carmel magazine september 2011

24
3 SEPTEMBER 2011 JAARGANG 8 NUMMER 18 SEPTEMBER 2011 stichting carmelcollege ‘WE GAAN HET CONCRETER EN AMBITIEUZER DOEN’ PROFESSIONALISEREN WAT IS DAT EIGENLIJK? LEIDINGGEVEN IS EEN VAK

Upload: stichting-carmelcollege

Post on 10-Mar-2016

219 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Carmel Magazine

TRANSCRIPT

Page 1: Carmel Magazine september 2011

3

s e p t e m b e r 2 0 1 1ja

ar

ga

ng

8 n

um

me

r 1

8 s

ep

te

mb

er

20

11

stichtingcarmelcollege

‘we gaan het concreter en ambitieuzer doen’

professionaliseren wat is dat eigenlijk?

leidinggeven is een vak

Page 2: Carmel Magazine september 2011

2

vaste rubrieken

standpunt van een schoolleider ......................3

column romain rijk ......................................................7

belpanel ....................................................................................8

mijn passie .............................................................................9

hoe ging het verder met ........................................12

nieuws ....................................................................................13

nieuws (vervolg) .................................................................16

de buitenwacht ..............................................................17

column jos baack .........................................................21

quickscan ............................................................................22

leidinggeven is een vakeen schoolgebouw is geen eenheidsworstHoe krijgen we het gebouw dat we willen?

professionaliseren, wat is dat eigenlijk?

1814

10

in dit nummer

stichting carmelcollege omvat 12 instellingen voor

bijzonder voortgezet onderwijs. Op ruim 50 locaties verzorgen

we een breed onderwijs aanbod in een kleinschalige en veilige

omgeving. Zo begeleiden we onze leerlingen. Elke dag opnieuw.

Onderstaande - voornamelijk brede - scholengemeenschappen

zijn aan de Carmel verbonden:

Almelo, Pius X College, Sg. St.-Canisius ◗ Deventer, Etty Hillesum

Lyceum ◗ Eindhoven, Sg. Augustinianum ◗ Emmen, Carmelcollege

Emmen ◗ Enschede, Bonhoeffer College ◗ Gouda, Carmel college

Gouda ◗ Groenlo, KSG Marianum ◗ Haren, Maartenscollege,

International School Groningen ◗ Hengelo, Sg. De Grundel,

Sg. Twickel ◗ Oldenzaal, Twents Carmel College ◗ Oss,

Het Hooghuis ◗ Raalte, Carmel College Salland

‘we gaan het concreter en ambitieuzer doen’ 4

Page 3: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

3

(stand)punt van een schoolleiderProfessionele ruimte

Op landelijk niveau speelt de ontwikkeling van het wets-voorstel “Professionele Ruimte”. Met dit voorstel worden bestuur, schoolleiding en leraren verplicht afspraken te maken over de wijze waarop zeggenschap van leraren over beleid in school wordt georganiseerd.

In het kader van Professionele Ruimte is het goed ons te concentreren op de docent én zijn leidinggevende. Over de betrokken en deskundige professional zegt Mathieu Weggeman dat deze beschikt over state-of-the-art ken-nis, zijn vak en professie verder brengt, verantwoordelijk-heid neemt, kennis deelt met anderen -intern én extern- en je merkt aan hem dat hij plezier heeft in zijn werk.

‘Geldt dit ook voor mij of voor mijn Carmelcollega’s?’ vraagt u zich wellicht af. Bij docenten is het goed om uit te gaan van de onderverdeling:

Restricted professional: gericht op vakinhoud en vakdi-dactiek; cognitieve ontwikkeling staat centraal.Extended professional: is vakoverstijgend georiënteerd; de brede ontwikkeling staat centraal.

Ik denk dat beleidsmakers – landelijk én decentraal – zich te veel en te lang hebben geconcentreerd op de extended professional. Dat heeft geleid tot miskenning van de restricted professional en daarmee de komst van BON en boeken zoals Beroepszeer. Als wij het hebben over onderwijsontwikkeling, professionalisering en loop-baanbeleid, is het zaak om beide typen professionals in te zetten en kansen te bieden.

standPunt‘loslaten,

vertrouwen, erkennen en

verantwoorden’

Studies over effectief leiderschap onderscheiden vier groepen leiderschapskwaliteiten: visiegericht-heid, begrijpen en stimuleren van ontwikkeling van mensen, transformatiegerichtheid en focus op onderwijs.

Uit aanvullend onderzoek blijkt dat transformatio-neel leiderschap brede effecten heeft in school: didactiek, betrokkenheid van leerlingen, leerresul-taten en hoger commitment van leraren. Bij trans-formationeel leiderschap gaat het om: werken vanuit een visie, zorgen voor gemeenschappelijke doelen, hoge verwachtingen hebben en stellen, ondersteuning bieden aan individuele medewer-kers, voorbeeldfunctie, participatie en betrokken-heid stimuleren en belonen van goed werk.

Bij Professionele Ruimte gaat het om het creëren van ruimte voor de ander, van leidinggevende naar docent en omgekeerd. Dit betekent mijns inziens: loslaten (delen van werk en met name verantwoordelijkheid overlatenaan de ander) – vertrouwen (dat het werk en die verantwoordelijkheid in goede handen zijn bij die ander) – erkennen van elkaars professionaliteit (docent én lei-dinggevende) – verantwoorden (uitleggen wat je gedaan hebt, waarom en met welke resultaten). Beschouw de professionele docent, restricted of extended, als com-pagnon in onderwijskundig leiderschap. Het delen van onderwijskundig leiderschap op de werkvloer, daar gaat Professionele Ruimte over. Voorwaardenscheppend is continue aandacht voor professionalisering: bij docenten verenigd in onderwijsontwikkeling-professionalisering-loopbaanbeleid en voor leidinggevenden verwoord in Management Development.

Het gaat dus bij de invulling van professionele ruimte om loslaten, vertrouwen, erkennen en verantwoorden.dan zetten we beroepszeer om in beroepseer.

Harry Claessen, rector Twents Carmel College.

Page 4: Carmel Magazine september 2011

Koer

s

Hij toont zich blij verrast met het compliment. Koers 2013 was eveneens een afspiegeling van het gemeen-schappelijke van Stichting Carmelcollege, maar in een veel wolliger gedaante. Het las prettig en klonk mooi, maar ademde niettemin een hoog goedgevoelgehalte. ‘Prettig te horen dat je het zo ervaart’, zegt hij. ‘In Koers 2013 stonden beslist geen domme dingen, maar het bleef allemaal vaag, concreet werd het zelden.’ Er kwa-men daarom ook wel eens kritische kanttekeningen van mensen die niet konden terugvinden waarop Carmel wil sturen. Rijk kan zich daarin vinden: ‘Koers 2013 dateert van 2007. Dat was een andere tijd. Op Stichtingsniveau mochten we toen niet al te veel van het onderwijs vinden, dat was immers van de scholen zelf.’Dan moet er in de jaren die zijn verstreken, veel zijn gebeurd. Rijk knikt, net als Jan Rijkers, voorzitter van de centrale directie van Het Hooghuis. ‘Jan heeft stevig bijgedragen, als co-auteur en op de achtergrond’, licht Rijk toe. Hij vervolgt: ‘Als je nu vraagt wát er dan is ver-anderd, dan zijn er twee hoofdaspecten aan te wijzen. Allereerst de samenleving, die voortdurend hogere eisen aan de organisatie en de inhoud van het onderwijs stelt. We moeten ons steeds meer verantwoorden, wat ik overigens terecht vind. Daarbij worden grotere onder-wijs opbrengsten verlangd. Denk aan de uitspraak van Marja van Bijsterveldt: “De basis op orde, de lat omhoog.” Dat gebeurt niet vanzelf, daarvoor moet je heldere doelstellingen benoemen.’

Vertrouwen

Naast die meer externe verklaring, is er een interne. ‘Je ziet op alle niveaus groei van het onderlinge vertrouwen.

CvB, Convent van Schoolleiders en Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad staan dicht bij elkaar. Dat be-tekent niet dat we geen scherpe discussies voeren. Dat doen we wel en dat blijven we doen. Maar het kan nu in een veilige omgeving.’ Rijkers vult aan: ‘Scherpte is er zeker, maar er is eveneens vertrouwen. Dat vertrouwen vertaalt zich in grotere vrijheid en grotere verantwoor-delijkheid. En in een klimaat waarin je kunt zeggen: ‘Dit weet ik even niet, wie kan me helpen?’ Het is geen teken van zwakte als je zoiets vraagt. Bovendien hebben we heel veel expertise in huis, die kunnen we nog meer met elkaar delen. Ook die ambitie zie je terug in Koers 2014.’Dat grotere besef van gemeenschappelijkheid staat de verscheidenheid niet in de weg. Het staat expliciet in de inleiding van Koers 2014: “Onze scholen verschillen naar hun aard, de inhoud van hun aanbod en het tempo waarin ze zich ontwikkelen. Die verschillen koesteren we, juist omdat ze de eigenheid van onze scholen en dus van de ontwikkeling van de Stichting uitmaken.” Er volgt meteen een spreekwoordelijke ‘maar’: “Uitein-delijk, in 2014, vinden we elkaar in een uniform profiel van kwaliteit.”

Het klinkt haast als een ontdekkingsreis. Rijkers kan zich als schoolleider uitstekend in de formulering vinden. ‘Als je een Koersdocument weer té concreet maakt, kan het gebeuren dat doelstellingen voor een school te hoog gegrepen zijn. Stel dat je achterloopt, dan trek je in vier jaar niet meteen bij. Op dat moment komen er discus-sies die je niet wilt. We schrijven bijvoorbeeld dat we ‘bovengemiddeld’ willen presteren. Dat kan bedreigend zijn; wie moeilijk zit, gaat dan de discussie over dat be-grip aan. Dat is niet gebeurd. Ik vind dat een goed teken. We kunnen groeien met elkaar.’

4

koers 2014 is het jongste visiedocument van het college van bestuur (cvb) en daarmee de opvolger van koers

2013. wie beide stukken kent, ziet een wereld van verschil. niet eerder was de toon zo openhartig en zo concreet.

doelbewust, volgens romain rijk, de voorzitter van het college van bestuur: ‘teksten veranderen de wereld niet.

je moet inhoud geven, zichtbaar maken, het gedrag tonen dat daarbij hoort.’

‘we gaan het concreter en ambitieuzer doen’

Page 5: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

5

‘De basis op orde, de lat

omhoog’

Page 6: Carmel Magazine september 2011

6

dezelfde taal

Rijk, die aandachtig heeft zitten luisteren, neemt de draad over: ‘Belangrijk is dat we nu allemaal dezelfde taal spreken en volgens hetzelfde stramien denken. Dan kom je veel meer en gemakkelijker tot die gemeen-schappelijke doelstellingen. Met, zoals het Carmel past, grote vrijheid voor de scholen. Oss is Oldenzaal niet, Groenlo geen Gouda. Maar we werken wel aan hetzelfde verhaal. Koers 2014 is niet van mij, maar van het CvB

en de schoolleiders. En daarmee van de Stichting en de scholen.’ Zijn gesprekspartner pakt dat thema op. Koers 2014 geeft elke school de opdracht om ook zelf prioriteiten te stellen. ‘We hebben voor onze school een eigen, vergelijkbaar document gemaakt, met dezelfde opbouw’, licht Rijkers toe. ‘Dus geven ook wij aan wat er in 2011 nog op de rol staat en waar we in 2014 willen zijn. Je weet dan waar je naartoe wilt en je kunt laten zien waar je staat. Concreet en meetbaar.’ De school is bovendien consequent te werk gegaan: naast haar

ConCreet

In vergelijking met eerdere Koersdocumenten is het echter totaal anders. Vooral door de verrassende concreetheid. Het College van Bestuur verwoordt welke doelstellingen nog in 2011 bereikt moeten zijn, en welke in 2014. Dat varieert van een nieuwe missietekst nog dit jaar tot en met herkenbaarheid van missie en kernwaarden in alle grote onderdelen van beleid in 2014. En van de invoering van jaar-lijkse leerlingenprijzen voor excellent presteren en Carmelbeurzen voor leerlingen tot en met toelagen voor jaarlijks tien docenten als stimulans voor een promotie of publicatie. ‘Talentoptimalisatie’ is het woord dat hierbij past.

identiteit

Koers 2014 kan daarom óók worden gezien als een nadere identiteits- en plaatsbepaling van Stichting Carmelcollege. In die context wordt de ambitie uitgesproken om meer dan gemiddeld te scoren. De echo van de boodschap van minister Van Bijsterveldt: ‘De basis op orde, de lat omhoog’, klinkt in bijna elke pagina door. De lat gaat aantoonbaar omhoog, op alle denkbare onderdelen. Van examenresultaten tot en met werkgeverschap, bestuurlijke organisatie en – verantwoording, ict en huisvesting. Carmel wil “als werkgever en als bestuur voor al onze leerlingen en me-dewerkers aantoonbaar van toegevoegde waarde zijn.”

GezamenlijKHeid

Opvallend is daarbij de grote nadruk op de gezamen-lijkheid. “Carmel als kennisalliantie”, noemt Koers 2014 dat, en “Carmel als solidair verbond.” Stichting en scholen gaan centraal inkopen en elkaar stimuleren door “Carmelinterne visitatie.” Nog in 2011 komt er een “Carmelbrede regeling van solidariteit” om scholen in problemen in staat te stellen om zich weer op te richten. Bovendien werken alle scholen eigen koers-documenten uit, die al net zo concreet zullen zijn.

VeelKleuriGHeid

Die schooleigen vertalingen waarborgen tegelijker-tijd de veelkleurigheid van de organisatie. Al zijn de kaders bepaald, de scholen maken eigen keuzes op grond van eigen prioriteiten. Die ruimte was er altijd, maar is nu wellicht nog sterker verankerd. Ze is de vertaling van de kernwoorden ‘heel de mens, iedere mens en alle mensen’ uit de missie en doet recht aan de verschillen tussen de omgevingen waarin de afzonderlijke Carmelscholen hun werk verrichten. ‘Maar op alle niveaus spreken het bestuur, de scholen en het bestuursbureau dezelfde taal en werken zij aan dezelfde ambitie.’ Die meetbaar, maar vooral merkbaar moeten zijn.

Koers 2014 is als pdf te raadplegen op www.carmel.nl. ◗

gezamenlijke ambities van een solidair verbond

stichting carmelcollege doet vaak denken aan een federaal statenverband. binnen gezamenlijk bepaal-

de kaders hebben de afzonderlijke scholen een grote mate van beleidsvrijheid, om recht te doen aan hun

eigen plaatselijke en regionale omstandigheden. koers 2014, opvolger van het nu vier jaar oude docu-

ment koers 2013, laat zien hoe het collectief daaraan in de komende jaren vorm en inhoud wil geven.

Page 7: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

7

Colu

mn

jonGens en meisjes

Bij terugkeer van de zomervakantie verheug ik me altijd op een keurige stapel kranten, netjes op volgorde van datum gelegd. De persoon die de planten en de tuin een beetje in de gaten houdt, weet dat ik dat op prijs stel. Twee zaken trokken bijzondere aandacht. Vanzelfsprekend de Eurocrisis en daarnaast de vraag of jongens en meisjes niet gescheiden les zouden dienen te krijgen. Het valt mij op dat zodra iemand een discussie opent over mogelijke aanpassing van de structuur binnen het voortgezet onderwijs, de hele wereld een opinie heeft. Ik deel graag mijn gedachten rond dit thema met u. We zijn het er met elkaar vast over eens dat onderwijs talenten van leerlingen maximaal moet ontwikkelen. Talenten van individuele leerlingen die met elkaar in een onderwijssysteem zitten. Aan dat systeem willen we liever niet veel veranderen, het is een politieke no-go-area. Maar als we talenten echt willen ontwikkelen, dan zullen we verschillen tussen leer-lingen moeten koesteren. De individuele leerling zo veel mogelijk als maat nemen. Leerlingen zijn allemaal anders en leren op verschillende manieren. Denken in categorieën als “jongens” en “meisjes” staat daar volgens mij haaks op. Het is raadzaam om bij professionaliseringstrajecten veel meer aandacht te besteden aan de verschillende leerstijlen die in elke klas bij leerlingen herkenbaar zijn. Aansluiten bij leerstijlen van individuen zal de motivatie en het werkplezier vergroten, zowel van leerlingen als van leraren. Geluk en welbevinden als randvoorwaarden voor leren. Zolang te veel leerlingen niet gelukkig zijn op school, worden ze onvoldoende op hun niveau uitgedaagd en verspillen we samen ontzettend veel talent. Daar hoeven we geen structuren voor te veranderen, maar moeten we wel meer focussen op de kern van het leraarschap! ◗

romain rijKVoorzitter College van BestuurStichting Carmelcollege

koersdocument, werken locaties en teams een soort -gelijk stuk uit. Rijk knikt goedkeurend: ‘Daar zie je weer de gemeenschappelijke taal. En je ziet meteen weer de beleidsvrijheid van de scholen terug, die Koers 2014 invullen in hun eigen context en vrijheid geven aan locaties en teams. Er is en blijft veel ruimte voor de onderlinge verscheidenheid.’ Binnen de marges van de missie en de visie van Stichting Carmelcollege.

missie en Visie

Het College van Bestuur zoekt naar een andere, mis-schien eigentijdsere verwoording daarvan. ‘We zetten dan wel in op resultaten, presteren en de bevordering van excellentie, maar de vorming van onze leerlingen blijft onverkort belangrijk’, zegt Rijk. ‘Alleen, als we over waardegerichtheid spreken, moeten we ook dat begrip handen en voeten geven. Het moet terugkeren, herken-baar zijn in alles wat we doen. In klassen en scholen en in de overkoepeling.’ Rijkers knikt: ‘Ik zal een voorbeeld geven. Als ik om-streeks 2014 een locatie binnenloop, wil ik kunnen zien dat het een Carmellocatie is. Als dat niet lukt, dan is het begrip op dat moment nog te vaag. Dan moeten we aanscherpen.’ Hij krijgt bijval van Rijk: ‘Nogmaals, teksten veranderen de wereld niet, het komt aan op de inhoud en het bijbehorende gedrag. Voor de Carmel vinden we dat zo essentieel en onderscheidend dat we daaraan blijven werken. De belangrijke waarden willen we ook handen en voeten geven, op een veilige manier. In die zin verschilt Koers 2014 niet wezenlijk van Koers 2013. We gaan geen andere dingen doen, we gaan ze concreter en ambitieuzer doen.’ ◗

Page 8: Carmel Magazine september 2011

8

Op school: mobiel uit! Dat is toch logisch?!

het is natuurlijk best geinig, een mobieltje op school. eindelijk een middel om een saaie les leuk te maken. snel even een

sms’je versturen of het internet op. misschien zelfs even stiekem een fluisterend telefoongesprekje, om het allemaal nog

spannender te maken. of een filmpje maken van die kwade docent, zodat later iedereen via Youtube kan meegenieten.

het kan allemaal. maar moet het ook kúnnen? voor het belpanel hebben we deze keer de stelling:

ilse VinK, leerlinG 4 Vmbo-t (Het HooGHuis, loCatie oss-stadion):

‘Deels ben ik het hiermee oneens. Ik vind dat je je mobieltje buiten de les-sen gewoon moet kunnen gebruiken. En deels ben ik het eens, want in de lessen hoort het gewoon niet. Dat is niet netjes tegenover de leraar.

Bij ons op school hebben we sinds kort slimme spelregels. Eerst mochten we helemaal geen mobieltje bij ons hebben. Nu mag dat wel, maar in de klas mag je het niet gebruiken en niet laten zien. Daarom heb ik het altijd in mijn tas. Ziet de leraar het wel, dan krijg je een waarschuwing of wordt je toestel ingenomen. Volgens mij is dit een duidelijke regel. Mijn klasgenoten hoor ik er niet over.’ ◗

Gerrit barneVeld, ouder (sG. de Grundel, HenGelo):

‘Eigenlijk moet de les zo boeiend zijn en de leerling zo gemotiveerd en geconcentreerd, dat hij/zij het niet in zijn hoofd haalt iets anders te gaan doen. Dat is niet altijd het geval, dus moeten er regels

zijn om ieder bij de les te houden. Daarom moeten mobiel-tjes tijdens lestijden uit en moeten er duidelijke sancties zijn bij overtreding van deze regel. Mooi zou zijn als leer-lingen elkaar aanspreken op overtredingen, want bellen of sms’en tijdens de lessen stoort ook anderen. Geweldig dat je in een vrij moment kunt zien wie jou wil spreken en dat je zelf bepaalt of en wanneer je reageert. Maar niet onder de les.’ ◗

jelle baKKer, leerlinG 6 Vwo (CarmelColleGe Gouda, loCatie antoniusColleGe):

‘Toevallig hebben we hier op school net nieuwe regels. Je mag je mobiel bij je hebben, maar je mag die niet uit je tas of je broek halen. Bij overtreding zijn er duidelijke en strenge straffen. Eigenlijk ben

ik het daarmee wel eens. Terwijl ik zelf tijdens een saaie les mijn mobieltje ook wel eens heb gepakt om op Facebook te gaan of een spelletje te spelen. Klasgenoten idem. En het is best grappig om een foto van een leraar te maken en door te sturen. Maar het hoort niet, het leidt af en je leert er niks van. Dus ja, ik stem in met de stelling.’ ◗

ilse aalbers, ouder (maartensColleGe, Haren):

‘Ik ben meteen voor, die dingen horen niet in school. Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik mijn zoon wel eens een sms’je heb gestuurd, om hem te herinneren aan een afspraak. Ik kreeg meteen een reactie,

tijdens de les. Soms vind je het als ouder prettig dat je kind bereikbaar is. Maar als ik docent was, zou het me vreselijk lijken: dertig telefoons voor je! Hier ligt een taak voor ons, als ouders, en voor de school. Misschien kunnen ruimten worden afgeschermd, zodat er geen bereik is. Daarnaast zou er in mentorlessen aandacht aan kunnen worden geschonken. Puur verbieden helpt niet, we moeten werken aan de bewustwording van wat kan en wat niet.’ ◗

belpanel

Page 9: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

9

ineke munter (57), directeur vmbo sg. twickel – sg. de grundel, hengelo

‘Dat praktische, daar heb ik mijn hart aan verpand. In het beroepsonderwijs zitten de vakmensen van de toekomst, daar leggen we de basis voor de beroepen die straks onze samenleving dragen. Aan het eind van de hbs keek ik daar heel anders tegen-aan. Wiskunde vond ik leuk, maar de mensen in het onderwijs? Veel te eigenwijs. Geen werk voor mij. Maar voor die wiskunde ging ik wel naar de avond-hts. En daar gaf ik als stagiair toch mijn eerste les. Ik was in één keer verkocht. Een vierde klas vmbo,

allemaal jongens, en dan toch iets uit kunnen leggen! Mooier onderwijs is er niet.

Inmiddels is het dertig jaar later en sta ik niet meer voor de klas. Maar ik zeg wel eens: wat ik nu doe, is

ook lesgeven, alleen dan met volwassenen. Mensen motiveren, zorgen dat je de klus samen klaart. Een jaar geleden ben ik hier als directeur begonnen met een duidelijke opdracht. Het vmbo in Hengelo is versnipperd. Alleen wij hebben al zeven locaties!

Het gevolg is dat leerlingen na twee jaar weer van school moeten wisselen: onder- en bovenbouw zitten

bijna nergens bij elkaar. Onze teamleiders - ieder met een eigen locatie - maken er al jaren het beste van. Het is

een prachtig stel mensen. Zelfstandig, ze weten van de hoed en de rand. Maar die oplossing moet er wel komen!Gelukkig zie ik een kentering. Mensen kijken me wel eens mee-warig aan als ik dat zeg. Maar echt: over vijf jaar zitten wij in het mooiste vmbo-gebouw van de regio. En in de tussentijd kunnen we een nadeel ombouwen tot een kans. Omdat we zo lang heb-ben moeten wachten, kunnen we nu meteen het vmbo van de toekomst neerzetten.Nee, een gebouw is niet zaligmakend. Maar het helpt wel om leerlingen te laten ruiken en proeven van een toekomst in het beroepenveld. Dat motiveert leerlingen, dat inspireert docenten en ik vind dat ze daar recht op hebben.’ ◗

‘Over vijf jaar zitten we in het mooiste vmbo-

gebouw’

mij

n P

assi

e

Page 10: Carmel Magazine september 2011

10

Visie‘Professionalisering leidt tot beter preste-

rende leerlingen’

professionaliseren, wat is dat eigenlijk?

‘oei, dit wordt een steen in de vijver’, verzucht karin sanders, hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie

aan de universiteit twente. we zijn halverwege een gesprek over twee onderzoeken die ze met assistenten

jenny pouls en monique van rijn heeft verricht naar professionalisering onder carmeldocenten. de resultaten

verbazen: het is die docenten niet helder wat dat begrip nu eigenlijk inhoudt.

In de loop der jaren heeft Sanders heel wat bedrijven en organisaties van binnen gezien. Ze heeft bij onder meer Shell en Unilever onderzoek verricht naar de effectiviteit van HRM-arrangementen. Nu verdiept ze zich, in het kader van “Goed Werknemerschap verdient Goed Werkgeverschap” in het HRM-beleid van het onderwijs. Geboeid, zoals ze zelf zegt: ‘Ik vraag me af waarom het

onderwijs niet vaker naar andere sectoren kijkt en steeds alles opnieuw uitvindt. Het is haast vloeken in de kerk als je zegt dat een school een organisatie is; voor veel mensen is een school nog altijd niet te vergelijken met een bedrijf.’ Ze geeft een voorbeeld. Onlangs zat ze bij de vergadering van de top van een onderwijsinstelling - niet Stichting Carmelcollege. ‘Ik hoorde iemand zeggen

Page 11: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

11

dat hij iets een goed idee vond, maar hij betwijfelde of hij zijn docenten zou meekrijgen. Daar hoef je in een bedrijf niet mee aan te komen. Dat boeit me mateloos. Tussen een schoolbestuur en een docent bestaat dezelf-de relatie als die tussen een bedrijf en zijn medewerkers. Een ruilrelatie, waarin je allebei iets geeft en terugkrijgt. In het onderwijs wordt die relatie heel anders beleefd.’

Patroon

Met behulp van Pouls en Van Rijn heeft Sanders twee onderzoeken verricht. Het eerste brengt aan het licht in hoeverre docenten reflecteren over het thema profes-sionaliteit. ‘Met andere woorden: wat betekent dat begrip voor mij als docent?’, licht Pouls toe. Aan de hand van bijeenkomsten én wekelijkse vragenlijsten onder 21 deelnemers is een betrouwbaar beeld ontstaan.Daarbij tekende zich al snel een patroon af. Iedereen heeft ideeën over wat professionaliteit inhoudt. Alleen zijn het nauwelijks gedeelde ideeën. Dat hóeft niet verwonderlijk te zijn, benadrukt Jenny Pouls: ‘Er bestaat geen gezamenlijke, gedeelde visie op professionaliteit. Wat is het? Die vraag is niet beantwoord.’ En Sanders: ‘Carmel is er ook niet helder over. Dat missen docenten. Overigens is het de vraag of die visie van de top moet komen. Ik zou het beter vinden als de docenten daarover zelf het gesprek aangaan.’Waar iedereen betrokkenheid bij leerling en school als één van de kenmerken noemt, zijn de meningen over omgaan met, en tonen van emoties heel uiteenlopend. Voor veel docenten is dat een voorbeeld van onprofessio-neel gedrag. Sanders: ‘Onprofessioneel zijn doorgaans de leidinggevende en collega’s, professioneel ben je zelf. We hebben deelnemers ook gevraagd om onprofessio-neel handelen bij zichzelf aan te wijzen. Dan kwam er niet veel of er kwamen verhalen waarin de oorzaak toch weer bij iemand anders lag.’

beHoefte

Aan dat professionaliseringsgesprek bestaat behoefte, heeft Van Rijn gemerkt. Ze wijst op de betekenis daarvan: ‘Als docenten samen bepalen wat ze wel professioneel vin-den en wat niet, ontstaat al meer helderheid en cohesie.’ Sanders noemt de Raad voor de Journalistiek: ‘Daar zit-ten mensen met uiteenlopende meningen, die erin slagen met elkaar te benoemen wat ze nu eigenlijk vinden. In ons onderzoek zeggen de deelnemers wel dingen over elkaar, maar niet aan elkaar. Zo kom je niet tot een eigen professie. Daarvoor is nodig dat je elkaar aanspreekt.’

De vraag is dan of leidinggevenden daarbij een rol moe-ten spelen. Het tweede onderzoek van Sanders, Pouls en Van Rijn richt zich op de effecten van leergangen voor leidinggevenden. ‘De eerste analyses laten zien dat er te weinig verschillen bestaan tussen de situatie vóór, en die na het volgen van zo’n cursus’, concludeert Sanders. ‘In-formeel werkplekleren is waarschijnlijk effectiever. Dan ontstaat meer vanzelf een balans tussen commitment en sturen op controle. En dan wordt ook het aanspreken gemakkelijker.’

werKVloer

Wat kan de werkvloer met deze resultaten? ‘Het is in elk geval zinvol om over die professionalisering in gesprek te blijven’, meent Van Rijn. Sanders bepleit een vervolg: ‘Ik denk aan gesprekken over concrete voorbeelden en ervaringen. Praat er met elkaar over: wat is dan die pro-fessionalisering; wat is goed gedrag, wat niet? Dat is ook goed voor het teamgevoel. Probeer tot een standaard te komen. Dat hoeft niet perfect, zo’n standaard kun je bijstellen.’

De basis is er. Het onderzoek wijst ook uit dat docenten bij alles voorrang geven aan hun leerlingen. Sanders: ‘Daar ligt een begin. Maak meer duidelijk dat profes-sionalisering leidt tot beter presterende leerlingen. Dat maakt het docentenvak aantrekkelijker. Het gemeen-schappelijke doel is er, maar er is nog weinig reflectie. Ik hoop echt dat die op gang komt, die kan een einde maken aan de reflex om in de verdediging te schieten. Als deze beroepsgroep meer samen optrekt en die professie verder invult, wordt het vak nog leuker.’ ◗

Page 12: Carmel Magazine september 2011

12

ouders als partnersHoe ging het verder met…

Ouders die niet alleen een helpende hand bieden, maar écht meedenken op school: drie jaar geleden werd het in Carmel Magazine als een “nieuwe dimensie” van ouder-betrokkenheid aangeduid. Inmiddels zijn scholen meer verantwoording gaan afleggen aan hun omgeving en is het idee van partnerschap geaccepteerder geworden. Toch gaat het niet vanzelf. Zelfs op het Maartenscol-lege in Haren, waar de ouderbetrokkenheid bloeit, is er slechts een beperkte groep ouders die echt in de materie duikt om mee te praten, bevestigt Peter Doting, lid van de oudergeleding in de medezeggenschapsraad en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad.

Voor een deel doen ouders gewoon liever andere dingen voor de school. Maar dat het onderwijs een tamelijk naar binnen gerichte sector is, heeft er volgens Doting ook mee te maken. ‘Zouden scholen meer vertellen en minder jargon gebruiken, dan maakten ze het ouders gemakkelijker om mee te praten’, denkt hij. ‘Zelfs meer dan gemiddeld geïnteresseerde ouders lopen soms op tegen onnavolgbaar jargon waarbij te veel bekend wordt verondersteld. Vanuit school is de wil er dan wel, maar als je gewend bent onderwerpen vooral met profes-sionals binnen je organisatie te bespreken, realiseer je je misschien niet snel dat je ze daarbuiten echt moet vertalen.’

Cadeautje

Er speelt ook nog iets anders mee: scholen staan niet zo open voor feedback als ze denken en misschien willen. ‘Er is veel te winnen door de principes uit de kwaliteits-leer van het bedrijfsleven te omarmen’, suggereert Doting: ‘zie een klacht als een cadeautje en een teken van betrokkenheid. Het zou geen gek idee zijn als docen-ten wat training zouden krijgen in het positief tegemoet treden van ouders met kritiek. Natuurlijk moet het van twee kanten komen: het gebeurt ook dat ouders buiten-sporig reageren.’

Maar partnerschap is vooral een kwestie van samen optrekken. ‘Hou het praktisch’, adviseert Doting. ‘Een training cultuurontwikkeling werkt niet. Maar een concrete situatie is heel geschikt om beter met elkaar te leren communiceren. Het Maartenscollege wilde onlangs de vervuiling van de kantine en het schoolplein aanpakken. Van alle partijen vroeg dat een behoorlijke inspanning: docenten moeten surveilleren, leerlingen zijn aanspreekbaar op hun gedrag en ouders stimuleren hun kinderen om verantwoordelijkheid te nemen. Dat wordt alleen een succes als iedereen meedoet. Zo leer je in de praktijk als partners met elkaar op te trekken.’ ◗

er zijn contactouders, klankbordgroepen, een ouderraad en natuurlijk de oudergeleding in de mr. de structuur

van ouderbetrokkenheid staat op veel carmelscholen als een huis. maar worden ouders daarmee partners van

de school?

‘Hou het praktisch’

Page 13: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

13

nieuws

leerlinGen winnen PrestiGieuze Prijzen

het heet profielwerkstuk, maar heeft de omvang van een ouderwetse doctoraalscriptie. locaquarium, is de titel.

martijn verdam en martijn hidding, inmiddels oud-leerlingen van het etty hillesum lyceum, wonnen er een

prestigieuze knaw onderwijsprijs voor het profiel natuur en techniek mee. ‘van zeer hoog niveau’, schrijft de jury.

en: ‘de gebruikte wiskunde overstijgt het niveau van de middelbare school.’

De beide laureaten hebben een positioneringssysteem uitgewerkt. Met veel elektronica en zelfgeschreven software kan in een aquarium de exacte positie van de punt van een fietsspaak worden bepaald, nog wel in 3D-weergave. De methode bestond al en wordt onder meer gebruikt bij hartkatheterisaties.Martijn Hidding: ‘We hebben onderzocht hoe je die positie kunt bepalen. Daarbij zijn we tegen dezelfde dingen aange-lopen als de uitvinder destijds.’ Begeleider en oud-docent natuurkunde Aart Groenewold is onder de indruk: ‘Dit profielwerkstuk is heel breed en op onderdelen heel diep. Dat kan alleen als je over doorzettingsvermogen beschikt.’

Martijn Hidding relativeert: ‘Ach, we vonden het interes-sant, dan ga je vanzelf verder.’ En Martijn Verdam: ‘Voor een profielwerkstuk staat tachtig uur. Bij ons is dat zeker het dubbele geworden.’ Zijn maatje knikt: ‘We zijn doorgegaan. Het is een bevestiging voor jezelf: je kunt tot de top behoren.’ Eerder wonnen ze de eerste prijs van de Universiteit Twente. Op 9 juni ontvingen ze uit handen van KNAW-president Robbert Dijkgraaf een oorkonde én een cheque van € 1500, het collegegeld voor een jaar. Martijn Verdam wil geneeskunde studeren, Martijn Hidding natuur- en sterrenkunde.Voor Groenewold was het de laatste klus als docent. Vanwege gehoorproblemen heeft hij het lesgeven beëindigd, maar hij is de jongens blijven begeleiden. ‘Het is een opsteker, na alle kritiek op het niveau van het Nederlandse bètatalent. En het ondersteunt de manier waarop we hier in Deventer de Tweede Fase hebben ingericht, met acht keuze-uren in de week. Bij deze allerlaatste activiteit als leraar lag de meet op de top. Mooier kan het niet.’ ◗

maartensColleGe Ook het Maartenscollege in Haren kent laureaten. Tijdens de International Conference of Young Scientists in Moskou, in april, wonnen Esther Hazelhoff en Ilvy van der Hoeven de prijs voor het beste profielwerkstuk ter wereld. Eerder wonnen ze de Van Melsenprijs van de Radboud Universiteit Nijmegen. Esther en Ilvy hebben onderzoek gedaan naar de stabilisatie van oxytocine, een hormoon om postnatale bloedingen tegen te gaan. Omdat het niet stabiel is als het buiten de koelkast wordt bewaard, sterven in Afrika jaarlijks 125.000 vrouwen aan postnatale bloedingen. Hun onderzoek, onder begeleiding van docent James Serra, geeft aanzetten om het hormoon ook in Afrika bruikbaar te maken. ◗

Esther en Ilvy,young scientists

in Moskou

Page 14: Carmel Magazine september 2011

14

een schoolgebouw is geen eenheidsworst

Hoe krijgen we het gebouw dat we willen?

‘Op de openingsborrel overheerst vaak nog de opluch-ting. Eindelijk klaar! Maar kort daarna wordt merkbaar dat het nieuwe gebouw niet past. En dan liggen de bor-relhapjes zwaar op de maag.’ Teamleider huisvesting & facilities Leo van Wijchen heeft het al vaak zien gebeu-ren. Na jaren soebatten bij de gemeente mogen scholen eindelijk nieuwbouw neerzetten. Voor de inderhaast benoemde bouwcommissie gaat een wereld open. Een wereld van architecten die vastbesloten zijn dit gebouw tot hun artistieke levenswerk te maken, bouwbedrijven die zonder overleg kiezen voor standaardoplossingen, en gemeentelijke budgetten waarin alles op een koopje moet zonder de latere onderhoudskosten mee te reke-nen. En in al dat geweld raakt de vraag wat de school in de toekomst wil en nodig heeft, ondergesneeuwd.

reGie

De enige die daaraan iets kan doen, is de school zelf. Maar het valt niet mee om als bouwcommissie tegen-over architecten en bouwers je mannetje te staan. Vooral als je in gedachten de stap van huidig onderwijs naar toekomstig onderwijs naar toekomstig gebouw niet goed hebt kunnen maken. ‘Mensen redeneren al snel vanuit de bestaande situatie’, zegt Van Wijchen. ‘“In mijn volgende lokaal wil ik een beamer!” Maar met een smartboard is die hele beamer niet meer nodig. En wie zegt dat je net zo zult lesgeven als nu? Je bouwt voor de toekomst en dus zul je los van het hier en nu moeten nadenken over je onderwijs van straks. Wat wil je? Welke activiteiten zijn er? Hoe ga je die activiteiten organiseren? Welke ruimtesoorten heb je daarvoor nodig? En wat voor eisen stel je daaraan? Hoe beter je dat aan de “voorkant” van het bouwproces omschrijft, hoe steviger je de regie in handen houdt.’

Plaatjes

Om Carmelscholen hierbij te helpen, heeft M3V advies-partners in opdracht van huisvesting & facilities een menukaart huisvestingsconcepten ontwikkeld. Een werkgroep van teamleiders, docenten en OOP’ers dacht mee. ‘Ken je die menukaarten met plaatjes van gerech-ten, waardoor mensen die de taal niet spreken toch een goede keuze kunnen maken?’, vraagt Van Wijchen. ‘Zo werkt deze menukaart ook, maar dan voor mensen die niet vertrouwd zijn met het vakjargon van onderwijs-huisvesting. Eerst maak je een aantal onderwijskundige en organisatorische keuzes. Hoe wil je in de toekomst met tijd omgaan? Denk je gewoon 1040 uur les te blijven geven, geef je 24 uur per dag onderwijs of iets daartussenin? En waar denk je te zitten op de schaal tussen leidend en coachend lesgeven? Enzovoort. De volgende vraag is of je de school wilt bouwen rond de vakken of rond de leerlingen. Beide keuzes zijn uitgewerkt voor pro/vmbo en voor havo/vwo. Vervolgens zie je in tekeningen en foto’s hoe jouw keuzes er in de praktijk uit zouden kunnen zien. Welk ‘gerecht’ spreekt je het meeste aan?’

a, b en C

Om echt stevig te staan in het gesprek met architecten en aannemers moeten scholen kunnen aangeven wat zij in technische zin verwachten. De makers van de menu-kaart maken dat gemakkelijker door aan elk type ruimte (theorielokaal, open leercentrum, stilteruimte, docenten-werkplek, noem maar op) een kwaliteitsniveau te kop-pelen. Er is een niveau A, B en C en elk niveau staat voor een set technische specificaties: daglicht, luchtkwaliteit, akoestiek, enzovoort. Van Wijchen: ‘Vergelijk het met

maar al te vaak zijn scholen achteraf niet gelukkig met hun nieuwe gebouw. er zitten de verkeerde soort ruimtes in,

het is onpraktisch ingedeeld of het is veel te duur in onderhoud. de enige manier om dat te voorkomen, is zelf de

touwtjes stevig in handen te nemen. de menukaart huisvestingsconcepten helpt carmelscholen op weg naar het

gebouw dat ze écht willen.

Page 15: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

15

reGie‘Met de

menukaart in de hand is de school een

steviger gespreks-partner’

VraGen? bel HuisVestinG!

Konden scholen vroeger vooral bij de afdeling huisvesting & facilities terecht voor technisch onderhoud, het werkterrein van de afdeling wordt steeds breder. Eerst kwam huisvesting erbij, toen vastgoedmanagement en binnenkort ook projectmanagement. Scholen kunnen de afdeling bijvoorbeeld vragen een doelmatigheidsanalyse voor hun schoolgebouw uit te voeren. De ontwikkeling van de menukaart past in deze trend. Een instrument voor projectmanagement (eveneens voor de scholen) is in ontwikkeling. De afdeling werkt hieraan met drie technische universiteiten en het platform onderwijshuis-vesting. Voor de menukaart of andere informatie: [email protected]. ◗

een sterrensysteem voor hotels: C is in orde, B is een ruimte met meer comfort en A is een onderwijspaleis. Bij een berging is C voldoende, maar in een theorielokaal willen we A.’ Kunnen scholen met de menukaart in de hand de hele nieuwbouw zelf begeleiden? Dat verwacht Van Wijchen niet. ‘Het blijft zinvol om er een goede adviseur bij te hebben. Wie dat is, wordt samen met de school bepaald. Maar met de menukaart in de hand is de school wel een steviger gesprekspartner en zitten er de komende dertig jaar hopelijk minder scholen met een niet-passend gebouw.’

Aaron Kerkhof werkte als projectleider nieuwbouw van het Augustinianum met de menukaart: ‘Wij waren er heel gelukkig mee, omdat we zelf weinig kennis van bouwen hebben. De menukaart geeft op elk punt heel scherp weer waar de keuzes liggen. Al het voorwerk is gedaan; je kiest uit een aantal uitgewerkte opties. Mij heeft dat heel erg geholpen. De menukaart helpt in het hele denk- en beslisproces.’

Leo van Wijchen

Page 16: Carmel Magazine september 2011

16

nieuws vervolg

Het Etty Hillesum Lyceum in Deventer krijgt een nieuwe centrale directie. Mevrouw drs. A.M.G. Volp-Kortenhorst heeft om persoonlijke redenen haar functie van voorzit-ter per 1 augustus 2011 neergelegd. Het lid centrale directie, de heer F. Kulik, wil ruimte maken voor een mogelijk andere directiestructuur en is om die reden met ingang van het schooljaar 2011-2012 tijdelijk adviseur van interim-directievoorzitter dhr. N. de Vrede. ◗

wisselinGen in direCtie etty Hillesum lyCeum

De Raad van Toezicht van Stichting Carmelcollege heeft, na positief advies van het Convent van Schoolleiders, de GMR en het lid CvB, besloten de heer mr. drs. R.W.J. Rijk voor een periode van drie jaar te herbenoemen in de functie van voorzitter CvB. De benoeming ging in per 1 september. Rijk is sinds 1977 in dienst van Stichting Carmelcollege. Na een loopbaan voor de klas en diverse leidinggevende functies werd hij in september 2006 benoemd als voorzitter van het CvB. ◗

HerbenoeminG romain rijK

Het College van Bestuur van Stichting Carmelcollege heeft de heer drs. P.A. (Peter) Dooijeweerd benoemd tot lid centrale directie van Carmelinstelling Hengelo (Sg. Twickel en Sg. De Grundel). De benoeming is per 1 september 2011. ◗

nieuw lid Centrale direCtie CarmelinstellinG HenGelo

Het jaarverslag 2010 van Stichting Carmelcollege is verschenen. Met dit jaarverslag legt de Stichting verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar. In het jaarverslag staat o.a. het verslag van de Raad van Toezicht, het bestuursverslag en de jaarrekening. Het jaarverslag wordt niet meer in druk uitgegeven maar alleen nog online gepubliceerd. Het jaarverslag is te vinden op de website van Stichting Carmelcollege onder de knoppen ‘publicaties’, ‘jaarverslag 2010’. ◗

jaarVerslaG diGitaal besCHiKbaar

stichtingcarmelcollege

V E R S L AG S T IC H T I N G C A R M E L CO L L E G E

HE

NG

ELO

25

ME

I 2

01

1

“DEEL uITMAkEN VAN CARMEL IS NIET VRIjbLIjVEND:

WE GEVEN ELkAAR VEEL, MAAR VRAGEN OOk VEEL TERuG.”

Het jaarverslag is te vinden op www.carmel.nl

Page 17: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

17

‘vooroplopen moet wel kunnen’

De buitenwacht

Aan het begin van het gesprek tast Bruning even af. Hij is vakbondsman, hij behartigt de belangen van de Carmelmedewerkers, dus mag hij ook kritische noten kraken? Een instemmend hoofdknikje volgt op het bevestigende antwoord. ‘Natuurlijk wil ik graag iets zeggen over de Stichting, maar daar hoort ook onze boodschap bij.’

Zijn mening, gaat hij dan verder, is overwegend positief. ‘Carmel is een professionele instelling’, klinkt uit zijn mond. ‘Kijk alleen al naar de uitvoering van het Convenant Leerkracht, de invoering van de functiemix en het project Goed Werknemerschap verdient Goed Werkgeverschap. Dat wordt allemaal voortvarend opgepakt, met creatieve ideeën om mensen te halen en te binden. Ik zie uitstekend werk bij het personeelsbeleid en de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs.’ Meteen volgt de eerste kritische noot: ‘Hoge ambities zijn goed, maar als de organisatie of de scholen daar -aan niet toe zijn, kun je twijfelen of het beleid wel de gewenste resultaten oplevert. Vooroplopen is prima, maar het moet wel kunnen.’

werKdruK

Bruning wijst op de werkdruk van docenten. ‘Hier zie ik soms een spanningsveld tussen bureau en scholen. Dat kan tot wrijvingen leiden, zeker nu het door be-zuinigingen en de krimpende leerlingpopulatie steeds meer rekenen wordt. Je hoort op het bureau bevlogen verhalen over het leraarschap, terwijl in de scholen de werkdruk toeneemt. Dat speelt overigens bij meer schoolbesturen. Voor het taakbeleid geldt hetzelfde. Het taakmodel is om de docent heen gebouwd.

Stop het niet vol tot 1659 uur omdat er toevallig nog ruimte is. Het is uitstekend om daarnaar te kijken, maar houdt oog voor de praktijk. We maken het leraarsvak echt niet aantrekkelijker door de werkdruk te vergroten.’

Dat vooral wil hij overbrengen en meegeven: ‘Wees flexibel, de lat mag soms wel wat lager. Onderwijs is ménsenwerk. Het mag wat losser, allemaal. Dat past óók uitstekend bij Stichting Carmelcollege, die volgens mij op een prettige wijze omgaat met haar mensen.’ Dan gaat de blik op ernstig: ‘Als ik dan nog iets mag zeggen: Carmel, help ons in de strijd tegen de bezuini-gingen op het Passend Onderwijs. Want die raken aan de kwaliteit van het onderwijs en daar zijn ook jullie nu juist zo druk mee.’ ◗

twee tot drie keer per jaar schuift david bruning, regiobestuurder bij cnv onderwijs, aan

bij het college van bestuur van stichting carmelcollege. op dat moment gaan de actuele onderwerpen over

tafel. van beide kanten wordt intussen actief gesondeerd. ‘uiteindelijk is polderen mijn werk’, glimlacht hij.

‘Onderwijs is ménsenwerk. Het mag wat losser,

allemaal’

Page 18: Carmel Magazine september 2011

18

leidinggeven is een vak

Eerst de meer technische kant van het verhaal. Carmel biedt al een aantal jaren MD-trajecten aan voor aspi-rant – en beginnende teamleiders. Om slagvaardig te kunnen inspelen op de veranderende eisen die aan het leidinggeven worden gesteld én op de professionalise-ringsvraag uit de scholen, zijn nieuwe trajecten opgezet in samenwerking met Interstudie NDO en Centrum voor Nascholing Amsterdam. Voor aspirant-teamleiders is na de zomer een Startbekwaamheidstraject begonnen. Het voorziet aspirant-teamleiders van de kennis en de vaardigheden die van een teamleider mogen worden verwacht. Tegelijkertijd bereidt het voor op de Master in Educational Leadership (MEL) voor teamleiders. In beide gevallen betreft het duale trajecten met een ruim aandeel werkplekleren.

Zittende teamleiders en andere schoolleiders kiezen hun eigen professionaliseringsroute, in de verwachting dat zij zich verder ontwikkelen en professionaliseren. Voor teamleiders geldt hierbij het niveau van een professionele master op het gebied van leidinggeven. Dat kan via de Master in Educational Leadership die in Carmelverband wordt aangeboden, maar ze kunnen ook elders een masteropleiding volgen. Locatiedirecties en eindverantwoordelijk schoolleiders professionaliseren zich op wetenschappelijk niveau.

‘Zo maken we leidinggeven steeds meer tot een beroep, een professie’, licht Fennanda van Goor toe. ‘Van docen-ten vragen we dat ze zich blijven ontwikkelen; dat geldt ook voor leidinggevenden. We willen immers een lerende organisatie zijn én zí´n een organisatie waarin leren centraal staat’, vervolgt ze. ‘Het is daarnaast een middel om talent te stimuleren en voor de eigen organisatie te behouden. De trajecten komen bovendien de organi-satie ten goede.’

HandVatten

Trajecten als deze kunnen het leidinggeven aantrekke-lijker maken. Daar moeten de deelnemers overigens wel veel voor doen. Training van kennis en vaardigheden, eigen projectmanagement en veel reflectie behoren tot de ingrediënten. ‘Dat projectmanagement beslaat enkele maanden en is van belang voor de ontwikkeling van de school en van het eigen leiderschap. Je kunt denken aan onderwerpen als de aansluiting van onder-bouw en bovenbouw, of aan zaken uit het schoolplan waarvoor een kartrekker nodig is.’ Henk Westerveld, opleider/adviseur bij het Centrum voor Nascholing en aanbieder van de Master in Educational Leadership, benadrukt de noodzaak van adequate opleidingen. ‘Heel lang zagen we dat goede docenten schoolleider werden. Maar die functie toen, valt niet te vergelijken met die functie nu. Scholen zijn heel anders dan een paar decennia terug. Hun autonomie is enorm toegenomen. Van een professionele schoolleider mag je visie op onderwijs, beheer en kwaliteit verwachten. Plus de kennis en de vaardigheden om leiderschap te tonen en de leerprocessen op alle niveaus te faciliteren.’

doorloPende lijn

Met Brigit Verbeek van Interstudie NDO heeft Wester-veld een doorlopende lijn ontwikkeld tussen het door Interstudie verzorgde Startbekwaamheidstraject en de Master in Educational Leadership van Centrum voor Nascholing. Dat geeft beide opleidingen in Verbeeks ogen een bijzonder karakter: ‘Carmel heeft ons ge-vraagd een soort doorlopende lijn te ontwerpen. Zo is een soort co-creatie ontstaan. Henk werkt mee aan ons traject, ik werk mee aan het hunne. We werken vanuit

in lijn met het loopbaanbeleid voor docenten, is het nu de beurt aan schoolleiders en belangstellenden voor een

leidinggevende functie. nieuwe trajecten voor management development (md) stellen hen in staat de eigen

horizon verder te verbreden. tegelijkertijd maken instellingen en carmel als geheel een kwaliteitsslag. fennanda

van goor, teamleider bij het bestuursbureau: ‘leiding stelt andere eisen aan mensen dan voorheen, leidinggeven

is steeds meer een vak apart, een beroep.’

star

t

Page 19: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

samenHanG

De Master in Educational Leadership bouwt hierop verder. Westerveld: ‘Wij leggen de nadruk op onder-zoeksmatig werken, de ontwikkeling van persoonlijk leiderschap en organisatiekunde. We laten deelne-mers de samenhang van de vijf sturingsdomeinen ervaren: de organisatie van de school, de organisatie van het onderwijs, personeel, facilitair en cultuur. De schoolleider leert sturen in complexiteit, leert de hele organisatie te bezien vanuit een helikopterview en leert daardoor hoe veranderingen in één domein altijd invloed hebben op alle andere domeinen. Je krijgt er sterke leiders van, omdat ook hier per-soonlijke ontwikkeling en de ontwikkeling van de school hand in hand gaan.’Hij wijst er verder op dat de deelnemers aan het Startbekwaamheidstraject en die aan de MEL- leergang op dezelfde wijze leren kijken. ‘Dat is de kracht: er ontstaat eenheid van taal. Cursisten leren samen en van elkaar. En zo’n groot project, met doorlopende lijnen, is bijzonder voor Nederland. Carmel loopt voorop.’ Dat vindt ook Brigit Verbeek: ‘Dit is een combinatie van professionalisering en bottom-up onderwijsinnovatie.’

19

een gedeelde visie op leiderschap: je leert het door aan de slag te gaan en de context te betrekken. Dan versterk je individu en organisatie.’Deelnemers aan het Startbekwaamheidstraject wacht een intensieve periode. ‘We beginnen met een scan, waarbij op grond van je persoonlijk ontwikkelingsprofiel wordt bepaald welke competenties je te ontwikkelen hebt. We kijken ook naar het project waaraan je in de school gaat werken. Onderwerpen als ambitie en drijf-veren, visieontwikkeling, verandermanagement, presen-tatie, communicatie en situationeel leiderschap komen eveneens aan de orde. Deelnemers houden een portfolio bij, dat op het eind wordt beoordeeld door een onaf-hankelijke assessor. Hij of zij doet daarbij een uitspraak over de benoembaarheid in termen van startbekwaam-heid. Het is een verhaal van persoonlijke ontwikkeling bij gelijktijdige ontwikkeling van je leiderschapscompeten-ties. Want dat moet samengaan, leiderschap moet van binnenuit komen.’

Page 20: Carmel Magazine september 2011

20

diVersiteit

win-win

Fennanda van Goor spreekt van een win-winsituatie. ‘De scholen worden ook beter van de projecten van de deelnemers, omdat leidinggevenden inbreng hebben in de formulering daarvan. Zo grijpen tandwielen in elkaar, Carmel zet in op loopbaanbeleid en professiona-liseren, zie het project ‘Goed Werknemerschap verdient Goed Werkgeverschap’. Er is loopbaanbeleid voor

docenten, nu ook voor leidinggevenden en er komt loopbaanbeleid voor de categorie onderwijsondersteu-nend personeel. Dat komt allemaal ten goede aan de kwaliteit van het onderwijs: leidinggevenden die onder-wijsprocessen adequaat aansturen en faciliteren, geven de de docent meer tijd en ruimte voor de leerlingen. Ook dát geeft een vlieg wieleffect.’ ◗

‘Het is belangrijk om in

harmonieuze sfeer voldoende draagvlak

te creëren’

Page 21: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

21

mailtje

Ik wil me graag excuseren voor mijn opmerking tijdens de vorige les (veel plezier). Ik had geen idee dat u naar een begrafenis moest. Hierbij mijn verontschuldiging. Roel

Ik was wel legaal afwezig, en ik heb de les daarna mijn boekverslag ingeleverd. Dat weet ik 100% zeker. Mijn boek was le Grand Cahier, ik heb hem zelfs hier nog thuis liggen. Ik zal morgen wel even komen, en dan zal ik het ook nog een keer uitprinten. Maar ik vind die 1 die er nu staat een beetje krom omdat ik niet illegaal afwezig was en u mij dus geen 1 kunt geven hiervoor. Dit is de reden dat ik u mail, ik was sowieso al morgen bij u gekomen, maar ik vindt dit wel een beetje vaag hoor. Mvg, Nando

Meneer ik heb geprobeert de achterflap goed te vertalen, want als je hem kopieert en ik google translate zet krijg je er allemaal schele zinnen uit, maar zelfs met 2 vertaal sites lukt het me nog niet om fatsoenlijke zin-nen te krijgen kunt u even doorlezen of ik het ongeveer goed vertaalt heb? Bvd Rik

Goedeavond meneer, ik snap het feit niet dat u ervan uitgaat dat ik een samenvatting in kan leveren terwijl ik een hele week ziek ben. Groet, Marc

Toen u vroeg of ik geoefend had zei ik nee, omdat ik dacht dat ik een andere tekst zou moeten maken. Ik heb van te voren 2 teksten geoefend. Eentje van 2007 en eentje van 2008. Ik was toen ook verrast toen ik een van die teksten kreeg. Ik zit nu met een rotgevoel, Omdat ik nu niet weet of dit volgens u nou eerlijk gegaan is. Ik wist nog veel antwoorden. Ik vind wel dat ik dit moet zeggen. Ik heb geoefend en geluk gehad. Mijn moeder verklaart me voor gek en zegt dat ze het wel goed vond dat ik had geoefend, maar ik zit nu wel met zo’n rotgevoel… Mvg Jop ◗

jos baaCKDocent Frans en CKVTwents Carmel College, locatie De Thij

diVersiteit

Het is tijd Voor een nieuwe staP

marcel van schalkwijk, docent nederlands op locatie de boerhaave van het etty hillesum lyceum in deventer, is één van degenen die is gestart met het startbekwaam-heidstraject. na dertien jaar docentschap acht hij de tijd rijp voor een nieuwe stap. ‘management spreekt me aan. bovendien wil ik in het onderwijs blijven.’

Het Startbekwaamheidstraject komt dus als geroepen. ‘Vanwege de combinatie management en onderwijs’, beaamt Marcel. ‘Onderwijs is diversiteit, heel veel contacten met heel veel mensen. Ik zie dat Minke Maters, mijn teamleider, haar handen vol heeft. Het is beleid uitzetten, visie ontwikkelen, organiseren, relativeren en soms ook incasseren. Waarbij voor mij belangrijk is dat je in een harmonieuze sfeer voldoende draagvlak creëert.’Hij ziet parallellen met het scheidsrechtervak, dat hij al ruim twintig jaar beoefent. ‘Ik noem alleen al het omgaan met weerstanden’, lacht hij. ‘Het mooie van dit traject vind ik de wisselwerking. Studiedagen, re-flectie en één dag in de week werken aan een concrete opdracht. Je doet ervaring op in de praktijk, gekoppeld aan je persoonlijke ontwikkelingsplan. In het besef dat voltooiing geen garantie voor benoeming biedt.’ Inmiddels is Minke Maters aangeschoven. Zij overweegt deel te nemen aan het mastertraject voor teamleiders. ‘Volgens mij kan het heel inspirerend zijn, maar het moet passen binnen mijn andere taken.’ Vooruitlopend op het Startbekwaamheidstraject, heeft ze enkele taken aan Marcel gedelegeerd. ‘Ik zie in hem een toekomstige col-lega. Waarbij ik hem voorhoud dat het teamleiderschap zeker lastige kanten heeft. Je bent de tussenlaag, jij moet toezien op de naleving van afspraken, ook als je geen controlecultuur wilt. Dat vraagt een sfeer van open met elkaar praten en die is er nog niet altijd in het onderwijs.’ Dan, tot Marcel: ‘Ik heb groot vertrouwen in jou.’ ◗

Page 22: Carmel Magazine september 2011

qu

iCKs

Can

22

Page 23: Carmel Magazine september 2011

s e p t e m b e r 2 0 1 1

John van Pomeren (51), roostermaker en absentiecoördinator Carmelcollege Gouda

1. roostermaKer, dus PuzzelKamPioen?‘Nou… dit was mijn eerste keer en een puzzel was het zeker. In mijn vorige baan als bedrijfsleider in een drukkerij was ik wel het een en ander gewend. Maar hier heeft de één bapo, de ander kan het eerste uur niet werken, de derde werkt alleen in de ochtend… En de uitdaging is natuurlijk om een ieders voorkeur voor elkaar te krijgen. Ik heb er heel wat avondjes in zitten. Maar het is gelukt!’

2. welK deel Van je werK is Het leuKst?‘Goh, dat zou ik eigenlijk niet weten. Ik kom niet uit een onderwijsfamilie, heb alleen een neef in het onderwijs. Maar van jongs af aan zeiden mensen al tegen me: jij bent een echte juf.’ (Lacht:) ‘Mijn moeder vertelde eens een mooie anekdote over mij als kleuter. De juf moest even weg en zei: let jij op de klas? Nou en of. Ik ging de boel wel even regelen! Blijkbaar zat het erin… Op de middelbare school wist ik zeker dat ik docent zou worden. De enige vraag was nog of ik eerst zou gaan studeren of dat ik zou kiezen voor het hbo. Meteen de

praktijk in, dat trok me uiteindelijk het meest.’

3. ooit je eiGen Kinderen oP sCHool GeHad?

‘Dat niet. Twee studeren er, alleen de derde zit nog op het vwo. Voor alle drie hebben we de Vrije School gekozen. Ik heb slechte herinneringen aan mijn eigen schooltijd, dat heeft misschien wel

meegespeeld. Vanaf het begin hebben mijn vrouw en ik gezegd: we vinden het

belangrijk dat de kinderen een brede scholing krijgen en een leuke schooltijd hebben. En dan

geeft de Vrije School veel extra’s.’

4. Hoe ziet jouw ideale weeKend eruit?‘Dat begint met een vrijdagavond zonder afspraken. Op zaterdag met mijn vrouw boodschappen doen en dan naar het biljarten, daar ben ik arbiter. Zaterdag-avond iets leuks met zijn tweeën. En zondag… dat is Feyenoord. Ik ben al 35 jaar fan. Ik ga samen met mijn zoon, die heeft ook een seizoenkaart. Ik heb trouwens ook een collega van school met het virus besmet.’

5. zeVen weKen zomerVaKantie. Hoe Heb je ze doorGebraCHt?‘Weet je dat ik me die eerste schoolvakantie stierlijk heb verveeld? In het bedrijfsleven was ik twee weken gewend. Wat moest ik met al die tijd? Maar het went. Mijn zwager is conciërge in Bodegraven, die is ook vrij. Dus leggen we samen eens een hengeltje uit, we gaan een weekje op de camping staan… Prima.’ ◗

‘De sfeer met collega’s en leerlingen is

heel vertrouwd’

23

Colofon

Carmel Magazine wordt gemaakt voor medewerkers en relaties van Stichting Carmelcollege en verschijnt drie keer per jaar.

redactieFijke Hoogendijk(Stichting Carmelcollege)Hans Morssinkhof(Hans Morssinkhof Publicity,Arnhem)Suzanne Visser(Perspect, Baarn)

fotografieMarty van Dijken(nieuwewind, Enschede)grafisch ontwerpnieuwewind, EnschededrukVDA-Groep, Enschedeoplage4800

Page 24: Carmel Magazine september 2011

2

Onderwijs is mensenwerk

Stichting CarmelcollegeDrienerparkweg 16 Postbus 864 7550 AW Hengelo (074) 245 55 55 [email protected]@stgcarmel

VOOR WIE DE BEL LUIDT

Wekenlang hebben schoolgebouwen er verloren bij

gestaan. Normaal vol van gedruis en leven, vervielen

ze plotseling tot doodse stilte. Slechts de bel die de

lesuren markeert, doorsneed met ijzeren regelmaat

de holle leegte. Dat is voorbij. Hun bevolkingen zijn

teruggekeerd. Rumoerig nog even, om bekende

gezichten te begroeten en vakantiebelevenissen uit

te wisselen. Om te mopperen ook, op een zomer die

niet was en nooit wilde worden.

Tot de eerste bel zich met herwonnen kracht laat

horen. Leerlingen roepen zuchtend concentratie op,

docenten zoeken de juiste vorm om talent en motiva-

tie te prikkelen. Onzichtbaar maar voelbaar houden

ze elkaar scherp. Alle theorieën, observaties, onder-

zoeken en notities ten spijt, gebeurt het hier en nu.

Onderwijs is mensenwerk. Elke dag weer.

stichtingcarmelcollege