differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - acoa · 1 inhoudsopgave pagina hoofdstuk i...

35
Differentiëren in de klas – wat doe ik eigenlijk? Bas de Koning Profielproduct ‘Ontwikkelaar’ Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA Open Schoolgemeenschap Bijlmer Begeleiders: Tanja Janssen (ILO) Jos van den Bongaardt (OSB) Monica Sienders (OSB) 20 juli 2010

Upload: lytu

Post on 21-Jul-2018

239 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

Differentiëren in de klas – 

wat doe ik eigenlijk? 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bas de Koning 

Profielproduct ‘Ontwikkelaar’ 

Instituut voor de Lerarenopleiding, UvA 

Open Schoolgemeenschap Bijlmer 

Begeleiders:             Tanja Janssen (ILO) 

      Jos van den Bongaardt (OSB) 

      Monica Sienders (OSB) 

20 juli 2010 

 

Page 2: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

1

Inhoudsopgave  pagina

 

Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden  2

  Inleiding  2

  Probleemstelling  2

  Doelstelling  3

  Onderzoeksvragen  4

  Onderzoeksopzet  5

Hoofdstuk II Differentiatietypen  7

  Werkwijze  7

             Wat is differentiatie?  7

  Interne en externe differentiatie 8

  Verschillende typen interne differentiatie  9

  Discussie  12

Hoofdstuk III Doelen en vormen van differentiatie op de OSB  15

  Werkwijze  15

  Geschreven bronnen  16

  Interviews met de deelschoolleiders  17

  Interviews met good practices  19

Hoofdstuk IV Checklist  21

  De totstandkoming van de checklist  21

  Uitkomsten testfase  23

Literatuurlijst  25

Bijlage 1: Checklist 26

Bijlage 2: Sleutel Checklist  29

Bijlage 3: Plan van aanpak  30

Bijlage 4: Learner report  34

 

 

Page 3: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

2

Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 

 

Inleiding 

Dit  onderzoek  is  uitgevoerd  in  het  kader  van mijn  opleiding  tot  eerstegraads  docent 

aardrijkskunde aan het ILO. Aangezien ik stage loop op de academische opleidingsschool 

Open  Schoolgemeenschap  Bijlmer  (OSB)  is  mijn  onderzoek  voor  het  profielproduct 

onderdeel  van het  lopende onderzoek  aldaar. Dit  jaar  is het onderzoeksthema op de 

OSB  ‘differentiatie’. Differentiatie  is een belangrijk  thema op de OSB gezien de breed‐

heterogene tweejarige onderbouw en de derde klas havo/vwo. De onderzoeksdocenten 

van  de  OSB,  Jos  van  den  Bongaardt  en Monica  Sienders,  hebben mij  gevraagd  een 

onderdeel  van het grote onderzoek uit  te  voeren. De begeleiding  vanuit het  ILO  is  in 

handen van Tanja Janssen.  

 

 

Probleemstelling 

Differentiatie  is een van de zeven peilers van de OSB.  In de OSB Schoolgids 2008/2009 

(p.10) wordt dit als volgt omschreven: 

 

“Differentiatie  vindt  binnen  de  lessen  op  verschillende manieren  plaats. We 

spreken elke leerling op zijn eigen niveau aan met een gedifferentieerd aanbod 

en eisen die passen bij het niveau….. Niet alleen het denkvermogen en de taal 

van het  kind wordt ontwikkeld, ook de praktische en  creatieve aanleg van de 

leerling krijgt  in de vakken veel aandacht. In de keuze van de lesstof en de aan 

te brengen vaardigheden blijft ruimte voor eigen aanvullingen en ideeën van de 

kinderen”.  

 

Jos  van  den  Bongaardt  en Monica  Sienders  omschrijven  het  in  hun  Onderzoeksplan 

Differentiatie OSB (2009) als volgt: differentiatie is peiler, maar blijkt in de praktijk lastig 

te  realiseren.  De  “differentiatie  knowhow”  lijkt  deels  verdwenen  met  de  grote 

personeelswisselingen  van  de  afgelopen  jaren.  Docenten  noemen  een  veranderende 

Page 4: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

3

doelgroep als reden van het onvoldoende toekomen aan differentiatie. Anderen voelen 

zich onvoldoende toegerust.  

De examenresultaten van de H/V suggereren dat deze  leerlingen niet optimaal 

uitgedaagd worden (Schoolgids OSB 2008/2009: 27). De didactiek in de werkfase wordt 

door  de  Onderwijsinspectie  (Kwaliteitsbeleidsplan  OSB  2003–2005,  verwijzend  naar 

Onderwijs Inspectierapport juni 2003) als onvoldoende gedifferentieerd aangemerkt. De 

schoolleiding maakt  zich  zorgen  over  de mate waarin  de  differentiatiebelofte wordt 

waargemaakt: gebeurt het op OSB‐wijze differentiëren voldoende in alle lessen?  

Onderzoek  naar  differentiatie  heeft  vaker  plaats  gevonden  binnen  de  OSB 

(Ploeger,  2006), maar  hierbij  ging  het  vooral  om  visies  en  intenties  van  docenten  en 

schoolleiders,  niet  het  bestuderen  van  wat  er  daadwerkelijk  in  de  les  gebeurt. 

Informatieverzameling  door middel  van  interviews  of  vragenlijsten  geeft  de  situatie 

weer  zoals  deze  door  de  informant wordt weergegeven,  hetgeen  kan  leiden  tot  een 

geïdealiseerd of onjuist beeld van de werkelijkheid.  

 

Doelstelling 

Het  doel  van mijn  onderzoek  is  een  checklist  te  ontwikkelen  die  docenten  kunnen 

gebruiken om na te gaan in hoeverre zij differentiëren in de les. Het gaat hierbij om een 

instrument dat ingezet kan worden om de verschillende factoren van differentiatie in de 

lessen op de OSB op een gestructureerde manier te bekijken. Hierdoor krijgen docenten 

inzicht  in  de  verschillende  vormen  van  differentiatie  in  een  les  en  kunnen  deze 

onderzoeken.  De  checklist moet  een  praktisch  en  concreet  instrument worden  voor 

docenten  om  hun  eigen  lessen  onder  de  loep  te  nemen.  Hierbij  zullen  de  taken  en 

opdrachten  in de  les centraal staan. Dit  leidt hopelijk  tot bewustwording bij docenten 

over niveau van differentiatie  in de eigen  les. Dit  is de doelstelling binnen mijn eigen 

onderzoek.  

Het doel  van mijn onderzoek binnen het  grotere  geheel  is omvangrijker. Mijn 

onderzoek  zal  namelijk  een  bijdrage  leveren  om  de  onderzoeksvraag  van  de 

onderzoeksdocenten te beantwoorden: “Het achterhalen van factoren die bevorderend 

Page 5: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

4

of  belemmerend  werken  voor  differentiatie  en  op  basis  hiervan  een  model  te 

formuleren  dat  het  voornoemde  OSB‐ideaal  m.b.t.  differentiatie  kan  faciliteren” 

(Onderzoeksplan Differentiatie OSB, 2009)  

 

Onderzoeksvragen 

1. Hoe kan differentiatie omschreven worden en wat zijn de doelen hiervan? 

2. Aan welke voorwaarden moet een goede checklist voor differentiatie voldoen? 

3. In hoeverre is de ontworpen checklist bruikbaar in de praktijk? 

 

Deelvragen 

Ik zal hier de verschillende onderzoeksvragen operationaliseren.  

1. Hoe kan differentiatie omschreven worden en wat zijn de doelen hiervan? 

‐ Welke verschillende vormen van differentiatie worden er onderscheiden? 

‐ Wat zijn de doelen van differentiatie op de OSB? 

‐ Welke vormen en doelen van differentiatie noemen docenten van de OSB? 

 

2. Aan welke voorwaarden moet een goede checklist voor differentiatie voldoen? 

‐ Welke voorwaarden kunnen uit de literatuur gedestilleerd worden? 

‐ Op welke manier zijn de velerlei vormen van differentiatie concreet en 

praktisch te vatten in een checklist? 

 

3.  In hoeverre  is de ontworpen checklist bruikbaar  in de praktijk naar het oordeel van 

OSB‐docenten? 

‐ Welke problemen en onvolledigheden komen er naar voren tijdens het testen 

van de checklist in de praktijk? 

‐  In  hoeverre  dient  de  checklist  aangepast  te worden  naar  aanleiding  van  de 

testfase? 

 

 

Page 6: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

5

Onderzoeksopzet 

Mijn onderzoeksopzet is gebaseerd op het lineair model van de ontwerpcyclus (Bimmel 

et.  al.,  2008:  17)  Hierin worden  vijf  fasen  (probleemdiagnose,  ontwerpplan,  ontwerp 

maken,  ontwerp  beproeven  en  terugblik)  onderscheidden  die  gedurende  het 

ontwerpproces doorlopen worden.  Ik  zal  in de beschrijving van mijn onderzoeksopzet 

aangeven bij welke fase een bepaalde stap hoort.  

  De probleemdiagnose  is grotendeels gedaan door de  schoolleiding alsmede de 

onderzoeksdocenten (zie probleemstelling). Gezien het feit dat mijn onderzoek inhaakt 

op de onderzoeksgroep van de OSB en ook in dienst daarvan staat, zal deze fase in mijn 

onderzoek slechts kort aan bod komen. De fase van het ontwerpplan vindt zijn weerslag 

in het plan van aanpak. Het bleek gedurende deze fase van het ontwerpproces geregeld 

nodig  een  stap  terug  te  gaan  naar  de  probleemdiagnose,  om  te  kijken  hoe  het 

ontwerpplan er precies uit moest komen te zien.  

De  volgende  stap  was  het maken  van  het  ontwerp.  Om mijn  hoofdvraag  te 

beantwoorden  heb  ik  een  checklist  voor  docenten  ontwikkeld.  Hierbij  heb  ik  zowel 

gebruik gemaakt van de  literatuur over differentiatie als  informatie uit  interviews met 

docenten  en  deelschoolleiders  op  de  OSB.  De  literatuur  vormt  de  basis  voor  het 

beantwoorden  van  mijn  eerste  onderzoeksvraag.  Als  het  gaat  om  de  tweede 

onderzoeksvraag dan heb  ik  zowel  gebruik  gemaakt  van  literatuur  als  interviews. Die 

interviews  zijn  door  de  onderzoeksdocenten  van  de OSB,  Jos  van  den  Bongaardt  en 

Monica  Sienders,  afgenomen  in  het  kader  van  het  schoolbrede  onderzoek  naar 

differentiatie dat reeds in de inleiding genoemd is.  

  Zodra de  conceptversie  van de  checklist ontworpen was begon de  vierde  fase 

van mijn onderzoek, namelijk het testen van de checklist  (ontwerp beproeven).  Ik heb 

de  checklist  door  vijf  docenten  laten  invullen.  Deze  docenten  geven  allen  les  in  de 

onderbouw  (A‐deelschool)  en  hebben  dus  dagelijks  te maken met  breed‐heterogene 

klassen.  Ik heb een mondelinge  toelichting bij de checklist gegeven waarin  ik duidelijk 

gemaakt  heb  wat  mijn  onderzoek  inhoudt  en  wat  ik  van  hen  verwachtte  (hardop 

denken,  aangeven waar  problemen  of  onduidelijkheden  zitten  en  feedback  op meer 

Page 7: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

6

algemeen  niveau).  Zij  hebben  de  checklist  hardop  doorgenomen  waardoor  duidelijk 

werd  welke  onderdelen  te  vaag  of moeilijk  geformuleerd  waren.  Bovendien  heb  ik 

gevraagd of  ze bepaalde dingen  in de  checklist misten en  in hoeverre  ze de  checklist 

nuttig vonden. Na deze test heb ik de checklist op bepaalde punten aangepast.  

  Tot  slot  presenteer  ik  mijn  bevindingen  en  de  uiteindelijke  checklist  in  dit 

onderzoeksverslag. 

 

Page 8: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

7

Hoofdstuk II Differentiatietypen 

 

In dit hoofdstuk zal ik een antwoord geven op de eerste onderzoeksvraag en de eerste 

deelvraag  die  daarbij  hoort.  De  eerste  onderzoeksvraag  luidt:  Hoe  kan  differentiatie 

omschreven worden en wat zijn de doelen hiervan? Hiertoe zal ik eerst de verschillende 

vormen  en  typen  van  differentiatie  behandelen  zoals  die  in  de  literatuur  naar  voren 

komen. Vervolgens zal  ik  in hoofdstuk drie uitweiden over de doelen van differentiatie 

op de OSB. Ten slotte zal ik ingaan op de vormen en doelen van differentiaties die uit de 

interviews met de deelschoolleiders en good practices naar voren komen. 

 

Werkwijze 

Om  de  onderzoeksvraag  te  beantwoorden  ben  ik  mij  eerst  gaan  verdiepen  in  de 

literatuur.  De  literatuur  waarop  dit  hoofdstuk  gebaseerd  is,  komt  deels  voort  uit 

suggesties van de andere onderzoeksdocenten, en deels uit mijn eigen zoektocht. Bij het 

zoeken heb ik vooral gebruik gemaakt van de digitale bibliotheek van de UvA en Google 

Scholar.  Zoektermen  waren  onder  andere:  differentiatie  onderwijs, 

differentiatievormen,  adaptief  onderwijs,  adaptive  learning.  Ik  heb  de  verschillende 

artikelen en boeken vervolgens globaal doorgenomen  (of de samenvatting gelezen als 

die  er  was)  en  besloten  of  de  betreffende  literatuur  van  nut  kon  zijn  voor  mijn 

onderzoek. De  literatuur  die  daarna  overbleef  heb  ik  grondig  gelezen. Daarbij  heb  ik 

belangrijke passages genoteerd / gearceerd. Na het bestuderen van de literatuur ben ik 

gekomen tot een aantal typen van differentiatie die als basis voor de checklist dienen. 

 

 

Wat is differentiatie? 

Het  begrip  differentiatie  wordt  breed  gebruikt  en  kan  op  velerlei manieren  worden 

gedefinieerd.  In het onderwijs, echter, komen de definities van differentiatie over het 

algemeen  redelijk  overeen.  Bosker  (2005)  gebruik  in  zijn  rede  ‘De  grenzen  van 

gedifferentieerd onderwijs’ de definitie van De Koning (1973: 3): “het doen ontstaan van 

Page 9: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

8

verschillen  tussen  delen  (bijvoorbeeld  scholen,  afdelingen,  klassen,  subgroepen, 

individuele  leerlingen) van een onderwijssysteem (bijvoorbeeld nationaal schoolwezen, 

scholengemeenschap,  afdeling,  klas)  ten  aanzien  van  één  of  meerdere  aspecten 

(bijvoorbeeld doelstellingen, leertijd, instructie‐methoden)”.  

Hoewel  deze  definitie  de  lading  dekt,  vind  ik  hem  onduidelijk  door  de  vele 

bepalingen.  Zelf  zal  ik  in dit onderzoek de definitie  van  interne differentiatie1  van de 

Hogeschool  Kempen  hanteren:  “het  nemen  van  één  of  meer  onderwijskundige 

maatregelen, waardoor  je als  leerkracht  in  staat bent om  in  je  lespraktijk  rekening  te 

houden met  de  verschillen  tussen  de  leerlingen.”  (Lambaerts &  Thys,  2007)  In  deze 

bondige en duidelijke definitie staat de docent en zijn handelen centraal, wat past bij de 

focus van mijn onderzoek. 

In  de  literatuur wordt  soms  de  term  ‘adaptief  onderwijs’  gebruikt. Hoewel  er 

door de meeste auteurs geen onderscheid wordt gemaakt met differentiatie, wordt er 

soms  alleen  interne  differentiatie mee  bedoeld  (Bosker,  2005:  8‐9).  Daarom  heb  ik 

besloten de neutralere term differentiatie te hanteren in mijn onderzoek.  

 

Interne en externe differentiatie 

Het  is  van  belang  om  onderscheid  te  maken  tussen  twee  hoofdvormen  van 

differentiatie, namelijk externe en  interne differentiatie. Speelt de differentiatie zich af 

binnen klassenverband dan  spreken we van  ‘interne differentiatie’. Waar dat niet het 

geval is, is er sprake van ‘externe differentiatie’ (Bosker, 2005: 5).  

Externe  differentiatie  krijgt  vorm  in  de  verschillende  schooltypen  (openbaar, 

bijzonder  of  speciaal  onderwijs)  en  de  stroming  in  verschillende  niveaus  binnen  de 

scholen  (van  VMBO  tot  gymnasium).  Volgens  Bosker  (2005)  kent  Nederland  in 

vergelijking met andere westerse landen een verregaande externe differentiatie.2 In het 

Nederlandse onderwijssysteem is externe differentiatie de belangrijkste manier om met 

1 Interne differentiatie is differentiatie binnen klassenverband, zie volgende paragraaf. 2 In landen als de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk en de Scandinavische landen is er sprake van veel minder stratificatie (verschillende onderwijsniveaus) of vind de indeling hiervan op latere leeftijd of per vak plaats. Het Duitse onderwijssysteem kent net als Nederland een sterke mate van stratificatie, dus externe differentiatie (Van de Werfhorst en Mijs, 2007: 8‐9) 

Page 10: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

9

verschillen  tussen  leerlingen  om  te  gaan.  De OSB  neemt met  een  breed‐heterogene 

onderbouw  dan  ook  een  bijzondere  positie  in.  De  belangrijkste  vorm  van  externe 

differentiatie  –  stroming  in  de  verschillende  niveaus  –  wordt  hierdoor  namelijk 

uitgesteld.  In dit onderzoek  is vooral  interne differentiatie van belang. Hier zal  ik  in de 

volgende paragrafen uitgebreider op in gaan.  

 

Verschillende typen interne differentiatie 

Ik zal hier de verschillende  typen van differentiatie bespreken.  Ik zal beginnen met de 

meest  gebruikelijke  en  bekende  typen.  Hierbij moet  echter worden  aangemerkt  dat 

deze  lijst niet uitputtend of ondiscutabel  is. Bij het  inventariseren van de verschillende 

differentiatietypen  kwam  ik  veel  verschillende  voorbeelden,  terminologieën  en 

indelingen tegen (Bosker, 2005; Felder & Silverman, 1988; Ploeger, 2006; Terwel, 1994). 

Een lijst van differentiatietypen is dan ook per definitie een keuze van de auteur. 

Per  differentiatietype  zal  ik  een  korte  omschrijving  geven.  De  praktische 

uitwerking van deze differentiatietypen zal zijn weerslag vinden in de checklist.  

 

Niveaudifferentiatie 

Niveaudifferentiatie is onderscheid aanbrengen tussen de verschillende niveaus waarop 

de  lesstof  aan  de  leerlingen wordt  aangeboden.  Door  verschillen  te  hanteren  in  het 

niveau dat van verschillende leerlingen verwacht wordt, hebben alle leerlingen kans op 

succeservaringen. Niveaudifferentiatie komt vaak tot uiting  in toetsen op verschillende 

niveaus. Een andere manier is het wisselen tussen centraal en decentraal lesgeven door 

de  docent.  Een  goed  voorbeeld  hiervan  is  de  zogenoemde  ‘kleine  kring’  waarin 

leerlingen die dat nodig hebben extra instructie of uitleg krijgen.  

 

Tempodifferentiatie 

Tempodifferentiatie  is onderscheid aanbrengen  in het  tempo waarop de  leerlingen de 

lesstof  tot  zich nemen.  Leerlingen mogen  in  hun  eigen  tempo werken.  In de  praktijk 

betekent dit  soms dat  zwakkere  leerlingen minder ver komen  in de  lesstof,  terwijl de 

Page 11: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

10

sterke  leerlingen  zogezegd  vooruit  werken.  Het  tempo  waarmee  een  leerling 

opdrachten maakt en de lesstof zich eigen maakt hangt niet altijd samen met het niveau 

van de leerling.  

 

Verdiepingsdifferentiatie 

Verdiepingsdifferentiatie houdt  in dat de  sterkere  leerlingen verder op de  stof  ingaan 

dan  zwakkere  leerlingen. Het gaat hierbij vooral om de vierde dimensie van Marzano 

(2007): het toepassen van kennis in betekenisvolle situaties. Sterke leerlingen krijgen de 

mogelijkheid om hun kennis  te verdiepen door kleine onderzoekjes, het oplossen van 

problemen of het analyseren bronnen met behulp van de  lesstof. Het gaat hierbij dus 

niet slechts om stof van een hoger niveau (in tegenstelling tot niveaudifferentiatie), een 

bekend voorbeeld hiervan  is het basis‐, herhalings‐ en verrijkingsstof model (BHV). Het 

verschil zit hem vooral in hoe de lesstof wordt ingezet op een betekenisvolle manier.  

 

Differentiatie naar belangstelling 

Leerlingen  hebben  verschillende  interesses.  Men  spreekt  van  differentiatie  naar 

belangstelling als een docent de  lesstof op verschillende manieren aanbiedt of vanuit 

verschillende kanten belicht, waardoor het aansluit bij de verschillende  interesses van 

leerlingen. Differentiatie  naar  belangstelling  uit  zich  vaak  in  de  keuzes  die  leerlingen 

krijgen. 

 

Differentiatie naar meervoudige intelligenties 

Howard  Gardner  (1983)  onderscheidt  een  achttal  intelligenties,  dit  zijn  verschillende 

manieren  waarop  iemand  intelligent  kan  zijn.  Hij  gaat  er  vanuit  dat  leerlingen  op 

verschillende  manieren  bekwaam  om  te  leren  zijn.  De  acht  intelligenties  die  hij 

onderscheidt zijn: 

 

verbaal/linguïstische intelligentie (woordknap)  lichamelijke/kinesthetische intel. (beweegknap)  

logisch/mathematische intelligentie (rekenknap)  interpersoonlijke intelligentie (mensknap)  

Page 12: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

11

visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldknap)  intrapersoonlijke intelligentie (zelfknap)  

muzikaal/ritmische intelligentie (muziekknap)  natuurgerichte intelligentie (natuurknap) 

 

Zodra  een  docent  leerlingen  op  verschillende  intelligenties  probeert  aan  te  spreken, 

differentieert hij/zij naar meervoudige intelligenties. Het is duidelijk dat per vak verschilt 

welke intelligenties (gemakkelijk) aangesproken kunnen worden. Het is voor de meeste 

vakken in de praktijk haast onmogelijk om met alle intelligenties rekening te houden. 

 

Differentiatie naar leerstijl 

Leerlingen  (en  docenten!)  hebben  een  eigen  voorkeurstijl  als  het  gaat  om  het  leren. 

David  Kolb  (1984)  heeft  een  theorie 

ontwikkeld waarin hij twee dimensies 

in  het  leren  onderscheidt:  abstracte 

concepten  versus  concrete  ervaring 

en  reflectieve  observatie  versus 

actief  experimenteren.  Hierdoor 

ontstaan  vier  verschillende 

leerstijlen.  Ik  hanteer  hiervoor  in 

navolging  van  De  Koning  (1998)  de 

termen dromer  (leren door  inleving), 

doener  (leren  door  doen),  denker 

(leren  door  onderzoek)  en  beslisser 

(leren  door  informatie)  om  aan  te  geven  wat  iemands  voorkeursleerstijl  is.  Deze 

voorkeursleerstijl  bepaalt waar  in  het  leerproces  deze  persoon  het  liefst  instapt  (zie 

figuur).  

Docenten die rekening houden met verschillende leerstijlen bij hun uitleg en de 

taken die de leerlingen krijgen doen aan differentiatie naar leerstijl.  

 

 

 

Page 13: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

12

Differentiatie naar voorkennis 

Leerlingen  komen  de  klas  binnen met  verschillende  voorkennis.  Er  kunnen  derhalve 

grote  verschillen  zijn  tussen  het  kennisniveau  van  leerlingen,  zowel  per  vak  als  per 

onderwerp.  Sommige  leerlingen  hebben  meer  kennis  dan  anderen,  maar  ook 

assumpties  van  leerlingen  spelen  een  rol.  Zo  komt  het  geregeld  voor  dat  leerlingen 

bepaalde ideeën hebben over de lesstof die onvolledig of misleidend blijken te zijn. Als 

docenten  inspringen  op  deze  verschillen  in  voorkennis  is  dat  differentiatie  naar 

voorkennis.  

 

Differentiatie naar percepties van leerlingen 

Terwel (1994) noemt  in zijn oratie het belang van de percepties die  leerlingen van een 

bepaalde taak of vak hebben: “Bij percepties gaat het onder meer om de wijze waarop 

de  leerling zijn  taaksituatie waarneemt, bijvoorbeeld als moeilijk of gemakkelijk”. Hoe 

een  leerling  de  taak  ervaart  is  van  grote  invloed  op  het  resultaat.  In  de  praktijk  valt 

hierbij te denken aan faalangst, onder‐ of overschatting en het idee van een leerling dat 

hij of zij ‘dat vak toch niet snapt’. Hierbij speelt de vergelijking die leerlingen onderling 

maken een belangrijke rol (Terwel, 1994: 10).  

Docenten die aandacht hebben voor de verschillende percepties van  leerlingen 

en  hier  een  passende  aanpak  voor  realiseren  –  hetzij  individueel  of  klassikaal  – 

differentiëren naar percepties van leerlingen.  

 

Discussie 

Het moge duidelijk  zijn dat mijn onderzoek  zich  vooral  richt op  interne differentiatie, 

oftewel  differentiatie  binnen  klassenverband.  In  de  chaos  van  velerlei 

differentiatietypen en –voorbeelden heb  ik keuzes gemaakt die geleid hebben  tot een 

lijst van acht differentiatietypen. Deze lijst vormt de theoretische basis voor de checklist.  

Sommige differentiatietypen zijn onomstreden; het  is duidelijk dat de docent  in 

zijn  lessen  onderscheid  moet  maken  tussen  leerlingen  met  een  vmbo‐niveau  en 

leerlingen met vwo‐niveau. Differentiatie naar tempo, voorkennis en belangstelling zal 

Page 14: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

13

ook weinig wenkbrauwen doen fronsen. De meeste docenten, zo blijkt uit de interviews 

met docenten op de OSB, zijn ook wel bekend met deze differentiatietypen.  

Als we  het hebben  over  differentiatie naar  leerstijl,  dan  ligt  dat  anders.  Sinds 

David  Kolb  zijn  leerstijltheorie  ontwikkelde  in  1984  is  er  bijzonder  veel  onderzoek 

gedaan  naar  leerstijlen. Dit  heeft  ook  discussie  opgeleverd  over  de  validiteit  van  zijn 

theorie.  Empirisch  onderzoek  van  Loo  (2004)  wijst  uit  dat  het  verband  tussen 

leervoorkeuren (hoe iemand graag leert) en de leerstijlindeling van Kolb nauwelijks aan 

te tonen  is. Loo wijst er verder op dat  in voorgaande studies waarin die correlatie wel 

aangetoond werd, het verband zwak was. Hoewel de leerstijltheorie van Kolb aan kritiek 

onderhevig is, twijfelt men niet over het feit dat leerlingen verschillende leervoorkeuren 

hebben. De vraag is eerder of de indeling van Kolb (in vier kwadranten met bijpassende 

leervoorkeuren) de juiste is.  Loo (2004: 107) besluit dan ook met een aanbeveling voor 

docenten om wel degelijk  te differentiëren  in hun  lesmethoden:  “It  is  recommended 

that  educators  use  a  variety  of  learning  methods,  and  encourage  students  to  be 

receptive to different learning methods, rather than try to link specific learning methods 

to specific learning styles.”  

Mijns inziens hoeft de kritiek op de leerstijltheorie daarom geen bezwaar te zijn 

om hem toch op te nemen  in  lijst van differentiatietypen. Docenten op de middelbare 

school hebben namelijk niet de  tijd en middelen om voor elke  leerling  individueel de 

leervoorkeuren  vast  te  stellen  en  hun  lessen  daar  op  aan  te  passen  (hetgeen  Loo 

bekritiseert).  Dat  leerlingen  verschillende  voorkeuren  hebben  staat  vast,  dus  het 

aanbieden  van  de  lesstof  op  verschillende manieren  die  aansluiten  bij  verschillende 

voorkeuren3 is een nuttige manier van differentiëren.  

Gardners meervoudige intelligentietheorie is ook aan kritiek onderhevig. Een van 

de  belangrijkste  bezwaren  is  dat  het  bestaan  van meervoudige  intelligenties moeilijk 

empirisch aan te tonen is (Visser et. al, 2006). Toch heb ik er voor gekozen meervoudige 

intelligenties mee  te  nemen  als  aspect waarop  docenten  kunnen  en  zouden moeten 

differentiëren. Dit omdat het uiting geeft aan de verschillende kwaliteiten die leerlingen 

3 Hierbij valt te denken aan de lesstof aanbieden via een practicum, instructie, een spel, onderzoek, enzovoort. 

Page 15: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

14

hebben.  Dit  past  ook  goed  bij  de  OSB,  getuige  de  verhandeling  over  meervoudige 

intelligenties in de OSB‐Werkwijze4. Hierin worden meervoudige intelligenties genoemd 

als een van de redenen om te differentiëren (2008: 48‐49). 

Het was soms moeilijk de verschillende – vaak overlappende – terminologieën te 

vatten  in  een  uitputtende  en  consequente  inventarisatie.  Al met  al  denk  ik  dat  dit 

redelijk  gelukt  is.  Hierbij  heb  ik  gekozen  voor  het  uitgangspunt  dat  differentiatie 

plaatsvindt aan de hand van kenmerken van (groepen) leerlingen. Dit uit zich vervolgens 

in  instructie, werkvormen, toetsing; kortom de  lespraktijk. Het enige type dat hier niet 

helemaal  aan  voldoet  is  ‘verdiepingsdifferentiatie’.  Soms wordt  deze  variant  dan ook 

onder niveaudifferentiatie geschaard. Uiteindelijk heb ik er dan ook voor gekozen om dit 

type  in de checklist bij niveaudifferentiatie onder  te brengen. De manier waarop deze 

lijst van differentiatietypen zijn weerslag vindt  in die checklist en de keuzes die daarbij 

gemaakt zijn worden weergegeven in hoofdstuk IV.  

 

4 Publicatie over de missie en visie van de OSB, zie voor meer informatie hoofdstuk III. 

Page 16: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

15

Hoofdstuk III Doelen en vormen van differentiatie op de OSB 

 

Om  de  doelen  van  differentiatie  op  de  OSB  te  achterhalen  gebruik  ik  twee  soorten 

bronnen. Ten eerste geschreven bronnen van de OSB  (zie volgende paragraaf) waarin 

uitspraken worden gedaan over heterogeniteit, differentiatie en de doelen hiervan. Ten 

tweede dienen de  interviews met de deelschoolleiders als bron. Vervolgens zal  ik door 

middel van  interviews met een aantal docenten nagaan welke typen van differentiatie 

zij in hun lespraktijk toepassen en in welke vorm dat gebeurt. Dit zal dan als basis voor 

de checklist dienen.  

 

Werkwijze 

Na de literatuurstudie ben ik mij gaan toeleggen op de vraag welk doel differentiatie op 

de OSB heeft en welke vormen van differentiatie naar voren komen. Hiertoe heb ik een 

aantal  geschreven  bronnen  (zie  volgende  paragraaf)  geraadpleegd;  deze  scheppen 

vooral een beeld hoe het ideaalbeeld van differentiatie op de OSB is. Vervolgens heb ik 

de  interviewverslagen5  bestudeerd  om  te  kijken  welke  typen  en  vormen  van 

differentiatie daarin naar  voren  kwamen. De  interviews met de deelschoolleiders  zijn 

gehouden door  Jos. De  interviews met de good practices zijn zowel door  Jos als door 

Monica  gehouden.  Beiden  zijn  toegankelijk  gemaakt  via  Surfgroepen6.  Ik  heb  vier 

interviews met deelschoolleiders en zeven interviews met good practices gebruikt. Deze 

interviews zijn tussen december 2009 en mei 2010 gehouden. Ik heb niet alle interviews 

met  de  good  practices  gebruikt  omdat  sommige  interviews  zeer  laat  voor  mij 

beschikbaar  waren  en  er  al  een  behoorlijke  mate  van  verzadiging  optrad.  Na 

bestudering van de interviews heb ik de checklist op enkele vlakken aangevuld.  

 

 

5 Ik doel hier op de transcripties van de interviews die Jos en Monica voor hun schoolbrede onderzoek naar differentiatie hebben gehouden met de deelschoolleiders (4) en good practices (meestal ervaren docenten, aangedragen door de deelschoolleider van de betreffende deelschool) (14). 6 Surfgroepen is een online samenwerkingsomgeving voor studenten en medewerkers van kennisinstellingen. 

Page 17: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

16

Geschreven bronnen 

In  het  kader  van  de  Academische Opleidingsschool  is  het  boekje  ‘De OSB‐werkwijze’ 

ontwikkeld.  In  zeven  pijlers  worden  de  missie  en  visie  van  de  OSB  en  de  daaraan 

gekoppelde  inrichting  en  vormgeving  van  het  onderwijs  op  de  OSB  uiteengezet.  De 

breed‐heterogene  onderbouw  is  onderdeel  van  die  inrichting  en  vormgeving  van  het 

onderwijs. Er komen dan ook een aantal doelen van die heterogeniteit  in de gids naar 

voren  (o.a.  leren  omgaan  met  verschillen,  samenwerkend  leren,  uitgestelde 

schoolkeuze). Differentiatie komt echter niet prominent aan bod in ‘De OSB‐werkwijze’.  

  Uit  de  vierde  pijler  ‘Ontwikkelingsgericht  onderwijs’  blijkt  dat  de  school  de 

ontwikkeling  van  de  leerlingen  tracht  te  stimuleren  door  differentiatie:  “[…]  een 

onderwijsaanbod dat uitdaagt en dat aansluit bij de leefwereld van kinderen, aandacht 

voor de individuele leerling én een doeltreffend systeem van beoordelen en begeleiden. 

We hebben ons onderwijs en onze schoolorganisatie zo ingericht dat er voor leerlingen 

maximale kansen bestaan op een optimale ontwikkeling.” (De OSB‐werkwijze, 2008: 42). 

De  genoemde  differentiatie  heeft  dus  een  optimale  ontwikkeling  van  de  leerling  als 

doel. 

  In de vijfde pijler (Hoofd, hart en handen) komen de doelen van differentiatie het 

duidelijkst naar  voren. Na een  korte uiteenzetting over meervoudige  intelligenties en 

leerstijlen  gaat  de  auteur  in  op  de  praktijk:  “Om  iedere  leerling maximale  kansen  te 

bieden zich  te ontwikkelen, zorgen we voor een gedifferentieerd  lesaanbod.  […] Door 

onze  lessen  te  verrijken met  opdrachten  en  leeractiviteiten waarin  aandacht  is  voor 

meer vormen van intelligentie, bieden we ieder kind de mogelijkheid tot het leveren van 

prestaties en daarmee het vergroten van het vertrouwen  in eigen kunnen.”  (De OSB‐

werkwijze, 2008:  48‐49). Naast het  al  genoemde doel om  leerlingen  zich optimaal  te 

kunnen laten ontwikkelen komt hier een ander doel naar voren, namelijk het vergroten 

van vertrouwen in eigen kunnen.  

  Verder  wordt  het  toegankelijker  en  aantrekkelijker  maken  van  vakken  door 

middel  van  differentiatie  als  doel  genoemd.  Ten  slotte  komt  het  aanpassen  aan  de 

Page 18: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

17

mogelijkheden  van  de  leerlingen  als  doel  van  differentiatie  naar  voren.  (De  OSB‐

werkwijze, 2008: 50‐51).  

  Dat  laatste komt ook naar voren  in de schoolgids van de OSB. Onder een apart 

kopje  ‘Differentiatie:  leerlingen aanspreken op hun eigen niveau’, gaat men kort  in op 

de  doelen  van  differentiatie:  aanpassen  aan  het  niveau  van  de  leerling,  uitdagen  en 

inspireren (Schoolgids OSB 2008/2009: 10). 

Na  bestudering  van  de  geschreven  bronnen  vallen  drie  zaken  op.  Ten  eerste 

schetsen de schoolgids en het boekje  ‘De OSB‐werkwijze’ de schoolidealen en niet de 

praktijk.  Dit  heeft  te maken met  de  functie  van  beide  gidsen.  De  schoolgids  is  het 

‘uithangbord’ van de  school. Onder andere via deze gids presenteert en profileert de 

school  zich,  dit  heeft  als  onvermijdelijk  gevolg  dat  ze  een  ideaalbeeld  van  de 

school(praktijk)  geeft.  De  OSB‐werkwijze  is  vooral  geschreven  voor  mensen  in  het 

onderwijs:  (nieuwe) docenten,  leraren  in opleiding, enz. Het doel  is het beschrijven en 

verhelderen  van  de werkwijze  van  de OSB  (De OSB‐werkwijze,  2008:  6‐7). Dit  is  een 

gekleurde weergave van de dagelijkse  (les)praktijk. Het  is een  ideaalbeeld: zo zou het 

moeten zijn.  

Ten  tweede  is  de  aandacht  voor  differentiatie minimaal.  Er wordt  veel meer 

aandacht geschonken aan (het hoe en wat van) de heterogeniteit op school, dan aan de 

middelen om daar in de klas mee om te gaan. Daarnaast zijn de passages – en daarmee 

kom ik bij het derde punt – vaak enigszins oppervlakkig. Er wordt verteld wat men met 

differentiatie probeert  te bereiken en welke vormen van differentiatie daarbij worden 

ingezet.  Echter,  hoe  dat  dan  in  de  praktijk  gaat wordt  achterwege  gelaten. Het  blijft 

vooral bij de theorie van differentiëren.  

 

 

Interviews met de deelschoolleiders 

In de interviews met de deelschoolleiders komen de doelen van differentiatie op de OSB 

nauwelijks aan bod. Dit heeft te maken met de focus van de interviews, die meer ligt op 

de differentiatiepraktijk dan op de  achterliggende  gedachte. De  stand  van  zaken wat 

Page 19: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

18

betreft differentiatie in de onderbouw komt wel uit de interviews naar voren, hier zal ik 

eerst op  ingaan. Vervolgens zal  ik  inventariseren welke voorbeelden van differentiatie 

de verschillende deelschoolleiders noemen. Overigens zeggen de deelschoolleiders dat 

ze niet altijd een even goed beeld hebben van wat er precies  in de klas gebeurt qua 

differentiatie. 

De deelschoolleiders zijn  in wisselende mate  tevreden over differentiatie  in de 

lessen.  Een  deelschoolleider  stelt  dat  er  op  de  deelschool  over  het  algemeen  veel 

aandacht  is  voor  diversiteit  in  werkvormen.  Sommige  vakken  doen  ook  aan 

niveaudifferentiatie.  Een  andere  deelschoolleider  vertelt  dat  differentiatie  erg 

docentafhankelijk  is: “Initiatieven wat betreft differentiatie zijn er niet veel. Onderling 

wordt hooguit een beetje over gepraat, geen gestructureerde behandeling. Men werkt 

veel  individueel,  niet  per  vakgroep  (gym  uitgezonderd).  Als  docenten  vervolgens 

vertrekken  is de kennis weg.” Een derde deelschoolleider  is zelfs geschrokken van hoe 

weinig er gedifferentieerd wordt. Ook zij benadrukt dat het sterk afhankelijk  is van de 

individuele docenten.  

   In de interviews komen verschillende voorbeelden van differentiatie naar voren 

die ik hier zal opsommen. De geïnterviewden gaan zelden dieper op de voorbeelden in, 

vandaar dat een uitgebreide bespreking niet  aan de orde  is. Deze  voorbeelden  zal  ik 

meenemen in het ontwerp van de checklist: 

‐ Toetsen op verschillend niveau7 

‐ Andere eisen aan werkstukken stellen (open differentiatie) 

‐ Tempodifferentiatie (vaak genoemd) 

‐ Werken via de Basis, Herhaling, Verdieping methode (BHV) 

‐ Werkvormdifferentiatie8 

‐ Aparte niveaukringen 

‐ Belangstellingsdifferentiatie 

7 Een van de deelschoolleiders merkt hierbij op dat het beter is verschillende toetsen te maken in plaats van verschillende normering voor dezelfde toets. Op die manier kunnen VMBO‐leerlingen namelijk gewend raken dat ze geen 100% hoeven te scoren.  8 Wordt genoemd als aparte differentiatietype maar zal in dit onderzoek worden gezien als uitwerking van verschillende differentiatietypen.

Page 20: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

19

Interviews met good practices 

De  onderzoeksdocenten  hebben  voor  hun  onderzoek  elk  zeven  interviews  gehouden 

met  docenten  van  de  OSB.  Hierbij  hebben  ze  rekening  gehouden  met  een  goede 

onderbouw/bovenbouw  verdeling  en  komen  docenten  uit  alle  vakgroepen9  aan  bod. 

Deze docenten worden in mijn onderzoek de good practices genoemd, omdat er bij de 

selectie rekening is gehouden met de ervaring en kwaliteiten van de docent als het gaat 

om didactiek. 

  Hoewel deze  interviews  in het  kader  van het overkoepelende onderzoek naar 

differentiatie op de OSB gehouden werden, kwam er veel informatie uit naar voren die 

van nut was voor mijn eigen onderzoek.  

  Het blijkt dat veel docenten in enige mate differentiëren in hun lessen. De meest 

genoemde  differentiatietypen  zijn  niveaudifferentiatie  en  tempodifferentiatie.  Bij 

sommige vakken zijn de voorwaarden voor differentiatie op vakgroepniveau geregeld. 

Bij  het  vak  mens  &  maatschappij  gebruiken  ze  in  de  onderbouw  bijvoorbeeld  een 

studiewijzer waarin  staat welke opdrachten  de  leerlingen per  niveau moeten maken. 

Voor het vak Engels maken de docenten gebruik van een extra, gedifferentieerd boek 

waaruit  gewerkt  wordt  als  de  basisstof  af  is.  In  hoeverre  dit  geregeld  is  op 

vakgroepniveau  verschilt  nogal.  Er  zijn  ook  vakgroepen  die  geen  centraal 

georganiseerde schema’s of materiaal voor handen hebben. Hierdoor hangt het geheel 

van de  individuele docent  af  in hoeverre er  in de  lessen  gedifferentieerd wordt, met 

behoorlijke verschillen als gevolg.  

  Hoewel de genoemde voorbeelden van differentiatie  in de  lespraktijk  legio zijn, 

kwamen  er  uit  de  interviews  geen  nieuwe  differentiatietypen  naar  voren.  Alle 

voorbeelden  konden  geplaatst  worden  in  de  indeling  naar  differentiatietypen  (zie 

hoofdstuk  II) die  ik gemaakt had. Dit  is  voor mij een bevestiging dat de  gehanteerde 

indeling voldoet.  

In de  interviews kwamen vooral praktische uitwerkingen van differentiatie naar 

voren, dit omdat er  specifiek naar de huidige  lespraktijk gevraagd werd. Voorbeelden 

9 Sommige vakken zijn in de onderbouw geclusterd, waardoor niet alle aparte vakken naar voren komen (voorbeeld: aardrijkskunde en geschiedenis vormen in de onderbouw samen mens & maatschappij).  

Page 21: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

20

hiervan  zijn:  onderwijsleergesprekken  met  vragen  van  verschillend  niveau  voor 

verschillende  leerlingen, niveaugroepjes, werken volgens de basis‐herhaling‐verdieping 

methode (BHV), verschillende eisen voor het uitwerken van opdrachten, enz.  

  De  interviews  met  good  practices  hebben  door  de  genoemde 

praktijkvoorbeelden  in belangrijke mate bijgedragen  aan de  stellingen  zoals die  in de 

checklist naar voren komen (zie hoofdstuk IV) 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 22: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

21

Hoofdstuk IV Checklist 

 

Dit  hoofdstuk  is  de  kern  van mijn  profielproduct  ‘Ontwikkelaar’. Het  uitgangspunt  is 

namelijk dat  ik  iets ontwikkel dat op enige wijze van nut kan zijn voor mijn school, de 

OSB.  Ik  zal hier verslag doen van de vierde  fase  in de ontwerpcyclus  (zie hoofdstuk  I, 

onderzoeksopzet), namelijk het ontwerp beproeven.  In dit hoofdstuk komt mijn derde 

onderzoeksvraag  naar  voren:  In  hoeverre  is  de  ontworpen  checklist  bruikbaar  in  de 

praktijk naar het oordeel van OSB‐docenten? 

In de vorige hoofdstukken  is reeds aan bod gekomen hoe de  informatie die als 

basis voor de checklist dient, verzameld  is.  In dit hoofdstuk zal besproken worden hoe 

de checklist daaruit  tot stand gekomen  is. Vervolgens komt het proces van het  testen 

van de checklist ter sprake.  

 

 

De totstandkoming van de checklist 

De checklist (zie bijlage 1) bestaat uit 26 stellingen, die gekozen zijn aan de hand van de 

verschillende differentiatietypen.10 Het aantal stellingen per type loopt uiteen van twee 

tot  acht,  afhankelijk  van  de  hoeveelheid mogelijkheden waarop  gedifferentieerd  kan 

worden.  Sommige  differentiatietypen  zijn  te  vatten  in  slechts  enkele  stellingen 

(bijvoorbeeld  differentiatie  naar  tempo)  terwijl  er  voor  andere  typen  veel  meer 

stellingen gemaakt moesten worden om tot een redelijk bereik te komen (bijvoorbeeld 

differentiatie naar meervoudige intelligenties).  

  Aangezien de checklist een instrument is waarmee docenten zelfstandig moeten 

kunnen werken,  is een  zorgvuldig ontwerp  van de  checklist  van  groot belang. Bij het 

ontwerpen van de stellingen stonden twee criteria centraal: ten eerste moet de stelling 

concreet zijn. Hoe concreter de stelling, hoe groter de kans dat hij juist geïnterpreteerd 

wordt  door  de  docent.  Concrete  stellingen  bevorderen  mijns  inziens  ook  de 

10 Ik heb er voor gekozen ‘differentiatie naar percepties van leerlingen’ achterwege te laten in de checklist. Deze keuze is gemaakt omdat dit type nergens in de literatuur uitgewerkt wordt en lastig te veralgemeniseren is.  

Page 23: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

22

bereidwilligheid  bij  docenten  om  de  checklist  te  gebruiken.  Ten  tweede moeten  de 

stellingen  een  redelijk  groot  bereik  hebben.  Dat  wil  zeggen  dat  er  zo min mogelijk 

stellingen  nodig  zijn  om  een  bepaald  differentiatietype  afdoende  aan  bod  te  laten 

komen. Dit  heeft wederom  te maken met  de  hanteerbaarheid  van  de  checklist:  hoe 

meer stellingen, hoe meer tijd docenten kwijt zullen zijn en hoe minder gemotiveerd ze 

zullen zijn om hem te gebruiken.  

Het  moge  duidelijk  zijn  dat  er  enige  spanning  zit  tussen  een  zo  concreet 

mogelijke  stelling met een  zo  groot mogelijk bereik. Vaak  kan niet  aan beide  criteria 

voldaan worden waardoor ik voor een tussenweg heb gekozen.  

  Naast het  inhoudelijke bereik van de stellingen  is ook het bereik  in  tijd van de 

checklist een belangrijk punt. Het draait bij het beantwoorden van de checklist om de 

werkelijke  situatie  en  niet  om  het  ideaalbeeld  van  docenten  over  differentiatie. Om 

ervoor te zorgen dat de antwoorden de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderen is er 

voor  gekozen  om  de  checklist  te  laten  invullen  over  een  beperkte  periode.  Ervan 

uitgaande dat docenten tot op zekere hoogte kunnen herinneren wat zij recentelijk  in 

de lessen gedaan hebben, is gekozen voor een termijn van twee weken. De docent moet 

dus bij elke stelling bedenken of die stelling van toepassing is op de lessen die hij of zij 

gegeven heeft in de afgelopen twee weken.  

  Een derde belangrijke keuze in de totstandkoming van de checklist is de manier 

waarop de stellingen gepresenteerd moeten worden. Aanvankelijk had  ik de stellingen 

per differentiatietype gegroepeerd staan. Bovendien waren alle stellingen positief, dat 

wil  zeggen: hoe hoger de  score op de  schaal  van 1  tot 4, hoe meer gedifferentieerd. 

Vanuit het  idee dat docenten eventueel minder bewust nadenken over een stelling als 

de stellingen per onderwerp gegroepeerd staan, is besloten alle stellingen door elkaar te 

gooien. Dit zorgt er voor dat de docent  ‘wakker blijft’ bij het  invullen van de checklist. 

Bovendien tracht ik hiermee te voorkomen dat niet de lespraktijk, maar het beeld dat de 

docent  over  een  bepaald  differentiatietype  heeft,  de  boventoon  gaat  spelen. 

Uiteindelijk  is  er  toch  voor  gekozen  voor  louter  positieve  stellingen.  De  negatieve 

stellingen bleken vaak zeer gekunsteld te klinken, wat van de inhoud afleidt. Ik ben mij 

Page 24: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

23

bewust van het nadeel dat positieve  stellingen met zich mee brengen: de docent kan 

gemakkelijk achterhalen wat een ‘gunstig’ antwoord is.  

  De  in  deze  paragraaf  besproken  onderwerpen  waren  de  belangrijkste 

‘discussiepunten’ wat  betreft  de  opzet  van  de  checklist.  Aangezien  sommige  keuzes 

(deels)  gemaakt  zijn  aan  de  hand  van  de  testresultaten  zullen  enkele  onderwerpen 

terugkeren in de volgende paragraaf.  

 

 

Uitkomsten testfase 

Nadat de conceptversie van de checklist klaar was, heb  ik deze  laten  invullen door vijf 

onderbouw  docenten.  Deze  docenten  zijn  geselecteerd  op  het  feit  dat  zij  in  de 

onderbouw  lesgeven, verschillende vakken geven en bereidwillig waren de checklist  in 

te vullen. Ik heb hen één voor één hardop de checklist laten invullen, zodat ik kon horen 

waar ze moeilijkheden of onduidelijkheden ondervonden. De belangrijkste uitkomsten 

hiervan zal ik in deze paragraaf beschrijven.  

  Ik heb de docenten de checklist laten invullen aan de hand van de lessen die zij 

de  afgelopen  twee  dagen  hadden  gegeven.  Dit  leidde  tot  veel  antwoorden  in  de 

categorie  ‘(vrijwel) nooit’. Hoewel de docenten goed voor de geest konden wat ze die 

lessen gedaan hadden, vonden ze dat het invullen van de checklist over een periode van 

twee dagen geen  recht doet aan de werkelijkheid. Er staan namelijk veel stellingen  in 

die  lang niet op elke  les van  toepassing zijn. Mede aan de hand van deze  feedback  is 

uiteindelijk besloten  tot het hanteren van een bereik van  twee weken.  Ik kreeg onder 

andere de  suggestie om de  checklist  te  laten  invullen over een afgeronde  lessenserie 

(bijvoorbeeld een hoofdstuk uit een boek). Hier  is uiteindelijk niet toe besloten omdat 

dit als gevolg zou hebben dat er grote verschillen komen  in het bereik van de checklist 

(de een zou slechts een lessenserie van vier lessen nemen terwijl een ander uitgaat van 

de behandeling van een heel boek).  

Tijdens de afname van de checklist bleek dat de docenten de neiging hadden om, 

naarmate ze langer bezig waren met het  invullen, minder doordacht te antwoorden. Ik 

Page 25: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

24

bespeurde bij sommige docenten dat ze steeds meer op hun gevoel gingen antwoorden: 

“oh,  ja  dat  doe  ik  ook wel  eens.” Om  dit  te  voorkomen  heb  ik  er  voor  gekozen  de 

stellingen van de checklist niet meer gegroepeerd naar differentiatietype weer te geven. 

Doordat de docenten de checklist hardop pratend en denkend doorliepen, kreeg  ik 

ook veel informatie over de helderheid van de stellingen. Het was duidelijk merkbaar als 

het niet meteen helder was wat met een bepaalde stelling bedoeld werd. Aan de hand 

van deze  informatie heb  ik de  stellingen waar mogelijk eenvoudiger gemaakt,  zonder 

dat  dit  teveel  afdoet  aan  de  inhoud.  Ook  hielp  de  testfase  bij  het  opsporen  van 

onvolkomenheden.  Zo  had  ik  aanvankelijk  twee  stellingen  over  het  afnemen  van 

toetsen: 

‐ Leerlingen met verschillende niveaus geef ik verschillende toetsen. 

‐ Als  leerlingen  allemaal  dezelfde  toets  maken  gebruik  ik  verschillende 

normeringen voor de verschillende niveaus)  

Een van de docenten merkte op dat deze twee stellingen elkaar vrijwel altijd uitsluiten, 

want  als  een  docent  gebruik maakt  van  verschillende  toetsen  voor  de  verschillende 

niveaus, dan geeft hij dus niet dezelfde toets met verschillende normeringen. Ik heb er 

vervolgens voor gekozen de stellingen samen te voegen tot één nieuwe: 

‐ Leerlingen met  verschillende niveaus geef  ik  verschillende  toetsen, of  indien  ze 

dezelfde toets krijgen gebruik ik verschillende normeringen. 

Dit is slechts één voorbeeld van de vele kleine wijzigingen die ik heb doorgevoerd aan de 

hand  van de  feedback uit de  testfase. Van de  vijf docenten die de  checklist  invulden 

waren er vier onverdeeld positief over de checklist. Door het  invullen van de checklist 

moesten  ze  serieus  en  gestructureerd  nadenken  hun  eigen  lespraktijk,  iets  dat  er 

normaal  gezien  vaak  bij  in  schiet.  Bovendien  werden  ze  ook  geïnspireerd  door  de 

checklist. Ze konden allen  iets noemen uit de  checklist waar  ze  zelf eigenlijk nog niet 

over nagedacht hadden, maar wat hen wel nuttig leek om te gaan proberen in de les. Ik 

kreeg  dan  ook  allerlei  aanbevelingen  hoe  de  checklist  breed  in  te  zetten  binnen  de 

school.  

 

Page 26: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

25

Literatuurlijst  Bimmel, Peter et. al. (2008). Handboek Ontwerpen Talen. Amsterdam: Vossiuspers UvA.   Felder,  Richard  M.  &  Silverman,  Linda  K.  (1988).  'Learning  and  Teaching  Styles.', Engineering Education, 78 (7), 674‐681.  Gardner, Howard  (1983).  Frames  of Mind:  The  Theory  of Multiple  Intelligences. New York: Basic Books.  Helvoort,  J., Huisman, A. & Verhagen, M.  (2008). De OSB‐Werkwijze. Amsterdam: WC den Ouden bv.  Kolb,  David  (1984).  Experiential  learning:  Experience  as  the  source  of  learning  and development. Englewood Cliffs, NJ: Prentice‐Hall.   Koning, Hannah de (1998) Leren zelfstandig leren. Baarn: Nijgh/Versluys.  Lambaerts,  L.,  Thys,  T.  (2007).  Differentiatie  binnen  Geschiedenis:  Casus:  Bij  de Romeinen.  Onuitgegeven  verhandeling,  Katholieke  Hogeschool  Kempen, Lerarenopleiding Vorselaar.  Loo, Robbert (2004) 'Kolb's learning styles and learning preferences: is there a linkage?', Educational Psychology, 24 (1), 99 — 108  Ploeger,  Joost  (2006).  Differentiatie  op  de  OSB.  Een  kijkje  in  de  keuken  bij Mens  & Maatschappij. Ongepubliceerd verdiepingsonderzoek ILO.  Terwel,  Jan  (1994).  Samen  onderwijs  maken.  Amsterdam  /  Groningen:  Wolters‐Noordhoff (inaugurele rede Hoogleraar Onderwijskunde UvA).  Verhagen, Mia (2008). Schoolgids OSB 2008/2009. Amsterdam: WC den Ouden bv.  Werfhorst,  H.G.  van  de  & Mijs,  J.J.B.  (2007).  Onderwijsdifferentiatie  en  ongelijkheid. Nederland in vergelijkend perspectief. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.   

 

 

 

 

 

Page 27: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

26

Bijlage 1: Checklist 

 

Checklist differentiatie voor docenten onderbouw en 3h/v 

 

Deze  checklist  is  bedoeld  voor  docenten  die  willen  achterhalen  in  hoeverre  zij 

differentiëren  in hun  lessen. Daarnaast  is deze checklist een middel dat kan bijdragen 

aan de bewustwording (van het belang) van differentiatie in de les. Hiertoe is een aantal 

stellingen  opgenomen  over  de  dagelijkse  lespraktijk.  Na  het  beantwoorden  van  de 

stellingen zal u een idee hebben over de stand van zaken wat betreft differentiatie in uw 

lessen.  

 

Werkwijze 

Bij het invullen van de checklist moet u bij uzelf te rade gaan in welke mate de stelling 

van toepassing  is op uw  lessen. Het gaat hierbij dus om daadwerkelijke  lespraktijk en 

niet om een mening of  idee over ‘hoe het  idealiter zou moeten zijn’. Tevens  is het van 

belang dat u in gedachte houdt dat de stellingen gaan over doelbewuste differentiatie 

in de  les  (er moet een gedachte achter de verschillende  lesonderdelen  zitten met als 

doel differentiatie te bevorderen). Om een realistisch beeld te krijgen is het van belang 

dat u zo eerlijk mogelijk aangeeft in hoeverre de stelling van toepassing is op de lessen 

die u de afgelopen twee weken gegeven heeft. Hierin zijn vier gradaties: 

 

1 = (vrijwel) nooit 

2 = af en toe 

3 = geregeld 

4 = (vrijwel) altijd 

 

 

 

 

Page 28: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

27

1. In de kring stel ik doelbewust vragen van verschillend niveau aan leerlingen van 

verschillend niveau. 

1  2  3  4 

2. Ik maak gebruik van verhalen en/of ‘talige opdrachten’ om het leren te bevorderen 

van leerlingen die verbaal/linguïstisch intelligent zijn. 

1  2  3  4 

3. Ik zet leerlingen met meer voorkennis tijdens het samenwerken in om leerlingen 

met minder voorkennis te helpen. 

1  2  3  4 

4. Bij een (praktische) opdracht zijn de einddoelen niet voor de hele klas gelijk.  

 

1  2 3 4

5. Ik maak gebruik van taken waar leerlingen direct mee aan de slag kunnen gaan om 

daarmee het ‘leren door doen’ te bevorderen. 

1  2  3  4 

6. Snelle leerlingen geef ik meer opdrachten dan langzame leerlingen. 

 

1  2  3  4 

7. Ik maak gebruik van taken waarin leerlingen problemen analyseren en/of puzzels 

oplossen om het leren te bevorderen van leerlingen die logisch/mathematisch 

intelligent zijn. 

1  2  3  4 

8. Nadat de basisstof behandeld is, geef ik leerlingen met een laag niveau 

herhalingsopdr. terwijl leerlingen met een hoog niveau dieper op de stof ingaan. 

1  2  3  4 

9 Ik maak gebruik van taken waarbij leerlingen theoretisch te werk gaan om daarmee 

het ‘leren door onderzoek’ te bevorderen. 

1  2  3  4 

10. Ik maak gebruik van afbeeldingen en/of modellen met als doel het leren te 

bevorderen van leerlingen die visueel/ruimtelijk ingesteld zijn. 

1  2 3 4

11. Ik laat leerlingen zelf het onderwerp van een (praktische) opdracht kiezen.  

 

1  2 3 4

12. Ik gebruik een kleine kring voor extra uitleg voor degenen die dat nodig hebben. 

 

1  2  3  4 

13. Ik geef leerlingen de mogelijkheid op verschillende punten in de lesstof te 

beginnen naar gelang hun voorkennis. 

1  2  3  4 

14. Ik maak gebruik van geluidsfragmenten en/of muziek om het leren te bevorderen 

van leerlingen die muziekaal/ritmisch intelligent zijn. 

1  2  3  4 

Page 29: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

28

15. Leerlingen die dat nodig hebben (bijvoorbeeld dyslecten) geef ik meer tijd voor 

het maken van een toets. 

1  2  3  4 

16. Ik maak gebruik van taken waarbij leerlingen zich moeten inleven in een situatie 

om daarmee het ‘leren door inleving’ te bevorderen.  

1  2  3  4 

17. Leerlingen met verschillende niveaus geef ik verschillende toetsen, of indien ze 

dezelfde toets krijgen gebruik ik verschillende normeringen. 

1  2  3  4 

18. Ik maak gebruik van taken waarbij leerlingen fysiek bezig zijn met als doel het 

leren te bevorderen van leerlingen die lichamelijk intelligent zijn. 

1  2 3 4

19. Ik geef leerlingen keuzevrijheid in de taken (opdrachten maken, vragen stellen, 

leren, nakijken) die zij tijdens de les uitvoeren. 

1  2  3  4 

20. Als leerlingen samenwerken zorg ik doelbewust voor groepjes met leerlingen van 

verschillend niveau. 

1  2  3  4 

21. Ik geef leerlingen met weinig voorkennis extra informatie en taken om hen op het 

gewenste startniveau te brengen. 

1  2  3  4 

22. Ik maak gebruik van communicatieve‐ en/of samenwerkingsopdrachten om het 

leren te bevorderen van leerlingen die sociaal vaardig zijn. 

1  2  3  4 

23. Leerlingen met een hoog niveau geef ik leidinggevende taken bij 

samenwerkingsopdrachten. 

1  2  3  4 

24. Ik maak gebruik van probleemoplossingstaken om daarmee het ‘leren door 

informatie’ te bevorderen. 

1  2  3  4 

25. Ik maak gebruik van taken waarin leerlingen moeten reflecteren met als doel het 

leren te bevorderen van leerlingen die intrapersoonlijk11 intelligent zijn. 

1  2 3 4

26. Leerlingen mogen nadat de verplichte stof behandeld is zelf een onderwerp kiezen 

waarmee ze verder willen gaan (evt. uit een voorgeselecteerde lijst onderwerpen). 

1  2  3  4 

 

 

 

 

11 Intrapersoonlijk intelligente mensen denken veel over zichzelf na en kunnen goed reflecteren. 

Page 30: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

29

Bijlage 2: Sleutel Checklist 

 

Na het invullen van de checklist rest de vraag: “wat betekent dit voor mij?” Deze vraag 

kan door uzelf worden beantwoord, maar daarvoor moet u natuurlijk wel weten wat de 

uitkomsten betekenen.  

 

Alle stellingen zijn gebaseerd op verschillende differentiatietypen. Het aantal stellingen 

per  type  verschilt  wel  behoorlijk.  Door  na  te  gaan  hoeveel  ‘punten’  u  scoort  per 

differentiatietype kunt u  zien waar wellicht nog werk  te doen  is. Hoe hoger de  score 

(maximaal vier per stelling), hoe meer u differentieert in de les. Heeft u vooral drieën en 

vieren  ingevuld,  dan  heeft  differentiatie  een  belangrijke  plek  in  uw  lessen.  Heeft  u 

vooral één of twee omcirkeld, dan zijn uw lessen nog weinig gedifferentieerd.  

  Door  het  onderstaande  schema  in  te  vullen  kunt  u  zien  in  welke  type  van 

differentiatie wellicht meer aandacht verdient in uw lessen.  

 

Differentiatietype  Stellingen  Maximale score  Behaalde score 

Niveaudifferentiatie  1, 4, 8, 12, 17, 20 & 23  28   

Tempodifferentiatie  6 & 15  8   

Differentiatie naar leerstijl  5, 9, 16 & 24  16   

Differentiatie naar meervoudige 

intelligenties 

2, 7, 10, 14, 18, 22 & 25 28   

Differentiatie naar belangstelling  11, 19 & 26 12

Differentiatie naar voorkennis  3, 13, & 21  12   

 

 

 

 

 

 

Page 31: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

30

Bijlage 3: Plan van Aanpak 

Plan van Aanpak Profielproduct ‘Differentiatie’   Inleiding Aangezien ik stage loop op de academische opleidingsschool Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) zal mijn onderzoek voor het profielproduct onderdeel zijn van het lopende onderzoek  aldaar.  Dit  jaar  is  het  onderzoeksthema  op  de  OSB  ‘differentiatie’. Differentiatie is een belangrijk thema op de OSB gezien de breed‐heterogene tweejarige onderbouw en de derde klas havo/vwo. De onderzoeksdocenten van de OSB,  Jos van den Bongaardt en Monica Sienders, hebben mij gevraagd een onderdeel van het grote onderzoek uit te voeren.    Probleemstelling Differentiatie  is een van de zeven peilers van de OSB.  In de OSB Schoolgids 2008/2009 (p.10) wordt dit als volgt omschreven:  

“Differentiatie  vindt  binnen  de  lessen  op  verschillende manieren  plaats. We spreken elke leerling op zijn eigen niveau aan met een gedifferentieerd aanbod en eisen die passen bij het niveau….. Niet alleen het denkvermogen en de taal van het  kind wordt ontwikkeld, ook de praktische en  creatieve aanleg van de leerling krijgt  in de vakken veel aandacht. In de keuze van de lesstof en de aan te brengen vaardigheden blijft ruimte voor eigen aanvullingen en ideeën van de kinderen”.  

 Differentiatie  is peiler, maar blijkt  in de praktijk  lastig  te  realiseren. De  “differentiatie knowhow” lijkt deels verdwenen met de grote personeelswisselingen van de afgelopen jaren. Docenten noemen een veranderende doelgroep als reden van het onvoldoende toekomen aan differentiatie. Anderen voelen zich onvoldoende toegerust.  De  examenresultaten  van  de  H/V  suggereren  dat  deze  leerlingen  niet  optimaal uitgedaagd  worden.  De  didactiek  in  de  werkfase  wordt  door  de  Onderwijsinspectie (Kwaliteitsbeleidsplan OSB 2003–2005, verwijzend naar Onderwijs Inspectierapport juni 2003) als onvoldoende gedifferentieerd aangemerkt. 

De schoolleiding maakt zich zorgen over de mate waarin de differentiatiebelofte wordt waargemaakt: gebeurt het op OSB‐wijze differentiëren voldoende  in alle lessen? (Onderzoeksplan  Differentiatie  OSB,  2009  door  Jos  van  den  Bongaardt  en  Monica Sienders) 

Onderzoek  naar  differentiatie  heeft  vaker  plaats  gevonden  binnen  de  OSB (Ploeger,  2006), maar  hierbij  ging  het  vooral  om  visies  en  intenties  van  docenten  en schoolleiders, niet het bestuderen wat er daadwerkelijk in de les gebeurt. Het voordeel van  observeren  is  dat  het  de  daadwerkelijke  lessituatie  bestudeert. Informatieverzameling  door  middel  van  interviews  of  vragenlijsten  geeft  alleen  de 

Page 32: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

31

situatie weer zoals deze door de informant wordt weergegeven, hetgeen kan leiden tot een geïdealiseerd of onjuist beeld van de werkelijkheid.  Doelstelling Het  doel  van mijn  onderzoek  is  een  checklist  te  ontwikkelen  die  docenten  kunnen gebruiken om na te gaan in hoeverre zij differentiëren in de les. Het gaat hierbij om een instrument dat  ingezet  kan worden  tijdens de  lessen op de OSB om de  verschillende factoren van differentiatie zichtbaar te maken. Hierdoor krijgen docenten  inzicht  in de verschillende  vormen  van  differentiatie  in  een  les  en  kunnen  deze  onderzoeken.  De checklist moet  een  praktisch  en  concreet  instrument worden  voor  docenten  om hun eigen  lessen onder de  loep  te nemen. Hierbij zullen de  taken en opdrachten  in de  les centraal  staan.  Dit  leidt  hopelijk  tot  bewustwording  bij  docenten  over  niveau  van differentiatie in de eigen les. Dit is de doelstelling binnen mijn eigen onderzoek.  

Het doel  van mijn onderzoek binnen het  grotere  geheel  is omvangrijker. Mijn onderzoek  zal  namelijk  een  bijdrage  leveren  om  de  onderzoeksvraag  van  de onderzoeksdocenten te beantwoorden: “Het achterhalen van factoren die bevorderend of  belemmerend  werken  voor  differentiatie  en  op  basis  hiervan  een  model  te formuleren  dat  het  voornoemde  OSB‐ideaal  m.b.t.  differentiatie  kan  faciliteren” (Onderzoeksplan Differentiatie OSB, 2009)    Onderzoeksvragen 

4. Aan welke voorwaarden moet een goede checklist voor differentiatie voldoen? 5. Hoe kan differentiatie omschreven worden en wat zijn de doelen hiervan? 6. In hoeverre is de ontworpen checklist bruikbaar in de praktijk? 

 Deelvragen Ik zal hier de verschillende onderzoeksvragen operationaliseren.  1. Hoe kan differentiatie omschreven worden en wat zijn de doelen hiervan? 

‐ Welke verschillende vormen van differentiatie worden er onderscheiden? ‐ Wat zijn de doelen van differentiatie op de OSB? ‐ Welke vormen en doelen van differentiatie komen uit de  interviews met good practices naar voren? 

 2. Aan welke voorwaarden zou een goede checklist voor differentiatie moeten voldoen? 

‐ Welke voorwaarden kunnen uit de literatuur gedestilleerd worden? ‐ Hoe kan differentiatie in een les zichtbaar gemaakt worden door middel van een checklist? ‐ Op welke manier zijn de velerlei vormen van differentiatie concreet en praktisch te vatten in een checklist?  

3. In hoeverre is de ontworpen checklist bruikbaar in de praktijk? ‐ Welke problemen en onvolledigheden komen er naar voren tijdens het testen van de checklist in de praktijk? 

Page 33: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

32

‐  In  hoeverre  dient  de  checklist  aangepast  te worden  naar  aanleiding  van  de adviezen van good practices op de OSB? 

 Onderzoeksopzet Mijn onderzoeksopzet is gebaseerd op het lineair model van de ontwerpcyclus (Bimmel et.  al.,  2008:  17)  Hierin worden  vijf  fasen  (probleemdiagnose,  ontwerpplan,  ontwerp maken,  ontwerp  beproeven  en  terugblik)  onderscheidden  welke  gedurende  het ontwerpproces doorlopen worden.  Ik  zal  in de beschrijving van mijn onderzoeksopzet aangeven bij welke fase een bepaalde stap hoort.    De probleemdiagnose  is grotendeels gedaan door de  schoolleiding alsmede de onderzoeksdocenten (zie probleemstelling). Gezien het feit dat mijn onderzoek inhaakt op de onderzoeksgroep van de OSB en ook in dienst daarvan zal staan, zal deze fase in mijn  onderzoek  slechts  kort  aan  bod  komen. De  fase  van het  ontwerpplan  vindt  zijn weerslag in dit plan van aanpak. Het bleek gedurende deze fase van het ontwerpproces geregeld nodig een stap terug te gaan naar de probleemdiagnose, om te kijken hoe het ontwerpplan er precies uit moest komen te zien. 

De volgende stap is het ontwerp maken. Om mijn hoofdvraag te beantwoorden zal  ik een checklist voor docenten gaan ontwikkelen. Hierbij zal  ik zowel gebruikmaken van de  literatuur over differentiatie als  informatie uit  interviews met docenten op de OSB.  De  literatuur  zal  de  basis  vormen  voor  het  beantwoorden  van  mijn  eerste onderzoeksvraag. Als het gaat om de tweede onderzoeksvraag dan zal ik zowel gebruik maken  van  literatuur  als  interviews. Die  interviews  zullen worden  afgenomen  in  het kader  van  het  schoolbrede  onderzoek  naar  differentiatie  dat  reeds  in  de  inleiding genoemd is. Ik wil ten minste zes interviews hiervoor gebruiken.   Zodra  de  checklist  ontworpen  is  begint  de  vierde  fase  van  mijn  onderzoek, namelijk  het  testen  van  de  checklist  (ontwerp  beproeven).  Ik  zal  door  middel  van observaties van  lessen de checklist op  zijn bruikbaarheid  testen. Ook zal  ik  interviews met good practices op de OSB houden om te achterhalen of de checklist uitputtend en werkbaar  is  (terugblik).  Ik zal deze docenten ook vragen de checklist  te  testen bij hun eigen  lessen. Als de checklist nog niet naar  tevredenheid  functioneert, zal  ik een  stap terug  zetten  naar  de  ontwerpfase  en  de  checklist  waar  nodig  aanpassen.  Hoeveel observaties en interviews daarvoor nodig zijn, zal gedurende deze fase blijken. Dit af van de mate waarin bezwaren, problemen of onvolledigheden aan het licht komen. 

Tot slot zal  ik mijn bevindingen en de uiteindelijke checklist presenteren  in een onderzoeksverslag.    Tijdplan Activiteit          Week/weken Plan van aanpak maken      2 t/m 3 Literatuur zoeken        2 t/m 3 Literatuurstudie        2 t/m 5 Inleveren plan van aanpak      3 Interviews doornemen      4 t/m 9 

Page 34: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

33

Opstellen checklist        4 t/m 9 Testen checklist d.m.v. observaties    9 t/m 11 Interviews good practices over checklist  9 t/m 11 Aanpassen checklist        11 t/m 13 Opnieuw testen aangepaste checklist  13 t/m 14 Verslag schrijven        4 t/m 15 Opleveren aan opdrachtgever (OSB)    16 Rapporteren aan ILO        16   Literatuur Welke  literatuur  ik  voor  mijn  onderzoek  wil  gebruiken  moet  ik  nog  grotendeels uitzoeken. Ik heb tot nog toe één onderzoek gelezen over differentiatie op de OSB.  Bimmel, Peter et. al. (2008). Handboek Ontwerpen Talen. Amsterdam: Vossiuspers UvA.   Felder,  Richard  M.  &  Silverman,  Linda  K.  (1988).  Learning  and  Teaching  Styles. Engineering Education, 78(7), 674‐681.  Ploeger,  Joost  (2006).  Differentiatie  op  de  OSB.  Een  kijkje  in  de  keuken  bij Mens  & Maatschappij. Ongepubliceerd verdiepingsonderzoek ILO.  Terwel,  Jan  (1994).  Samen  onderwijs  maken.  Amsterdam  /  Groningen:  Wolters‐Noordhoff (inaugurele rede Hoogleraar Onderwijskunde UvA).   Rapportage De  rapportage  van  mijn  onderzoek  zal  bestaan  uit  een  schriftelijk  verslag  over  de voorgang van het onderzoek. De uiteindelijk ontwikkelde checklist zal hiervan onderdeel zijn.   

 

 

 

 

 

 

 

Page 35: Differentiëren in de klas wat doe ik eigenlijk? - AcOA · 1 Inhoudsopgave pagina Hoofdstuk I Probleemstelling en methoden 2 Inleiding 2 Probleemstelling 2 Doelstelling 3 Onderzoeksvragen

34

Bijlage 4: Learner report 

 

1. Wat  ik vooral geleerd heb bij het werken aan mijn profielproduct  is dat  je op vele 

manieren kunt differentiëren en dat ik wat dat betreft een lange weg te gaan heb.  

 

2. De belangrijkste positieve aspecten waren voor mij dat het positief ontvangen wordt 

door de schoolleiding en docenten, dit vergroot namelijk de kans dat de checklist ook 

daadwerkelijk gebruikt gaat worden.  

 

3. De belangrijkste hindernissen waren voor mij dat het lange tijd niet helemaal duidelijk 

was wat er van mij verwacht werd binnen het schoolbrede onderzoek. De doelstelling 

van  mijn  onderzoek  moest  nogal  vaak  veranderd  worden,  dat  werkt  niet  echt 

stimulerend.  

 

4. Ik heb aan de volgende competentie(elementen) gewerkt: Ten eerste de competentie 

in  reflectie  en  onderzoek  ten  dienste  van  ontwikkeling,  en  dan  vooral  het 

onderzoeksgedeelte  uiteraard.  Als  neveneffect  heb  ik  door  mijn  onderzoek  ook 

samengewerkt met docenten die  ik normaal gezien niet spreek, hetgeen een positieve 

invloed heeft op de competentie in het samenwerken met collega’s.  

 

5.  Belangrijke  aspecten  in  het  samenwerken  met  mijn  school  waren  het 

maandagmiddagoverleg, waar tegelijkertijd met de begeleiders vanuit school als vanuit 

het ILO gesproken kon worden. Bovendien had ik op die manier ook nog een beetje zicht 

op het verloop van het schoolbrede onderzoek van Jos en Monica.