlijke en militaire ambten uit-gesloten. Men meende een wonder te verrichten toen men in de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger het volgende

Page 23: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

hoogdravende artikel opnam: ‘Daar alle burgers in haar ogen gelijk zijn, kunnen zij in gelijke mate toegelaten worden tot alle waardig-heden, plaatsen en openbare ambten volgens hun bekwaamheden en zonder ander onderscheid dan die van hun deugden en talenten.’

Natuurlijk moest men zo’n schone zaak bewonderen. Men bewon-derde echter een dwaasheid. Waarom? Het soevereine volk, wetge-ver en hervormer, ziet in de openbare ambten slechts een beloning of juister gezegd, een lucratieve baan. En omdat het volk die als een bron van inkomsten beschouwt, verklaart het ze voor alle burgers toegankelijk. Want waarom die voorwaarde als er geen voordeel te behalen was? Je denkt er toch niet aan te verordenen dat alleen as-tronomen of geografen loods mogen zijn? Of een stotteraar te ver-bieden in een treurspel of een opera mee te spelen? Ook nu weer aapt het volk de koningen na. Net als zij wilde het de lucratiefste banen aan zijn vrienden of vleiers geven. Jammer genoeg, en die laatste karaktertrek maakt de vergelijking compleet, beschikt niet het volk over de lijst met privileges, maar zijn gevolmachtigden en afgevaardigden. Die hoedden zich er dan ook voor tegen de wil van hun vrijgevige soeverein in te gaan.

Dit verheffende artikel uit de Verklaring van de Rechten van de Mens, dat in de grondwetten van en werd gehandhaafd, veronderstelt verschillende soorten van burgerlijke ongelijkheid, die altijd weer neerkomen op ongelijkheid voor de wet. Ongelijk-heid van rang, aangezien naar de openbare ambten slechts gestreefd wordt vanwege hun aanzien en hun emolumenten. Ongelijkheid van vermogen, want had men gelijkheid van vermogen gewild, dan waren de openbare ambten plichten geweest en geen beloningen. Ongelijkheid van gunsten, want de wet zegt niet wat het onder ta-lenten en deugden verstaat. Tijdens het Empire bestonden deugd en talent uitsluitend uit militaire dapperheid en trouw aan de keizer. Dat bleek toen Napoleon zijn nieuwe adel creëerde en probeerde te versmelten met de oude. Tegenwoordig is een mens die tweehon-derd frank belasting betaalt deugdzaam en iemand die handig is een achtenswaardige beurzensnijder. Het zijn inmiddels doodgewone waarheden.

Tot slot heiligde het volk nog de eigendom. Moge God het hem

Page 24: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

vergeven, want het wist niet wat het deed. Nu boet het al vijftig jaar voor een ellendige dubbelzinnigheid. Maar hoe heeft het volk, wiens stem naar men zegt de stem van God is en wiens geweten nooit zal dwalen, hoe heeft het zich zo vergist, hoe heeft het op zijn zoektocht naar vrijheid en gelijkheid kunnen hervallen in privileges en onder-worpenheid? Nog altijd in navolging van het ancien régime.

Vroeger droegen de adel en de geestelijkheid hoogstens in de vorm van vrijwillige bijdragen en giften bij aan de staatskas. Hun goede-ren waren zelfs bij schulden niet vatbaar voor beslag, terwijl de bur-gers, gebukt onder belastingen en herendiensten, voortdurend wer-den achtervolgd door ofwel de ontvangers van de koning ofwel die van de leenheren en de geestelijken. Hij die onderworpen was aan het recht van de dode hand werd behandeld als een ding, hij kon niet vererven en niet erven. Het verging hem als de dieren, wier diensten en aanwas door het recht van natrekking hun meester toebehoor-den. Het volk wilde het eigendomsrecht voor iedereen gelijk maken. Eenieder moest vrijelijk kunnen beschikken over zijn goederen, zijn inkomsten, de opbrengst van zijn arbeid en zijn bedrijf. Het volk had het eigendomsrecht niet uitgevonden, maar omdat het hem niet dezelfde rechten verschafte als de edelen en de papen, verordende het de gelijkheid van dat recht. De harde vormen van eigendom, herendienst, recht van de dode hand, heerschappij en uitsluiting van ambten zijn verdwenen, de aard van het bezit is veranderd, maar in de grond is alles bij het oude gebleven. Er heeft vooruitgang plaatsge-vonden in de toekenning van het recht, maar geen revolutie.

Hier volgen drie grondbeginselen van de moderne maatschappij die de beweging van en beurtelings hebben bekrachtigd: . Soevereiniteit van de menselijke wil, kortweg despotisme genoemd; . Ongelijkheid van bezit en stand; . Eigendom. Boven deze drie staat de gerechtigheid, die altijd en door iedereen werd aangeroepen als beschermgeest van vorsten, adel en grootgrondbezitters. Ze is de eerste algemene categorische wet van iedere samenleving.

Het gaat erom vast te stellen of de begrippen despotisme, bur-gerlijke ongelijkheid en eigendom met het oorspronkelijke begrip gerechtigheid overeenkomen, of ze er een noodzakelijk gevolg van zijn dat tot uiting komt op de meest diverse manieren, al naar ge-

Page 25: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

lang geval, plaats en de onderlinge betrekkingen tussen personen, of dat ze eerder het illegale product zijn van een vermenging van verschillende dingen, een noodlottige gedachteassociatie. En omdat gerechtigheid vooral tot uiting komt in de regering, in de status van de mensen en in het bezit van goederen, moet men overeenkomstig de algemene toestemming van de mensen en de ontwikkeling van de menselijke geest onderzoeken onder welke voorwaarden de re-gering, de levensomstandigheden van de burgers en het bezit van goederen rechtvaardig zijn. En dan, na uitsluiting van alles wat niet aan die voorwaarden voldoet, zal uit het resultaat blijken welke re-geringsvorm, welke burgerlijke status en welk goederenbezit recht-vaardig is, kortom, wat gerechtigheid is.

Is het gezag van mensen over mensen rechtvaardig?Iedereen zal zeggen: Nee, het gezag van de mensen is het gezag

van de wet, die gerechtigheid en waarheid moet zijn. De persoon-lijke wil telt niet mee in de regering, die enerzijds tot opgave heeft uit te vinden wat waar en rechtvaardig is en dat in een wet moet vastleg-gen, en anderzijds op de uitvoering van die wet moet toezien. – Ik onderzoek nu niet of onze constitutionele regeringsvorm aan deze voorwaarde voldoet, of bijvoorbeeld de wil van ministers nooit in-vloed heeft op de verklaring en de interpretatie van de wet, of onze afgevaardigden er in hun debatten meer op uit zijn te winnen door de rede dan door het aantal. Voor mij volstaat dat de erkende idee van een goede regering is zoals ik haar definieer. Dat idee is strikt ge-definieerd. Toch zien we dat de Oosterse volken het despotisme van hun vorsten rechtvaardig vinden, net zoals de oude volken, en zelfs hun filosofen, slavernij rechtvaardig vonden. Dat in de middeleeu-wen de adel, abten en bisschoppen het rechtvaardig vonden om lijf-eigenen te hebben. Dat Lodewijk XIV meende in zijn recht te staan toen hij zei: L’état, c’est moi; dat Napoleon iedere ongehoorzaamheid aan zijn wil als een hoogverraad beschouwde. De idee van gerechtig-heid was in haar toepassing op vorst en regering dus niet altijd wat ze nu is. Ze heeft zich voortdurend ontwikkeld en werd steeds dui-delijker omschreven, tot ze eindelijk op het huidige punt is beland. Maar heeft ze nu haar laatste fase bereikt? Ik denk het niet. Ze heeft nog een laatste hindernis te overwinnen om de hervorming van de

Page 26: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

regering te voltooien en de revolutie te voleindigen, namelijk het eigendomsrecht dat we in stand gehouden hebben, en dat instituut moeten we nog aanpakken.

Is politieke en burgerlijke ongelijkheid rechtvaardig?Sommigen zeggen ja, anderen nee. Die eersten wil ik eraan her-

inneren dat ze afschaffing van de privileges van af komst en rang waarschijnlijk rechtvaardig vonden omdat ze er zelf baat bij hadden. Waarom zouden dan de privileges van het bezit niet net zo goed ver-dwijnen als die van geboorte en rang? Omdat, zeggen ze, politieke ongelijkheid en eigendom samengaan en er zonder eigendom geen staat mogelijk zou zijn. Zo mondt de vraag die we net stelden uit in die van de eigendom. – Wat de anderen betreft volsta ik met de opmerking: Als jullie politieke gelijkheid willen, schaf dan de eigen-dom af, zo niet, waarover klagen jullie dan?

Is eigendom rechtvaardig?Iedereen antwoordt zonder aarzelen: Ja, eigendom is rechtvaardig.

Ik zeg iedereen, want niemand met kennis van zaken schijnt mij tot dusver met nee geantwoord te hebben. Een gemotiveerd antwoord is dan ook geen simpele zaak. Alleen tijd en ervaring konden tot een oplossing leiden. Op dit moment is die oplossing gegeven en is het aan ons er gehoor aan te geven. Ik zal proberen dat aan te tonen, en zal daarbij op de volgende manier te werk gaan.

. We bestrijden niets, weerleggen niemand en loochenen niets. We accepteren alle ten gunste van de eigendom aangevoerde redenen en beperken ons tot het zoeken naar het principe ervan, om vervolgens na te gaan of de eigendom principegetrouw is weergegeven. Welis-waar kan men eigendom niet meer als rechtvaardig verdedigen, maar de idee of in ieder geval de intentie van gerechtigheid moet noodzake-lijkerwijs terug te vinden zijn in de kern van alle argumenten die men ten gunste van de eigendom naar voren brengt, en – omdat eigendom alleen geldt voor dingen van materiële waarde – moet de gerechtig-heid, die als het ware stilletjes zichzelf objectiveert, in een geheel alge-braïsche formule verschijnen. Deze onderzoeksmethode brengt ons al gauw tot het inzicht dat alle redenen die men ter verdediging van de eigendom heeft aangevoerd zonder onderscheid, altijd en noodza-kelijkerwijs leiden tot gelijkheid, dus tot de ontkenning ervan.

Page 27: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

Dit eerste deel omvat twee hoofdstukken. Het eerste behandelt de inbezitneming of occupatie, de basis van ons recht, het tweede gaat over arbeid en talent als oorzaken van sociale ongelijkheid.

De conclusie van die twee hoofdstukken zal zijn dat eigendom door het recht op occupatie wordt belemmerd en door het arbeids-recht wordt vernietigd.

. Daar eigendom dus noodzakelijkerwijs onder de categorische rede van de gelijkheid wordt gerangschikt, moeten wij onderzoeken waarom die gelijkheid ondanks deze logische noodzakelijkheid niet bestaat. Dit nieuwe onderzoek omvat ook weer twee hoofdstukken. In het eerste, dat het feitelijke eigendom op zich beschouwt, kijken we of dat feit reëel is, of het bestaat en of het mogelijk is, want het zou een tegenstrijdigheid inhouden als twee tegenovergestelde soci-ale vormen, gelijkheid en ongelijkheid, naast elkaar konden bestaan. En dan komen we tot de merkwaardige ontdekking dat eigendom zich in werkelijkheid als toeval kan manifesteren, maar dat het als instelling en principe mathematisch onmogelijk is. Het klassieke axioma ab actu ad posse valet consecutio, van het werkelijke naar het mogelijke is een logische gevolgtrekking, wordt weerlegd indien toegepast op de eigendom.

In het laatste hoofdstuk tenslotte zullen we de psychologie te hulp roepen, diep in de aard van de mens doordringen en het principe, de formule en het kenmerk van de rechtvaardigheid uiteenzetten. We zullen de oorsprong van de eigendom, de oorzaken van zijn in-voering, zijn lange duur en zijn komende verdwijning verklaren. We zullen definitief zijn identiteit met diefstal vaststellen, en als we heb-ben aangetoond dat de drie vooroordelen, soevereiniteit van de mens, ongelijkheid van kansen en mogelijkheden en eigendom slechts één zijn, dat men de ene in de plaats van de andere kan zetten en onderling kan verwisselen, zal het niet moeilijk zijn daaruit met behulp van het principe van de tegenspraak de basis van de regering en het recht af te leiden. Dat zal het slot zijn van ons onderzoek, en we behouden ons voor het in volgende verhandelingen voort te zetten.

Het belang van het onderwerp wordt door allen erkend.‘Eigendom’, zegt Hennequin, ‘is het scheppende en behoudende

principe van de burgerlijke samenleving… Eigendom is een van die

Page 28: Pierre-Joseph Proudhon - Wat is eigendom? (Hoofdstuk 1)

fundamentele instellingen waarover de zogenaamd nieuwe theo-rieën niet vroeg genoeg kunnen verschijnen. We mogen namelijk nooit vergeten, en daar moeten de publicisten en de politici goed van doordrongen zijn, dat het gaat om de vraag of eigendom het beginsel of het resultaat is van de sociale orde en of het als oorzaak of als gevolg te beschouwen is, want het bepaalt de hele moraal en daarmee het hele gezag van de menselijke instellingen.’

Deze woorden zijn een uitdaging voor alle mensen die hopen en geloven. Maar hoe schoon de zaak van de gelijkheid ook is, niemand heeft nog de door de pleitbezorgers van de eigendom toegeworpen handschoen opgenomen, niemand heeft nog de moed gehad de strijd aan te gaan. De valse kennis van een hoogmoedige rechtspraak en de dwaze aforismen van een uit de eigendom ontstane economie hebben de edelmoedigste geesten in verwarring gebracht. De bewe-ring gelijkheid is een hersenschim is een soort wachtwoord geworden onder de meest invloedrijke vrienden van de belangen des volks. Zo veel valse theorieën en nutteloze analogieën beïnvloeden de anders toch zo uitmuntende geesten, die onbewust aan het algemene voor-oordeel onderworpen zijn. De gelijkheid, fit æqualitas, staat voor de deur. Soldaten van de vrijheid, laten we op de vooravond van de overwinning onze vlag zomaar in de steek?

Als verdediger van de gelijkheid zal ik zonder haat en zonder woe-de spreken, met de onaf hankelijkheid van de filosoof en de rust en vastberadenheid van een vrij mens. Dat ik in deze plechtige strijd in alle harten het licht mag brengen waarvan ik doordrongen ben, en door het succes van mijn betoog aantonen dat de gelijkheid niet met het zwaard overwinnen kon omdat zij door het woord overwinnen moest!


Top Related