b8 superb ownersmanual

292
SIMPLY CLEVER INSTRUCTIEBOEKJE INSTRUCTIEBOEKJE ŠKODA Superb

Upload: jorgen-aerts

Post on 05-Feb-2016

162 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

free

TRANSCRIPT

Page 1: B8 Superb OwnersManual

SIMPLY CLEVER

INSTRUCTIEBOEKJEINSTRUCTIEBOEKJE

ŠKODA Superb

Page 2: B8 Superb OwnersManual

3V0012732AB

Page 3: B8 Superb OwnersManual
Page 4: B8 Superb OwnersManual

Voorwoord

U heeft gekozen voor een ŠKODA. Hartelijk dank voor uw vertrouwen.

De beschrijving van de wagenbediening, belangrijke aanwijzingen over veiligheid, wagenverzorging,onderhoud en zelfhulp, alsmede technische wagengegevens staan in dit instructieboekje.

De bediening van enkele functies en wagensystemen gebeurt via het infotainment.

Naast dit instructieboekje ook het instructieboekje van het infotainment aandachtig lezen. De handel-wijze overeenkomstig de beide instructieboekjes is een voorwaarde voor het juiste gebruik van dewagen.

Wij wensen u veel plezier met uw ŠKODA en te allen tijde een goede reis.

ŠKODA AUTO a.s. (hierna ŠKODA resp. fabrikant)

3V

00

1273

2AB

Page 5: B8 Superb OwnersManual

Inhoudsopgave

Wagendocumentatie 4

Omschrijvingen 5

Opbouw en nadere informatie over hetinstructieboekje 6

Gebruikte afkortingen

Veiligheid

Passieve veiligheid 8Algemene aanwijzingen 8Juiste en veilige zithouding 8

Veiligheidsgordels 11Veiligheidsgordels gebruiken 11Gordeloprolautomaat en gordelspanner,veiligheidsgordelvoorspanning 14

Airbagsysteem 15Beschrijving van het airbagsysteem 15Airbagoverzicht 16Airbags buiten werking stellen 20

Veilig vervoer van kinderen 22Kinderzitje 22Bevestigingssystemen 25

Bediening

Bestuurdersruimte 29Overzicht 28

Instrumenten en controlelampjes 30Instrumentenpaneel 30Controlelampjes 33

Informatiesysteem 44Bestuurdersinformatiesysteem 44Rijgegevens (multifunctie-indicatie) 45

MAXI DOT-display 47Service-intervalindicatie 51SmartGate 52

Ontgrendelen en openen 54Ontgrendelen en vergrendelen 54Alarmsysteem 59Achterklep 60Elektrische achterklep 61Ruitbediening 64Panorama-schuif-kanteldak 66

Licht en zicht 69Licht 69Koplampassistent 75Binnenverlichtingen 76Zicht 78Ruitenwissers en -sproeiers 80Achteruitkijkspiegels 82

Stoelen en hoofdsteunen 84Voorstoelen 84Zitplaatsen achterin 88Hoofdsteunen 90Stoelverwarming en -ventilatie 91

Vervoeren en praktische uitrusting 94Praktische uitrusting 94Elektrische stopcontacten ensigarettenaansteker 103Asbak 106Multimediahouder 108Bagageruimte en transport van lading 109Variabele bagageruimtevloer 119

Scheidingsnet 120Dakdragers 122

Verwarming en ventilatie 123Verwarming, handmatige airconditioning,Climatronic 123Extra verwarming (interieurvoorverwarmingen -ventilatie) 128

Rijden

Wegrijden en rijden 131Motor met de sleutel starten en afzetten 131Motor met drukknop starten en afzetten 133Start-stopsysteem 135Remmen en parkeren 137Handmatig schakelen en pedalen 139Automatische versnellingsbak 140Inrijden en zuinig rijden 144Schade aan de wagen voorkomen 146

Hulpsystemen 147Rem- en stabiliseringssystemen 147Parkeerhulp (ParkPilot) 150Uitparkeerhulp 153Achteruitrijcamera 155Inparkeersysteem 159Snelheidsregelsysteem 164Snelheidsbegrenzer 165Automatische afstandsregeling (ACC) 167Front Assist 173Selecteren van de rijmodus (Driving ModeSelection) 177Proactieve inzittendenbescherming 179Rijstrookassistent (Lane Assist) 180Hulpsysteem voor "dodehoekcontrole" 183Filehulp 185Hulpsysteem voor noodsituaties 186Verkeerstekenherkenning 187

2 Inhoudsopgave

Page 6: B8 Superb OwnersManual

Vermoeidheidsherkenning 188Bandenspanningscontrole 189

Trekhaak en aanhangwagen 191Trekhaak 191Aanhangwagen 192

Raadgevingen voor het gebruik

Verzorging en onderhoud 195Servicewerkzaamheden, aanpassingen entechnische wijzigingen 195Wagen wassen 198Exterieur verzorgen 200Interieur verzorgen 204

Controleren en bijvullen 206Brandstof 206AdBlue® en het bijvullen ervan 209Motorruimte 211Motorolie 214Koelvloeistof 216Remvloeistof 218Accu 219

Wielen 223Velgen en banden 223Winterse omstandigheden 227

Tips om het zelf te doen

Nooduitrusting en tips om het zelf te doen 229Nooduitrusting 229Wiel verwisselen 231Bandenafdichtset 235Starthulp 238Wagen afslepen 239Afstandsbediening en uitneembare lamp 241

Noodontgrendeling/-vergrendeling 243Ruitenwisserbladen vervangen 245

Zekeringen en gloeilampjes 246Zekeringen 246Gloeilampjes 250

Technische gegevens

Technische gegevens 255Fundamentele wagengegevens 255Specifieke gegevens afhankelijk van demotorisering 263

Trefwoordenlijst

3Inhoudsopgave

Page 7: B8 Superb OwnersManual

Wagendocumentatie

In de wagendocumentatie van uw wagen vindt u altijd dit instructieboekje enhet Serviceplan.

Afhankelijk van de uitrusting kan de wagendocumentatie ook het Infotain-ment-instructieboekje en in enkele landen tevens de brochure Onderweg be-vatten.

InstructieboekjeDit instructieboekje geldt voor alle carrosserievarianten van de wagen en vooralle bijbehorende modelvarianten alsmede voor alle uitrustingsniveaus.

In dit instructieboekje worden altijd alle uitrustingsvarianten beschreven,zonder dat deze als meeruitvoering, modelvariant of landafhankelijke uitrus-ting worden aangegeven. Daarom zijn in uw wagen niet alle uitrustingscom-ponenten die in dit instructieboekje worden beschreven, aanwezig.

De uitrustingsomvang van uw wagen heeft betrekking op het koopcontractvan uw wagen. Met vragen over de uitrustingsomvang kunt u contact opne-men met een ŠKODA Partner.

De afbeeldingen in dit instructieboekje dienen alleen ter illustratie. De afbeel-dingen kunnen op kleine details afwijken van uw wagen; zij zijn slechts als al-gemene informatie op te vatten.

ŠKODA AUTO a.s. werkt continu aan de verdere verbetering van alle wagens.Te allen tijde zijn er daarom wijzigingen in de leveringsomvang in vorm, uitrus-ting en techniek mogelijk. De in dit instructieboekje vermelde informatie komtovereen met de stand van de gegevens ten tijde van de redactiesluiting.

Uit de technische gegevens, afbeeldingen en informatie in dit instructieboekjekunnen geen aanspraken worden afgeleid.

ServiceplanHet Serviceplan bevat documentatie over de aflevering van de wagen, infor-matie over garantie en servicebeurten.

Infotainment-instructieboekjeHet infotainment-instructieboekje bevat een beschrijving van de infotain-ment-bediening, eventueel ook enkele functies en wagensystemen.

Brochure OnderwegDe brochure Onderweg bevat telefoonnummers van de dealerbedrijven en ser-vicepunten in de afzonderlijke landen, alsmede noodoproepnummers.

4 Wagendocumentatie

Page 8: B8 Superb OwnersManual

Omschrijvingen

Gebruikte begrippenIn de wagendocumentatie worden de volgende begrippen gebruikt voor deservice aan uw wagen.

- Werkplaats die vakkundig servicewerkzaamheden aan wagensvan het merk ŠKODA uitvoert. Een specialist kan zowel een ŠKODA Part-ner, een ŠKODA Servicepartner als ook een onafhankelijke werkplaatszijn.

- Werkplaats die contractueel door de fabrikantŠKODA AUTO a.s. of de importeur is geautoriseerd servicewerkzaamhe-den aan wagens van het merk ŠKODA uit te voeren en ŠKODA origineleonderdelen te verkopen.

- Onderneming die door de fabrikant ŠKODA AUTO a.s. of deimporteur is geautoriseerd om nieuwe wagens van het merk ŠKODA teverkopen en, indien van toepassing, servicewerkzaamheden hieraan uitte voeren met gebruik van ŠKODA originele onderdelen en ŠKODA origi-nele onderdelen te verkopen.

Verklaring van symbolenEen overzicht van de in het instructieboekje gebruikte symbolen en een korteomschrijving van de betekenis.

Verwijzing naar de inleidende module van een hoofdstuk met belangrijkeinformatie en veiligheidsaanwijzingen

Vervolg van de module op de volgende bladzijde

Situaties waarin de wagen zo snel mogelijk tot stilstand dient te wordengebracht

® Geregistreerd handelsmerk

Tekstmelding op het MAXI DOT-display

Tekstmelding op het segmentdisplay

ATTENTIETeksten met dit symbool informeren over ernstig ongeval-, verwonding- oflevensgevaar.

VOORZICHTIGTeksten met dit symbool informeren over het gevaar voor beschadiging van dewagen of een mogelijke functiestoring van systemen.

"Specialist"

"ŠKODA Servicepartner"

"ŠKODA Partner"

Milieu-aanwijzingTeksten met dit symbool bevatten informatie over milieubescherming alsmedetips voor een zuinig gebruik.

Let opIn teksten met dit symbool staat extra informatie.

5Omschrijvingen

Page 9: B8 Superb OwnersManual

Opbouw en nadere informatie over het instructieboekje

Opbouw van instructieboekjeHet instructieboekje is hierarchisch in de volgende delen onderverdeeld.

■ Segment (bv. Veiligheid) - de titel van het segment staat altijd onderaan delinkerbladzijde vermeld■ Hoofdstuk (bv. Airbagsysteem) - de titel van het hoofdstuk staat altijd on-

deraan de rechterbladzijde vermeld■ Subhoofdstuk (bv. Airbagoverzicht)

■ Inleiding van onderwerp - Moduleoverzicht binnen het subhoofd-stuk, inleidende informatie over de inhoud van het subhoofdstuk, even-tueel voor het gehele subhoofdstuk geldende aanwijzingen

■ Module (bv. Voorairbags)

InformatiezoekenBij het informatiezoeken in het instructieboekje adviseren we om de Tref-woordenlijst aan het einde van het instructieboekje te gebruiken.

RichtingsinformatieAlle richtingsinformatie, zoals "links", "rechts", "voor", "achter", heeft betrek-king op het vooruit rijden van de wagen.

EenhedenDe volume-, gewichts-, snelheids- en afmetingeninformatie wordt in metrischeeenheden vermeld, tenzij anders vermeld.

DisplayweergaveIn dit instructieboekje wordt voor de weergave op het display in het instru-mentenpaneel de weergave op het MAXI DOT-display gebruikt, voor zover nietanders is aangegeven.

6 Opbouw en nadere informatie over het instructieboekje

Page 10: B8 Superb OwnersManual

Gebruikte afkortingen

Afkorting Betekenis

1/min Omwentelingen per minuut van de motor

ABS Antiblokkeersysteem

ACC Adaptieve afstandsregeling

ACT Actief cilindermanagement

AF Multipurpose vehicles

AGM Accutype

APN Naam van een toegangspunt voor de WLAN-verbinding

ASR Aandrijfslipregeling

CO2 Koolstofdioxide

CVO Conformiteitsverklaring

DCC Dynamische onderstelregeling

DPF Roetfilter

DSG Automatische versnellingsbak met 2-voudige koppeling

DSR Actieve stuurbekrachtiging

EDS Elektronische sperdifferentieel

ECE Europese Economische Commissie

EPC Controle van de motorelektronica

ESC Stabiliteitscontrole

ET Inpersdiepte van de velg

EU Europese Unie

GSM Wereldwijd systeem voor mobiele communicatie

HBA Remassistent

HHC Bergwegrijhulp

KESSY Sleutelloos ontgrendelen, starten en vergrendelen

kW Kilowatt, eenheid voor het vermogen

Led Soort verlichting

LTETechnologie voor supersnelle dataoverdracht in netwerkenvan telefoonproviders

M1Een uitsluitend of voornamelijk voor het personenvervoerontworpen personenwagen

Afkorting Betekenis

MCB Multi Collision Brake

SB Schakelbak

N1Een uitsluitend of voornamelijk voor het transport van goe-deren ontworpen bestelwagen

NiMH Nikkel-metaalhydride

Nm Newtonmeter, eenheid voor het motorkoppel

PIN Persoonlijk identificatienummer

SCR Dieselmotor, waarvoor de AdBlue®-oplossing nodig is

SSP Verbinding van twee apparaten via het Bluetooth®-profiel

TDI CRDieselmotor met uitlaatgasturbo en common rail inspuitsys-teem

TSA Aanhangwagenstabilisator

TSI Benzinemotor met uitlaatgasturbo en directe inspuiting

VDA Verband der Automobilindustrie (in Duitsland)

VIN Chassisnummer

W Watt, eenheid voor het vermogen

Wi-Fi Draadloos datanetwerk

XDS Functieaanvulling op elektronische sperdifferentieel

7Gebruikte afkortingen

Page 11: B8 Superb OwnersManual

Veiligheid

Passieve veiligheid

Algemene aanwijzingen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Vóór elke rit 8Rijveiligheid 8

In dit hoofdstuk van het instructieboekje vindt u belangrijke informatie, tips enaanwijzingen met betrekking tot het thema passieve veiligheid in uw wagen.

We hebben hier alles samengevat wat u bijvoorbeeld over veiligheidsgordels,airbags, de veiligheid van kinderen enz. moet weten.

Meer informatie met betrekking tot de veiligheid die uw en uw passagiers aan-gaan, vindt u in de volgende hoofdstukken in dit instructieboekje.

De complete documentatie moet daarom altijd in de wagen aanwezig zijn. Ditis vooral belangrijk als u de wagen verhuurt of verkoopt.

Vóór elke rit

Voor uw eigen veiligheid en voor de veiligheid van uw passagiers moet voorelke rit op de onderstaande punten worden gelet.› Controleren of de verlichting en de knipperlichten correct functioneren.› Controleren dat de ruitenwissers goed werken en de toestand van de ruiten-

wisserbladen goed is.› Ervoor zorgen dat alle ruiten een helder en goed zicht naar buiten bieden.› De spiegels zo instellen dat het zicht naar achteren is gewaarborgd.› Controleren dat de spiegels niet afgedekt zijn.› De bandenspanning controleren.› Het motorolie-, remvloeistof- en koelvloeistofpeil controleren.› Aanwezige bagage goed bevestigen.› De toegestane asbelastingen en het maximaal toegestaan gewicht van de

wagen niet overschrijden.› Alle portieren, de motorkap en achterklep sluiten.› Controleren of er geen voorwerpen zijn die de bediening van de pedalen kun-

nen beïnvloeden.

› Kinderen beschermen met een geschikt kinderzitje en een op een juiste wij-ze omgegespte veiligheidsgordel » pagina 22, Veilig vervoer van kinderen.

› De juiste zithouding innemen » pagina 8, Juiste en veilige zithouding. Uwpassagiers erop wijzen de juiste zithouding in te nemen.

Rijveiligheid

Als bestuurder draagt u de verantwoordelijkheid voor uzelf, voor alle passa-giers en in het bijzonder voor kinderen. Als uw rijveiligheid wordt beïnvloed,brengt u niet alleen uzelf, maar ook andere verkeersdeelnemers in gevaar.

Daarom op de volgende aanwijzingen letten.› Laat u niet van het verkeer afleiden (bijvoorbeeld door passagiers, door tele-

foongesprekken enz.).› Niet rijden als uw rijvaardigheid is verminderd (bijvoorbeeld door medicijnen,

alcohol of verdovende middelen).› De verkeersregels en de aangegeven snelheid aanhouden.› Uw rijsnelheid steeds aan de toestand van de weg en de verkeers- en weers-

omstandigheden aanpassen.› Op lange ritten regelmatig pauzeren (ten minste eens in de twee uur).

Voor de bijrijder gelden de volgende aanwijzingen die, indien ze niet wordenopgevolgd, tot zwaar of dodelijk letsel kunnen leiden.› Niet tegen het dashboard leunen.› De voeten niet op het dashboard leggen.

Voor de inzittenden gelden de volgende aanwijzingen die, indien ze niet wor-den opgevolgd, tot zwaar of dodelijk letsel kunnen leiden.› Niet alleen op het voorste deel van de zitting gaan zitten.› Niet dwars op de stoel gaan zitten.› Niet uit de ruiten leunen.› De ledematen niet door de ruitopeningen naar buiten steken.› De voeten niet op de zitting leggen.

Juiste en veilige zithouding

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Juiste zithouding van de bestuurder 9Stand van het stuurwiel instellen 10Juiste zithouding van de bijrijder 10Juiste zithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin 11

8 Veiligheid

Page 12: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE■ De voorstoelen en alle hoofdsteunen moeten altijd overeenkomstig de li-chaamslengte worden ingesteld en de veiligheidsgordels moeten altijdgoed omgegespt zijn, zodat de inzittenden zo optimaal mogelijk wordenbeschermd.■ Iedere inzittende in de wagen moet de bij die zitplaats horende veilig-heidsgordel juist omgespen en dragen. Kinderen moeten met een geschiktveiligheidssysteem worden vastgezet » pagina 22, Veilig vervoer van kin-deren.■ Door een verkeerde zithouding kan de inzittende levensgevaarlijke ver-wondingen oplopen.■ Tijdens het rijden mag de leuning niet te schuin naar achteren staan, om-dat anders de werking van de veiligheidsgordels en de airbags in negatievezin worden beïnvloed - gevaar voor verwondingen!

Juiste zithouding van de bestuurder

Afbeelding 1 Juiste zithouding van de bestuurder / juiste manier vanstuurwiel vasthouden

Lees en bekijk eerst op bladzijde 9.

Met het oog op uw eigen veiligheid en om het gevaar voor verwondingen bijeen ongeval te verminderen, moeten de volgende aanwijzingen in acht wor-den genomen.

De bestuurdersstoel in lengterichting zo instellen dat u de pedalen metlicht gebogen benen volledig kunt intrappen.Bij wagens met bestuurdersknie-airbag de bestuurdersstoel in lengterich-ting zo instellen dat de afstand B » Afbeelding 1 van de benen tot hetdashboard op kniehoogte ten minste 10 cm bedraagt.

De leuning zodanig verstellen, dat u het stuurwiel op het bovenste puntmet licht gebogen armen kunt vastpakken.Het stuurwiel zo instellen dat de afstand A tussen stuurwiel en borstkasten minste 25 cm bedraagt » Afbeelding 1.De hoofdsteun zodanig instellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zo-veel mogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het hoofd C » Af-beelding 1 (geldt niet voor stoelen met geïntegreerde hoofdsteunen).De veiligheidsgordel juist omgespen » pagina 11, Veiligheidsgordels ge-bruiken.

ATTENTIE■ Vóór elke rit de juiste zithouding innemen en deze houding ook tijdens derit niet wijzigen. Ook de passagiers erop wijzen de juiste zithouding in tenemen en deze houding ook tijdens de rit niet te wijzigen.■ Een afstand tot het stuurwiel van minimaal 25 cm en een afstand van debenen tot het dashboard op kniehoogte van ten minste 10 cm aanhouden.Als de minimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem uniet beschermen - levensgevaar!■ Het stuurwiel tijdens het rijden met beide handen vasthouden aan debuitenzijde van het stuur op "kwart" over "negen" » Afbeelding 1. Nooit hetstuurwiel op "12 uur" vasthouden of in een andere stand (bijvoorbeeld inhet midden, aan de binnenzijde van het stuurwiel enz.). Bij activering vande bestuurdersvoorairbag zouden er zware verwondingen aan uw armen,handen en hoofd kunnen worden toegebracht.■ Zorg ervoor dat zich geen voorwerpen in de voetenruimte bevinden om-dat deze voorwerpen bij een rij- of remactie tussen de pedalen kunnen ko-men. U zou dan niet in staat zijn om het koppelingspedaal in te trappen, teremmen of gas te geven.

9Passieve veiligheid

Page 13: B8 Superb OwnersManual

Stand van het stuurwiel instellen

Afbeelding 2 Stuurwielstand instellen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 9.

De stand van het stuurwiel kan in hoogte en in lengterichting worden versteld.

› De borghendel onder het stuurwiel in pijlrichting 1 zwenken » Afbeelding 2.› Het stuurwiel in de gewenste stand zetten. Het stuurwiel kan in pijlrichting

2 worden versteld.› De borghendel tot de aanslag in pijlrichting 3 drukken.

ATTENTIE■ Het stuurwiel nooit tijdens het rijden verstellen, maar alleen als de wagenstilstaat!■ De borghendel moet vergrendeld zijn, opdat de stand van het stuurwielniet onbedoeld kan veranderen - er bestaat gevaar voor ongevallen!

Juiste zithouding van de bijrijder

Lees en bekijk eerst op bladzijde 9.

Met het oog op de veiligheid van de passagier en om het gevaar voor verwon-dingen bij een ongeval te verminderen, moeten de volgende aanwijzingen inacht worden genomen.

De bijrijdersstoel zo ver mogelijk naar achteren schuiven. De bijrijder moeteen minimale afstand van 25 cm ten opzichte van het dashboard aanhou-den, zodat de airbag bij een activering de grootst mogelijke veiligheidbiedt.De hoofdsteun zodanig instellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zo-veel mogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het hoofd C » Af-beelding 1 op pagina 9 (geldt niet voor stoelen met geïntegreerde hoofd-steunen).De veiligheidsgordel juist omgespen » pagina 11.

In uitzonderingsgevallen kan de bijrijdersvoorairbag buiten werking wordengesteld » pagina 20, Airbags buiten werking stellen.

ATTENTIE■ Een afstand tot het dashboard van minimaal 25 cm aanhouden. Als de mi-nimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem u niet be-schermen - levensgevaar!■ De voeten altijd tijdens het rijden in de voetenruimte houden - leg uwvoeten nooit op het dashboard, uit het raam of op de zitting! Door een ver-keerde zithouding stelt u zich bij remmen of een aanrijding bloot aan eenverhoogd risico van lichamelijk letsel. Bij een activering van de airbag kuntu zich door een verkeerde zithouding dodelijk verwonden!

10 Veiligheid

Page 14: B8 Superb OwnersManual

Juiste zithouding van de passagiers op de zitplaatsen achterin

Lees en bekijk eerst op bladzijde 9.

Om het gevaar voor verwondingen bij plotseling remmen of een ongeval teverminderen, moeten de passagiers op de zitplaatsen achterin op het volgen-de letten.

De hoofdsteun zodanig instellen, dat de bovenzijde van de hoofdsteun zo-veel mogelijk in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het hoofd C » Af-beelding 1 op pagina 9.De veiligheidsgordel juist omgespen » pagina 11, Veiligheidsgordels ge-bruiken.Een geschikt kinderveiligheidssysteem gebruiken als u kinderen in de wa-gen meeneemt » pagina 22, Veilig vervoer van kinderen.

Veiligheidsgordels

Veiligheidsgordels gebruiken

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Het natuurkundige principe van een frontale botsing 12Juiste gordelverloop 13Veiligheidsgordels omgespen en losmaken 13

Correct omgegespte veiligheidsgordels bieden een goede bescherming bij on-gelukken. Ze verkleinen het risico op lichamelijk letsel aanzienlijk en vergrotende kans een zwaar ongeval te overleven.

Correct omgegespte veiligheidsgordels houden de inzittenden op goed inge-stelde stoelen in de juiste zithouding.

Bij het vervoeren van kinderen moet u rekening houden met speciale veilig-heidsaspecten » pagina 22.

Bij het gebruik van de veiligheidsgordels de nationale wettelijke bepalingen inacht nemen.

ATTENTIE■ Vóór elke rit de veiligheidsgordel correct omgespen - ook in stadsverkeer!Dat geldt ook voor andere passagiers - er bestaat gevaar voor verwondin-gen!■ De maximale beschermende werking van de veiligheidsgordels wordt al-leen bij een correcte zithouding bereikt » pagina 8, Juiste en veilige zithou-ding.■ De leuningen mogen niet te ver naar achteren staan, omdat anders dewerking van de veiligheidsgordel teniet kan worden gedaan.

ATTENTIEAanwijzingen voor het juiste gordelbandverloop■ Altijd op het juiste verloop van de veiligheidsgordel letten. Een verkeerdgedragen veiligheidsgordel kan zelfs bij een lichte aanrijding tot letsel lei-den.

11Veiligheidsgordels

Page 15: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE (vervolg)■ De hoogte van de veiligheidsgordel zo instellen, dat de schoudergordelongeveer over het midden van de schouder - maar in geen geval langs dehals - loopt.■ Een te los gedragen veiligheidsgordel kan tot letsel leiden, omdat uw li-chaam bij een ongeval door de bewegingsenergie verder naar voren komten dan abrupt door de veiligheidsgordel wordt afgeremd.■ De gordel nooit over vaste of breekbare voorwerpen leiden (bijvoorbeeldbrillen, balpennen, sleutels enzovoort). Deze voorwerpen kunnen tot ver-wondingen leiden.

ATTENTIEAanwijzingen voor het bedienen van de veiligheidsgordels■ De gordel mag niet zijn vastgeklemd, zijn verdraaid of langs scherpe rand-en schuren.■ Let erop dat de veiligheidsgordel bij het sluiten van het portier niet wordtingeklemd.

ATTENTIEAanwijzingen voor het juiste gebruik van de veiligheidsgordels■ Met een veiligheidsgordel mogen nooit twee personen (ook geen kinde-ren) worden vastgegespt.■ De slotgesp mag alleen in het bij de betreffende zitting behorende slot-deel worden gestoken. Het verkeerd omdoen van de veiligheidsgordel be-invloedt de beschermende werking hiervan en de kans op letsel neemt toe.■ De invoertrechter van de slotgesp mag niet verstopt zijn, omdat andersde slotgesp niet kan vergrendelen.■ Veel lagen kleding en ook losse kleding (bijvoorbeeld een jas over eencolbert) belemmeren het correct aanliggen en de werking van de veilig-heidsgordels.■ Geen klemmen of andere voorwerpen voor het instellen van de veilig-heidsgordels (bijvoorbeeld voor het inkorten van de veiligheidsgordels bijkleinere personen) gebruiken.■ De veiligheidsgordels voor de zitplaatsen achterin kunnen alleen goedfunctioneren als de achterbankrugleuning correct is vergrendeld » pagina88.

ATTENTIEAanwijzingen voor het onderhoud van de veiligheidsgordels■ De gordelband moet schoon worden gehouden. Een vervuilde veiligheids-gordel kan de werking van de veiligheidsgordel negatief beïnvloeden » pa-gina 206.■ De veiligheidsgordels mogen niet worden uitgebouwd en op geen enkelemanier worden gewijzigd. Nooit proberen om de veiligheidsgordels zelf terepareren.■ De staat van de veiligheidsgordels regelmatig controleren. Als beschadi-gingen van de veiligheidsgordel, de gordelverbindingen, de gordeloprolau-tomaat of het slot worden vastgesteld, moet de betreffende veiligheids-gordel door een specialist worden vervangen.■ Veiligheidsgordels die tijdens een ongeval worden belast en daardoor uit-gerekt worden, moeten worden vervangen - bij voorkeur door een specia-list. Tevens moeten de verankeringen van de veiligheidsgordels worden ge-controleerd.

Het natuurkundige principe van een frontale botsing

Afbeelding 3 Niet-vastgegespte bestuurder / niet-vastgegespte passa-gier op zitplaats achterin

Lees en bekijk eerst op bladzijde 11.

Zodra de wagen in beweging is, ontstaat zowel bij de wagen als bij de inzitten-den van de wagen bewegingsenergie, de zogenaamde kinetische energie.

De mate van kinetische energie is sterk afhankelijk van de snelheid van de wa-gen en van het gewicht van de wagen en de inzittenden.

Als de snelheid van 25 km/h naar 50 km/h wordt verdubbeld, wordt de bewe-gingsenergie verviervoudigd.

12 Veiligheid

Page 16: B8 Superb OwnersManual

Het gewicht van bijvoorbeeld een persoon van 80 kg "neemt" bij 50 km/h toetot 4,8 ton (4.800 kg).

Bij een frontale botsing worden niet-vastgegespte inzittenden naar voren ge-slingerd en stoten zij ongecontroleerd tegen delen in het interieur, zoals hetstuurwiel, het dashboard of de voorruit » Afbeelding 3 - . U kunt onder be-paalde omstandigheden zelfs uit de wagen worden geslingerd, wat levensge-vaarlijk of zelfs dodelijk letsel tot gevolg kan hebben.

Een niet-vastgegespte passagier op een van de zitplaatsen achterin die geengordel draagt, brengt niet alleen zichzelf in gevaar, maar ook degene die vóórhem zit » Afbeelding 3 - .

Juiste gordelverloop

Afbeelding 4 Verloop van de gordelband van de schouder- en heupgor-del / gordelverloop bij zwangere vrouwen

Afbeelding 5Voorstoel: Hoogteverstelling vei-ligheidsgordels

Lees en bekijk eerst op bladzijde 11.

Voor de optimale beschermende werking van de veiligheidsgordels is het gor-delverloop van groot belang.

Het schoudergordeldeel mag nooit over de hals lopen, maar moet ongeveerover het midden van de schouder lopen en goed tegen het bovenlichaam aan-liggen. Het heupgordeldeel moet vóór het bekken worden gelegd, mag nietover de buik lopen en moet altijd strak tegen het lichaam aanliggen » Afbeel-ding 4 - .

Gordelhoogteverstelling voor de voorstoelenMet behulp van de gordelhoogteverstelling kan het verloop van de voorsteveiligheidsgordel bij de schouder worden aangepast aan het lichaam.

› De doorvoerplaat indrukken en in de gewenste richting schuiven » Afbeel-ding 5.

› Na het verstellen met een ruk aan de veiligheidsgordel trekken om te contro-leren of de doorvoerplaat goed is vergrendeld.

Veiligheidsgordels bij zwangere vrouwenOok zwangere vrouwen moeten altijd de veiligheidsgordel dragen. Alleen datbiedt de beste bescherming voor het ongeboren kind.

Bij zwangere vrouwen moet het heupgordeldeel zo diep mogelijk tegen hetbekken liggen, zodat er geen druk op de onderbuik wordt uitgeoefend » Af-beelding 4 - .

Veiligheidsgordels omgespen en losmaken

Afbeelding 6 Veiligheidsgordel omgespen / losmaken

Lees en bekijk eerst op bladzijde 11.

Vóór het omgespen van de veiligheidsgordel moet er aan de volgende voor-waarden zijn voldaan.

13Veiligheidsgordels

Page 17: B8 Superb OwnersManual

Goed ingestelde hoofdsteun (geldt niet voor stoelen met geïntegreerdehoofdsteunen).Goed ingestelde stoel (geldt voor de voorstoelen).Goed ingesteld stuurwiel (geldt voor de bestuurdersstoel).

Omgespen› De gordel aan de slotgesp langzaam over borst en bekken trekken.› De slotgesp in het bij de stoel behorende gordelslot » Afbeelding 6 - ste-

ken tot deze hoorbaar vastklikt.› Aan de veiligheidsgordel trekken en controleren of de slotgesp goed in het

slot is vastgeklikt.

LosmakenVeiligheidsgordel alleen bij stilstaande wagen losmaken.

› De rode knop in het gordelslot » Afbeelding 6 - indrukken, de slotgespspringt uit het slot.

› De gordel met de hand teruggeleiden, zodat deze gemakkelijker volledig op-rolt en daarbij niet verdraait.

VOORZICHTIGBij het losmaken van de veiligheidsgordel erop letten, dat de slotgesp de por-tierbekleding en andere delen van het interieur niet beschadigt.

Gordeloprolautomaat en gordelspanner,veiligheidsgordelvoorspanning

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Gordeloprolautomaten 14Gordelspanners 14Veiligheidsgordels met voorspanning 14

Gordeloprolautomaten

Elke veiligheidsgordel is uitgerust met een gordeloprolautomaat. Bij langzaamtrekken aan de veiligheidsgordel is de volledige bewegingsvrijheid van de gor-del gegarandeerd.

Als met een ruk aan de veiligheidsgordel wordt getrokken, wordt deze door deoprolautomaat geblokkeerd. De veiligheidsgordels blokkeren ook bij een nood-stop, bij het accelereren, bij het rijden in de bergen en in bochten.

ATTENTIEIndien de veiligheidsgordel niet blokkeert als hier met een ruk aan wordtgetrokken, dient deze direct door een specialist te worden gecontroleerd.

Gordelspanners

De veiligheid van bestuurder en bijrijder resp. de inzittenden op de buitenstezitplaatsen achterin die een gordel dragen wordt vergroot door de gordel-spanners op de oprolautomaten van de voorste veiligheidsgordels en van deveiligheidsgordels voor de buitenste zitplaatsen achterin.

De veiligheidsgordels worden bij een ongeval met een bepaalde hevigheiddoor de gordelspanner gespannen, zodat een ongewenste lichaamsbewegingwordt voorkomen.

Bij lichte botsingen, bij een koprol en bij ongevallen waarbij geen grote krach-ten werkzaam zijn, vindt er geen activering van de gordelspanners plaats.

ATTENTIE■ Alle werkzaamheden aan het gordelspannersysteem evenals het uit- eninbouwen van systeemonderdelen voor andere reparatiedoeleinden mogenalleen door een specialist worden uitgevoerd.■ De beschermende werking van het systeem is slechts beperkt tot éénaanrijding. Als de gordelspanners werden geactiveerd, moet het systeemworden vervangen.

Let op■ De gordelspanners kunnen ook bij niet gedragen veiligheidsgordels wordengeactiveerd.■ Bij het activeren van de gordelspanners komt rook vrij. Dat is geen teken datde wagen in brand staat.■ Bij het afvoeren en verwerken van de wagen of van delen van het gordel-spannersysteem de nationale wettelijke bepalingen in acht nemen.

Veiligheidsgordels met voorspanning

De veiligheid voor de bestuurder en de bijrijder die de veiligheidsgordel heb-ben omgegespt wordt door de veiligheidsgordelvoorspanning verhoogd.

Veiligheidsgordels met voorspanning worden tijdens kritische rijomstandighe-den automatisch dicht tegen het lichaam getrokken en vervolgens weer ont-spannen.

14 Veiligheid

Page 18: B8 Superb OwnersManual

Meer informatie » pagina 179, Proactieve inzittendenbescherming. Airbagsysteem

Beschrijving van het airbagsysteem

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Systeembeschrijving 16Airbagactivering 16

Het airbagsysteem biedt samen met de omgegespte veiligheidsgordels eenextra inzittendenbescherming bij ernstige aanrijdingen van voren en van opzij.

De status van het airbagsysteem wordt door het controlelampje in het in-strumentenpaneel weergegeven » pagina 37.

ATTENTIE■ De beste beschermende werking van de airbags wordt alleen in combi-natie met omgegespte veiligheidsgordels bereikt.■ De airbag is geen vervanging van de veiligheidsgordel, maar een deel vanhet totale passieve veiligheidsconcept van de wagen.■ Om ervoor te zorgen dat de inzittenden bij het activeren van de airbagszo optimaal mogelijk worden beschermd, moet de instelling van de voor-stoelen aan de lichaamsgrootte zijn aangepast » pagina 8, Juiste en veiligezithouding.■ Wanneer u tijdens het rijden geen veiligheidsgordels hebt omgegespt, tever naar voren leunt of een andere verkeerde zitpositie inneemt, staat u bijeen ongeval bloot aan een verhoogd gevaar voor letsel.

ATTENTIEAanwijzingen voor het behandelen van het airbagsysteem■ Als zich een storing voordoet, het airbagsysteem direct door een erkendreparateur laten controleren. Anders bestaat het gevaar dat de airbags bijeen ongeval niet worden geactiveerd.■ Aan de delen van het airbagsysteem mag geen enkele verandering wor-den aangebracht.■ Alle werkzaamheden aan het airbagsysteem evenals het in- en uitbou-wen van onderdelen van het systeem vanwege andere reparatiewerkzaam-heden (bijvoorbeeld het stuurwiel uitbouwen) mogen alleen door een spe-cialist worden uitgevoerd.

15Airbagsysteem

Page 19: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE (vervolg)■ Nooit wijzigingen aan de voorbumper of aan de carrosserie aanbrengen.■ Niet aan de afzonderlijke delen van het airbagsysteem manipuleren, om-dat dit tot activeren van een airbag kan leiden.■ De beschermende werking van het airbagsysteem is beperkt tot slechtséén ongeval. Als de airbag is geactiveerd, moet het airbagsysteem wordenvervangen.

Systeembeschrijving

Lees en bekijk eerst op bladzijde 15.

Het opblazen van de airbag gebeurt in een fractie van een seconde.

Als de airbags worden geactiveerd, vullen ze zich met gas en ontvouwen zich.

Bij het opblazen van de airbag komt een grijs-wit of rood, onschadelijk gas vrij.Dat is volkomen normaal en betekent niet dat er in de wagen brand is uitge-broken.

Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk van de wagenuitvoering) uit devolgende delen.› Voorairbag voor de bestuurder en de bijrijder » pagina 17.› Bestuurdersknie-airbag » pagina 18.› Zij-airbags » pagina 18.› Hoofdairbags » pagina 19.› Airbagcontrolelampje in het instrumentenpaneel » pagina 37.› Sleutelschakelaar voor bijrijdersvoorairbag » pagina 21.› Controlelampje voor bijrijdersvoorairbag in het middenstuk van het dash-

board » pagina 21.

Let opBij het afvoeren en verwerken van de wagen of van delen van het airbagsys-teem de nationale wettelijke bepalingen in acht nemen.

Airbagactivering

Lees en bekijk eerst op bladzijde 15.

Het airbagsysteem is alleen bij ingeschakeld contact actief.

ActiveringsvoorwaardenDe voor elke situatie geldende activeringsvoorwaarden van het airbagsysteemkunnen niet exact worden gedefinieerd. Een belangrijke rol hierbij spelen bij-voorbeeld factoren zoals de aard van het obstakel dat door de wagen wordtgeraakt (hard, zacht), de botsingshoek, rijsnelheid enzovoort.

Doorslaggevend voor de activering van de airbags is de optredende mate vanvertraging. Als de tijdens de botsing optredende en gemeten vertraging van dewagen onder de in het regelapparaat aangegeven referentiewaarden blijft,worden de airbags niet geactiveerd, hoewel de wagen als gevolg van de bot-sing vrij sterk vervormd kan zijn.

Bij ernstige frontale aanrijdingen worden de volgende airbags geactiveerd.› Bestuurdersvoorairbag.› Bijrijdersvoorairbag.› Bestuurdersknie-airbag.

Bij ernstige aanrijdingen van opzij worden de volgende airbags geactiveerd.› Zij-airbags voorin aan zijde van het ongeval.› Zij-airbags achterin aan zijde van het ongeval.› Hoofdairbags aan zijde van het ongeval.

Bij een airbagactivering gebeurt het volgende.› De binnenverlichting gaat branden (als de automatische bediening van de

binnenverlichting is ingeschakeld - schakelaar ).› De alarmlichten worden ingeschakeld.› Alle portieren worden ontgrendeld.› De brandstoftoevoer naar de motor wordt onderbroken.

Wanneer wordt de airbag niet geactiveerd?Bij lichte aanrijdingen van voren, opzij en achteren, omvallen van de wagen ofhet over de kop slaan van de wagen, worden de airbags niet geactiveerd.

Airbagoverzicht

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Voorairbags 17Knie-airbag bestuurder 18Zij-airbags 18Hoofdairbags 19

16 Veiligheid

Page 20: B8 Superb OwnersManual

Voorairbags

Afbeelding 7 Inbouwplaatsen van airbags / gasgevulde airbags

Afbeelding 8Veilige afstand tot het stuurwiel

De voorairbags bieden als aanvulling op de veiligheidsgordels extra bescher-ming voor het hoofd- en borstbereik van de bestuurder en bijrijder bij zwarefrontale botsingen.

De bestuurdersvoorairbag zit in het stuurwiel, de bijrijdersvoorairbag zit in hetdashboard boven het opbergvak » Afbeelding 7 - .

Als de airbags worden geactiveerd, ontvouwen ze zich voor de bestuurder enbijrijder » Afbeelding 7 - . Bij het contact met de volledig opgeblazen airbagwordt de voorwaartse beweging van de bestuurder en de bijrijder gedempt enhet gevaar voor letsel voor hoofd en bovenlichaam verminderd.

ATTENTIEAanwijzingen voor de juiste zitpositie■ Het is belangrijk dat de bestuurder en bijrijder een afstand van minstens25 cm tot het stuurwiel resp. het dashboard aanhouden A » Afbeelding 8.Als de minimumafstand niet wordt aangehouden, kan het airbagsysteem uniet beschermen - levensgevaar! Bovendien moeten de voorstoelen en dehoofdsteunen altijd in overeenstemming met de lichaamsgrootte zijn inge-steld.■ Bij het activeren van de airbag treden grote krachten op, zodat bij eenverkeerde stoelinstelling of zitpositie letsel kan optreden.■ Tussen de inzittenden voorin en het werkingsgebied van de airbag mo-gen zich geen andere personen, dieren of voorwerpen bevinden.

ATTENTIEVoorairbag en vervoer van kinderen■ Kinderen mogen nooit onbeschermd op de voorstoel van de wagen wor-den meegenomen. Als airbags bij een ongeval worden geactiveerd, zoudenkinderen zwaar gewond kunnen raken of zelfs worden gedood!■ Bij gebruik van een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel,moet de bijrijdersvoorairbag beslist buiten werking worden gesteld » pagi-na 20, Airbags buiten werking stellen. Als dat niet gebeurt, kan het kinddoor de geactiveerde bijrijdersvoorairbag zwaar gewond raken of zelfs wor-den gedood. Bij het vervoeren van kinderen op de bijrijdersstoel de betref-fende nationale wettelijke bepalingen met betrekking tot het gebruik vankinderzitjes in acht nemen.

ATTENTIEAlgemene aanwijzingen■ Het stuurwiel en het oppervlak van de airbageenheid in het dashboardaan bijrijderszijde niet beplakken, bekleden of op andere wijze bewerken.Deze delen mogen alleen met een droge of met water vochtig gemaaktedoek worden gereinigd. Op de afdekkingen van de airbageenheid of in deonmiddellijke nabijheid daarvan mag niets (bijvoorbeeld bekerhouders, te-lefoonhouders enz.) worden gemonteerd.■ Nooit voorwerpen op het dashboardoppervlak van de bijrijdersairbagneerleggen.

17Airbagsysteem

Page 21: B8 Superb OwnersManual

Let op■ In wagens met bestuurdersvoorairbag zit op het stuurwiel het opschrift.■ In wagens met bijrijdersvoorairbag zit op het dashboard aan bijrijderszijdehet opschrift .

Knie-airbag bestuurder

Afbeelding 9 Inbouwplaats van de airbag / gasgevulde airbag / veilige af-stand tussen de benen en het dashboard

De knie-airbag bestuurder biedt voldoende bescherming voor de benen van debestuurder.

De knie-airbag bestuurder A bevindt zich in het onderste deel van het dash-board onder de stuurkolom » Afbeelding 9.

Bij het contact met de volledig opgeblazen airbag B wordt de voorwaartsebeweging van het lichaam gedempt en het verwondingsrisico voor de benenvan de bestuurder verminderd.

ATTENTIE■ De bestuurdersstoel in lengterichting zo instellen dat de afstand tussende benen C en het dashboard bij de knie-airbag minimaal 10 cm bedraagt» Afbeelding 9. Indien het in verband met de lichaamsgrootte niet mogelijkblijkt aan deze voorwaarde te voldoen, contact opnemen met een specia-list.■ Het oppervlak van de airbagmodule in het onderste gedeelte van hetdashboard onder de stuurkolom mag niet worden beplakt, afgedekt of wor-den bewerkt. Deze delen mogen alleen met een droge of met water voch-tig gemaakte doek worden gereinigd. Op de afdekking van de airbagmodu-le of in de nabijheid daarvan mag niets worden gemonteerd.■ Geen volumineuze of zware voorwerpen (sleutelbossen enz.) aan de con-tactsleutel bevestigen. Deze kunnen bij het activeren van de knie-airbag inhet interieur worden geslingerd en u verwonden.

Let opIn wagens met knie-airbag voor de bestuurder bevindt zich aan de zijkant vanhet dashboard aan de bestuurderszijde een pictogram met het opschrift .

Zij-airbags

Afbeelding 10 Inbouwplaatsen van airbags: In voorstoel / achterleuning

18 Veiligheid

Page 22: B8 Superb OwnersManual

Afbeelding 11 Gasgevulde airbags

De zij-airbags bieden extra bescherming voor het bovenlichaam (borst, buik enbekken) van de inzittenden bij zware aanrijdingen van opzij.

De zij-airbags zijn in de rugleuningvulling van de voorstoelen ondergebracht» Afbeelding 10 - .

De zij-airbags achterin zijn aangebracht tussen het instapgedeelte en de leu-ning van de achterbank » Afbeelding 10- .

Bij het contact met de volledig opgeblazen airbag » Afbeelding 11 wordt devoorwaartse beweging van de inzittenden gedempt en het gevaar voor letselvoor het volledige bovenlichaam (borst, buik en bekken) aan de zijde die naarhet portier is gericht verminderd.

ATTENTIEAanwijzingen voor de juiste zitpositie■ Uw hoofd nooit op de plaats houden waar de zij-airbag naar buiten komt.Anders zou u bij een ongeval zwaar gewond kunnen raken. Dit geldt metname voor kinderen die niet in een geschikt kinderzitje worden vervoerd» pagina 24, Veilig vervoer van kinderen en de zij-airbag.■ Tussen de personen en het werkingsgebied van de airbag mogen zichgeen andere personen, dieren of voorwerpen bevinden. Op de portierenmogen geen accessoires, zoals bekerhouders, aangebracht zijn.■ Als kinderen tijdens het rijden een verkeerde zithouding innemen, wor-den zij bij een ongeval blootgesteld aan een verhoogd gevaar voor letsel.Dit kan zware verwondingen tot gevolg hebben » pagina 22, Kinderzitje.

ATTENTIE■ Geen voorwerpen in het werkingsgebied van de zij-airbags leggen - ge-vaar voor verwondingen!■ Het airbagregelapparaat werkt met de druksensoren die in de voorportie-ren zijn aangebracht. Daarom mogen zowel aan de portieren als aan deportierbekledingen geen aanpassingen (bijvoorbeeld inbouwen van extraluidsprekers) worden uitgevoerd. Meer informatie » pagina 197, Airbags.■ Er mogen geen grote krachten, zoals krachtig stoten, trappen enzovoort,op de rugleuningen worden uitgeoefend, omdat anders het systeem kanworden beschadigd. De zij-airbags zouden in dit geval niet worden geacti-veerd!■ U mag geen stoelhoezen op de bestuurders- of bijrijdersstoel aanbrengendie niet uitdrukkelijk door ŠKODA zijn vrijgegeven. Omdat de airbag aan dezijkant uit de stoel wordt ontvouwen, zou bij gebruik van niet-vrijgegevenstoelhoezen de beschermende werking van de zij-airbags aanzienlijk wor-den beperkt.■ Beschadigingen aan de originele stoelbekleding bij de zij-airbageenheidmoeten direct door een specialist worden gerepareerd.■ De airbageenheden in de voorstoelen mogen geen beschadigingen,scheuren en diepe krassen vertonen. Openen met geweld is niet toege-staan.

Let op■ In wagens met zij-airbags voorin zit aan de voorstoelleuningen een label methet opschrift .■ In wagens met zij-airbags achterin bevindt zich tussen de instap en de ach-terleuning het opschrift .

Hoofdairbags

Afbeelding 12 Inbouwplaats van de hoofdairbag / gasgevulde hoofdairbag

19Airbagsysteem

Page 23: B8 Superb OwnersManual

De hoofdairbags bieden extra bescherming voor hoofd en nek van de inzitten-den bij zware aanrijdingen van opzij.

Die hoofdairbags bevinden zich boven de portieren aan beide zijden van hetinterieur » Afbeelding 12 - .

Bij het activeren bedekt de airbag het gehele gebied van de voor- en achter-portieren alsook de portierstijlen » Afbeelding 12 - .

Het contact van het hoofd met interieurdelen wordt door de opgeblazenhoofdairbag gedempt. Door de verminderde belasting en de minder krachtigebewegingen van het hoofd wordt bovendien de belasting van de nek vermin-derd.

ATTENTIE■ Op de plaats waar de hoofdairbags naar buiten komen mogen zich geenvoorwerpen bevinden, zodat de airbags zich ongehinderd kunnen ontvou-wen.■ Aan de kledinghaken in de wagen uitsluitend kleding met weinig gewichtophangen. In de zakken van de kledingstukken geen zware of scherpevoorwerpen laten zitten. Bovendien mogen voor het ophangen van kledinggeen kledinghangers worden gebruikt.■ Door het aanbrengen van niet daarvoor bedoelde accessoires in het wer-kingsgebied van de hoofdairbags kan bij het activeren van de airbag de be-schermende werking van de hoofdairbag aanzienlijk worden beperkt. Bijhet ontvouwen van de geactiveerde hoofdairbag zouden daarbij delen vanhet gemonteerde accessoire in het interieur van de wagen gelanceerd kun-nen worden en daardoor inzittenden kunnen verwonden » pagina 195.■ Als er voorwerpen aan de zonnekleppen zijn bevestigd, mogen de zonne-kleppen niet naar de zijruiten worden gezwenkt. Bij het activeren van dehoofdairbags zouden de inzittenden letsel kunnen oplopen.■ Tussen de personen en het werkingsgebied van de airbag mogen zichgeen andere personen, dieren of voorwerpen bevinden. Bovendien magniemand van de inzittenden tijdens het rijden met het hoofd uit het raamleunen of armen en handen uit het raam steken.

Let opBij wagens met hoofdairbags zit op de B-stijlbekleding het opschrift .

Airbags buiten werking stellen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Airbags buiten werking stellen 20Bijrijdersvoorairbag buiten werking stellen 21

Airbags buiten werking stellen

De nationale wettelijke bepalingen voor het buiten werking stellen van de air-bag moeten in acht worden genomen.

Als de wagen wordt verkocht moet de complete wagendocumentatie aan dekoper worden meegegeven. Let op dat ook de documentatie voor een eventu-eel buiten werking gestelde airbag aan bijrijderszijde daarbij hoort!

Als in de wagen een airbag buiten werking is gesteld, dan moet de koper hier-op worden gewezen!

Het buiten werking stellen van de airbags is alleen bedoeld voor de volgendesituaties.› Indien een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel moet wor-

den gebruikt, waarbij het kind met de rug in de rijrichting wordt vervoerd (insommige landen in verband met afwijkende wettelijke bepalingen in rijrich-ting) » pagina 22, Veilig vervoer van kinderen.

› Indien ondanks een correcte instelling van de bestuurdersstoel de afstandvan ten minste 25 cm tussen het midden van het stuurwiel en het borstbeenniet kan worden aangehouden.

› Indien in verband met een handicap speciale accessoires in de buurt van hetstuurwiel nodig zijn.

› Indien andere stoelen worden gemonteerd (bijvoorbeeld orthopedische stoe-len zonder zij-airbag).

De bijrijdersvoorairbag kan met de sleutelschakelaar buiten werking wordengesteld » Afbeelding 13 op pagina 21 - .

Wij adviseren, andere airbags zo nodig door een ŠKODA Servicepartner buitenwerking te laten stellen.

Melding van buiten werking stellingMelding van buiten werking stelling » pagina 37, Veiligheidssystemen.

20 Veiligheid

Page 24: B8 Superb OwnersManual

Let opEen ŠKODA Servicepartner kan u vertellen, of en welke airbags bij uw wagenbuiten werking kunnen resp. moeten worden gesteld.

Bijrijdersvoorairbag buiten werking stellen

Afbeelding 13 Sleutelschakelaar voor bijrijdersvoorairbag / controlelampjevoor bijrijdersvoorairbag

Met de sleutelschakelaar wordt de bijrijdersvoorairbag buiten werking gesteld.

Standen van de sleutelschakelaar » Afbeelding 13 - Bijrijdersvoorairbag buiten werking gesteldBijrijdersvoorairbag in paraatheid

Buiten werking stellen› Het contact uitschakelen.› Het opbergvak aan de bijrijderszijde openen.› Bij een radiografische afstandsbediening de sleutelbaard volledig uitklappen

» . Bij een KESSY-sleutel de noodsleutel eruit nemen.› De sleutel voorzichtig tot de aanslag in de sleuf van de sleutelschakelaar

schuiven.› Met de sleutel de sleuf van de sleutelschakelaar » Afbeelding 13 - voor-

zichtig in de stand draaien.› De sleutel uit de sleuf in de sleutelschakelaar trekken » .› Het opbergvak aan de bijrijderszijde sluiten.› Controleren of na het inschakelen van het contact het controlelampje

onder het opschrift » Afbeelding 13 - brandt.

Inschakelen› Het contact uitschakelen.› Het opbergvak aan de bijrijderszijde openen.

› Bij een radiografische afstandsbediening de sleutelbaard volledig uitklappen» . Bij een KESSY-sleutel de noodsleutel eruit nemen.

› De sleutel voorzichtig tot de aanslag in de sleuf van de sleutelschakelaarschuiven.

› Met de sleutel de sleuf van de sleutelschakelaar » Afbeelding 13 - voor-zichtig in de stand draaien.

› De sleutel uit de sleuf in de sleutelschakelaar trekken » .› Het opbergvak aan de bijrijderszijde sluiten.› Controleren of na het inschakelen van het contact het controlelampje

onder het opschrift » Afbeelding 13 - brandt.

Het controlelampje gaat uit 65 seconden na de statusverandering van desleutelschakelaar resp. na het inschakelen van het contact.

ATTENTIE■ De bestuurder is verantwoordelijk voor het buiten werking stellen of inparaatheid brengen van de airbag.■ De airbag alleen bij afgezet contact buiten werking stellen! Anders kunt ueen storing in het systeem voor het buiten werking stellen van de airbagveroorzaken.■ Als de controlelampjes knipperen, dan wordt de bijrijdersvoor-airbag bij een ongeval niet geactiveerd! Het airbagsysteem zo snel mogelijkdoor een specialist laten controleren.■ De sleutel tijdens het rijden niet in de sleutelschakelaar laten zitten -door trillingen kan de sleutel de sleuf verdraaien en de airbag in paraatheidbrengen! De airbag kan dan bij een ongeval onverwacht geactiveerd wor-den - er bestaat gevaar voor verwondingen en levensgevaar!

VOORZICHTIGEen onvoldoende uitgeklapte sleutelbaard kan de sleutelschakelaar beschadi-gen!

21Airbagsysteem

Page 25: B8 Superb OwnersManual

Veilig vervoer van kinderen

Kinderzitje

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Gebruik van kinderzitjes op de bijrijdersstoel 23Gebruik van het kinderzitje op de bijrijdersstoel 23Veilig vervoer van kinderen en de zij-airbag 24Groepenindeling van kinderzitjes 24Gebruik van kinderzitjes die met een veiligheidsgordel worden bevestigd 24

Ter voorkoming van zwaar of dodelijk letsel moeten kinderen altijd in een kin-derzitje worden meegenomen dat geschikt is voor de lichaamsgrootte, het ge-wicht en de leeftijd.

Wij adviseren u vanwege veiligheidsredenen, kinderen altijd op de achterbankmee te nemen.

Bij het meenemen van kinderen en het gebruik van kinderzitjes moeten de na-tionale wettelijke bepalingen in acht worden genomen.

Er moeten kinderzitjes volgens de ECE-R 44-norm van de Europese Unie wor-den gebruikt.

De kinderzitjes die aan de ECE-R 44-norm voldoen, zijn voorzien van een nietverwijderbaar keurmerk: grote E in een cirkel, daaronder het keuringsnummer.

Bij kinderzitjes van de groepen 2 en 3 dient erop te worden gelet dat de door-voerplaat aan de hoofdsteun van het kinderzitje zich voor of op gelijke hoogtebevindt met de doorvoerplaat op de B-stijl aan bijrijderszijde.

ATTENTIE■ In geen geval mogen kinderen - ook geen baby's! - op schoot wordenmeegenomen.■ Nooit kinderen zonder toezicht in de wagen laten. Bij bepaalde externeklimatologische omstandigheden kunnen in de wagen levensbedreigendetemperaturen ontstaan.

ATTENTIE (vervolg)■ Het kind dient tijdens de gehele duur van de rit beveiligd te zijn! Anderszou het kind in geval van een ongeval door de wagen kunnen worden ge-slingerd en kan hierdoor zichzelf en de andere passagiers levensgevaarlijkverwonden.■ Als kinderen tijdens het rijden naar voren leunen of een verkeerde zithou-ding innemen, staan ze bij een ongeval bloot aan een groter risico op licha-melijk letsel. Dit geldt in het bijzonder voor kinderen die op de bijrijders-stoel worden vervoerd - als het airbagsysteem bij een ongeval wordt geac-tiveerd kunnen ze zwaar gewond raken of zelfs worden gedood!■ Let voor het goede verloop van de gordels beslist op de gegevens van defabrikant van het kinderzitje. Een verkeerd gedragen veiligheidsgordel kanzelfs bij een lichte aanrijding tot letsel leiden.■ Er moet worden gecontroleerd of de veiligheidsgordels correct over het li-chaam lopen. Bovendien moet erop worden gelet, dat de gordel niet dooreventuele scherpe randen kan worden beschadigd.■ Bij gebruik van een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel,moet de bijrijdersvoorairbag beslist buiten werking worden gesteld. Meerinformatie » pagina 23, Gebruik van kinderzitjes op de bijrijdersstoel.■ Bij het inbouwen van het kinderzitje op een zitplaats achterin moet debetreffende voorstoel zo worden ingesteld dat deze niet het kinderzitjeresp. het in het kinderzitje meegenomen kind raakt.■ Vóór het inbouwen van een naar voren gericht kinderzitje met rugleuningeerst de hoofdsteun uitbouwen » pagina 90. Na het uitbouwen van hetkinderzitje de hoofdsteun weer inbouwen.

Let opWij adviseren u kinderzitjes uit het originele ŠKODA accessoireprogramma tegebruiken. Deze kinderzitjes zijn voor het gebruik in ŠKODA-wagens ontwik-keld en getest. Zij voldoen aan de ECE-R 44-norm.

22 Veiligheid

Page 26: B8 Superb OwnersManual

Gebruik van kinderzitjes op de bijrijdersstoel

Geldt niet voor Taiwan

Afbeelding 14Sticker op de B-stijl aan bijrij-derszijde

Afbeelding 15 Zonneklep aan bijrijderszijde / sticker

Lees en bekijk eerst op bladzijde 22.

Nooit een naar achteren gericht kinderzitje op een stoel gebruiken die dooreen zich hiervoor bevindende parate airbag wordt beveiligd. Het kind kanhierdoor zwaar tot dodelijk letsel oplopen.

Bij gebruik van een kinderzitje op de bijrijdersstoel, moeten de volgende aan-wijzingen worden opgevolgd.› Bij gebruik van een naar achteren gericht kinderzitje op de bijrijdersstoel,

moet de bijrijdersvoorairbag beslist buiten werking worden gesteld » .› De bijrijdersstoelleuning zo mogelijk verticaal zetten, zodat tussen bijrijders-

stoel en leuning van het kinderzitje een stabiel contact bestaat.› De bijrijdersstoel zo mogelijk naar achteren verschuiven, zodat geen contact

bestaat tussen de bijrijdersstoel en het daarachter aangebrachte kinderzitje.› De in hoogte verstelbare bijrijdersstoel zo ver mogelijk omhoog zetten.

› De veiligheidsgordel van de bijrijdersstoel zo ver mogelijk naar boven verstel-len.

› Bij het gebruik van een kinderzitje, dat bovenaan is voorzien van een door-voerplaat, moet de hoogte van de bijrijdersgordel zo worden ingesteld, datde gordel niet in de doorvoerplaat "geknikt" zit. Bij een ongeval bestaat ergevaar voor verwondingen door de veiligheidsgordel, in het halsgedeelte vanhet betreffende kind!

ATTENTIE■ Bij ingeschakelde bijrijdersvoorairbag op de bijrijdersstoel nooit een naarachteren gericht kinderzitje gebruiken. Dit kinderzitje bevindt zich in hetgebied waar de bijrijdersvoorairbag naar buiten komt. De airbag kan bij acti-vering het kind zwaar of zelfs levensgevaarlijk verwonden.■ Op dit feit attendeert ook de sticker die zich op een van de volgendeplaatsen bevindt.

■ Op de B-stijl aan bijrijderszijde » Afbeelding 14. De sticker is zichtbaar nahet openen van het bijrijdersportier.■ Op de zonneklep aan bijrijderszijde. Bij wagens voor enkele landen be-vindt zich op de zonneklep aan bijrijderszijde de sticker » Afbeelding 15.

■ Zodra het naar achteren gerichte kinderzitje op de bijrijdersstoel nietmeer wordt gebruikt, dient de bijrijdersvoorairbag weer in paraatheid teworden gebracht.

Gebruik van het kinderzitje op de bijrijdersstoel

Geldt voor Taiwan

Afbeelding 16 Zonneklep aan bijrijderszijde / sticker

Lees en bekijk eerst op bladzijde 22.

Geen zuigelingen, kleuters en kinderen op de bijrijdersstoel vervoeren.

23Veilig vervoer van kinderen

Page 27: B8 Superb OwnersManual

Op dit feit attendeert ook de sticker die op de bijrijderszonneklep zit » Afbeel-ding 16.

Veilig vervoer van kinderen en de zij-airbag

Afbeelding 17Een niet goed vastgezet kind ineen niet-correcte zithouding - ingevaar gebracht door de zij-air-bag / het met een kinderzitje welgoed vastgezette kind

Lees en bekijk eerst op bladzijde 22.

Kinderen mogen zich nooit in het gebied bevinden waarin de zij-airbag naarbuiten komt » Afbeelding 17 - .

Tussen het kind en het gebied waarin de zij-airbag naar buiten komt, moet vol-doende ruimte aanwezig zijn, zodat de zij-airbag de best mogelijke bescher-ming kan bieden » Afbeelding 17 - .

Groepenindeling van kinderzitjes

Lees en bekijk eerst op bladzijde 22.

Groepenindeling van kinderzitjes volgens de ECE-R 44-norm.

Groep Gewicht van het kind Leeftijd

0 tot 10 kg tot 9 maanden

0+ tot 13 kg tot 18 maanden

1 9 - 18 kg tot 4 jaar

2 15 - 25 kg tot 7 jaar

3 22 - 36 kg ouder dan 7 jaar

Gebruik van kinderzitjes die met een veiligheidsgordel worden bevestigd

Bij ingeschakelde bijrijdersvoorairbag op de bijrijdersstoel nooit een kinderzitje gebruiken waarin het kind met de rug naar het dashboard gekeerd wordt ver-voerd. Dit kinderzitje bevindt zich in het gebied waar de bijrijdersvoorairbag naar buiten komt. De airbag kan bij activering het kind zwaar of zelfs levensgevaar-lijk verwonden.

Lees en bekijk eerst op bladzijde 22.

Overzicht van geschiktheid van kinderzitjes die met een veiligheidsgordel wor-den vastgezet, voor de betreffende zitplaatsen.

GroepBijrijdersstoel met ingeschakelde

voorairbagBijrijdersstoel met uitgeschakel-

de voorairbagZitplaatsen achterin

buitensteZitplaats achterin

midden

0tot 10 kg

X Ua) U U

0+tot 13 kg

X Ua) U U

19-18 kg

UF U U U

24 Veiligheid

Page 28: B8 Superb OwnersManual

GroepBijrijdersstoel met ingeschakelde

voorairbagBijrijdersstoel met uitgeschakel-

de voorairbagZitplaatsen achterin

buitensteZitplaats achterin

midden

215-25 kg

UF U U U

322-36 kg

UF U U U

a) De in hoogte verstelbare bijrijdersstoel zo ver mogelijk omhoog zetten.

De stoel is voor gebruik van de in deze gewichtsgroep toegestane kin-derzitjes van de categorie "Universal" geschikt.De stoel is voor gebruik van de in deze gewichtsgroep toegestane naarvoren gerichte kinderzitjes van de categorie "Universal" geschikt.De zitplaats is niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.

Bevestigingssystemen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bevestigingsogen van het -systeem 25Gebruik van kinderzitjes met het -systeem 26Gebruik van kinderzitjes met het -systeem 26Bevestigingsogen van het -systeem 27

Bevestigingsogen van het -systeem

Afbeelding 18Labels van -systeem

U

UF

X

is een systeem voor een snelle en veilige kinderzitjebevestiging.

Tussen de rugleuning en zitting van de buitenste zitplaatsen achterin resp. debijrijdersstoel bevinden zich twee bevestigingsogen voor de bevestiging vaneen kinderzitje met het -systeem » Afbeelding 18.

Eerst de afdekkappen verwijderen om bij de bevestigingsogen te kunnen ko-men.

Na het uitbouwen van het kinderzitje de afdekkappen weer aanbrengen.

ATTENTIE■ Bij het in- en uitbouwen van het kinderzitje met het -systeem beslistde gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het kinderzitje in acht nemen.■ Aan de voor het inbouwen van kinderzitjes met het -systeem bedoel-de bevestigingsogen nooit andere kinderzitjes, gordels of andere voorwer-pen bevestigen - levensgevaar!

Let op■ Kinderzitjes met het -systeem kunnen alleen in een wagen met -sys-teem worden ingebouwd als deze voor dit model zijn goedgekeurd. Meer infor-matie krijgt u bij een ŠKODA Partner.■ Kinderzitjes met het -systeem zijn verkrijgbaar uit het originele ŠKODAaccessoireprogramma.

25Veilig vervoer van kinderen

Page 29: B8 Superb OwnersManual

Gebruik van kinderzitjes met het -systeem

Bij ingeschakelde bijrijdersvoorairbag op de bijrijdersstoel nooit een kinderzitje gebruiken waarin het kind met de rug naar het dashboard gekeerd wordt ver-voerd. Dit kinderzitje bevindt zich in het gebied waar de bijrijdersvoorairbag naar buiten komt. De airbag kan bij activering het kind zwaar of zelfs levensgevaar-lijk verwonden.

Overzicht van geschiktheid van kinderzitjes met het -systeem voor de be-treffende zitplaatsen.

GroepKlasse

van het kinderzitjea) Bijrijdersstoelb) Buitenste zitplaatsen achterin Middelste zitplaats achterin

0tot 10 kg

E X IL X

0+tot 13 kg

E

X IL XD

C

19-18 kg

D

XIL

IUFX

C

B

B1

A

215-25 kg

X IL X

322-36 kg

X IL X

a) De grootteklasse staat vermeld op een op het kinderzitje aangebracht plaatje.b) Indien de bijrijdersstoel met bevestigingsogen voor het -systeem is uitgerust, dan is deze geschikt voor het inbouwen van een -kinderzitje met de goedkeuring "semi-universeel".

De stoel is geschikt voor -kinderzitjes met de goedkeuring "semi-universeel". De categorie "semi-universeel" betekent dat het kinderzitjeis goedgekeurd voor het -systeem in uw wagen. De bij het kinderzi-tje meegeleverde wagenlijst in acht nemen.De stoel is voor gebruik van de in deze gewichtsgroep toegestane naarvoren gerichte kinderzitjes van de categorie "Universal" geschikt.Het kinderzitje is niet met bevestigingsogen voor het -systeem uit-gerust.

IL

IUF

X

Gebruik van kinderzitjes met het -systeem

Overzicht van geschiktheid van kinderzitjes met het -systeem voor de be-treffende zitplaatsen.

BijrijdersstoelBuitenste zitplaatsen

achterinMiddelste zitplaats ach-

terin

X i-U X

26 Veiligheid

Page 30: B8 Superb OwnersManual

De stoel is voor gebruik van de naar voren gerichte -kinderzitjes vande categorie "Universal" geschikt.De stoel is niet geschikt voor -kinderzitjes van de categorie"Universal".

Bevestigingsogen van het -systeem

Afbeelding 19 Bevestigingsogen van het -systeem

is een bevestigingssysteem dat de bewegingen van de bovenzijdevan het kinderzitje beperkt.

Aan de achterzijde van de rugleuningen van de buitenste zitplaatsen achterinbevinden zich bevestigingsogen voor de bevestigingsgordel van een kinderzi-tje met het -systeem » Afbeelding 19 - .

Enkele landspecifieke types kunnen ook zijn uitgerust met een bevestigings-oog aan de achterzijde van de middelste rugleuning achterin » Afbeelding 19 -.

ATTENTIE■ Bij het in- en uitbouwen van het kinderzitje met het -systeem be-slist de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het kinderzitje in acht ne-men.■ Kinderzitjes met het -systeem alleen gebruiken op stoelen dievan bevestigingsogen zijn voorzien.■ Altijd slechts één bevestigingsgordel van een kinderzitje aan een bevesti-gingsoog bevestigen.

i-U

X

27Veilig vervoer van kinderen

Page 31: B8 Superb OwnersManual

Afbeelding 20 Bestuurdersruimte

28 Bediening

Page 32: B8 Superb OwnersManual

Bediening

Bestuurdersruimte

Overzicht

Elektrische ruitbediening 64Elektrische buitenspiegelverstelling 83Portiergreep 58Luchtrooster 127Parkeertickethouder 94Bedieningshendel (afhankelijk van de uitrusting):› Knipperlichten, grootlicht en parkeerlicht, grootlichtsignaal 71› Snelheidsregelsysteem 164› Snelheidsbegrenzer 165› Koplampassistent 75Stuurwiel (afhankelijk van de uitrusting):› Met claxon› Met bestuurdersvoorairbag 17› Met toetsen voor de bediening van het informatiesysteem 44Instrumentenpaneel 30Bedieningshendel:› Ruitenwisser- en sproeierinstallatie 80› Informatiesysteem 48Infotainment » Instructieboekje infotainmentLuchtroosters 127Toets voor alarmlichten 74Controlelampje voor bijrijdersvoorairbag 21Binnenspiegel 82Opbergvak aan bijrijderszijde 99Bijrijdersvoorairbag 17Externe infotainmentmodule (in dashboardkastje) » Instructie-boekje infotainmentSleutelschakelaar voor het buiten werking stellen van de bijrij-dersvoorairbag (in het opbergvak aan bijrijderszijde) 21Luchtrooster 127Portiergreep 58Elektrische ruitbediening in het bijrijdersportier 65

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

Opbergvak met bekerhouder 95Lichtschakelaar 70Ontgrendelingshendel van motorkap 213Opbergvak aan bestuurderszijde 94Zekeringenhouder (achter het opbergvak aan bestuurderszijde) 247Bedieningshendel voor de automatische afstandsregeling 170Hendel voor stuurwielverstelling 10Afhankelijk van de uitrusting:› Contactslot 132› Startknop 133Pedalen 140Afhankelijk van de uitrusting:› Versnellingshendel (schakelbak) 140› Keuzehendel (automatische versnellingsbak) 141Toets Auto Hold 149Toets voor de elektrische parkeerrem 138Armsteun met opbergvak en opbergvak voor een tablet 97Toets voor de centrale vergrendeling 57Rij toetsen afhankelijk van de uitrusting:› Start-stopsysteem 135› Stabiliseringscontrole ESC / aandrijfslipregeling ASR 147, 148› Selecteren van de rijmodus 177› Inparkeersysteem 159› Parkeerhulp 150Opbergvak 95Afhankelijk van de uitrusting:› Phonebox 95› 12 volt stopcontact 103› Sigarettenaansteker 106› Asbak 107› USB- en AUX-ingang » Instructieboekje infotainmentAfhankelijk van de uitrusting:› Bediening voor verwarming 123› Bediening voor handbediende airconditioning 123› Bediening voor Climatronic 124Opbergvak met bekerhouder 95Afvalbak 97

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

29Bestuurdersruimte

Page 33: B8 Superb OwnersManual

Let opBij wagens met rechts stuur zijn de bedieningselementen gedeeltelijk andersgerangschikt dan weergegeven op » Afbeelding 20. De symbolen van de ver-schillende bedieningselementen komen echter wel overeen.

Instrumenten en controlelampjes

Instrumentenpaneel

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Overzicht 31Toerenteller 31Display 31Koelvloeistoftemperatuurmeter 32Brandstofmeter 32Teller voor de afgelegde rijafstand 33Tijd instellen 33Display in middenconsole achterin 33

Het instrumentenpaneel voorziet de bestuurder van belangrijke informatiezoals de actuele snelheid, het motortoerental, de toestand van sommige voer-tuigsystemen e.d.

Als een storing in het instrumentenpaneel aanwezig is, wordt op het displayde volgende melding weergegeven.

Storing: instrumentenpaneel. Werkplaats!INSTRUM_ PANEEL WERKPLAATS

De hulp van een specialist inroepen.

ATTENTIEHoud uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledi-ge verantwoordelijkheid voor een veilig verkeersgedrag.

Let op■ Indien op het display van het instrumentenpaneel de melding SAFE CP ver-schijnt, is de bescherming voor het instrumentenpaneel geactiveerd. Meer in-formatie » pagina 197, Componentenbescherming.■ Bij ingeschakeld contact zijn ook de instrumenten verlicht. De helderheids-stand van de instrumentenverlichting wordt afhankelijk van de omgevingsver-lichting continu en automatisch ingesteld.

30 Bediening

Page 34: B8 Superb OwnersManual

Overzicht

Afbeelding 21 Instrumentenpaneel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.

Toerenteller » pagina 31› Met controlelampjes » pagina 33Display » pagina 31Snelheidsmeter› Met controlelampjes » pagina 33Koelvloeistoftemperatuurmeter » pagina 32Rij controlelampjes » pagina 33Knop voor:› Tijd instellen » pagina 33› Teller voor de afgelegde afstand (trip) terugstellen » pagina 33› Afstand en dagen tot de eerstvolgende servicetermijn weergeven » pa-

gina 51Brandstofmeter » pagina 32

Toerenteller

Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.

De toerenteller 1 » Afbeelding 21 op pagina 31 geeft het actuele motortoeren-tal per minuut aan.

1

2

3

4

5

6

7

Het begin van het rode bereik van de toerenteller geeft het maximaal toege-stane motortoerental aan van een ingereden motor die op bedrijfstemperatuuris.

Vóór het bereiken van het rode bereik van de toerentellerschaal naar de eerst-volgende versnelling opschakelen resp. keuzehendelstand D kiezen van de au-tomatische versnellingsbak.

De geadviseerde versnelling moet in acht worden genomen om het optimalemotortoerental aan te houden » pagina 44.

VOORZICHTIGDe naald van de toerenteller mag slechts kort in het rode gedeelte komen -anders bestaat gevaar voor motorschade!

Display

Afbeelding 22Displaytypes

Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.

Displaytypes » Afbeelding 22MAXI DOT-displaySegmentdisplay

Op het display verschijnen de volgende weergaven.› Buitentemperatuurinformatie› Afgelegde afstand » pagina 33› Tijd » pagina 33› Controlelampjes » pagina 33› Weergaven van informatiesysteem » pagina 44

Let opAfhankelijk van de wagenuitvoering kan het MAXI DOT-display monochroom("zwart-wit") of in kleur zijn uitgevoerd.

31Instrumenten en controlelampjes

Page 35: B8 Superb OwnersManual

Koelvloeistoftemperatuurmeter

Afbeelding 23Koelvloeistoftemperatuurmeter

Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.

De weergave » Afbeelding 23 informeert over de koelvloeistoftemperatuur.

De weergave werkt alleen bij ingeschakeld contact.

Koud bereikAls de naald zich nog in het linkergedeelte van de schaal bevindt, heeft de mo-tor zijn bedrijfstemperatuur nog niet bereikt. Hoge motortoerentallen, volgasen sterke motorbelasting voorkomen. Zo wordt mogelijke schade aan de motorvoorkomen.

Bereik bedrijfswarme motorDe motor heeft zijn bedrijfstemperatuur bereikt als de naald in het gedeelteA » Afbeelding 23 van de schaal staat .

Bereik te hoge temperatuurAls de naald het rode gedeelte van de schaal bereikt, is de koelvloeistoftempe-ratuur te hoog.

VOORZICHTIG■ Verstralers en andere aanbouwdelen voor de luchttoevoer verslechteren dekoelwerking van de koelvloeistof.■ De radiateur nooit afdekken - gevaar voor een oververhitte motor.

Brandstofmeter

Afbeelding 24Brandstofmeter

Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.

De weergave » Afbeelding 24 geeft informatie over de brandstofvoorraad in detank.

De weergave werkt alleen bij ingeschakeld contact.

De tankinhoud bedraagt circa 66 liter.

Wanneer de naald de reservemarkering A » Afbeelding 24 bereikt, gaat hetcontrolelampje » pagina 38 branden.

VOORZICHTIGDe brandstoftank nooit helemaal leegrijden! Door de onregelmatige brandstof-toevoer kan de verbranding overslaan. Dit kan leiden tot zware schade aan demotor en het uitlaatsysteem.

Let op■ Na het voltanken kan het voorkomen dat bij een dynamische rit (bijvoorbeeldveel bochten, remmen, bergafwaarts en bergopwaarts rijden) de brandstofme-ter iets minder aangeeft. Als wordt gestopt of bij een minder dynamische ritgeeft de brandstofmeter weer de juiste brandstofhoeveelheid weer. Dit duidtniet op een defect.■ De pijl naast het symbool in de brandstofmeter geeft de plaats van debrandstofvulopening aan de rechterzijde van de wagen aan.

32 Bediening

Page 36: B8 Superb OwnersManual

Teller voor de afgelegde rijafstand

Afbeelding 25Weergave: MAXI DOT-display /segmentdisplay

Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.

Displayweergave » Afbeelding 25Teller voor de afgelegde afstand sinds de laatste keer terugzetten (trip)Kilometertotaalteller

Teller voor de afgelegde afstand (trip) terugstellen› Op de toets A » Afbeelding 26 op pagina 33 drukken.

Tijd instellen

Afbeelding 26Toetsen in het instrumentenpa-neel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.

› Het contact inschakelen.› De toets A » Afbeelding 26 indrukken en ingedrukt houden, tot op het dis-

play het menupunt Tijd wordt weergegeven.› De toets A loslaten, het systeem wisselt naar de ureninstelling.› De toets A herhaaldelijk indrukken en de uren instellen.› Circa 4 seconden wachten; het systeem wisselt naar de weergave van de mi-

nuten.

A

B

› De toets A herhaaldelijk indrukken en de minuten instellen.› Circa 4 seconden wachten; het systeem wisselt naar de uitgangstoestand.

De tijd kan eveneens in het infotainment worden ingesteld » Instructieboekjeinfotainment, hoofdstuk Apparaatinstellingen.

Display in middenconsole achterin

Afbeelding 27Middenconsole achterin: Display

Lees en bekijk eerst op bladzijde 30.

Op het display worden afhankelijk van de uitvoering van de wagen, de vol-gende gegevens weergegeven.› Tijd› Buitentemperatuurinformatie› Informatie over de in de Climatronic ingestelde temperatuur voor de passa-

giers op de achterzitplaatsen

Controlelampjes

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Parkeerrem 34 Remsysteem 35 Gordelwaarschuwingslampje 35 Automatische afstandsregeling (ACC) 35 Stuurbekrachtiging/vergrendeling stuurinrichting (KESSY-systeem) 35 Stabiliseringscontrole (ESC)/aandrijfslipregeling (ASR) 36 Aandrijfslipregeling (ASR) uitgeschakeld 36 Antiblokkeersysteem (ABS) 36 Mistachterlicht 36

33Instrumenten en controlelampjes

Page 37: B8 Superb OwnersManual

Uitlaatgascontrolesysteem 36 Voorgloeisysteem (dieselmotor) 37 Controle van de motorelektronica (benzinemotor) 37 Veiligheidssystemen 37 Bandenspanning 37 Remblokken 38 Brandstofreserve 38 Rijstrookassistent (Lane Assist) 38 Knipperlicht 38 Aanhangwagenknipperlichten 38 Mistlampen 39 Snelheidsregelsysteem/snelheidsbegrenzer 39 Rempedaal (automatische versnellingsbak) 39 Parkeerrem - Auto Hold-functie 39 Grootlicht 39 Automatische versnellingsbak 39 Gordelwaarschuwingslampje achter 39 Dynamo 40 Koelvloeistof 40 Motoroliedruk te laag 40 Motoroliedruk 40 AdBlue 41 Defect lampje 41 Roetfilter (dieselmotor) 41 Ruitensproeiervloeistofpeil 42 Koplampassistent 42 Start-stop-systeem 42 Weergave van een lage temperatuur 42 Water in het brandstoffilter (dieselmotor) 42 Automatische afstandsregeling (ACC) 43 Afstandswaarschuwing (Front Assist) 43 Voorwaarschuwing/noodstop (Front Assist) 43 Besparingsmodus 43 Storing van adaptieve onderstelregeling (DCC) 43 Service 43

De controlelampjes in het instrumentenpaneel geven de actuele toestand aanvan bepaalde functies resp. storingen.

Bij sommige controlelampjes die gaan branden, klinken bovendien akoestischesignalen en verschijnen meldingen op het display in het instrumentenpaneel.

Na het inschakelen van het contact gaan enkele controlelampjes ter controlevan de werking van de wagensystemen kort branden.

Indien de gecontroleerde systemen in orde zijn, gaan de betreffende controle-lampjes enkele seconden na het inschakelen van het contact of na het startenvan de motor uit.

Controlelampjes op het displayAfhankelijk van de betekenis gaat samen met enkele controlelampjes op hetdisplay ook het controlelampje (gevaar) of (waarschuwing) in de regelmet controlelampjes branden.

Afhankelijk van de wagenuitrusting kunnen enkele controlelampjes op het dis-play in kleur worden weergegeven.

ATTENTIE■ Het negeren van brandende controlelampjes en de bijbehorende meldin-gen resp. aanwijzingen op het display van het instrumentenpaneel kan lei-den tot zware verwondingen of schade aan de wagen.■ Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen danop een veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel dealarmlichten in » pagina 74. De gevarendriehoek moet op de voorgeschre-ven afstand worden geplaatst - daarbij moeten de nationale wettelijke be-palingen in acht worden genomen.■ De motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werk-zaamheden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwij-zingen beslist te worden opgevolgd » pagina 211, Motorruimte.

Parkeerrem

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de parkeerrem is ingeschakeld.

Parkeerremstoring

brandt

Storing: elektronische parkeerremSTORING PARKEERREM

De hulp van een specialist inroepen.

34 Bediening

Page 38: B8 Superb OwnersManual

Parkeren op steile helling

brandt

Parkeerrem: Helling te stejl. Instructieboekje!HELLING TE STEIL

Een parkeerplaats op een vlakke weg of op de helling een minder steil stukzoeken.

Remsysteem

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - het remvloeistofpeil in het remsysteem is te laag.

Remvloeistof: instructieboekje!REMVLOEISTOF CONTROLEREN

› Stoppen, de motor afzetten en het remvloeistofpeil controleren.

ATTENTIE■ Als het controlelampje samen met het controlelampje » pagina 36, Antiblokkeersysteem (ABS) brandt, niet verder rijden! De hulp van eenspecialist inroepen.■ Een storing aan het remsysteem resp. aan het ABS kan leiden tot een lan-gere remweg bij het remmen - gevaar voor ongevallen!

Gordelwaarschuwingslampje

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de bestuurder resp. bijrijders heeft de veiligheidsgordel niet omge-gespt.

Bij een snelheid van meer dan ca. 30 km/h knippert het controlelampje en erklinkt tegelijkertijd een akoestisch waarschuwingssignaal.

Als de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel vervolgens niet binnen2 seconden omgespt, wordt de waarschuwingstoon uitgeschakeld en brandthet controlelampje continu.

Automatische afstandsregeling (ACC)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de vertraging van de ACC is onvoldoende.

Rempedaal intrappen!

› Het rempedaal intrappen.

Meer informatie over het ACC-systeem » pagina 167.

Stuurbekrachtiging/vergrendeling stuurinrichting (KESSY-systeem)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Storing in de stuurbekrachtiging brandt - dit bevestigt dat de stuurbekrachtiging volledig is uitgevallen (voorhet sturen is aanmerkelijk meer kracht nodig).

brandt - dit bevestigt dat de stuurbekrachtiging gedeeltelijk is uitgevallenen voor het sturen kan meer kracht nodig zijn.

De hulp van een specialist inroepen.

Vergrendeling stuurinrichting defect (KESSY-systeem)Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.

knippert

Stuurvergrendeling defect. Stop!STUURINRICHTING DEFECT STOP

De motor afzetten, niet verder rijden. Na het uitschakelen van het contactzal het niet meer mogelijk zijn de stuurinrichting te vergrendelen, de elektri-sche verbruikers te activeren (bijvoorbeeld infotainment), het contact weer inte schakelen en de motor te starten. De hulp van een specialist inroepen.

knippert

Stuurvergrendeling: werkplaats!STUURINRICHTING WERKPLAATS

De hulp van een specialist inroepen.

Vergrendeling stuurinrichting niet ontgrendeld (KESSY-systeem)

knippert

Stuurwiel bewegen!STUURWIEL BEWEGEN

› Het stuurwiel iets heen en weer bewegen, daardoor kan de vergrendelingvan de stuurinrichting gemakkelijker worden ontgrendeld.

Als de stuurinrichting niet wordt ontgrendeld, moet de hulp van een specialistworden ingeroepen.

35Instrumenten en controlelampjes

Page 39: B8 Superb OwnersManual

Losmaken van de accukabelsAls de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het in-schakelen van het contact het controlelampje branden.

Na even te hebben gereden, moet het controlelampje doven.

Als de motor opnieuw wordt gestart en het controlelampje na een korte ritniet uitgaat, is er sprake van een storing in het systeem.

De hulp van een specialist inroepen.

Stabiliseringscontrole (ESC)/aandrijfslipregeling (ASR)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

knippert - de ESC resp. ASR grijpt nu in.

ESC- of ASR-storing

brandt

Storing: stabiliseringscontrole (ESC)STORING ESC

of

brandt

Storing: aandrijfslipregelingSTORING ASR

De hulp van een specialist inroepen.

Als het controlelampje na het starten van de motor gaat branden, kan deESC of de ASR om technische redenen uitgeschakeld zijn.› Het contact uit- en weer inschakelen.

Als het controlelampje na het opnieuw starten van de motor niet meerbrandt, functioneert de ESC of de ASR weer volledig.

Losmaken van de accukabelsAls de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het in-schakelen van het contact het controlelampje branden.

Na even te hebben gereden, moet het controlelampje doven.

Als na kort gereden te hebben het controlelampje niet uitgaat, is er sprake vaneen storing in het systeem.

De hulp van een specialist inroepen.

Nadere informatie over het ESC-systeem » pagina 147 of ASR-systeem » pagi-na 148.

Aandrijfslipregeling (ASR) uitgeschakeld

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - het ASR-systeem is uitgeschakeld.

Aandrijfslipregeling (ASR) uitgeschakeld.ASR UIT

Antiblokkeersysteem (ABS)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - er is een ABS-storing.

Storing: ABSSTORING ABS

Voor het afremmen van de wagen wordt alleen nog het gewone remsysteemzonder het ABS gebruikt.

De hulp van een specialist inroepen.

ATTENTIE■ Als het controlelampje samen met het controlelampje » pagina 35, Remsysteem brandt, niet verder rijden! De hulp van een specialist in-roepen.■ Een storing aan het remsysteem resp. aan het ABS kan leiden tot een lan-gere remweg bij het remmen - gevaar voor ongevallen!

Mistachterlicht

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - het mistachterlicht is ingeschakeld.

Uitlaatgascontrolesysteem

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - er is een storing in het uitlaatgascontrolesysteem. Het systeembiedt de mogelijkheid voor het rijden in een noodprogramma - er kan eenmerkbaar vermogensverlies ontstaan.

De hulp van een specialist inroepen.

36 Bediening

Page 40: B8 Superb OwnersManual

Voorgloeisysteem (dieselmotor)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

knippert - er is een storing in de motorregeling. Het systeem biedt de mo-gelijkheid voor het rijden in een noodprogramma - er kan een merkbaar vermo-gensverlies ontstaan.

Als het controlelampje na het inschakelen van het contact niet of continubrandt, is er een storing in het voorgloeisysteem aanwezig.

De hulp van een specialist inroepen.

Controle van de motorelektronica (benzinemotor)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - er is een storing in de motorregeling. Het systeem biedt de moge-lijkheid voor het rijden in een noodprogramma - er kan een merkbaar vermo-gensverlies ontstaan.

De hulp van een specialist inroepen.

Veiligheidssystemen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Systeemstoring brandt - er is een storing in het airbagsysteem.

Storing: airbagSTORING AIRBAG

De hulp van een specialist inroepen.

De bijrijdersvoorairbag is met de sleutelschakelaar buiten werking gesteld brandt na het inschakelen van het contact circa 4 seconden.

met de tekst in het middenstuk van het dashboard gaatna het inschakelen van het contact branden » pagina 21.

Een van de airbags of gordelspanners is met het diagnose-apparaat buitenwerking gesteld brandt na het inschakelen van het contact circa 4 seconden en knippert ver-volgens nog circa 12 seconden.

Airbag/ gordelspanner uitgeschakeld.AIRBAG/ GORDELSPANNER UIT

Proactieve inzittendenbescherming brandt en op het display in het instrumentenpaneel wordt een van de vol-gende meldingen weergegeven.

Proactieve inzittendenbescherming niet beschikbaar.PROACTIVE INZITTEN_ BESCHERM_ NIET BESCHIKBAAR

of

Proactieve inzittendenbescherming: beperkte werking.PROACTIVE INZITTEN_ BESCHERMING BEPERKT

De veiligheidsgordel voor de bestuurder en de bijrijder moet worden vervan-gen. De hulp van een specialist inroepen.

ATTENTIEBij een storing van de veiligheidssystemen bestaat het gevaar dat de sys-temen bij een ongeval niet worden geactiveerd. Deze moeten direct dooreen specialist worden gecontroleerd.

Bandenspanning

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Wijziging van de bandenspanning brandt - bij een van de banden kan de bandenspanning veranderd zijn.

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.

› Meteen de snelheid verlagen en heftige stuur- en remmanoeuvres voorko-men.

› De wagen stoppen, het contact uitschakelen en de banden en de banden-spanningen controleren » pagina 224.

› De bandenspanning zo nodig corrigeren of het betreffende wiel vervangen» pagina 231 resp. de bandenafdichtset gebruiken » pagina 235.

› De bandenspanningswaarden in het systeem opslaan » pagina 190.

Systeemstoring knippert circa 1 minuut en brandt verder - er kan een storing in het systeemvoor bandenspanningscontrole zijn.

› De wagen stoppen, het contact uitschakelen en de motor weer starten.

37Instrumenten en controlelampjes

Page 41: B8 Superb OwnersManual

Als het controlelampje na het starten van de motor weer knippert, is er eensysteemstoring.

De hulp van een specialist inroepen.

Losmaken van de accukabelsAls de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het in-schakelen van het contact het controlelampje branden.

Na even te hebben gereden, moet het controlelampje doven.

Als na kort gereden te hebben het controlelampje niet uitgaat, is er sprake vaneen storing in het systeem.

De hulp van een specialist inroepen.

Andere gevallenVoor het gaan branden van het controlelampje kunnen ook de volgende re-denen bestaan.› De wagen is eenzijdig beladen. De bagage zo gelijkmatig mogelijk verdelen.› De wielen van één as zijn zwaarder belast (bijvoorbeeld bij het rijden met een

aanhangwagen of bij bergop of bergaf rijden).› Sneeuwkettingen zijn gemonteerd.› Een wiel werd verwisseld.

VOORZICHTIGOnder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een sportieve rijstijl en opgladde of onverharde wegen) kan het controlelampje in het instrumenten-paneel vertraagd of helemaal niet gaan branden.

Remblokken

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de remblokken zijn versleten.

Remblokken controleren!REMBLOKKEN CONTROLEREN

De hulp van een specialist inroepen.

Brandstofreserve

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de brandstofvoorraad in de brandstoftank heeft de reservehoeveel-heid (circa 6 liter) bereikt.

Tanken, a.u.b. Actieradius: ... kmTANKEN A_U_B_ ACTIERAD_ ... km

Als waarschuwing klinkt bovendien een akoestisch signaal.

Let opDe tekst op het display gaat uit als er is getankt en een kort stuk is gereden.

Rijstrookassistent (Lane Assist)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

De controlelampjes geven de toestand van het Lane Assist-systeem aan.

Nadere informatie over het Lane Assist-systeem » pagina 180.

Knipperlicht

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

knippert - het linkerknipperlicht is ingeschakeld.

knippert - het rechterknipperlicht is ingeschakeld.

Bij een storing van het knipperlicht, knippert het controlelampje ongeveertwee keer zo snel. Dit geldt niet bij aanhangwagengebruik.

Bij ingeschakelde alarmlichten knipperen alle knipperlichten alsmede de beidecontrolelampjes.

Aanhangwagenknipperlichten

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

knippert - de aanhangwagenknipperlichten zijn ingeschakeld.

Als een aanhangwagen is aangekoppeld en het controlelampje niet knip-pert, is een van de aanhangwagenknipperlichten uitgevallen.

38 Bediening

Page 42: B8 Superb OwnersManual

Een voorbeeldmelding op het display van het instrumentenpaneelAanhangwagen: knipperlicht links controleren!KNIPPERL_ AANHANGW_ CONTROLEREN L

De aanhangwagengloeilampjes controleren.

Mistlampen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de mistlampen zijn ingeschakeld.

Snelheidsregelsysteem/snelheidsbegrenzer

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de rijsnelheid wordt door het snelheidsregelsysteem resp. de auto-matische afstandsregeling of door de snelheidsbegrenzer geregeld.

knippert - de met de snelheidsbegrenzer ingestelde snelheidslimiet is over-schreden.

Rempedaal (automatische versnellingsbak)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - het rempedaal intrappen.

Parkeerrem - Auto Hold-functie

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de Auto Hold-functie is geactiveerd.

Nadere informatie over Auto Hold-functie » pagina 149.

Grootlicht

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - het grootlicht resp. het grootlichtsignaal is ingeschakeld.

Automatische versnellingsbak

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Versnellingsbak oververhitHet controlelampje wordt alleen op het MAXI DOT-display getoond.

brandt

Versnellingsbak oververhit: Stop! Instructieboekje!VERSN_BAK OVERVERHIT STOP

brandt

Versnellingsbak oververhit.VERSNELLINGSBAK OVERVERHIT

› niet verder rijden!Stoppen en de motor afzetten.

Na het uitgaan van het controlelampje kan de rit worden voortgezet.

Indien het controlelampje niet uitgaat, de rit niet voortzetten. De hulp van eenspecialist inroepen.

VersnellingsbakstoringHet controlelampje wordt alleen op het MAXI DOT-display getoond.

brandt

Versnellingsbak defect. Werkplaats!VERSN_BAK DEFECT WERKPLAATS

brandt

Fout: versnellingsbak. Achteruit niet mogelijk.STORING VERSN_BAK GEEN ACHTERUIT

brandt

Storing: versnellingsbakSTORING VERSNELLINGSBAK

De hulp van een specialist inroepen.

Gordelwaarschuwingslampje achter

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - niet omgegespte veiligheidsgordel op de zitplaats achterin.

brandt - omgegespte veiligheidsgordel op de zitplaats achterin.

Als de veiligheidsgordel op de achterste zitplaats wordt omgegespt resp. afge-daan, gaat het betreffende lampje kort branden en geeft hiermee de actuelegordelstatus aan.

39Instrumenten en controlelampjes

Page 43: B8 Superb OwnersManual

Dynamo

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - als de accu bij draaiende motor niet wordt geladen.

De hulp van een specialist inroepen.

VOORZICHTIGAls tijdens het rijden bovendien naast het lampje ook het lampje gaatbranden, niet verder rijden - gevaar voor motorschade! De motor afzettenen de hulp van een specialist inroepen.

Koelvloeistof

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Koelvloeistofpeil te laag

brandt

Controleer koelvloeistof! Instructieboekje!KOELVLOEISTOF CONTROLEREN

› Stoppen, de motor afzetten en het koelvloeistofpeil controleren » pagina217, Peil controleren.

Als het koelvloeistofpeil in het voorgeschreven gebied ligt en het controle-lampje na het inschakelen van het contact opnieuw brandt, dan kan er eenstoring in de koelluchtventilator zijn.

› Het contact uitschakelen.› De zekering voor de koelluchtventilator controleren en deze zo nodig ver-

vangen.

Als het koelvloeistofpeil alsmede de ventilatorzekering in orde zijn en het con-trolelampje na het inschakelen van het contact opnieuw brandt, , niet ver-der rijden!

De hulp van een specialist inroepen.

Koelvloeistoftemperatuur te hoog

brandt

Motor oververhit. Stop! Instructieboekje!STOP MOTOR OVERVERHIT

› Stoppen en de motor afzetten.› De rit pas weer voortzetten nadat het controlelampje is uitgegaan.

Motoroliedruk te laag

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

knippert - de motoroliedruk is te laag.

Oliedruk: stop! Instructieboekje!OLIEDRUK MOTOR UIT

› Stoppen, de motor afzetten en het motoroliepeil controleren.

Als het controlelampje knippert, niet verder rijden, ook als het oliepeil in or-de is! De motor ook niet stationair laten draaien.

De hulp van een specialist inroepen.

VOORZICHTIGAls onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet moge-lijk is, niet verder rijden! De motor afzetten en de hulp van een specialistinroepen.

Motoroliedruk

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Motoroliepeil te laag

brandt

Oliepeil: olie bijvullen!OLIE BIJVULLEN

› Stoppen, de motor afzetten en het motoroliepeil controleren resp. motoroliebijvullen.

Als de motorkap langer dan 30 seconden geopend blijft, dooft het controle-lampje. Als er geen motorolie wordt bijgevuld, gaat het controlelampje na circa100 km weer branden.

Motoroliepeil te hoog

brandt

Oliepeil verlagen!OLIEPEIL TE HOOG

› Stoppen, de motor afzetten en het motoroliepeil controleren.

Bij een te hoog oliepeil de hulp van een specialist inroepen.

Storing in motoroliepeilsensor

brandt

Oliesensor: werkplaats!OLIESENSOR WERKPLAATS

40 Bediening

Page 44: B8 Superb OwnersManual

De hulp van een specialist inroepen.

VOORZICHTIGAls onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet moge-lijk is, niet verder rijden! De motor afzetten en de hulp van een specialistinroepen.

AdBlue

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

AdBlue-peil te laag

brandt

AdBlue (DEF) bijvullen! Actieradius: ... kmADBLUE BIJVULLEN... ACTIERADIUS … km

De waarde op het display geeft de afstand aan, die nog met de aanwezige Ad-Blue-tankinhoud kan worden gereden.

Er wordt ook informatie over de bij te vullen hoeveelheid AdBlue weergege-ven. De „min“ en „max“ waardes staan voor de minimale en maximale bijvul-hoeveelheden AdBlue.

AdBlue bijvullen » pagina 207.

brandt

AdBlue (DEF) bijvullen! Geen start in ... kmADBLUE BIJVULLEN... GEEN START IN … km

De waarde op het display geeft de afstand aan, waarna er geen motorstartmeer mogelijk is, als er geen AdBlue wordt bijgevuld.

Er wordt ook informatie over de bij te vullen hoeveelheid AdBlue weergege-ven. De „min“ en „max“ waardes staan voor de minimale en maximale bijvul-hoeveelheden AdBlue.

AdBlue bijvullen » pagina 207.

brandt

AdBlue (DEF) bijvullen! Geen motorst. mogelijk.ADBLUE BIJVULLEN... GEEN HERSTART

Er is geen motorstart meer mogelijk.

Er wordt ook informatie over de bij te vullen hoeveelheid AdBlue weergege-ven. De „min“ en „max“ waardes staan voor de minimale en maximale bijvul-hoeveelheden AdBlue.

AdBlue bijvullen » pagina 207.

AdBlue-storing

brandt

Storing: AdBlue (DEF). Gn. motorstart in … kmSTORING ADBLUE GEEN START IN … km

Er is een storing in het AdBlue-systeem.

De waarde op het display toont de afstand aan, waarna er geen motorstartmeer mogelijk is.

De hulp van een specialist inroepen.

brandt

Storing: AdBlue (DEF). Motorstart niet mogelijk.STORING ADBLUE GEEN HERSTART

Er is een storing in het AdBlue-systeem.

Er is geen motorstart meer mogelijk.

De hulp van een specialist inroepen.

Defect lampje

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - een van de lampjes is defect. Er verschijnt een melding voor hetbetreffende lampje.

Een voorbeeldmelding op het display van het instrumentenpaneelDimlicht rechts controleren!DIMLICHT RECHTS CONTROLEREN

Roetfilter (dieselmotor)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Het roetfilter filtert de roetdeeltjes uit het uitlaatgas. De roetdeeltjes wordenin het roetfilter verzameld en worden daar regelmatig verbrand.

brandt - het filter is verzadigd met roet.

41Instrumenten en controlelampjes

Page 45: B8 Superb OwnersManual

Om het roetfilter te reinigen, moet, als de verkeerssituatie dit toelaat » , ge-durende minimaal 15 minuten of tot het uitgaan van het controlelampje alsvolgt worden gereden.

4. of 5e versnelling ingeschakeld (automatische versnellingsbak: standD/S).Rijsnelheid minimaal 70 km/h.Motortoerental tussen 1.800-2.500 1/min.

Als het filter succesvol is gereinigd, gaat het controlelampje uit.

Als het filter niet succesvol is gereinigd, dooft het controlelampje niet enbegint het controlelampje te knipperen.

Roetfilter: instructieboekje!ROETFILTER INSTRUCTIEBOEKJE

De hulp van een specialist inroepen.

ATTENTIE■ De snelheid altijd aan het weer, het wegdek en de terrein- en verkeers-omstandigheden aanpassen. Het door het controlelampje gegeven rij-ad-vies mag u er nooit toe verleiden de wettelijke bepalingen in het verkeer tenegeren.■ Het roetfilter bereikt bijzonder hoge temperaturen - er bestaat brandge-vaar en er kunnen zware verwondingen ontstaan. Daarom de wagen nooitop plaatsen stoppen waar de onderzijde van de wagen met licht ontvlam-bare materialen, bijvoorbeeld droog gras, struikgewas, bladeren, gemorstebrandstof en dergelijke, in contact kan komen.

VOORZICHTIG■ Zolang het controlelampje brandt, moet u rekening houden met een ho-ger brandstofverbruik en eventueel ook verminderd motorvermogen.■ Door het gebruik van dieselbrandstof met een hoog zwavelgehalte kan delevensduur van het roetfilter aanzienlijk worden bekort. Een ŠKODA Partnerkan u vertellen in welke landen dieselbrandstof met een hoog zwavelgehaltewordt gebruikt.

Let opWij adviseren continu stadsverkeer te vermijden. Hierdoor wordt het verbran-dingsproces van roetdeeltjes in het roetfilter begunstigd.

Ruitensproeiervloeistofpeil

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - het ruitensproeiervloeistofpeil is te laag.

Sproeiervloeistof bijvullen!SPROEIERVLOEISTOF BIJVULLEN

› Ruitensproeiervloeistof bijvullen.

Koplampassistent

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de koplampassistent is geactiveerd » pagina 75.

Start-stop-systeem

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

De controlelampjes geven de toestand van het start-stop-systeem aan» pagina 135.

Weergave van een lage temperatuur

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de buitentemperatuur ligt onder +4 °C.

ATTENTIEOok bij buitentemperaturen van rond +4 °C kan gladheid optreden! Ga erdaarom niet alleen op basis van de buitentemperatuurmeter van uit dat hetop de weg niet glad is.

Water in het brandstoffilter (dieselmotor)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Het brandstoffilter met waterafscheider filtert vuil en water uit de brandstof.

Indien in de afscheider teveel water aanwezig is, verschijnt op het display vanhet instrumentenpaneel de volgende informatie.

Het controlelampje wordt alleen op het MAXI DOT-display getoond.

42 Bediening

Page 46: B8 Superb OwnersManual

brandt

Water in brandstoffilter. Instructieboekje!WATER IN BRANDSTOFFILTER

De hulp van een specialist inroepen.

Automatische afstandsregeling (ACC)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

De controlelampjes geven de toestand van het ACC-systeem » pagina167 aan.

Afstandswaarschuwing (Front Assist)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de veilige afstand tot de voorligger is onderschreden.

Het controlelampje wordt alleen op het MAXI DOT-display getoond.

Informatie over het systeem FrontAssist » pagina 173.

Voorwaarschuwing/noodstop (Front Assist)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - het systeem heeft een ongevalgevaar herkend of automatisch eennoodstop gemaakt.

Informatie over het systeem FrontAssist » pagina 173.

Besparingsmodus

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - de wagen bevindt zich in de besparingsmodus door de ingreep vanhet actieve cilindermanagement of door de vrije stand van de automatischeversnellingsbak (stand N).

Storing van adaptieve onderstelregeling (DCC)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

Het controlelampje wordt alleen op het MAXI DOT-display getoond.

brandt

Storing: dempersSTORING DEMPERS

Er is een DCC-storing.

De hulp van een specialist inroepen.

Service

Lees en bekijk eerst op bladzijde 34.

brandt - aanwijzing over een noodzakelijke servicebeurt » pagina 51, Ser-vice-intervalindicatie.

43Instrumenten en controlelampjes

Page 47: B8 Superb OwnersManual

Informatiesysteem

Bestuurdersinformatiesysteem

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Waarschuwing portier, bagageruimte en motorkap 44Auto-Check-Control 44Waarschuwing bij snelheidsoverschrijding van 120 km/h 44Schakeladvies 44

Afhankelijk van de wagenuitrusting toont het informatiesysteem via het dis-play in het instrumentenpaneel de volgende informatie.

› Rijgegevens (multifunctie-indicatie) » pagina 45.› Informatie van het MAXI DOT-display » pagina 48.› Service-intervalindicatie » pagina 51.› Keuzehendelstanden van de automatische versnellingsbak » pagina 141.› Informatie en aanwijzingen van de hulpsystemen » pagina 147.

ATTENTIEHoud uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledi-ge verantwoordelijkheid voor de besturing van de wagen.

Waarschuwing portier, bagageruimte en motorkap

Lees en bekijk eerst op bladzijde 44.

Indien een portier, de achterklep resp. de motorkap geopend is, wordt op hetdisplay de wagen met een geopend portier, achterklep resp. motorkap weer-gegeven.

Wanneer een snelheid van 6 km/h wordt overschreden en een portier wordtgeopend, klinkt bovendien een geluidssignaal.

Auto-Check-Control

Lees en bekijk eerst op bladzijde 44.

Bij ingeschakeld contact worden in de wagen continu de werking en toestan-den van de afzonderlijke wagensystemen gecontroleerd.

Zolang de functiestoringen niet zijn verholpen, worden de meldingen telkensweer weergegeven. Na de eerste weergave van de melding worden nogsteeds de controlelampjes (gevaar) resp. (waarschuwing) zonder aanwij-zingen voor de bestuurder getoond.

Waarschuwing bij snelheidsoverschrijding van 120 km/h

Lees en bekijk eerst op bladzijde 44.

Deze functie geldt alleen voor sommige landen.

Bij het overschrijden van een snelheid van 120 km/h klinkt er een signaaltoon.Als weer langzamer dan 120 km/h wordt gereden, verdwijnt de signaaltoon.

Schakeladvies

Afbeelding 28Informatie over de ingeschakel-de versnelling / schakeladvies

Lees en bekijk eerst op bladzijde 44.

Er wordt een passende ingeschakelde versnelling, eventueel een advies om opof terug te schakelen weergegeven.

Een passend ingeschakelde versnelling helpt om het brandstofverbruik te ver-lagen en zorgt voor een langere levensduur en betrouwbaarheid van de motor.

Displayweergave » Afbeelding 28Optimaal ingeschakelde versnellingSchakeladvies

SchakeladviesNaast de weergave van de ingeschakelde versnelling worden het pijlsymbool en e geadviseerde versnelling weergegeven.

Als op het display bijvoorbeeld wordt weergegeven, betekent dit dat hetvoordelig is van de 3e naar de 4e versnelling te schakelen.

44 Bediening

Page 48: B8 Superb OwnersManual

Bij wagens met automatische versnellingsbak wordt het schakeladvies ge-toond, voor zover de modus voor het handmatig schakelen (tiptronic) is geko-zen.

ATTENTIEDe bestuurder is verantwoordelijk voor het kiezen van de juiste versnellingin verschillende rijsituaties, bijvoorbeeld bij het inhalen.

Rijgegevens (multifunctie-indicatie)

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bediening 45Indicatie-overzicht 45Waarschuwing bij overschrijding van de ingestelde snelheid. 46Geheugen 47

De weergave van de rijgegevens is alleen bij ingeschakeld contact mogelijk.

Na het inschakelen van het contact wordt de informatie weergegeven die voorhet uitschakelen van het contact het laatst was geselecteerd.

Bij wagens met MAXI DOT-display dient in het hoofdmenu het menupunt Rijg-egev. te worden geselecteerd en bevestigd » pagina 47, MAXI DOT-display.

Het instellen van de eenheden en het uit-/-inschakelen van de weergave vansommige waarden is mogelijk in het infotainment » Instructieboekje infotain-ment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

ATTENTIEHoud uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledi-ge verantwoordelijkheid voor de besturing van de wagen.

Bediening

Afbeelding 29 Toetsen/kartelwiel: Op de bedieningshendel / op het mul-tifunctiestuurwiel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 45.

De keuze en de instelling van de getoonde waarden kunnen met de toetsen inde bedieningshendel resp. in het multifunctiestuurwiel worden bediend » Af-beelding 29.

Beschrijving van de bediening

Toets/kartel-wiel

Handeling Functie

AKort aan de bovenzijde

of aan de onderzijde druk-ken

Weergaven kiezen / weergavenwaar-den instellen

B Kort indrukkenWeergave weergeven / weergave be-

vestigen

C

Naar boven of naar bene-den draaien

Weergaven kiezen / weergavenwaar-den instellen

Kort indrukkenWeergave weergeven / weergave be-

vestigen

Indicatie-overzicht

Lees en bekijk eerst op bladzijde 45.

Overzicht van rijgegevensweergave (afhankelijk van wagenuitrusting).

45Informatiesysteem

Page 49: B8 Superb OwnersManual

ActieradiusDe weergave informeert over de actieradius in km, die met de huidige tankin-houd en bij gelijke rijstijl zoals tot nu toe, nog kan worden afgelegd.

Als er zuiniger wordt gereden, kan de weergave toenemen.

AdBlue-actieradiusDe weergave informeert over de actieradius in km, die met de huidige AdBlue-vulhoeveelheid en bij gelijke rijstijl zoals tot nu toe, nog kan worden afgelegd.

Als er zuiniger wordt gereden, kan de weergave toenemen.

Gemiddeld brandstofverbruikDe waarde wordt sinds de laatste keer wissen van het geheugen continu bere-kend.

Na het wissen van het geheugen wordt gedurende de eerste 100 m van de ritgeen waarde weergegeven.

Actueel brandstofverbruikMet behulp van deze weergave kunt u uw rijgedrag aanpassen aan het ge-wenste verbruik.

Bij stilstaande of langzaam rijdende wagen wordt het brandstofverbruik in l/hgetoond (bij modellen voor enkele landen verschijnt --,- km/l).

OlietemperatuurAls de motorolietemperatuur rond de 80-110 °C ligt, is de bedrijfstemperatuurbereikt.

Als de olietemperatuur lager dan 80 °C resp. hoger dan 110 °C is, moeten hogemotortoerentallen, volgas en zware motorbelasting worden vermeden.

Als de olietemperatuur lager is dan 50 °C of als in het systeem voor het contro-leren van de olietemperatuur een storing aanwezig is, worden in plaats van deolietemperatuur symbolen weergegeven.

SnelheidswaarschuwingSnelheidslimiet instellen, bijvoorbeeld voor de maximumsnelheid binnen debebouwde kom » pagina 46.

VerkeerstekenherkenningOp het display verschijnen de volgende verkeerstekens.› Snelheidsgeboden.› Inhaalverboden.

Meer informatie » pagina 187, Verkeerstekenherkenning.

Actuele snelheidDe weergave is identiek aan de weergave van de snelheidsmeter.

Gemiddelde snelheidDe waarde wordt sinds de laatste keer wissen van het geheugen continu bere-kend.

Na het wissen van het geheugen wordt gedurende de eerste 300 m van de ritgeen waarde weergegeven.

AfstandOp het display verschijnt de afgelegde afstand sinds het geheugen voor hetlaatst is gewist.

De maximaal weer te geven waarde bedraagt 9.999 km. Als deze waardewordt overschreden, start de weergave automatisch weer vanaf nul.

RijtijdDe rijtijd wordt weergegeven die is verstreken sinds het geheugen voor hetlaatst is gewist.

De maximaal weer te geven waarde bedraagt 99 uur en 59 minuten. Als dezewaarde wordt overschreden, start de weergave automatisch weer vanaf nul.

ComfortverbruikersHet totale verbruik van alle comfortverbruikers in l/h wordt weergegeven.

Samen met de verbruiksgegevens wordt ook een lijst van drie verbruikersweergegeven die het grootste aandeel hebben in het brandstofverbruik (bv.airconditioning etc.).

Waarschuwing bij overschrijding van de ingestelde snelheid.

Lees en bekijk eerst op bladzijde 45.

Het systeem biedt de mogelijkheid om een snelheidslimiet in te stellen, en datals deze wordt overschreden er een akoestisch waarschuwingssignaal klinkten de volgende waarschuwingsmelding verschijnt.

Snelheid ... overschreden.SNELHEID TE HOOG

Snelheidslimiet bij stilstaande wagen instellen› Het menupunt Waarschuwing bij () resp. () selecteren en bevestigen.› De gewenste snelheidslimiet instellen.› De ingestelde waarde bevestigen of enkele seconden wachten, de instelling

wordt automatisch opgeslagen.

46 Bediening

Page 50: B8 Superb OwnersManual

De snelheidslimiet kan in stappen van 5 km/h worden ingesteld.

Snelheidslimiet bij rijdende wagen instellen› Het menupunt Waarschuwing bij () resp. () selecteren en bevestigen.› Met de gewenste snelheid rijden.› De actuele snelheid als snelheidslimiet bevestigen.

De ingestelde snelheidslimiet kan zo nodig later handmatig worden aange-past.

Snelheidslimiet deactiveren› Het menupunt Waarschuwing bij () resp. () selecteren en bevestigen.› De opgeslagen waarde van de snelheidslimiet bevestigen.

De snelheidslimiet wordt gedeactiveerd.

De ingestelde snelheidslimiet blijft ook na het uit- en inschakelen van het con-tact bewaard. Na een onderbreking van de rit van meer dan 2 uur wordt de in-gestelde snelheidslimiet gedeactiveerd.

Geheugen

Afbeelding 30Geheugenweergave: MAXI DOT-display () / segmentdisplay ()

Lees en bekijk eerst op bladzijde 45.

Volgende rijgegevens worden in drie geheugens opgeslagen.

› Gemiddeld brandstofverbruik.› Afgelegde afstand.› Gemiddelde snelheid.› Rijtijd.

Het geselecteerde geheugen wordt op het display bij A » Afbeelding 30 weer-gegeven.

Sinds start () resp. "1" ()Het geheugen verzamelt de rijgegevens vanaf het inschakelen tot aan het uit-schakelen van het contact.

Als de rit binnen 2 uur na het uitschakelen van het contact wordt voortgezet,worden de bijkomende waarden meegenomen in de berekening van de actue-le rij-informatie.

Bij een onderbreking van de rit van meer dan 2 uur wordt het geheugen auto-matisch gewist.

Langdurig () resp. "2" ()Het geheugen verzamelt de rijgegevens van een willekeurig aantal individueleritten tot in totaal 99 uur en 59 minuten rijtijd of 9.999 km gereden kilometers.

Als een van de ingestelde waarden wordt overschreden, begint de weergaveautomatisch weer vanaf nul.

Sinds tanken () resp. "3" ()Het geheugen verzamelt de rijgegevens sinds de laatste keer tanken.

Bij de volgende keer tanken wordt het geheugen automatisch gewist.

Geheugen kiezen› De gewenste rijgegevensweergave selecteren.› Door opnieuw bevestigen de weergave van het gewenste geheugen kiezen.

Terugzetten› De gewenste rijgegevensweergave selecteren.› Het gewenste geheugen selecteren.› Het gewenste geheugen door lang indrukken terugzetten.

Let opDoor het loskoppelen van de accu worden alle opgeslagen waarden gewist.

MAXI DOT-display

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Hoofdmenu 48Bediening via de bedieningshendel 48Bediening via het multifunctiestuurwiel 49Menupunt Navigatie 49Menupunt Audio 50

47Informatiesysteem

Page 51: B8 Superb OwnersManual

Menupunt Telefoon 50Menupunt Hulpsystemen 51Weergave kompasrichting 51Eco-tips 51

Het MAXI DOT-display (hierna alleen nog display genoemd) is een gebruikers-scherm dat afhankelijk van de uitrusting informatie van het infotainment, vande multifunctie-indicatie, van de hulpsystemen en dergelijke laat zien.

ATTENTIEHoud uw aandacht altijd bij het verkeer! Als bestuurder draagt u de volledi-ge verantwoordelijkheid voor de besturing van de wagen.

Hoofdmenu

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Hoofdmenu openen› Toets A in de bedieningshendel langer indrukken » Afbeelding 31 op pagina

48.

of

› Toets G in het multifunctiestuurwiel langer indrukken » Afbeelding 32 oppagina 49.

Hoofdmenupunten (afhankelijk van wagenuitvoering)■ Rijgegev. » pagina 45■ Hulpsystemen » pagina 51■ Navigatie » pagina 49■ Audio » pagina 50■ Telefoon » pagina 50■ Wagen » pagina 44, Auto-Check-Control

De menu's kunnen met de toetsen in de bedieningshendel » Afbeelding 31 oppagina 48 resp. in het multifunctiestuurwiel » Afbeelding 32 op pagina 49worden bediend.

Let op■ Als op het display waarschuwingsmeldingen worden weergegeven, moetendeze meldingen eerst worden bevestigd om het hoofdmenu op te roepen .■ De displaytaal kan in het infotainment worden ingesteld » Instructieboekjeinfotainment, hoofdstuk Apparaatinstellingen (toets SETUP).

Bediening via de bedieningshendel

Afbeelding 31Toetsen: In de bedieningshendel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Beschrijving van de bediening met de toetsen in de bedieningshendel

Toets Handeling Functie

A

Kort aan de bovenzijdeof aan de onderzijde druk-

kenTussen menupunten/menu's wisselen

Lang aan de bovenzijdeof aan de onderzijde druk-

kenHoofdmenu weergeven

B Kort indrukken Menupunt/menu bevestigen

48 Bediening

Page 52: B8 Superb OwnersManual

Bediening via het multifunctiestuurwiel

Afbeelding 32 Toetsen/kartelwielen: In het multifunctiestuurwiel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Beschrijving van de bediening met de toetsen in het multifunctiestuurwiel

Toets/kartel-wiel

Handeling Functie

A

Kort indrukkenSpraakbediening in-/uitschakelen /geluid uit-/inschakelen (geldt alleen

voor wagens zonder spraakbediening)

Lang indrukken

Spraakbediening van SmartLink-ver-binding inschakelen (in zoverre dit

door het aangesloten apparaat wordtondersteund)

B

Kort indrukkenGeluid uit-/inschakelen / titelweerga-

ve uit-/inschakelen

Draaien naar boven Volume verhogen

Draaien naar onder Volume verlagen

CKort indrukken

Naar volgende radio-/tv-zender ofnaar weergegeven titel wisselen

Lang indrukken Snel vooruitspoelen binnen de titel

DKort indrukken

Naar vorige radio-/tv-zender of naarweergegeven titel wisselena))

Lang indrukken Snel terugspoelen binnen de titel

Toets/kartel-wiel

Handeling Functie

E

Kort indrukken

Oproep beantwoorden/beëindigen /menu Telefoon weergeven / oproep-lijst weergeven / gekozen contact op-bellen

Lang indrukkenOproep afwijzen / de laatste oproep

herhalen (redial)

F

Kort indrukken

Menupunt/menu bevestigen / de laat-ste navigatiemelding herhalen of

nauwkeuriger maken / verkeersinfor-matie onderbreken

Draaien naar boven

Vorige menupunt/titela) / beschikbarelijst weergeven (bijvoorbeeld lijst metbeschikbare zenders, lijst met laatste

reisdoelen, oproeplijst)

Draaien naar onder

Volgende menupunt/titel / beschikba-re lijst weergeven (bijvoorbeeld lijstmet beschikbare zenders, lijst met

laatste reisdoelen, oproeplijst)

GKort indrukken

In het menu naar een niveau hogerterugkeren

Lang indrukken Hoofdmenu weergeven

a) Geldt voor het indrukken binnen circa 4 seconden vanaf het begin van de weergegeven titel. Door hetindrukken na circa 4 seconden vanaf het begin van de weergegeven titel begint de weergave bij het be-gin van de titel.

Let opAfhankelijk van de uitrusting hoeven niet alle functies beschikbaar te zijn.Hierop wijst het systeem door een tekstmelding op het display.

Menupunt Navigatie

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Menupunt Navigatie kiezen› In het hoofdmenu het menupunt Navigatie kiezen en bevestigen.

49Informatiesysteem

Page 53: B8 Superb OwnersManual

Er volgt een routegeleidingNa het kiezen worden er grafische rijadviezen evenals route- en reisdoelinfor-matie weergegeven.

Er volgt geen routegeleidingNa het kiezen wordt er een kompas-/voertuigbeeld weergegeven voor deweergave van de actuele positie van de wagen m.b.t. de hemelrichtingen.

Door draaien aan het kartelwiel F » Afbeelding 32 op pagina 49 in het multi-functiestuurwiel wordt het menu Laatste reisd. weergegeven.

In het weergegeven menu bevindt zich het menupunt Thuisadres en een lijstmet laatste reisdoelen.

Als een van de menupunten wordt gekozen, worden de reisdoelnaam en devolgende punten weergegeven.■ OK - Start van de navigatie■ Annuleren - Terugkeren naar het menu Navigatie, het kompas-/wagenbeeld

wordt weergegeven

Indien bij het gekozen menupunt Thuisadres het thuisadres niet is gedefini-eerd, verschijnt de melding: Het thuisadres in het infotainmentsysteem inge-ven, alstublieft.

Menupunt Audio

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Menupunt Audio kiezen› In het hoofdmenu het menupunt Audio kiezen en bevestigen.

Op het display kan de volgende informatie verschijnen.■ Radio

■ Actueel opgeslagen zender (naam/frequentie)■ Het gekozen frequentiegebied (bijvoorbeeld FM) eventueel met het num-

mer van de voorkeuzetoets (bijvoorbeeld FM 3), als de zender in de geheu-genlijst is opgeslagen

■ Lijst met beschikbare zenders (als er meer dan 5 zenders kunnen wordenontvangen)

■ TP-verkeersberichten.■ Media

■ Naam van de weergegeven titel, eventueel nadere informatie over de titel(bijvoorbeeld artiest, albumnaam), als deze informatie als zogenaamde ID3-tag in het audiobestand is opgeslagen.

Menupunt Telefoon

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Menupunt Telefoon kiezen› In het hoofdmenu het menupunt Telefoon kiezen en bevestigen.› Het kartelwiel F » Afbeelding 32 op pagina 49 draaien.

Er wordt een oproeplijst weergegeven.

Indien de oproeplijst geen vermeldingen bevat, verschijnt de volgende meldingEr zijn geen vermeldingen.

In de oproeplijst worden bij de afzonderlijke vermeldingen de volgende symbo-len weergegeven.

Binnenkomende oproepUitgaande oproepGemiste oproep

Uitgaande oproep■ Annuleren - Oproep beëindigen

Binnenkomende oproep■ Beantwrdn - Gesprek aannemen■ Afwijzen - Gesprek afwijzen■ Negeren - Oproeptoon onderdrukken (de optie is alleen beschikbaar, als er

geen ander gesprek wordt gevoerd)

Actuele gesprek of conferentiegesprek■ Beëind. - Gesprek beëindigen■ In wacht - Oproep in wacht■ Doorgaan - Gesprek met in wacht gezette oproep voortzetten■ Micr. uit - Microfoon uitschakelen■ Micr. aan - Microfoon inschakelen■ Privé - Oproep naar telefoon overzetten■ Handsfree - Oproep naar apparaat overzetten

Actuele en in wacht gezette oproep■ Beëind. - Actuele gesprek beëindigen■ Wisselges. - Naar de oproep in de wacht terugkeren

50 Bediening

Page 54: B8 Superb OwnersManual

■ Conferentie - Conferentiegesprek tot stand brengen1)

■ Micr. uit - Microfoon uitschakelen■ Micr. aan - Microfoon inschakelen■ Privé - Actuele oproep naar telefoon overzetten■ Handsfree - Actuele oproep naar apparaat overzetten

Symbolen op het displayLadingstoestand van de telefoonaccu1)

Signaalsterkte1)

Een telefoon is met het apparaat verbondenGemiste oproepen (als er meer gemiste oproepen zijn, wordt naast hetsymbool het aantal gemiste oproepen weergegeven)Microfoon uitgeschakeld

Menupunt Hulpsystemen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Menupunt Hulpsystemen kiezen› In het hoofdmenu het menupunt Hulpsystemen kiezen en bevestigen.

of

› De toets in het multifunctiestuurwiel indrukken.

In het menupunt Hulpsystemen kunnen de systemen Front Assist, rijstrook-wisselhulp (Lane Assist), uitparkeerhulp en assistent voor dodehoekcontrolegeactiveerd/gedeactiveerd worden.

Weergave kompasrichting

Afbeelding 33Kompasrichting

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Geldt voor wagens met af fabriek ingebouwd navigatiesysteem.

Op het display worden bij ingeschakeld contact een pijlsymbool en een afkor-ting voor de betreffende kompasrichting (afhankelijk van de actuele rijrichting)weergegeven » Afbeelding 33.

Let opDe kompasrichting kan in het bovenste resp. onderste displaygedeelte afhan-kelijk van andere weergegeven informatie worden getoond.

Eco-tips

Lees en bekijk eerst op bladzijde 48.

Om een zo laag mogelijk brandstofverbruik te bereiken, kunnen op het displaytips voor het verlagen van het verbruik worden weergegeven.

De Eco-tips worden voorafgegaan door de tekst ECOTIP.

Als bijvoorbeeld de airconditioning is ingeschakeld en de ruiten zijn geopend,verschijnt bijvoorbeeld de melding ECOTIP Klimatisering ingeschakeld: ruitensluiten.

Activering/deactivering » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wa-geninstellingen.

Service-intervalindicatie

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Afstand en dagen tot de eerstvolgende servicetermijn weergeven 52Servicemeldingen 52Service-intervalindicatie terugzetten 52

De service-intervalindicatie informeert u over de tijd resp. het aantal kilometertot de volgende servicebeurt.

Informatie over de service-intervallen kunt u vinden in het Serviceplan.

1) Deze functie wordt slechts door enkele mobiele telefoons ondersteund.

51Informatiesysteem

Page 55: B8 Superb OwnersManual

Afstand en dagen tot de eerstvolgende servicetermijn weergeven

Afbeelding 34Toetsen in het instrumentenpa-neel

› Het contact inschakelen.› De toets A » Afbeelding 34 indrukken en ingedrukt houden, tot op het dis-

play het menupunt Servicebeurt wordt weergegeven.› Toets A loslaten.

Op het display verschijnen gedurende 4 seconden het symbool en bijvoor-beeld de volgende meldingen over het aantal kilometers resp. dagen tot devolgende servicebeurt.

Olieservice … / … Inspectie … / …OLIESERVICE IN … OF … INSPECTIE IN … OF …

De weergaven over het nog resterende aantal kilometers en dagen tot de vol-gende servicebeurt kunnen ook in het infotainment worden getoond » In-structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - wageninstellingen.

Servicemeldingen

Meldingen vóór het bereiken van de servicetermijnVoordat de servicetermijn wordt bereikt verschijnt op het display na het in-schakelen van het contact het symbool en een melding met betrekking tothet aantal kilometers resp. dagen tot de volgende servicebeurt.

Meldingen bij het bereiken van de servicetermijnZodra het service-interval is bereikt, verschijnt op het display na het inschake-len van het contact het symbool en bijvoorbeeld de volgende melding.

Olieservice nu!OLIESERVICE NU

of

Inspectie nu!INSPECTIE NU

of

Olieservice en inspectie nu!OLIESERVICE + INSPECTIE NU

Service-intervalindicatie terugzetten

Wij adviseren het terugzetten van de indicatie door een specialist te laten uit-voeren.

Wij adviseren de service-intervalindicatie niet zelf terug te zetten. Anders kande service-interval indicatie mogelijk verkeerd worden ingesteld waardooreventuele storingen aan de wagen zouden kunnen optreden.

Variabel service-intervalBij wagens met variabel service-interval worden na het terugzetten van deolieservice-weergave bij een specialist de waarden van een nieuwe service-in-terval weergegeven, die overeenkomstig de eerdere bedrijfsomstandighedenvan de wagen worden berekend.

Deze waarden worden dan verder continu overeenkomstig de actuele bedrijfs-omstandigheden van de wagen aangepast.

SmartGate

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Verbinding met SmartGate via Wi-Fi 53Verbinding met SmartGate via Wi-Fi Direct 53SmartGate-webinterface 54

SmartGate staat voor een systeem dat bepaalde rijgegevens (zoals o.a. ver-bruik en snelheid) overbrengt via Wi-Fi en Wi-Fi Direct.

De op een compatibel communicatieapparaat (bv. telefoon, tablet) geïnstal-leerde ŠKODA-applicaties bieden de mogelijkheid om overgebrachte gegevensverder te bewerken.

Beschikbare applicaties, een lijst met compatibele communicatieapparaten enmeer informatie over SmartGate staat op de ŠKODA-webpagina's.

52 Bediening

Page 56: B8 Superb OwnersManual

De SmartGate software kan via de applicatie Service App worden bijgewerkt.

Informatie over de beschikbare applicaties die de SmartGate-verbinding onder-steunen is te vinden op de ŠKODA-webpagina's.

ATTENTIE■ De nationale wettelijke voorschriften voor het gebruik van mobiele com-municatieapparaten in de wagen in acht nemen.■ Het aan te sluiten apparaat resp. de houder hiervoor mag niet op de af-dekkingen van de airbags of nabij het werkingsgebied van de airbags wor-den bevestigd.■ Het aangesloten apparaat nooit in het werkingsgebied van een airbag, opeen stoel, het dashboard of op een andere plek laten liggen van waaruit ditbij een plotselinge remmanoeuvre, een wisseling van rijrichting, een onge-val of een aanrijding kan worden weggeslingerd - gevaar voor verwondin-gen!

VOORZICHTIGŠKODA aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor mogelijke problemen als ge-volg van incompatibiliteit resp. onjuiste werking van de communicatieappara-ten resp. de applicaties.

Let op■ De ŠKODA-applicaties ondersteunen communicatieapparaten met het bestu-ringssysteem Android versie 4.x.x en hoger alsmede iOS 7.x.x. en hoger.■ Met SmartGate kan één apparaat met twee ingeschakelde ŠKODA-applica-ties resp. twee apparaten met elk één ingeschakelde ŠKODA-applicatie zijnverbonden.■ Bij vergeten wachtwoord voor de verbinding met SmartGate moet SmartGatedoor een specialist op de fabrieksinstellingen worden teruggezet.

Verbinding met SmartGate via Wi-Fi

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 53.

Voor een succesvolle verbinding moet er aan de volgende voorwaarden zijnvoldaan.

Wi-Fi-verbinding is op het aan te sluiten apparaat ingeschakeld.Het contact is ingeschakeld.

Verbinding opbouwen› In het aan te sluiten apparaat naar beschikbare Wi-Fi-netwerken laten zoe-

ken (zie instructieboekje van het aan te sluiten apparaat).› In het menu van de gevonden netwerken menupunt "SmartGate_..."1) resp.

"DIRECT-SmartGate_..."1) kiezen.› Het wachtwoord ingeven (af fabriek is als wachtwoord het complete chassis-

nummer vooringesteld - hoofdletters ingeven).

Verbinding verbrekenDe verbinding kan op een van de volgende manieren worden verbroken.› Door het verbreken van de verbinding met SmartGate in het aangesloten ap-

paraat.› Door het uitschakelen van de Wi-Fi-verbinding in het aangesloten apparaat.› Door het uitschakelen van het contact gedurende meer dan 5 seconden (bij

wagens met een startknop door het afzetten van de motor en het openenvan het bestuurdersportier).

Automatische verbindingWerd het communicatieapparaat al eens eerder met SmartGate verbonden,dan wordt de verbinding onder de volgende voorwaarden automatisch her-steld.

Wi-Fi-verbinding is op het aan te sluiten apparaat ingeschakeld.Het contact is ingeschakeld.Het aan te sluiten apparaat slaat het voor de verbindingscontrole vereistewachtwoord op.

Verbinding met SmartGate via Wi-Fi Direct

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 53.

Deze manier van verbinden is bedoeld voor communicatieapparaten en appli-caties die een verbinding via Wi-Fi Direct ondersteunen.

Verbinding opbouwen› Het contact inschakelen.› Op het aan te sluiten apparaat de ŠKODA-applicatie met ondersteuning voor

een verbinding via Wi-Fi Direct starten.› In de applicatie de verbindingsfunctie (bv. "Connect") kiezen, deze start het

zoeken naar beschikbare apparaten die Wi-Fi Direct ondersteunen.

1) Op de plaats ... worden de laatste zes symbolen van het chassisnummer van de wagen weergegeven.

53Informatiesysteem

Page 57: B8 Superb OwnersManual

› In het menu met gevonden netwerken het menupunt met "SmartGate_..."1)

kiezen.› De pincode ingeven (af fabriek is als wachtwoord de laatste zes cijfers van

het chassisnummer ingesteld).

Wilt u de verbinding met SmartGate in een andere wagen opbouwen, danmoet na het starten van de applicatie eerst de voorgaande verbinding wordenverbroken door de verbreekfunctie (bv. "Disconnect") te kiezen.

Verbinding verbrekenDe verbinding kan op een van de volgende manieren worden verbroken.› In de applicatie wordt de verbreekfunctie (bv. "Disconnect") gekozen.› Door het uitschakelen van de Wi-Fi Direct-verbinding in het aangesloten ap-

paraat.› Door het uitschakelen van het contact gedurende meer dan 5 seconden (bij

wagens met een startknop door het afzetten van de motor en het openenvan het bestuurdersportier).

Automatische verbindingWerd het communicatieapparaat al eens eerder met SmartGate verbonden,dan wordt de verbinding na het starten van de applicatie automatisch her-steld.

SmartGate-webinterface

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 53.

In de SmartGate-webinterface is het mogelijk, SmartGate en de Wi-Fi-verbin-ding naar SmartGate in te stellen.

In de webbrowser van het via Wi-Fi aangesloten apparaat het volgende adresingeven.

HTTP://192.168.123.1

De gewijzigde instellingen zijn pas merkbaar na het indrukken van de regels"Save" en "Reboot".

Ontgrendelen en openen

Ontgrendelen en vergrendelen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Met de afstandsbediening ontgrendelen/vergrendelen 55KESSY-noodsleutel verwijderen 56Ontgrendelen/vergrendelen - KESSY 56Wagen met de toets voor de centrale vergrendelingvergrendelen/ontgrendelen 57Safebeveiliging 57Individuele instellingen 58Portier openen/sluiten 58Kindersloten 59Storingen 59

Uw wagen is uitgerust met een centraal vergrendelingssysteem.

Met de centrale vergrendeling is het mogelijk, alle portieren, de tankklep en deachterklep tegelijkertijd te ontgrendelen resp. vergrendelen. De functies vande centrale vergrendeling kunnen individueel worden ingesteld » pagina 58.

Na het ontgrendelen geldt afhankelijk van de wagenuitrusting en de instel-ling van de centrale vergrendeling het volgende.› Het ontgrendelen van de wagen wordt weergegeven door het tweemaal

knipperen van de knipperlichten.› Bij wagen die met een alarmsysteem zijn uitgerust, klinkt tevens tweemaal

een geluidssignaal.› De portieren, de achterklep en de tankklep worden ontgrendeld.› De binnenverlichting gaat branden.› De safebeveiliging wordt uitgeschakeld.› Het controlelampje in het bestuurdersportier stopt met knipperen.› De buitenspiegels worden in de rijstand gezet.› Het alarmsysteem wordt gedeactiveerd.

1) Op de plaats ... worden de laatste zes symbolen van het chassisnummer van de wagen weergegeven.

54 Bediening

Page 58: B8 Superb OwnersManual

Na het vergrendelen geldt afhankelijk van de wagenuitrusting en de instel-ling van de centrale vergrendeling het volgende.› Het vergrendelen van de wagen wordt weergegeven door het eenmaal knip-

peren van de knipperlichten.› Bij wagen die met een alarmsysteem zijn uitgerust, klinkt tevens een ge-

luidssignaal.› De portieren, de achterklep en de tankklep worden vergrendeld.› De binnenverlichting gaat uit.› De safebeveiliging wordt ingeschakeld.› Het controlelampje in het bestuurdersportier begint te knipperen.› De buitenspiegels worden in de parkeerstand gezet.› Het alarmsysteem wordt geactiveerd.

Als er bij het vergrendelen van de wagen enkele portieren of de achterklepniet gesloten zijn, knipperen de knipperlichten pas na het sluiten.

Bescherming tegen ongewenste wagenontgrendelingAls u de wagen ontgrendelt en daarna binnen 45 seconden geen portier of deachterklep opent, wordt de wagen automatisch weer vergrendeld en wordt desafebeveiliging resp. het alarmsysteem weer ingeschakeld.

ATTENTIE■ Bij het verlaten van de wagen de sleutel nooit in de wagen achterlaten.Onbevoegde personen, bijvoorbeeld kinderen, zouden bijvoorbeeld de wa-gen kunnen vergrendelen, het contact kunnen inschakelen of de motorkunnen starten - er bestaat gevaar voor verwondingen en ongevallen!■ Bij het verlaten van de wagen nooit personen, die niet volledig zelfstan-dig zijn, bijvoorbeeld kinderen, zonder toezicht in de wagen achterlaten.Deze personen zouden mogelijkerwijze niet in staat zijn, de wagen zelf-standig te verlaten of zichzelf te redden. Bij bijzonder hoge of bijzonder la-ge temperaturen bestaat er levensgevaar!

VOORZICHTIG■ Elke sleutel bevat elektronische componenten; u dient de sleutels dan ooktegen vocht en harde schokken te beschermen.■ De groef in de sleutel absoluut schoon houden. Verontreinigingen (textielve-zels, stof en dergelijke) kunnen de werking van de slotcilinder en van het con-tactslot negatief beïnvloeden.■ Als het bestuurdersportier geopend is, kan de wagen niet worden vergren-deld.

Met de afstandsbediening ontgrendelen/vergrendelen

Afbeelding 35 Sleutel: Sleutel / KESSY

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

Functie en beschrijving van de sleutel » Afbeelding 35Wagen ontgrendelenWagen vergrendelenAfhankelijk van de uitrusting:› Achterklep ontgrendelen (wagens met handmatige bediening)› Achterklep openen/sluiten/beweging van achterklep stoppen (wagens

met elektrische bediening)Toets voor uitklappen/inklappen van sleutelControlelampje voor accutoestandAls de batterij leeg is, knippert na het indrukken van een toets op de sleu-tel het rode controlelampje niet.

Achterklep ontgrendelen voor wagens met handmatige bedieningDoor kort indrukken van de symbooltoets wordt de achterklep ontgren-deld.

Door lang indrukken van de symbooltoets wordt de achterklep ontgren-deld (gedeeltelijk geopend).

Als de achterklep met de symbooltoets op de afstandsbediening wordtontgrendeld, dan wordt de klep na het sluiten automatisch vergrendeld. Er kaneen vertraagde vergrendeling worden ingesteld » pagina 61.

A

B

55Ontgrendelen en openen

Page 59: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ De werking van de afstandsbediening kan door interferentie van zenders inde buurt van de wagen die op dezelfde frequentie werken tijdelijk worden ge-stoord.■ Het bereik van de sleutel met radiografische afstandsbediening bedraagt cir-ca 30 m. Als de batterij bijna leeg is, neemt het bereik van de afstandsbedie-ning af.■ Als de centrale vergrendeling alleen vanaf een afstand van minder dan 3 mop de afstandsbediening reageert, moet de batterij worden vervangen » pagi-na 242.

Let opDe afstandsbediening alleen dan bedienen, als de wagen kan worden gezien.

KESSY-noodsleutel verwijderen

Afbeelding 36 KESSY-sleutel

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

› De blokkeringsnok A in pijlrichting 1 ontgrendelen » Afbeelding 36.› De noodsleutel B in pijlrichting 2 verwijderen.

Ontgrendelen/vergrendelen - KESSY

Afbeelding 37 Portiergreep van voorportier

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

Met het KESSY-systeem (Keyless Entry Start Exit System) is een ontgrendelingen vergrendeling van de wagen mogelijk zonder actief gebruik van de sleutel» Afbeelding 37.

OntgrendelenVergrendelen

Bij het ont- resp. vergrendelen moet de sleutel maximaal 1,5 meter van de por-tiergreep zijn.

VergrendelenBij wagens met automatische versnellingsbak moet voor het vergrendelen dekeuzehendel in stand P worden gezet.

De wagen kan niet van buiten worden vergrendeld als het contact niet is uit-geschakeld.

Na het vergrendelen van de wagen is het niet mogelijk om deze binnen de vol-gende 2 seconden door het vastpakken van de portiergreep te ontgrendelen.Daardoor kan er worden gecontroleerd of de wagen is vergrendeld.

Beveiliging tegen per ongeluk achterlaten van de sleutel in de wagenAls de sleutel waarmee de wagen is vergrendeld in de wagen achterblijft,wordt de wagen automatisch ontgrendeld. Het ontgrendelen van de wagenwordt weergegeven door het viermaal knipperen van de knipperlichten. Alsbinnen circa 45 seconden er geen portier wordt geopend, wordt de wagen au-tomatisch weer vergrendeld.

56 Bediening

Page 60: B8 Superb OwnersManual

Als de sleutel waarmee de wagen is vergrendeld in de bagageruimte achter-blijft, wordt de achterklep gedeeltelijk geopend. Het opnieuw gedeeltelijk ope-nen wordt weergegeven door het viermaal knipperen van de knipperlichten.De achterklep blijft ontgrendeld (gedeeltelijk geopend). De portieren blijvenvergrendeld.

Op het display in het instrumentenpaneel wordt de volgende melding weerge-geven.

Sleutel in de wagen.SLEUTEL IN DE WAGEN

VOORZICHTIG■ Enkele handschoensoorten kunnen de ontgrendelings- resp. vergrendelings-functie in de portiergreep beperken.■ Na het verlaten van de wagen wordt deze niet automatisch vergrendeld.

Wagen met de toets voor de centrale vergrendelingvergrendelen/ontgrendelen

Afbeelding 38Toets voor de centrale vergren-deling

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

Als de wagen niet van buitenaf is vergrendeld en er geen portier geopend is,kan deze met de toets » Afbeelding 38 ont- of vergrendeld worden.

De vergrendeling wordt door het in de toets brandende symbool bevestigd.

De toets werkt ook bij uitgeschakeld contact.

Na het vergrendelen geldt het volgende.› Het openen van de portieren en de achterklep van buitenaf is niet mogelijk.› De portieren kunnen door eenmaal aan de portiergreep van het betreffende

portier te trekken van binnenuit worden ontgrendeld en worden geopend.

ATTENTIEVan binnenuit vergrendelde portieren maken het hulpverleners in gevalvan nood moeilijk in de wagen te komen - levensgevaar!

Safebeveiliging

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

Zodra de wagen van buitenaf wordt vergrendeld, wordt het openen van deportieren van binnenuit door de safebeveiliging voorkomen.

Op deze functie wordt na het uitschakelen van het contact geattendeerd doorde volgende melding op het display in het instrumentenpaneel.

Let op SAFEvergrendeling! Instructieboekje!LET OP SAFELOCK

Na het vergrendelen van de wagen knippert het controlelampje in het be-stuurdersportier circa 2 seconden snel, daarna begint het gelijkmatig en metlangere tussenpozen te knipperen.

UitschakelenDe safebeveiliging kan op een van de volgende manieren worden uitgescha-keld.› Door dubbel vergrendelen binnen 2 seconden.› Door de deactivering van de toets voor interieurbewaking en afsleepalarm

» pagina 60.

Het controlelampje in het bestuurdersportier knippert snel gedurende circa 2seconden, gaat vervolgens uit en begint na circa 30 seconden langzaam teknipperen.

Als de wagen is vergrendeld terwijl de safebeveiliging is uitgeschakeld, kanhet portier afzonderlijk van binnenuit worden geopend door eenmaal aan deportiergreep te trekken.

De safebeveiliging wordt ingeschakeld als de wagen weer wordt vergrendeld.

ATTENTIEBij een vergrendelde wagen met ingeschakelde safebeveiliging mogengeen personen in de wagen achterblijven, omdat van binnenuit noch deportieren, noch de ruiten kunnen worden geopend. De vergrendelde portie-ren maken het hulpverleners in geval van nood moeilijk in de wagen te ko-men - levensgevaar!

57Ontgrendelen en openen

Page 61: B8 Superb OwnersManual

Individuele instellingen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

De volgende functies van de centrale vergrendeling kunnen individueel in hetinfotainment worden ingesteld » Instructieboekje infotainment, hoofd-stuk CAR - Wageninstellingen.

EénportierontgrendelingDe functie biedt de mogelijkheid om alleen het bestuurdersportier en de tank-klep met de sleutel te ontgrendelen. KESSY biedt de mogelijkheid voor hetontgrendelen van één portier en de tankklep, afhankelijk van de plaats waarde sleutel zich bevindt. De overige portieren en de achterklep ontgrendelenpas bij het nogmaals ontgrendelen.

Portieren aan een zijde ontgrendelenMet deze functie is het mogelijk de beide portieren aan bestuurderszijde en detankklep met de sleutel te ontgrendelen. KESSY biedt de mogelijkheid voor hetontgrendelen van beide portieren aan één wagenzijde en de tankklep, afhan-kelijk van de plaats waar de sleutel zich bevindt. De overige portieren en deachterklep ontgrendelen pas bij het nogmaals ontgrendelen.

Alle portieren ontgrendelenDe functie biedt de mogelijkheid om alle portieren, de achterklep en de tank-klep te ontgrendelen.

Automatisch vergrendelen/ontgrendelenDe functie biedt de mogelijkheid voor het vergrendelen van alle portieren ende achterklep vanaf een snelheid van circa 15 km/h. De toets in de greep vande achterklep wordt gedeactiveerd.

Het opnieuw automatisch ontgrendelen van alle portieren en de achterklepgebeurt bij het eruit trekken van de contactsleutel of bij het openen van eenwillekeurig portier. Bij wagens met het KESSY-systeem gebeurt dit bij het ope-nen van een willekeurig portier.

De wagen kan worden ontgrendeld door de knop voor centrale vergrendeling in de middenconsole in te drukken » pagina 57.

Akoestische signalen bij ontgrendelen/vergrendelenBij wagens met alarmsysteem kunnen de akoestische signalen in het infotain-ment » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingenworden geactiveerd/gedeactiveerd.

Portier openen/sluiten

Afbeelding 39 Portiergreep / portiergreep

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

Van buitenaf openen› De wagen ontgrendelen.› In pijlrichting aan portiergreep A trekken » Afbeelding 39.

Van binnenuit openen› Aan de portiergreep B van het portier trekken en het portier van u af druk-

ken.

Van binnenuit sluiten› Het portier met portiergreep C sluiten.

ATTENTIE■ Let erop dat het portier goed gesloten is, anders zou dit tijdens het rijdenplotseling open kunnen gaan - levensgevaar!■ Het portier alleen openen en sluiten als zich geen persoon in het ope-nings- resp. sluitgebied bevindt - gevaar voor verwondingen!■ Een geopend portier kan bij sterke wind of op een helling automatischdichtvallen - gevaar voor verwondingen!■ Nooit met geopende portieren rijden - dit is levensgevaarlijk!

58 Bediening

Page 62: B8 Superb OwnersManual

Kindersloten

Afbeelding 40 Achterportier: kinderslot in-/uitschakelen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

De kindersloten voorkomen dat de achterportieren van binnenuit kunnen wor-den geopend. U kunt het portier alleen van buitenaf openen.

kinderslot in-/uitschakelen » Afbeelding 40InschakelenUitschakelen

Het kinderslot wordt met de sleutel in- en uitgeschakeld.

Storingen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 55.

Storing in centrale vergrendelingAls het controlelampje in het bestuurdersportier eerst circa 2 seconden snelknippert, daarna circa 30 seconden continu blijft branden en vervolgens lang-zaam gaat knipperen, moet de hulp van een specialist worden ingeroepen.

Bij een storing in de centrale vergrendeling kan met de sleutel alleen het be-stuurdersportier worden ont- resp. vergrendeld. De overige portieren en deachterklep kunnen handmatig worden ver- resp. ontgrendeld.› Ont-/vergrendeling van bestuurdersportier » pagina 244.› Portier vergrendelen » pagina 244.› Achterklep ontgrendelen » pagina 244.

Storing in KESSY-systeemVerschijnt op het display in het instrumentenpaneel de volgende melding, dancontact opnemen met een specialist.

Keyless defect.KEYLESS DEFECT

Sleutelbatterij ontladenAls de spanning in de sleutelbatterij te laag is, verschijnt op het display in hetinstrumentenpaneel de volgende melding.

Batterij van sleutel vervangen!SLEUTEL BATTERIJ VERVANGEN

De batterij vervangen » pagina 242.

Alarmsysteem

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Interieurbewaking en afsleepalarm 60

Het alarmsysteem verhoogt de beveiliging tegen diefstal van de wagen en in-braakpogingen in de wagen.

Het alarmsysteem wordt circa 30 seconden na het vergrendelen van de wagenautomatisch ingeschakeld. Na het ontgrendelen wordt dit automatisch ge-deactiveerd.

Het alarmsysteem geeft akoestische en optische waarschuwingssignalen bijeen poging tot inbraak in de wagen of diefstal van de wagen (hierna alleennog als alarm benoemd).

Activering van een alarmHet alarm wordt geactiveerd, indien bij een vergrendelde wagen de volgendeonbevoegde handelingen worden verricht.› Openen van de motorkap.› Openen van de achterklep.› Openen van de portieren.› Manipulatie van het contactslot.› Afslepen van de wagen.› Beweging in de wagen.› Plotselinge en duidelijke spanningsdaling van de elektrische installatie.› Afkoppelen van de aanhangwagen.

59Ontgrendelen en openen

Page 63: B8 Superb OwnersManual

Als het bestuurdersportier via de slotcilinder wordt ontgrendeld en geopend,wordt het alarmsysteem geactiveerd.

Alarm uitschakelenHet alarm wordt uitgeschakeld door toets op de sleutel in te drukken of doorhet contact in te schakelen.

VOORZICHTIGOm een correcte werking van het alarmsysteem te waarborgen, moet voor hetverlaten van de wagen worden gecontroleerd of alle portieren, alle ruiten enhet schuif-kanteldak zijn gesloten.

Let opHet alarmsysteem beschikt over een eigen voedingsbron. De levensduur vande voedingsbron bedraagt 5 jaar.

Interieurbewaking en afsleepalarm

Afbeelding 41Toets van interieurbewaking enafsleepalarm

Lees en bekijk eerst op bladzijde 60.

De interieurbewaking activeert het alarm als er een beweging in de vergren-delde wagen wordt geregistreerd.

Het afsleepalarm activeert het alarm als er een kanteling van de vergrendeldewagen wordt geregistreerd.

De interieurbewaking en het afsleepalarm uitschakelen als de mogelijkheidbestaat dat het alarm zal afgaan door bewegingen in het interieur (bijvoor-beeld door personen of huisdieren) resp. als de wagen wordt vervoerd (bijvoor-beeld per spoor of boot) of moet worden afgesleept.

Uitschakelen› Het contact uitschakelen.› Het bestuurdersportier openen.

› Op de toets op de B-stijl aan bestuurderszijde drukken » Afbeelding 41.

In de toets verandert de verlichting van het symbool van wit naar oranje.

› De wagen binnen 30 seconden vergrendelen.

Door de deactivering van de interieurbewaking en het afsleepalarm wordt desafebeveiliging uitgeschakeld.

VOORZICHTIGEen geopend brillenvak veroorzaakt een verminderde werking van de interi-eurbewaking. Om een ongehinderde werking van de interieurbewaking tewaarborgen, moet voor het vergrendelen van de wagen altijd het brillenvakworden gesloten.

Achterklep

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Achterklep openen/sluiten 61Vertraagde vergrendeling van achterklep 61

Bij het sluiten van de achterklep niet op de achterruit drukken.

Na het sluiten controleren of de achterklep goed is vergrendeld.

Bij het wegrijden, vanaf een snelheid van meer dan 5 km/h, wordt de functievan de toets in de greep boven de kentekenplaat uitgeschakeld. Na het stop-pen en openen van het portier wordt deze functie weer ingeschakeld.

ATTENTIE■ Nooit met een geopende achterklep rijden, omdat dan giftige uitlaatgas-sen het interieur kunnen binnendringen - gevaar voor vergiftiging!■ Erop letten dat bij het sluiten van de achterklep geen lichaamsdelen wor-den ingeklemd - gevaar voor verwondingen!

60 Bediening

Page 64: B8 Superb OwnersManual

Achterklep openen/sluiten

Afbeelding 42 Achterklep openen en sluiten

Lees en bekijk eerst op bladzijde 60.

Bij wagens zonder KESSY kan na het ontgrendelen van de wagen, de achter-klep met de toets in de greep boven de kentekenplaat worden geopend.

Openen› De toets A in pijlrichting 1 drukken » Afbeelding 42.› De klep in pijlrichting 2 oplichten.

Sluiten› De houder B vastpakken en in pijlrichting 3 trekken.

Vertraagde vergrendeling van achterklep

Lees en bekijk eerst op bladzijde 60.

Als de achterklep met de symbooltoets op de sleutel wordt ontgrendeld,dan wordt de klep na het sluiten automatisch weer vergrendeld.

De tijd waarna de achterklep na het sluiten automatisch wordt vergrendeld,kan door een specialist worden verlengd.

VOORZICHTIGVoordat de achterklep automatisch wordt vergrendeld, is het ongewenst bin-nendringen in de wagen mogelijk. We adviseren daarom de wagen met desymbooltoets op de sleutel te vergrendelen.

Elektrische achterklep

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bedieningsbeschrijving 62Bovenste stand van de klep instellen 62Functiestoringen 63Achterklep zonder aanraken openen 63

De achterklep (hierna alleen nog klep genoemd) kan elektrisch en in noodge-vallen handmatig worden bediend » pagina 63.

Indien de klep bij het openen of sluiten op een obstakel stoot, stopt deze enklinkt er een geluidssignaal. Bij het sluiten wordt de klep tevens opgelicht.

ATTENTIE■ Na het sluiten controleren of de klep goed is vergrendeld. Anders zou deklep tijdens het rijden plotseling open kunnen gaan, ook wanneer deze isvergrendeld - gevaar voor ongevallen!■ Nooit met een geopende klep rijden, omdat dan giftige uitlaatgassen hetinterieur kunnen binnendringen - gevaar voor vergiftiging!■ Erop letten dat bij het sluiten van de achterklep geen lichaamsdelen wor-den ingeklemd - gevaar voor verwondingen!

VOORZICHTIGNiet proberen om de klep tijdens het elektrisch sluiten met de hand te sluiten -er bestaat gevaar voor beschadiging van het systeem van de elektrische klep-bediening.

VOORZICHTIG■ Vóór het openen resp. sluiten van de klep controleren of zich in het ope-nings- resp. sluitbereik van de klep geen voorwerpen bevinden die de bewe-ging zouden kunnen hinderen (bijvoorbeeld lading op de dakdragers of op deaanhangwagen enzovoort) - gevaar voor beschadiging van de klep!■ Indien de klep belast is (bijvoorbeeld door een laag sneeuw) kan het openenvan de klep onder bepaalde omstandigheden stoppen. De sneeuw verwijderenom de elektrische bediening weer te activeren.

61Ontgrendelen en openen

Page 65: B8 Superb OwnersManual

■ Als de klep zelfstandig sluit (bijvoorbeeld door een laag sneeuw) klinkt eenonderbroken signaaltoon.■ De klep moet altijd worden gesloten voordat de accukabels worden losge-maakt.

Bedieningsbeschrijving

Afbeelding 43 Klepbediening

Afbeelding 44 Toets voor klepbediening / toets op de sleutel

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 61.

Klep openenDe klep kan op een van de volgende manieren worden geopend.› Door het indrukken van greep A » Afbeelding 43.› Door het indrukken van toets C » Afbeelding 44.› Door het indrukken van de symbooltoets op de sleutel (gedurende circa 1

seconde).

Klep sluitenDe klep kan op een van de volgende manieren worden gesloten.› Door het indrukken van toets B » Afbeelding 43.› Door het indrukken van de symbooltoets op de sleutel (gedurende circa 1

seconde). Geldt voor wagens met KESSY. De sleutel moet zich binnen eenmaximumafstand van circa 2 meter bevinden.

› Door het indrukken van greep A » Afbeelding 43.› Door kort indrukken van de klep in sluitrichting.

Klepbeweging stoppenDe klepbeweging kan op een van de volgende manieren worden gestopt.› Door het indrukken van toets B » Afbeelding 43.› Door het indrukken van toets C » Afbeelding 44.› Door het indrukken van de symbooltoets op de sleutel (gedurende circa 1

seconde).› Door het indrukken van greep A » Afbeelding 43.

Bij het openen resp. sluiten van de klep met de symbooltoets op de sleutelof de toets C » Afbeelding 44 klinken er akoestische signalen.

Let opAls tijdens het openen en sluiten van de achterklep haastig wordt ingestapt,kan er een schok in de wagen optreden, waardoor de beweging van de klepwordt onderbroken.

Bovenste stand van de klep instellen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 61.

In geval van een beperkt beschikbare ruimte voor het openen van de klep (bij-voorbeeld garageplafond) of voor een comfortabelere bediening (bijvoorbeeldafhankelijk van de lichaamslengte) is het handig om de bovenste stand van deklep te wijzigen.

Instellen› De klep in de gewenste positie (elektrisch of handmatig) vasthouden.› Op toets B » Afbeelding 43 op pagina 62 drukken en langer dan 3 seconden

ingedrukt houden.

De instelling van de bovenste klepstand wordt met een akoestisch signaal be-vestigd.

Wissen› De klep voorzichtig, handmatig tot de aanslag optillen.

62 Bediening

Page 66: B8 Superb OwnersManual

› Op toets B » Afbeelding 43 op pagina 62 drukken en langer dan 3 secondeningedrukt houden.

Er klinkt een akoestisch signaal. De oorspronkelijk ingestelde stand wordt ge-wist en de bovenste klepstand ingesteld.

Let opDe bovenste positie die bij het automatisch openen van de klep wordt bereikt,is altijd lager dan de maximale bovenste positie die bij met handmatig openenvan de klep is te bereiken.

Functiestoringen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 61.

Voorbeelden van functiestoringenBeschrijving van de storing Oplossing

De klep kan niet worden ge-opend

Ontgrendelen van de klep » pagina 244

De klep reageert niet op eenopeningssignaal

Een eventueel obstakel (bijvoorbeeld sneeuw)verwijderen, de klep opnieuw openen » pagina62 Drukken op de handgreep A » Afbeelding 43op pagina 62 en omhoogtrekken van de ach-terklep

De klep blijft in de bovenstepositie staan

Het handmatig sluiten van de klepDe klep is geopend en de ac-cukabels zijn losgemaakt.

Handmatig sluitenDe klep langzaam en volledig sluiten. Let er bij het nadrukken van de klep inhet slot op dat in het midden van de rand boven het ŠKODA-logo wordt ge-drukt.

Achterklep zonder aanraken openen

Afbeelding 45Achterklep openen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 61.

Afhankelijk van de uitrusting kan de achterklep zonder aanraken worden geo-pend.

OpenenHet contact moet uitgeschakeld zijn.

› Met de sleutel in het midden bij de achterbumper gaan staan.› Bij de sensor een voet snel onder de achterbumper in pijlrichting bewegen

» Afbeelding 45.

Het remlicht in de achterklep gaat branden en de klep gaat automatisch open.

Als de klep niet open gaat, dan moet de openingsbeweging na enkele secon-den worden herhaald.

Deze functie kan in het infotainment worden geactiveerd/gedeactiveerd » In-structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

We adviseren om de functie in de volgende gevallen te deactiveren› Montage van een dakdrager.› Aankoppelen van een aanhangwagen.› Met de hand wassen van de wagen.› Onderhoud en reparaties in de buurt van het openingsbereik van de achter-

klep.

Bij het aansluiten van een apparaat op het aanhangwagenstopcontact wordtde functie gedeactiveerd.

63Ontgrendelen en openen

Page 67: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIEBij het openen van de achterklep moet erop worden gelet dat er zich geenpersonen in het openingsbereik van de klep bevinden - er bestaat gevaarvoor verwondingen!

Let opBij hevige regen of vervuilde achterbumper kan de functie voor het zonderaanraken openen van de achterklep onder omstandigheden beperkt zijn of au-tomatisch gedeactiveerd zijn.

Ruitbediening

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Ruit openen/sluiten 64Ruiten in het bijrijdersportier en in de achterportieren openen/sluiten 65Sluitkrachtbegrenzing 65Ruitcomfortbediening 66Functiestoringen 66

De ruiten in de portieren kunnen elektrisch via de in het betreffende portieraanwezige schakelaars worden bediend.

ATTENTIEHet systeem is uitgerust met een sluitkrachtbegrenzing » pagina 65. Bijweerstand door een obstakel wordt het sluiten onderbroken en gaat deruit weer enkele centimeters omlaag. De ruiten moeten desondanks voor-zichtig worden gesloten - gevaar voor verwondingen!

VOORZICHTIG■ Als de ruiten bevroren zijn, eerst het ijs » pagina 202, Ruiten en buitenspie-gels verwijderen en pas dan de ruitbediening in werking stellen, omdat andersde ruitafdichting en het ruitmechanisme beschadigd kunnen raken.■ In de winter kan ijsvorming bij het sluiten van de ruiten extra weerstand ver-oorzaken. De ruit stopt en beweegt weer enkele centimeters omlaag. Om deruit toch te kunnen sluiten, moet de sluitkrachtbegrenzing worden uitgescha-keld » pagina 65.■ Bij het verlaten van de vergrendelde wagen erop letten dat de ruiten zijn ge-sloten.

■ De ruiten schoon houden, om een correcte werking van de elektrische ruit-bedieningen te waarborgen.■ De ruiten moeten altijd worden gesloten voordat de accukabels worden los-gemaakt.

Milieu-aanwijzingBij hoge snelheden moeten de ruiten worden gesloten om een onnodig hoogbrandstofverbruik te voorkomen.

Let opVoor het ventileren van het interieur tijdens het rijden bij voorkeur gebruikma-ken van het aanwezige verwarmings-, airconditioning- en ventilatiesysteem.Als de ruiten openstaan, kan er stof of ander vuil in de wagen terechtkomenen kan er bovendien bij bepaalde snelheden windgeruis ontstaan.

Ruit openen/sluiten

Afbeelding 46Schakelaars voor de ruitbedie-ning

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 64.

Alle ruiten kunnen vanaf de bestuurdersplaats worden bediend.

Schakelaars voor de ruitbediening » Afbeelding 46LinkervoorportierRechtervoorportierLinkerachterportierRechterachterportierDeactivering/activering van de schakelaars in de achterportieren

Openen› De betreffende schakelaar iets indrukken en zo lang ingedrukt houden, tot

de ruit de gewenste stand heeft bereikt.

Na het loslaten van de schakelaar stopt de ruit.

A

B

C

D

E

64 Bediening

Page 68: B8 Superb OwnersManual

De ruit kan automatisch volledig worden geopend door kort tot de aanslag opde schakelaar te drukken. Bij het opnieuw indrukken van de schakelaar stoptde ruit.

Sluiten› De bovenzijde van de betreffende schakelaar iets aantrekken en zo lang

vasthouden, tot de ruit de gewenste stand heeft bereikt.

Na het loslaten van de schakelaar stopt de ruit.

De ruit kan automatisch volledig worden gesloten door de schakelaar tot deaanslag omhoog te trekken. Door opnieuw aan de schakelaar te trekken stoptde ruit.

Schakelaars in de achterportieren deactiveren/activeren› Schakelaar E » Afbeelding 46 indrukken.

Als de schakelaars in de achterportieren zijn gedeactiveerd, brandt het contro-lelampje in de schakelaar E .

Als het contact wordt uitgeschakeld, kunnen de ruiten nog circa 10 minutenworden geopend of gesloten.

Na het openen van het bestuurders- of bijrijdersportier is bediening van de ruitalleen via de schakelaar A » Afbeelding 46 mogelijk, als deze gedurende circa2 seconden wordt ingedrukt resp. wordt aangetrokken.

Het ruitbedieningsmechanisme is met een oververhittingsbeveiliging uitge-rust. Bij het vaak open en sluiten van de ruit kan deze beveiliging in werkingtreden. Dit leidt tot een tijdelijke blokkering van de ruitbediening. Zodra deoververhittingsbeveiliging is uitgeschakeld, kan de ruit weer worden bediend.

ATTENTIEAls er op de zitplaatsen achterin personen worden vervoerd, die niet volle-dig zelfstandig zijn, bijvoorbeeld kinderen, wordt er geadviseerd om deschakelaars in de achterportieren met schakelaar E te deactiveren.

Ruiten in het bijrijdersportier en in de achterportierenopenen/sluiten

Afbeelding 47Schakelaar van ruitbediening

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 64.

In het bijrijdersportier en in de achterportieren bevindt zich een schakelaarvoor de betreffende ruit.

Openen› De schakelaar iets indrukken en zo lang ingedrukt houden, tot de ruit de ge-

wenste stand heeft bereikt.

Na het loslaten van de schakelaar stopt de ruit.

De ruit kan automatisch volledig worden geopend door kort tot de aanslag opde schakelaar te drukken. Bij het opnieuw indrukken van de schakelaar stoptde ruit.

Sluiten› De bovenzijde van de schakelaar iets omhoogtrekken en zo lang vasthouden,

tot de ruit de gewenste stand heeft bereikt.

Na het loslaten van de schakelaar stopt de ruit.

De ruit kan automatisch volledig worden gesloten door de schakelaar tot deaanslag omhoog te trekken. Door opnieuw aan de schakelaar te trekken stoptde ruit.

Sluitkrachtbegrenzing

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 64.

Het systeem van de elektrische ruitbediening is uitgerust met een sluitkracht-begrenzing .

65Ontgrendelen en openen

Page 69: B8 Superb OwnersManual

Bij weerstand door een obstakel wordt het sluiten onderbroken en gaat de ruitweer enkele centimeters omlaag.

Als het obstakel het sluiten van de ruit gedurende 10 seconden verhindert,wordt de sluitprocedure opnieuw onderbroken en gaat de ruit enkele centime-ters omlaag.

Als wordt geprobeerd de ruit te sluiten binnen 10 seconden nadat deze voorde tweede keer weer enkele centimeters is geopend en het obstakel nogsteeds niet is verwijderd, wordt de sluitprocedure slechts onderbroken. Gedu-rende deze periode is het niet mogelijk de ruit automatisch te sluiten. De sluit-krachtbegrenzing is nog ingeschakeld.

De sluitkrachtbegrenzing is pas uitgeschakeld als binnen de volgende 10 se-conden wordt geprobeerd de ruit te sluiten - de ruit wordt nu met volle krachtgesloten!

Als u langer dan 10 seconden wacht, is de sluitkrachtbegrenzing weer inge-schakeld.

Ruitcomfortbediening

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 64.

De comfortbediening van de ruiten biedt de mogelijkheid om alle ruiten ineenste openen resp. te sluiten.

Ruit-comfortbediening instellen » Instructieboekje infotainment, hoofd-stuk CAR - Wageninstellingen.

De comfortbediening kan op een van de volgende manieren plaatsvinden.

Openen› De symbooltoets op de sleutel ingedrukt houden.› De knop A » Afbeelding 46 op pagina 64 in de openingsstand houden.

Sluiten› De symbooltoets op de sleutel ingedrukt houden.› De knop A » Afbeelding 46 op pagina 64 in de sluitstand houden.› Bij het KESSY-systeem de plek » Afbeelding 37 op pagina 56 met de vin-

gers aanraken.

Voorwaarde voor de correcte werking van de comfortbediening van de ruitenis het functioneren van het automatisch openen resp. sluiten van alle ruiten.

Door het loslaten van de betreffende schakelaar wordt de beweging van deruit gestopt.

Functiestoringen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 64.

Als de accukabels zijn los- en vastgemaakt, kan het gebeuren dat de elektri-sche automatische ruitbediening niet functioneert. Het systeem moet wordengeactiveerd.

Activeringsprocedure› Het contact inschakelen.› Aan de bovenzijde van de betreffende schakelaar trekken en de ruit sluiten.› De schakelaar loslaten.› De betreffende schakelaar opnieuw gedurende circa 1 seconden naar boven

trekken en vasthouden.

Panorama-schuif-kanteldak

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bediening 67Krachtbegrenzing 67Comfortbediening van schuif-kanteldak 67Functiestoringen van schuif-kanteldak 68Handmatige bediening van het rolgordijn 68Elektrische bediening van het rolgordijn 68Functiestoringen van het rolgordijn 69

Het panorama-schuif-kanteldak, (hierna schuif-kanteldak), kan alleen bij inge-schakeld contact en tot een buitentemperatuur van -20 °C worden bediend.

Nadat het contact is uitgeschakeld, kunt u het schuif-kanteldak nog circa 10minuten bedienen. Zodra echter het bestuurders- of bijrijdersportier wordt ge-opend, kan het schuif-kanteldak niet meer worden bediend.

VOORZICHTIGVóór het loskoppelen van de accu moet het schuif-kanteldak worden gesloten.

66 Bediening

Page 70: B8 Superb OwnersManual

Bediening

Afbeelding 48 Bediening van het schuif-kanteldak

Lees en bekijk eerst op bladzijde 66.

Bediening van het schuif-kanteldak » Afbeelding 48Stapsgewijs omhoogkantelenVolledig omhoogkantelenStapsgewijs sluitenVolledig sluitenStapgewijs openen (openschuiven)Volledig openen (openschuiven)Stapsgewijs sluitenVolledig sluiten

ATTENTIEBij de bediening van het schuif-kanteldak voorzichtig handelen om verwon-dingen door knellen te voorkomen - gevaar voor verwondingen!

VOORZICHTIGIn de winterperiode moet u vóór het openen eventueel aanwezig ijs en snee-uw van het schuif-kanteldak verwijderen om beschadiging van het openings-mechanisme te voorkomen.

Krachtbegrenzing

Lees en bekijk eerst op bladzijde 66.

Het schuif-kanteldak is met een sluitkrachtbegrenzing uitgerust.

1

2

3

4

5

6

7

8

Bij weerstand door een obstakel wordt het sluiten onderbroken en gaat de ruitweer enkele centimeters omlaag.

Het sluiten van het schuif-kanteldak zonder krachtbegrenzing gebeurt pas bijde derde sluitpoging. De tijdsduur tussen de afzonderlijke pogingen tot sluitenmag niet groter zijn dan 5 s - het schuif-kanteldak sluit met alle kracht!.

Comfortbediening van schuif-kanteldak

Lees en bekijk eerst op bladzijde 66.

Omhoogzetten› De symbooltoets op de sleutel ingedrukt houden.

SluitenHet schuif-kanteldak kan als volgt worden gesloten.

› De symbooltoets op de sleutel ingedrukt houden.› Bij het KESSY-systeem de plek » Afbeelding 37 op pagina 56 met de vin-

gers aanraken.

Door het onderbreken van de vergrendeling of door het verwijderen van devinger van de plek bij het KESSY-systeem, wordt de sluitprocedure onder-broken.

ATTENTIEHet schuif-kanteldak voorzichtig sluiten - er bestaat gevaar voor verwon-dingen!

Let opHet schuif-kanteldak kan niet via de comfortbediening worden geopend.

67Ontgrendelen en openen

Page 71: B8 Superb OwnersManual

Functiestoringen van schuif-kanteldak

Afbeelding 49Bediening van het schuif-kantel-dak

Lees en bekijk eerst op bladzijde 66.

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, kan het gebeurendat het schuif-kanteldak niet functioneert. Het schuif-kanteldak moet wordengeactiveerd.

Activeringsprocedure› Het contact inschakelen.› De schakelaar bij de uitsparing in pijlrichting 1 » Afbeelding 49 helemaal

naar beneden trekken en vasthouden.

Na circa 10 seconden gaat het schuif-kanteldak weer open en dicht.

› De schakelaar loslaten.

Handmatige bediening van het rolgordijn

Afbeelding 50Bediening van het rolgordijn

Lees en bekijk eerst op bladzijde 66.

Het rolgordijn van het schuif-kanteldak wordt handmatig geopend, door in pijl-richting A aan de greep te trekken, en in pijlrichting B gesloten » Afbeelding50.

ATTENTIEHet rolgordijn voorzichtig bedienen om verwondingen door knellen te voor-komen - gevaar voor verwondingen!

Elektrische bediening van het rolgordijn

Afbeelding 51Elektrische bediening van hetrolgordijn

Lees en bekijk eerst op bladzijde 66.

Het schuif-rolgordijn (hierna rolgordijn) kan met de toetsen geopend resp. ge-sloten worden.

Bediening van het rolgordijn » Afbeelding 51OpenenSluiten

Door kort indrukken van de toets wordt het rolgordijn volledig geopend resp.gesloten. De beweging van het rolgordijn kan door opnieuw indrukken van eenwillekeurige toets worden gestopt.

Door het indrukken en ingedrukt houden van de toets wordt het rolgordijn inde gewenste stand geopend resp. gesloten. Door het loslaten van de toetswordt het openen resp. sluiten gestopt.

ATTENTIEHet rolgordijn voorzichtig bedienen om verwondingen door knellen te voor-komen - gevaar voor verwondingen!

68 Bediening

Page 72: B8 Superb OwnersManual

Functiestoringen van het rolgordijn

Lees en bekijk eerst op bladzijde 66.

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, kan het gebeurendat het rolgordijn niet functioneert. Het rolgordijn moet worden geactiveerd.

Activeringsprocedure› Het contact inschakelen.› Toets indrukken en vasthouden.› Na circa 10 seconden gaat het rolgordijn open en weer dicht.› De toets loslaten.

Licht en zicht

Licht

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bediening van verlichtingsfunctie 70Dagrijverlichting (DAY LIGHT) 70Knipperlicht en grootlicht 71Automatische aansturing rijverlichting 71Xenonkoplampen 72Mistlampen 73Mistlampen met de functie CORNER 73Mistachterlicht 73COMING HOME/LEAVING HOME 73Alarmlichten 74Parkeerlicht 74Rijden in het buitenland 74

Het licht werkt alleen bij ingeschakeld contact, voor zover niet anders is aan-gegeven.

Bij wagens met rechts stuur zijn de bedieningselementen gedeeltelijk andersgerangschikt dan weergegeven op » Afbeelding 52 op pagina 70. De symbo-len die de standen van de bedieningselementen aangeven, zijn gelijk.

De koplampglazen schoon houden » pagina 202, Koplampglazen.

ATTENTIE■ Het inschakelen van de verlichting mag alleen plaatsvinden in overeen-stemming met de nationale wettelijke bepalingen.■ De automatische aansturing rijverlichting dient alleen als ondersteu-ning en ontslaat de bestuurder niet van zijn plicht om de verlichting te con-troleren en zo nodig de verlichting afhankelijk van de omstandigheden in teschakelen.

69Licht en zicht

Page 73: B8 Superb OwnersManual

Let op■ De koplampen kunnen tijdelijk aan de binnenzijde beslaan. Bij ingeschakelderijverlichting is het lichtvlak na korte tijd weer vrij van aanslag, daarbij kan hetlampglas aan de binnenzijde eventueel bij de randen nog beslagen zijn. Decondensvorming heeft geen invloed op de levensduur van de verlichting.■ Als de zichtomstandigheden slecht zijn en de verlichting (met uitzonderingvan de dagrijverlichting) niet ingeschakeld is, wordt de instrumentenverlich-ting gedimd, om de bestuurder erop attent te maken dat de verlichting moetworden ingeschakeld.■ De helderheid van de instrumentenverlichting bij ingeschakelde verlichting(met uitzondering van de dagrijverlichting) kan in het infotainment worden in-gesteld » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Bediening van verlichtingsfunctie

Afbeelding 52Lichtschakelaar en draaiknopvoor lichtbundelhoogteverstel-ling

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

Verlichting in-/uitschakelenAfhankelijk van de uitrusting kan de lichtschakelaar A » Afbeelding 52 in eenvan de volgende standen worden gedraaid.

Licht uitschakelen (uitgezonderd dagrijverlichting)Licht automatisch inschakelen/uitschakelen » pagina 71

Stadslicht resp. parkeerlicht inschakelen » pagina 74Dimlicht inschakelen

Lichtbundelhoogteverstelling Door verdraaien van draaiknop B » Afbeelding 52 uit de stand in wordt delichtbundelhoogteverstelling geleidelijk aangepast en daardoor de lichtbundelverkort.

De standen van de lichtbundelhoogteverstelling komen ongeveer overeen metde volgende beladingstoestand.

Wagen voorin bezet, bagageruimte leegWagen volledig bezet, bagageruimte leegWagen volledig bezet, bagageruimte beladenBestuurdersstoel bezet, bagageruimte beladen

XenonkoplampenDe xenonkoplampen passen zich na het inschakelen van het contact automa-tisch aan de beladings- en rijomstandigheden van de wagen aan. Wagens diemet xenonkoplampen zijn uitgerust, beschikken niet over een handmatige re-gelmogelijkheid van de lichtbundelhoogte.

ATTENTIEDe lichtbundelhoogteverstelling altijd zo instellen, dat andere verkeers-deelnemers, in het bijzonder tegenliggers niet worden verblind.

Let op■ Staat de lichtschakelaar in de stand of en wordt het contact uitge-schakeld, dan wordt het dimlicht automatisch uitgeschakeld1) en brandt hetstadslicht. Het stadslicht wordt na het eruit trekken van de contactsleutel, bijwagens met het KESSY-systeem na het uitschakelen van het contact en ope-nen van het bestuurdersportier, uitgeschakeld.■ Als er in de lichtschakelaar een storing optreedt, wordt het dimlicht automa-tisch ingeschakeld.

Dagrijverlichting (DAY LIGHT)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

De dagrijverlichting (hierna alleen functie genoemd) zorgt voor de verlichtingaan de voorzijde van de wagen.

1) Geldt niet voor de stand , zolang er aan de voorwaarden voor de functie COMING HOME is voldaan» pagina 73.

70 Bediening

Page 74: B8 Superb OwnersManual

Het licht wordt automatisch ingeschakeld als aan de volgende voorwaardenwordt voldaan.

De lichtschakelaar staat in de stand of .Het contact is ingeschakeld.De functie is geactiveerd.

ATTENTIEBij ingeschakelde dagrijverlichting branden het stadslicht (voor noch ach-ter) en de kentekenplaatverlichting niet. Daarom bij slecht zicht altijd hetdimlicht inschakelen.

Knipperlicht en grootlicht

Afbeelding 53Bedieningshendel: Knipperlicht-en grootlichtbediening

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

Bedieningshendelstanden » Afbeelding 53Rechterknipperlicht inschakelen - in het instrumentenpaneel knippert hetcontrolelampje Linkerknipperlicht inschakelen - in het instrumentenpaneel knippert hetcontrolelampje Afhankelijk van de uitrusting (tegen de veerdruk in):› Grootlicht inschakelen - in het instrumentenpaneel brandt het controle-

lampje › Koplampassistent activeren » pagina 75Afhankelijk van de uitrusting (tegen de veerdruk in):› Grootlicht uitschakelen / grootlichtsignaal inschakelen (tegen de veer-

druk in)› Koplampassistent deactiveren / grootlichtsignaal inschakelen (tegen de

veerdruk in)

Het grootlicht kan bij ingeschakeld dimlicht worden ingeschakeld.

A

B

C

D

Het grootlichtsignaal kan ook bij uitgeschakeld contact worden ingeschakeld.

Het knipperlicht schakelt na het rijden door een bocht of na het afslaan auto-matisch uit.

"Comfortknipperen"Als de bedieningshendel iets tot het drukpunt A resp. B wordt gedrukt, gaathet betreffende knipperlicht driemaal knipperen.

Wordt tijdens het "comfortknipperen" de bedieningshendel in de tegengestel-de richting gedrukt, dan wordt het knipperen beëindigd.

Het "comfortknipperen" kan in het infotainment worden geactiveerd/gedeacti-veerd » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR) - Wageninstellingen.

ATTENTIEHet grootlicht resp. grootlichtsignaal alleen gebruiken als de andere ver-keersdeelnemers daardoor niet worden verblind.

Automatische aansturing rijverlichting

Afbeelding 54Lichtschakelaar: Stand AUTO

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

Staat de lichtschakelaar in de stand » Afbeelding 54, dan volgt afhankelijkvan de uitrusting automatisch het in-/uitschakelen van de verlichting overeen-komstig de momentele licht- resp. weersomstandigheden (regen).

De gevoeligheid van de sensor voor het bepalen van de lichtomstandighedenkan in het infotainment worden ingesteld » Instructieboekje infotainment,hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Staat de lichtschakelaar in de stand , brandt de tekst naast de licht-schakelaar. Als het licht automatisch wordt ingeschakeld, brandt ook het sym-bool naast de lichtschakelaar.

71Licht en zicht

Page 75: B8 Superb OwnersManual

Automatische aansturing rijverlichting bij regenHet dimlicht wordt automatisch ingeschakeld als aan de volgende voorwaar-den wordt voldaan.

De functie is geactiveerd.De lichtschakelaar staat in stand .De voorruitwissers zijn langer dan 30 seconden ingeschakeld.

Het licht wordt circa 4 minuten na het uitschakelen van de ruitenwissers auto-matisch uitgeschakeld.

Deze automatische aansturing rijverlichting bij regen kan in het infotainmentworden geactiveerd/gedeactiveerd » Instructieboekje infotainment, hoofd-stuk CAR - Wageninstellingen.

VOORZICHTIGSlechtere zichtomstandigheden worden door een achter de voorruit in de hou-der van de binnenspiegel bevestigde sensor geanalyseerd. Vóór de lichtsensorop de voorruit daarom geen sticker of iets dergelijks plakken om de werkingniet te blokkeren of de juiste werking niet te beperken.

Xenonkoplampen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

De xenonkoplampen (hierna alleen systeem genoemd) zorgen voor de verlich-ting van het wegdek, afhankelijk van de verkeers- en weersomstandigheden.

Het systeem past de lichtbundel vóór de wagen automatisch aan op basis vande rijgegevens (bijvoorbeeld rijsnelheid en beladingstoestand, stuurinslag, ge-bruik van ruitenwissers, gebruik van mistachterlicht, gekozen rijprofiel, wagen-locatie uit het navigatiesysteem (infotainment)).

Het systeem blijft in werking zolang de lichtschakelaar in stand staat.

Het systeem werkt automatisch in de volgende modi.

Modus buitenwegenDe lichtbundel voor de wagen is identiek aan het dimlicht.

Modus stadDe lichtbundel vóór de wagen is zo aangepast dat deze ook de aangrenzendetrottoirs, kruisingen, zebrapaden enzovoort verlicht. De modus is actief bijsnelheden van 15-50 km/h.

Modus snelwegDe lichtbundel vóór de wagen is zo aangepast, dat de bestuurder tijdig op eenobstakel of een ander gevaar kan reageren. De modus is actief bij snelhedenboven 110 km/h.

Modus regenDe lichtbundel voor de wagen is zo aangepast, dat bij regen verblinding van te-gemoetkomend verkeer wordt verminderd.

Deze modus is bij snelheden van 50-90 km/h en als de ruitenwissers continulanger dan 2 minuten werken geactiveerd. Deactivatie van de modus volgt en-kele minuten na het uitschakelen van de ruitenwissers.

Modus mistDe lichtbundel vóór de wagen is zo aangepast, dat de bestuurder niet door hetreflecteren van de lichtbundel door mist voor de wagen wordt verblind.

Deze modus is bij snelheden van 15-70 km/h geactiveerd en als het mistach-terlicht langer dan 10 seconden is ingeschakeld. Deactivatie van de modusvolgt enkele minuten na het uitschakelen van het mistachterlicht.

Dynamische bochtenverlichtingDe lichtbundel vóór de wagen wordt na een stuuruitslag zo aangepast, dat derijbaan in een bocht wordt verlicht. Deze functie is bij alle snelheden boven 10km/h en in alle systeemmodi actief.

ReismodusIs de reismodus geactiveerd, dan wordt de lichtbundel vóór de wagen niet au-tomatisch aangepast.

De reismodus kan in het infotainment worden geactiveerd/gedeactiveerd » In-structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

SpaarmodusBij geactiveerde rijmodus Eco » pagina 177 staat het systeem in de spaarmo-dus en volgt geen rijrichtingsafhankelijke aanpassing van de lichtbundel voorde wagen.

ATTENTIEBij een systeemstoring worden de koplampen automatisch in een nood-stand gezet, die het eventueel verblinden van tegenliggers voorkomt.Daarom wordt de lichtbundel vóór de wagen verkort. Voorzichtig rijden endirect een specialist opzoeken.

72 Bediening

Page 76: B8 Superb OwnersManual

Mistlampen

Afbeelding 55Lichtschakelaar: Mistlampen enmistachterlicht inschakelen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

In-/uitschakelen› De lichtschakelaar in stand , of » Afbeelding 55 draaien.› De lichtschakelaar in stand 1 trekken.

In het instrumentenpaneel gaat het controlelampje branden.

Het uitschakelen gebeurt in omgekeerde volgorde.

Mistlampen met de functie CORNER

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

De functie CORNER zorgt voor een betere verlichting van de nabije omgevingtijdens het afslaan, manoeuvreren enz.

De functie schakelt de mistlamp aan de betreffende wagenzijde automatischin, als er aan de volgende voorwaarden is voldaan.

Het knipperlicht is ingeschakeld resp. de voorwielen zijn sterk ingedraaid1).De rijsnelheid ligt onder 40 km/h.Het dimlicht is ingeschakeld.De mistlampen zijn niet ingeschakeld.

Let opBij het inschakelen van de achteruitversnelling worden de beide mistlampeningeschakeld.

Mistachterlicht

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

In-/uitschakelen› De lichtschakelaar in stand of resp. » Afbeelding 55 op pagina 73

draaien.› De lichtschakelaar in stand 2 trekken.

In het instrumentenpaneel gaat het controlelampje branden.

Het uitschakelen gebeurt in omgekeerde volgorde.

Als de wagen niet met mistlampen is uitgerust, wordt het mistachterlicht inge-schakeld door de lichtschakelaar in de enige mogelijke stand te trekken.

Let opTijdens het rijden met een op het aanhangwagenstopcontact aangesloten ver-voermiddel (bijvoorbeeld aanhangwagen, fietsdrager) brandt alleen het mis-tachterlicht van het extra vervoermiddel. De trekhaak moet af fabriek inge-bouwd zijn resp. uit het ŠKODA accessoireprogramma ingebouwd worden.

COMING HOME/LEAVING HOME

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

De functie COMING HOME zorgt ervoor dat de omgeving van de wagen na hetuitschakelen van het contact en het openen van het bestuurdersportier wordtverlicht.

De functie LEAVING HOME zorgt ervoor dat de omgeving van de wagen na hetontgrendelen van de wagen met de sleutel, wordt verlicht.

De functie schakelt de verlichting alleen dan in, zolang er slechte zichtomstan-digheden zijn en de lichtschakelaar in de stand staat.

Functie activeren/deactiveren en instellenDe functies en de instelling van de verlichtingsduur kunnen in het infotain-ment worden geactiveerd/gedeactiveerd » Instructieboekje infotainment,hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

1) Bij een conflict tussen de beide inschakelvarianten, bijvoorbeeld als de voorwielen naar links zijn ver-draaid en het rechterknipperlicht is ingeschakeld, heeft het knipperlicht de hoogste prioriteit.

73Licht en zicht

Page 77: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ Slechtere zichtomstandigheden worden door een achter de voorruit in dehouder van de binnenspiegel bevestigde sensor geanalyseerd. Vóór de licht-sensor op de voorruit daarom geen sticker of iets dergelijks plakken om dewerking niet te blokkeren of de juiste werking niet te beperken.■ Als deze functie continu geactiveerd is, wordt de accu sterk belast.

Alarmlichten

Afbeelding 56Toets voor alarmlichten

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

De alarmlichten maken andere verkeersdeelnemers attent op de wagen.

De functie schakelt alle knipperlichten in.

In-/uitschakelen› Toets » Afbeelding 56 indrukken.

Bij het inschakelen knippert het controlelampje in de toets tegelijk met decontrolelampjes in het instrumentenpaneel.

De alarmlichten werken ook wanneer het contact is uitgeschakeld.

Bij het activeren van de airbags worden de alarmlichten automatisch ingescha-keld.

Het automatisch inschakelen van de alarmlichten kan bij een heftige remma-noeuvre gebeuren. Na het weer wegrijden of accelereren worden de alarmlich-ten automatisch uitgeschakeld.

Als bij ingeschakelde alarmlichten het knipperlicht wordt ingeschakeld (bij-voorbeeld bij afslaan), dan worden de alarmlichten tijdelijk uitgeschakeld en al-leen het knipperlicht aan de betreffende wagenzijde knippert.

Parkeerlicht

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

Het parkeerlicht is voor de verlichting van de geparkeerde wagen bedoeld.

Parkeerlicht aan een zijde inschakelen› Het contact uitschakelen.› De bedieningshendel in stand A of B tot de aanslag drukken » Afbeelding

53 op pagina 71.

Het parkeerlicht aan de rechter- of linkerwagenzijde wordt ingeschakeld.

Parkeerlicht aan beide zijden inschakelen› Bij ingeschakeld contact de lichtschakelaar in stand draaien.› Het contact uitschakelen.› De wagen vergrendelen.

Na het eruit trekken van de contactsleutel en het openen van het bestuurder-sportier klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal.

Na enkele seconden of na het sluiten van het bestuurdersportier wordt hetakoestische waarschuwingssignaal uitgeschakeld, het parkeerlicht blijft echteringeschakeld.

VOORZICHTIG■ Door het inschakelen van het parkeerlicht wordt de accu aanzienlijk belast.■ Het parkeerlicht kan om reden van een te geringe acculaadtoestand automa-tisch uitschakelen.■ Als het parkeerlicht bij uitgeschakeld contact aan beide zijden wordt inge-schakeld, wordt het parkeerlicht niet automatisch uitgeschakeld.

Rijden in het buitenland

Lees en bekijk eerst op bladzijde 69.

Tijdens het rijden in landen waar aan de andere kant van de weg wordt gere-den (links-/rechtsrijdend verkeer) kunnen uw koplampen tegenliggers verblin-den. Om verblinding van het tegemoetkomende verkeer te voorkomen, moeteen aanpassing aan de koplampen worden uitgevoerd door een specialist.

De aanpassing van de xenonkoplampen kunt u door de instelling van de reis-modus in het infotainment zelf uitvoeren » Instructieboekje infotainment,hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

74 Bediening

Page 78: B8 Superb OwnersManual

Koplampassistent

Inleiding voor het onderwerp

Afbeelding 57Camerazichtvenster voor de ko-plampassistent

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 75In-/uitschakelen 76Meldingen 76

De koplampassistent (hierna alleen nog systeem genoemd) kan het verblindenvan andere verkeersdeelnemers voorkomen.

Het systeem schakelt het grootlicht automatisch aan/uit of past eventueel delichtbundel van de koplampen overeenkomstig de bestaande verkeers- (ande-re voertuigen) en omgevingsomstandigheden (bijvoorbeeld rijden door eenverlichte bebouwde kom) aan.

Het in-/uitschakelen van het grootlicht en de eventuele aanpassing van de ko-plampen wordt via een camera geregeld » Afbeelding 57.

Afhankelijk van de uitrusting zijn er de volgende systeemvarianten.› Light Assist› Dynamic Light Assist

Light AssistHet systeem schakelt het grootlicht automatisch aan/uit.

Dynamic Light AssistHet systeem past de lichtbundel van de koplampen automatisch aan, om hetverblinden van tegen- en voorliggers te voorkomen, en zorgt tegelijkertijd voorde best mogelijke verlichting van de straatranden.

In de volgende gevallen is de automatische lichtbundelaanpassing van de ko-plampen uitgeschakeld, het systeem schakelt alleen het grootlicht automa-tisch in en uit.› De rijmodus Eco is gekozen » pagina 177, Selecteren van de rijmodus

(Driving Mode Selection).› De rijmodus Reismodus is gekozen » pagina 72, Reismodus.

In het volgende geval is de Dynamic Light Assist gedeactiveerd.› Het systeem staat in de regen- of mistmodus » pagina 72, Xenonkoplampen.

ATTENTIEHet systeem dient alleen als hulp. De bestuurder wordt daarmee niet vande plicht ontslagen, het groot- resp. dimlicht te controleren en eventueelde verlichting afhankelijk van de omstandigheden in te schakelen. Dehandmatige bediening kan bijvoorbeeld in de volgende situaties nodig zijn.■ Bij slecht zicht - bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval.■ Het passeren van verkeersdeelnemers met slechte verlichting, bijvoor-beeld fietsers, voetgangers.■ Bij het maken van "scherpe" bochten.■ Het rijden door slechte verlichte plaatsen.■ Het detectiegebied van de camera wordt door een obstakel beperkt.

VOORZICHTIGGeen stickers of iets dergelijks vóór de camera op de voorruit plakken, om dewerking van het systeem niet te belemmeren.

Werking

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 75.

WerkingsvoorwaardenHet systeem werkt onder de volgende omstandigheden.

De lichtschakelaar staat in stand .Het systeem is geactiveerd.Het systeem is ingeschakeld » pagina 76, In-/uitschakelen.De rijsnelheid ligt boven 60 km/h resp. voor enkele landen boven 40 km/h.

Het grootlicht wordt automatisch uitgeschakeld als de snelheid beneden 30km/h zakt.

Het systeem kan in het infotainment worden geactiveerd/gedeactiveerd » In-structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR) - Wageninstellingen.

75Licht en zicht

Page 79: B8 Superb OwnersManual

In-/uitschakelen

Afbeelding 58Bedieningshendel: Koplampas-sistent

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 75.

Inschakelen› De bedieningshendel in stand A (tegen de veerdruk in) » Afbeelding 58 zet-

ten.

In het instrumentenpaneel gaat het controlelampje van het ingeschakeldesysteem branden.

Uitschakelen› Als het grootlicht automatisch is ingeschakeld, de hendel in stand B (tegen

de veerdruk in) » Afbeelding 58 zetten.

Het controlelampje gaat uit. Het grootlicht wordt uitgeschakeld.

› Als het grootlicht niet automatisch wordt ingeschakeld moet, de hendel instand A (tegen de veerdruk in) worden gezet.

Het controlelampje gaat uit. Het grootlicht wordt ingeschakeld.

Meldingen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 75.

De meldingen en aanwijzingen worden op het display van het instrumenten-paneel weergegeven.

Storing: Light AssistSTORING LIGHT ASSIST

De hulp van een specialist inroepen.

Light Assist: voorruit schoonmaken!VOORRUIT SCHOONMAKEN

Controleren of zich geen obstakels in het detectiegebied van de camera op devoorruit bevinden.

Binnenverlichtingen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Binnenverlichting voorin 76Binnenverlichting achterin 77Sfeerverlichting 77Portierwaarschuwingslampje 77Instapverlichting 78

De binnenverlichtingen werken ook bij uitgeschakeld contact.

Bij uitgeschakeld contact, schakelen de verlichtingen automatisch na circa 10minuten uit.

Binnenverlichting voorin

Afbeelding 59Bediening van de verlichtingvoorin

In-/uitschakelen » Afbeelding 59 Automatische bediening Verlichtingen achterin Verlichtingen voor- en achterin Bijrijdersverlichtingen

A

B

C

D

76 Bediening

Page 80: B8 Superb OwnersManual

Automatische bediening van de verlichting - schakelaar Het lampje wordt ingeschakeld, als een van de volgende situaties zich voor-doet.› De wagen wordt ontgrendeld.› Een portier wordt geopend.› De contactsleutel wordt verwijderd.

Het lampje wordt uitgeschakeld, als een van de volgende situaties zich voor-doet.› De wagen wordt vergrendeld.› Het contact wordt ingeschakeld.› Circa 30 seconden na het sluiten van alle portieren.

Binnenverlichting achterin

Afbeelding 60Binnenverlichting achterin: Vari-ant 1

Afbeelding 61 Binnenverlichting achterin: Variant 2 / variant 3

Variant 1 » Afbeelding 60 Linkerleeslampje in- en uitschakelen Rechterleeslampje in-/uitschakelen

Variant 2: bewegen van het transparante kapje C » Afbeelding 61InschakelenUitschakelenAutomatische bediening 1)

Variant 3 » Afbeelding 61 In-/uitschakelen

De verlichting achterin - varianten 1 en 3 wordt samen met de binnenverlich-ting voorin bediend.› Bij ingeschakelde binnenverlichting voorin brandt automatisch ook de bin-

nenverlichting achterin.› Bij uitgeschakelde binnenverlichting voorin kan de binnenverlichting achter-

in naar behoefte worden in- resp. uitgeschakeld.

Sfeerverlichting

De sfeerverlichting verlicht het dashboard, de portierbekledingen aan de zij-kant en de voetenruimte.

De helderheidsstand en de kleur van de verlichting kunnen in het infotainmentworden ingesteld » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wagenin-stellingen.

Portierwaarschuwingslampje

Afbeelding 62Voorportierwaarschuwingslamp-je

A

B

D

1) In deze stand gelden voor de verlichting achter dezelfde voorwaarden als voor de verlichting voor » pa-gina 76.

77Licht en zicht

Page 81: B8 Superb OwnersManual

Het waarschuwingslampje » Afbeelding 62 schakelt in, als het portier wordtgeopend.

Het waarschuwingslampje schakelt uit, als het portier wordt gesloten.

Bij enkele wagens is op deze plaats alleen een reflector ingebouwd.

Instapverlichting

De verlichting kan zich aan de onderzijde van de buitenspiegel bevinden enverlicht het instapgedeelte van het voorportier.

De verlichting wordt na het ontgrendelen van de wagen of bij het openen vanhet voorportier ingeschakeld, afhankelijk van de buitenomstandigheden en deuitrusting van de wagen.

De verlichting gaat uit binnen 30 seconden na het sluiten van het voorportierof bij het inschakelen van het contact.

Zicht

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Voor- en achterruitverwarming 78Zonnekleppen voor 79Rolgordijn 79Rolgordijn in de achterportieren 80

ATTENTIELet erop dat het zicht naar buiten niet door ijs, sneeuw, condens of andereomstandigheden is afgedekt.

Voor- en achterruitverwarming

Afbeelding 63 Toetsen voor de achterruit- en voorruitverwarming: Clima-tronic / handmatige airconditioning

Lees en bekijk eerst op bladzijde 78.

De verwarming dient voor de ontwaseming resp. beluchting van de voor-/ach-terruit.

De verwarming kan bij ingeschakeld contact worden geactiveerd.

De verwarming wordt pas na het starten van de motor ingeschakeld.

Toetsen voor de verwarming in de middenconsole (afhankelijk van de wa-genuitrusting) » Afbeelding 63

Activering/deactivering van de achterruitverwarmingActivering/deactivering van de voorruitverwarming

Bij ingeschakelde verwarming brandt in de toets resp. onder de toets eenlampje.

Na circa 10 minuten schakelt de verwarming automatisch uit.

Als bij ingeschakeld contact de motor wordt afgezet en binnen 10 minutenweer wordt gestart, dan wordt de verwarming voortgezet.

78 Bediening

Page 82: B8 Superb OwnersManual

Let op■ Daalt de boordspanning, dan schakelt de verwarming automatisch uit » pagi-na 222, Automatische verbruikersuitschakeling.■ Indien het lampje in resp. onder de toets knippert, vindt geen verwarmingplaats door een te lage accuspanning.■ Wanneer de Climatronic herkent dat de voorruit zou kunnen beslaan, wordtde voorruitverwarming automatisch ingeschakeld. Deze functie kan in het in-fotainment worden geactiveerd/gedeactiveerd » Instructieboekje infotain-ment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Zonnekleppen voor

Afbeelding 64 Klep omlaagklappen / klep omhoogklappen / make-upspie-gel met verlichting en parkeertickethouder

Lees en bekijk eerst op bladzijde 78.

Bediening en beschrijving van de zonneklep » Afbeelding 64Klep omlaagklappenKlep naar portier zwenkenMake-upspiegel met afdekking (de afdekking kan in pijlrichting wordenopengeschoven)Verlichting (schakelt in bij het openschuiven van de afdekking van de ma-ke-upspiegel)Parkeertickethouder

ATTENTIEAls er voorwerpen aan de zonnekleppen zijn bevestigd, mogen de zonne-kleppen niet naar de zijruiten worden gezwenkt. Bij het activeren van dehoofdairbags zouden de inzittenden letsel kunnen oplopen.

1

2

A

B

C

Rolgordijn

Afbeelding 65 Rolgordijn

Lees en bekijk eerst op bladzijde 78.

Het rolgordijn bevindt zich in een behuizing op de bagageruimteafdekking.

Eruit trekken› Het rolgordijn aan lus A in pijlrichting » Afbeelding 65 eruit trekken en in de

beide magnetische houders B vasthaken.

Oprollen› Het rolgordijn aan lus A » Afbeelding 65 uit de houders verwijderen en zo-

danig vasthouden, dat het rolgordijn langzaam en zonder te beschadigen inde behuizing kan oprollen.

Let opHet is niet nodig om het rolgordijn vóór het openen van de achterklep in de be-huizing op te rollen.

79Licht en zicht

Page 83: B8 Superb OwnersManual

Rolgordijn in de achterportieren

Afbeelding 66 Rolgordijn in het achterportier

Lees en bekijk eerst op bladzijde 78.

Eruit trekken› Het rolgordijn aan lus A in pijlrichting » Afbeelding 66 eruit trekken en in de

houders B aan de bovenste portierrand vasthaken.

Oprollen› Het rolgordijn aan lus A » Afbeelding 66 uit de houder verwijderen en zoda-

nig vasthouden dat dit langzaam en zonder te beschadigen kan oprollen.

Ruitenwissers en -sproeiers

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Ruitenwissers en -sproeiers 81Koplampsproeiers 82

De ruitenwissers en de sproeierinstallatie werken alleen bij ingeschakeld con-tact en gesloten motorkap resp. achterklep.

Winterstand van de ruitenwissers vóórAls de ruitenwissers zich in de ruststand bevinden, kunnen ze niet van devoorruit worden weggeklapt. Om deze reden adviseren wij de ruststand van deruitenwissers in de winter zodanig te wijzigen, dat ze gemakkelijk van de voor-ruit kunnen worden weggeklapt.

› De ruitenwissers inschakelen.› Het contact uitschakelen.

De ruitenwissers blijven in de stand staan, waarin ze zich bevinden op het mo-ment dat het contact wordt uitgeschakeld.

Als winterstand kunt u ook de servicestand gebruiken » pagina 245.

ATTENTIE■ Voor een helder zicht en veilig rijden zijn goede ruitenwisserbladen be-slist noodzakelijk » pagina 204, Ruitenwisserbladen.■ Bij lage temperaturen de ruitensproeierinstallatie niet gebruiken zondereerst de voorruit te verwarmen. De ruitensproeiervloeistof zou kunnenvastvriezen op de voorruit en het zicht naar voren beperken.

VOORZICHTIG■ Bij lage temperaturen en in de winter vóór het inschakelen van het contactcontroleren of de ruitenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Als de ruitenwis-sers worden ingeschakeld terwijl de ruitenwisserbladen zijn vastgevroren,kunnen zowel de ruitenwisserbladen als de ruitenwissermotor worden be-schadigd!■ Vastgevroren ruitenwisserbladen voorzichtig van de ruit losmaken.■ Voor de rit sneeuw en ijs van de ruitenwissers verwijderen.■ Als met de ruitenwissers niet voorzichtig wordt omgegaan, is gevaar voor be-schadiging van de voorruit aanwezig.■ Als de wisserarmen voor de voorruit zijn opgeklapt het contact niet inscha-kelen! De ruitenwisserarmen zouden de lak van de motorkap kunnen bescha-digen.■ Bij een obstakel op de voorruit probeert de wisser dit obstakel weg te schui-ven. Na 5 pogingen om het obstakel te verwijderen blijven de wissers staan,om beschadiging van de wissers te voorkomen. Obstakel verwijderen en dewisser opnieuw inschakelen.

Let op■ Elke derde keer dat het contact wordt uitgeschakeld, wordt de ruststand vande ruitenwissers vóór gewijzigd. Dit voorkomt het vroegtijdig slijten van dewisserrubbers.■ De ruitensproeiers van de voorruit worden bij draaiende motor en een bui-tentemperatuur van minder dan +10 °C verwarmd.

80 Bediening

Page 84: B8 Superb OwnersManual

Ruitenwissers en -sproeiers

Afbeelding 67 Bediening van de ruitenwissers en -sproeiers: Voorin / ach-terin

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 80.

Bedieningshendelstanden Wissen uitgeschakeld Afhankelijk van de uitrusting:› Intervalwissen van de voorruit› Automatisch wissen van de voorruit bij regen Langzaam werken van de ruitenwissers vóór Snel werken van de ruitenwissers vóór Tipwissen van de voorruit / servicestand van de ruitenwisserarmen (te-gen de veerdruk in) Besproeien en wissen van de voorruit (tegen de veerdruk in) Wissen van de achterruit Besproeien en wissen van de achterruit (tegen de veerdruk in) Afhankelijk van de uitrusting:› Instelling van de wisinterval voor de voorruit› Gevoeligheidsinstelling voor het automatisch wissen bij regenDoor de instelling van de schakelaar in pijlrichting wissen de ruitenwisser-bladen vaker.

Besproeien en wissen van de voorruit Na het loslaten van de bedieningshendel voeren de wissers nog 2 tot 3 wisser-slagen uit.

0

1

2

3

4

5

6

7

A

Bij een snelheid van meer dan 2 km/h maken de ruitenwissers 5 seconden nade laatste wisbeweging nog een wisslag om de laatste druppels van de ruit tewissen. Deze functie kan bij een specialist worden geactiveerd/gedeactiveerd.

Besproeien en wissen van de achterruit Na het loslaten van de bedieningshendel voeren de wissers nog 2 tot 3 wisser-slagen uit.

De bedieningshendel blijft in stand 6 .

Activering/deactivering van de automatische voorruitwissers bij regenHet automatisch voorruitwissen bij regen kan in het infotainment worden ge-activeerd/gedeactiveerd » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wa-geninstellingen.

Automatisch wissen van de achterruitAls de bedieningshendel in stand 2 resp. 3 » Afbeelding 67 staat, wordt deachterruit bij een snelheid van meer dan 5 km/h elke 30 seconden resp. 10 se-conden gewist.

Bij geactiveerd automatisch wissen van de voorruit bij regen (de bedienings-hendel bevindt zich in de stand 1 ) is de functie alleen actief als de ruitenwis-sers voor continu wissen (geen pauze tussen de wisbewegingen).

Automatisch wissen van de achterruit kan in het infotainment worden geacti-veerd/gedeactiveerd » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR) - Wa-geninstellingen.

ATTENTIEHet automatisch wissen bij regen dient alleen ter ondersteuning. De be-stuurder wordt daarmee niet van de plicht ontslagen de ruitenwisserfunc-tie afhankelijk van het zicht handmatig in te stellen.

Let op■ Staat de bedieningshendel in stand 2 of 3 en daalt de snelheid van de wa-gen onder 4 km/h, wordt de wissnelheid verlaagd. De oorspronkelijke wissnel-heid wordt weer ingeschakeld als de rijsnelheid van de wagen weer hoger isdan 8 km/h.■ Na het inschakelen van de achteruitversnelling wordt bij ingeschakelde rui-tenwissers vóór de achterruit automatisch eenmaal gewist.

81Licht en zicht

Page 85: B8 Superb OwnersManual

Koplampsproeiers

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 80.

Bij elke eerste en na elke tiende keer dat de ruitensproeierinstallatie voor devoorruit wordt gebruikt, worden ook de koplampen gewassen.

De koplampsproeiers werken onder de volgende omstandigheden.Het contact is ingeschakeld.Het dimlicht is ingeschakeld.De buitentemperatuur bedraagt circa -12 °C tot +39 °C.

Om de juiste werking van het systeem ook in de winter te waarborgen, moetdit regelmatig van sneeuw en ijs, bijvoorbeeld met een ontdooiingsspray, wor-den ontdaan.

Achteruitkijkspiegels

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Binnenspiegeldimfunctie 82Buitenspiegels 83

ATTENTIE■ Convexe (bolvormige) of asferische buitenspiegels vergroten het ge-zichtsveld. Objecten in de spiegel lijken echter kleiner te zijn. Daarom zijndeze spiegels maar beperkt geschikt om de afstand tot achterliggers in teschatten.■ Gebruik zo mogelijk de binnenspiegel om de afstand tot achteropkomendverkeer te bepalen.

ATTENTIEZelfdimmende spiegels bevatten een elektrolyt, die bij een gebroken spie-gelglas kan weglekken.■ De weglekkende elektrolyt kan zorgen voor irritatie van de huid, ogen enademhalingsorganen.■ Als de ogen en huid met elektrolyt in aanraking zijn gekomen, de betref-fende plaats direct gedurende ten minste enkele minuten met veel waterafspoelen. Zo nodig medische hulp inroepen.

Binnenspiegeldimfunctie

Afbeelding 68 Binnenspiegel: Met handmatige dimfunctie / met zelfdim-functie

Lees en bekijk eerst op bladzijde 82.

Spiegel met handmatige dimfunctie » Afbeelding 68 - Basisafstelling van spiegelSpiegeldimfunctie

Spiegel met zelfdimfunctieNa het starten van de motor wordt de spiegel » Afbeelding 68 - automa-tisch gedimd.

Het dimmen van de spiegel wordt door de lichtinval op de sensoren aan devoor- en achterzijde van de spiegel geregeld.

Bij het inschakelen van de binnenverlichting of bij het inschakelen van de ach-teruitversnelling schakelt de spiegel terug naar de basisstand (niet gedimd).

Externe apparaten (bijvoorbeeld navigatiesysteem) niet aan de voorruit resp.in de buurt van de binnenspiegel bevestigen » .

ATTENTIE■ Het verlichte display van een extern apparaat kan tot storingen van dezelfdimmende binnenspiegel leiden - er bestaat gevaar voor ongevallen.■ De zelfdimmende spiegel functioneert alleen storingsvrij als de lichtinvalop de sensoren niet wordt beperkt, bijvoorbeeld door het rolgordijn van deachterruit .

1

2

82 Bediening

Page 86: B8 Superb OwnersManual

Buitenspiegels

Afbeelding 69Buitenspiegelbediening

Lees en bekijk eerst op bladzijde 82.

De draaiknop kan in de volgende standen (afhankelijk van de wagenuitrus-ting) worden gezet

Spiegel links instellenSpiegel rechts instellenSpiegelbediening uitschakelenSpiegelverwarmingBeide spiegelbehuizingen inklappen, voor het terugklappen de draaiknopin een andere stand draaien

De spiegelverwarming werkt alleen als de motor draait.

Spiegel instellenDoor beweging van de draaiknop in pijlrichting kan het spiegelvlak in de ge-wenste stand worden gezet » Afbeelding 69.

De beweging van het spiegelglas is identiek aan de beweging van de draai-knop.

Als de elektrische spiegelinstelling eens zou uitvallen, kunnen de spiegelvlak-ken met de hand worden ingesteld door op de rand van het spiegelvlak tedrukken.

Synchroonverstelling van de spiegels› De synchroonverstelling van de spiegels in het infotainment activeren » In-

structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.› De draaiknop voor de spiegelbediening in de stand voor de bestuurdersspie-

gelinstelling draaien.› De spiegel in de gewenste stand zetten.

Automatisch inklappen/terugklappen van beide spiegelbehuizingenDe buitenspiegels worden na het vergrendelen van de wagen in de parkeer-stand ingeklapt.

De buitenspiegels worden na het ontgrendelen van de wagen in de rijstand te-ruggeklapt.

Het automatisch inklappen/terugklappen van beide spiegelbehuizingen kan inhet infotainment worden geactiveerd/gedeactiveerd » Instructieboekje info-tainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Spiegel met zelfdimfunctieDe buitenspiegeldimfunctie wordt samen met de zelfdimmende binnenspiegelgeregeld » pagina 82.

Geheugenfunctie voor de spiegelsGeldt voor wagens met elektrisch verstelbare bestuurdersstoel.

Er bestaat de mogelijkheid om de actuele instelling van de buitenspiegel tij-dens het opslaan van de bestuurdersstoelstand mee op te slaan » pagina 86,Geheugenfunctie van elektrisch verstelbare stoel resp. » pagina 86, Memory-functie van de sleutel met radiografische afstandsbediening.

Bijrijdersspiegel inklappenGeldt voor wagens met elektrisch verstelbare bestuurdersstoel.

De bijrijdersspiegel kan in de opgeslagen stand worden gekanteld, om tijdenshet achteruitrijden beter zicht op de stoeprand te hebben.

Werkingsvoorwaarden.De functie is in het infotainment geactiveerd » Instructieboekje infotain-ment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.De spiegelinstelling werd al eerder opgeslagen » pagina 86, Geheugen-functie van elektrisch verstelbare stoel resp. » pagina 86, Memory-func-tie van de sleutel met radiografische afstandsbediening.De achteruitversnelling is ingeschakeld.De draaiknop voor de spiegelbediening staat in de stand voor de bijrijders-spiegelinstelling.

De spiegel keert weer terug naar de oorspronkelijke stand als de draaiknop ineen andere stand wordt gezet of als de snelheid hoger dan 15 km/h is.

ATTENTIEHet spiegelglas van de buitenspiegels niet aanraken als de spiegelverwar-ming is ingeschakeld - gevaar voor verbranding.

83Licht en zicht

Page 87: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ Elektrisch inklapbare buitenspiegels nooit mechanisch met de hand in- ofuitklappen - er bestaat gevaar voor beschadiging van de elektrische spiege-laandrijving!■ Wordt de spiegel door invloeden van buitenaf (bijvoorbeeld door aanrakentijdens het manoeuvreren) naar buiten geklapt, dan de spiegel eerst met dedraaiknop inklappen en een luid klapgeluid afwachten.

Stoelen en hoofdsteunen

Voorstoelen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Handmatige instelling 85Elektrische instelling 85Comfortfuncties van de bijrijdersstoel 85Geheugenfunctie van elektrisch verstelbare stoel 86Memory-functie van de sleutel met radiografische afstandsbediening 86Inklapbare bijrijdersstoelleuning 87Armsteun instellen 88

ATTENTIE■ De bestuurdersstoel alleen bij stilstaande wagen verstellen - gevaar voorongevallen!■ Voorzichtig bij het instellen van de stoel! Door ondoordacht of ongecon-troleerd instellen kan letsel door knellen ontstaan.■ De elektrische voorstoelinstelling werkt ook bij uitgeschakeld contact.Daarom bij het verlaten van de wagen nooit personen, die niet volledigzelfstandig zijn, bijvoorbeeld kinderen, zonder toezicht in de wagen achter-laten - er bestaat gevaar voor verwonding!■ Geen voorwerpen op de bijrijdersstoel vervoeren, behalve als ze daarvoorbedoeld zijn (bijvoorbeeld een kinderzitje) - gevaar voor ongevallen!

Let op■ In het verstelmechanisme voor de rugleuning kan na enige tijd speling ont-staan.■ Om veiligheidsredenen is het niet mogelijk de stoelpositie in het geheugenvan de elektrisch verstelbare stoel en de sleutel met radiografische afstands-bediening op te slaan als de hoek van de stoelleuning t.o.v. de zitting groter isdan 102°.■ Bij elke nieuwe opslag van de positie van de elektrisch verstelbare bestuur-dersstoel en de buitenspiegel wordt de bestaande instelling gewist.

84 Bediening

Page 88: B8 Superb OwnersManual

Handmatige instelling

Afbeelding 70Bedieningselementen van destoel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 84.

De stoelen kunnen worden ingesteld, als het betreffende bedieningselementin pijlrichting wordt getrokken, gedrukt resp. gedraaid.

Bedieningselementen van de stoel » Afbeelding 70Stoel in langsrichting instellen (na het loslaten van de bedieningshendelmoet de vergrendeling hoorbaar vergrendelen)Zittinghoogte instellenKanteling van de stoelleuning instellen (bij de instelling moet de stoelleu-ning worden ontlast, dat wil zeggen er niet tegenaan leunen)Bolling van de welving van de lendensteun instellen

Elektrische instelling

Afbeelding 71 Bedieningselementen van de stoel

A

B

C

D

Lees en bekijk eerst op bladzijde 84.

De stoelen kunnen worden ingesteld, als het betreffende bedieningselementin de richting van resp. bij de pijlen wordt ingedrukt.

Bedieningselementen van de stoel » Afbeelding 71Zitting instellen› 1 - In langsrichting verschuiven› 2 - Kanteling wijzigen› 3 - Hoogte wijzigenRugleuning instellen› 4 - Kanteling wijzigenLendensteun instellen› 5 - Welving verschuiven› 6 - Bolling van welving veranderen

Let opWanneer tijdens het instellen een onderbreking plaatsvindt, moet het betref-fende bedieningselement opnieuw worden ingedrukt.

Comfortfuncties van de bijrijdersstoel

Afbeelding 72Bedieningselementen aan bijrij-dersstoel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 84.

De bijrijdersstoel kan ook vanaf de achterzitplaatsen worden bediend, doorhet betreffende bedieningselement in pijlrichting te drukken.

Bedieningselementen van de stoel » Afbeelding 72Schuine stand van de rugleuning instellenStoel in lengterichting verstellen

A

B

C

A

B

85Stoelen en hoofdsteunen

Page 89: B8 Superb OwnersManual

Geheugenfunctie van elektrisch verstelbare stoel

Afbeelding 73Geheugentoetsen en de SET-toets

Lees en bekijk eerst op bladzijde 84.

De geheugentoetsen aan de bestuurdersstoel bieden de mogelijkheid om debestuurdersstoel- en buitenspiegelstanden op te slaan.

Aan elke van de drie geheugentoetsen B » Afbeelding 73 kan telkens een in-stelstand worden toegewezen.

Bestuurdersstoel- en buitenspiegelinstellingen voor het vooruitrijdenopslaan› Het contact inschakelen.› De stoel en de beide buitenspiegels in de gewenste stand instellen.› De -toets (stand A » Afbeelding 73) indrukken.› Binnen 10 seconden na het indrukken van de -toets de gewenste geheu-

gentoets B indrukken.

Het opslaan wordt bevestigd door een bevestigingstoon.

Instellingen voor buitenspiegel aan bijrijderszijde voor het achteruitrijdenopslaanDe functie voor het zakken van het spiegelvlak aan bijrijderszijde tijdens hetachteruitrijden, moet in het infotainment zijn geactiveerd » Gebruiksaanwij-zing infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

› Het contact inschakelen.› De gewenste geheugentoets B » Afbeelding 73 indrukken.› De draaiknop voor de buitenspiegelbediening in de stand voor de bijrijders-

spiegelinstelling draaien » pagina 83.› De achteruitversnelling inschakelen.› De spiegel aan bijrijderszijde in de gewenste stand zetten.› Uit de achteruitversnelling schakelen.

De ingestelde stand van de buitenspiegel wordt opgeslagen.

Opgeslagen instelling oproepen

ContactBestuurderspor-

tierDe gewenste geheugentoets B » Af-

beelding 73 indrukken

UitgeschakeldGeopend Kort

Gesloten Lang

IngeschakeldGeopend Lang

Gesloten Lang

Actieve instelling stoppen› Op een willekeurige toets van de bestuurdersstoel of op de toets van de

sleutel met radiografische afstandsbediening drukken.

Let opMet elke nieuwe opslag van de stoel- en buitenspiegelinstellingen voor voor-uitrijden moet ook de instelling van de bijrijdersspiegel voor achteruitrijdenworden opgeslagen.

Memory-functie van de sleutel met radiografischeafstandsbediening

Lees en bekijk eerst op bladzijde 84.

In het geheugen van de sleutel met radiografische afstandsbediening kan defunctie voor het automatische opslaan van de bestuurdersstoel- en buiten-spiegelstand bij het vergrendelen van de wagen (hierna functie automatischeopslag) worden gebruikt.

Deze functie kan ook in het infotainment worden geactiveerd resp. gedeacti-veerd » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Functie voor automatische opslag activeren› De wagen met de sleutel met radiografische afstandsbediening ontgrende-

len.› Een willekeurige geheugentoets B » Afbeelding 73 op pagina 86 indrukken

en ingedrukt houden.› Nadat de stoel de onder de betreffende toets opgeslagen positie heeft inge-

nomen, tegelijkertijd de toets op de sleutel met radiografische afstands-bediening binnen 10 seconden indrukken.

De succesvolle activering van de functie automatische opslag voor de betref-fende sleutel wordt door een akoestisch signaal bevestigd.

86 Bediening

Page 90: B8 Superb OwnersManual

Bestuurdersstoel- en buitenspiegelinstellingen voor het vooruitrijdenopslaan› De functie voor automatische opslag activeren.

Als de functie voor automatische opslag is geactiveerd, wordt elke keer als dewagen wordt vergrendeld de actuele bestuurdersstoel- en buitenspiegelstandvoor het vooruitrijden in het geheugen van de sleutel met radiografische af-standsbediening opgeslagen.

Bij het hierna weer ontgrendelen van de wagen met dezelfde sleutel wordende bestuurdersstoel en de buitenspiegels in de in het geheugen van dezesleutel opgeslagen positie gezet.

Instellingen voor buitenspiegel aan bijrijderszijde voor het achteruitrijdenopslaanDe functie voor het zakken van het spiegelvlak aan bijrijderszijde tijdens hetachteruitrijden, moet in het infotainment zijn geactiveerd » Gebruiksaanwij-zing infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

› De wagen met de betreffende sleutel met radiografische afstandsbedieningontgrendelen.

› Het contact inschakelen.› De draaiknop voor de buitenspiegelbediening in de stand voor de bijrijders-

spiegelinstelling draaien » pagina 83.› De achteruitversnelling inschakelen.› De spiegel aan bijrijderszijde in de gewenste stand zetten.› Uit de achteruitversnelling schakelen.

De ingestelde stand van de buitenspiegel wordt in het geheugen van dezesleutel opgeslagen.

Functie voor automatische opslag deactiveren› De wagen met de radiografische afstandsbediening ontgrendelen.› De -toets (stand A » Afbeelding 73 op pagina 86) indrukken en ingedrukt

houden.› Binnen 10 seconden tegelijk de toets op de sleutel indrukken.

De succesvolle deactivering van de functie automatische opslag voor de be-treffende sleutel wordt door een akoestisch signaal bevestigd.

Lopende instelling onderbreken› Op een willekeurige toets van de bestuurdersstoel of op de toets van de

sleutel met radiografische afstandsbediening drukken.

Inklapbare bijrijdersstoelleuning

Afbeelding 74Bijrijdersstoelleuning neerklap-pen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 84.

De bijrijdersstoelleuning kan naar voren in een horizontale stand worden ge-klapt.

Naar voren klappen› Aan de hendel in pijlrichting 1 » Afbeelding 74 trekken.› De rugleuning in pijlrichting 2 klappen.

De vergrendeling moet hoorbaar vastklikken.

Terugklappen› Aan de hendel in pijlrichting 1 » Afbeelding 74 trekken.› De rugleuning tegen de pijlrichting in 2 terugklappen.

De vergrendeling moet hoorbaar vastklikken.

ATTENTIE■ Als op de neergeklapte rugleuning voorwerpen worden vervoerd, moet debijrijdersvoorairbag buiten werking worden gesteld » pagina 21.■ De rugleuning alleen bij stilstaande wagen verstellen.■ Bij het verstellen van de rugleuning controleren dat de rugleuning correctvergrendeld is door aan de rugleuning te trekken.■ Indien de rugleuning naar voren is geklapt, mag alleen de buitenste zit-plaats achter de bestuurdersstoel worden gebruikt voor het vervoer vanpersonen.

87Stoelen en hoofdsteunen

Page 91: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE (vervolg)■ Bij het verstellen van de rugleuning mogen zich geen ledematen tussende zitting en de rugleuning bevinden - gevaar voor verwondingen!■ Op de neergeklapte rugleuning nooit de volgende voorwerpen vervoeren.

■ Voorwerpen die het zicht voor de bestuurder kunnen beperken.■ Voorwerpen die de bediening van de wagen door de bestuurder onmo-gelijk kunnen maken, bijvoorbeeld als ze onder de pedalen of in de buurtvan de bestuurder terecht kunnen komen.■ Voorwerpen die bijvoorbeeld bij sterk accelereren, een verandering vanrichting of remmen letsel aan de inzittenden van de wagen kunnen toe-brengen.

Armsteun instellen

Afbeelding 75Armsteun optillen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 84.

De armsteun is in hoogte instelbaar.

Optillen› De armsteun in pijlrichting tot in een van de zes grendelstanden optillen

» Afbeelding 75.

Omlaagklappen› De armsteun in pijlrichting tot de aanslag optillen.› De armsteun omlaagklappen.

Zitplaatsen achterin

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Rugleuningen 88Armsteun instellen 89Rugleuning met skiluik 90

Rugleuningen

Afbeelding 76 Rugleuningen vanuit het interieur naar voren klappen

Afbeelding 77Rugleuningen vanuit de bagage-ruimte naar voren klappen

De bagageruimte kan door het naar voren klappen van de rugleuningen, vanuithet interieur of vanuit de bagageruimte worden vergroot.

Alvorens de rugleuning naar voren te klappen de voorstoelen zodanig verstel-len, dat deze door de naar voren geklapte rugleuning niet worden beschadigd.

88 Bediening

Page 92: B8 Superb OwnersManual

Indien de voorstoelen te ver naar achteren staan, adviseren wij de hoofdsteu-nen achterin uit te bouwen, voordat de rugleuningen naar voren worden ge-klapt » pagina 91.

Neerklappen vanuit het interieur› De buitenste veiligheidsgordel achter de verhoogde rand A » Afbeelding 76

plaatsen.› De ontgrendelingshandgreep B in pijlrichting 1 drukken.› De rugleuning in pijlrichting 2 klappen.

Neerklappen vanuit de bagageruimteAan de linker zijde van de bagageruimte bevindt zich een hendel voor het ont-grendelen van de linker achterbankleuning.

Aan de rechter zijde van de bagageruimte bevindt zich een hendel voor hetontgrendelen van de rechter en de middelste achterbankleuning.

› De hendel in pijlrichting » Afbeelding 77 trekken.

De betreffende rugleuning wordt ontgrendeld, eventueel naar voren geklapt.

Terugklappen› De buitenste veiligheidsgordel achter de verhoogde rand A » Afbeelding 76

plaatsen.› Vervolgens de rugleuning tegen de pijlrichting 2 in terugklappen, tot de

ontgrendelingshandgreep B hoorbaar vastklikt - dit controleren door aan derugleuning te trekken.

› Verzeker u ervan dat de rode markering C niet zichtbaar is.

ATTENTIE■ Bij bezette zitplaatsen achterin erop letten dat de betreffende rugleunin-gen correct vergrendeld zijn.■ Na het terugklappen van de rugleuningen moeten de veiligheidsgordelsbruikbaar zijn.■ De rugleuningen moeten goed zijn vergrendeld, zodat er bij plotselingremmen geen voorwerpen vanuit de bagageruimte in de passagiersruimtekunnen glijden - kans op letsel.■ Bij het vervoeren van voorwerpen die vastgezet zijn in de vergrote baga-geruimte, die ontstaat door het naar voren klappen van rugleuning, moetbeslist worden gelet op het waarborgen van de veiligheid van de persoondie op de resterende zitplaats achterin zit.

VOORZICHTIG■ Let er bij het bedienen van de rugleuningen op dat de veiligheidsgordels nietworden beschadigd. De veiligheidsgordels achterin mogen in geen geval doorde teruggeklapte rugleuning bekneld worden.■ Vóór het neerklappen van de rugleuning vanuit de bagageruimte controlerenof zich geen voorwerpen op de achterbank bevinden. Bij het neerklappen vande rugleuning zouden deze of de rugleuning en de zitting beschadigd kunnenworden.■ Bij wagens met scheidingsnet moet eerst de linker en daarna de rechter enmiddelste achterbankleuning worden ontgrendeld.

Armsteun instellen

Afbeelding 78Armsteun omlaagklappen

De armsteun kan ter verhoging van het comfort naar beneden worden geklapt.

Omlaagklappen/omhoogklappen› De armsteun in pijlrichting omlaagklappen » Afbeelding 78.

Het omhoogklappen gebeurt in omgekeerde volgorde.

89Stoelen en hoofdsteunen

Page 93: B8 Superb OwnersManual

Rugleuning met skiluik

Afbeelding 79 Deksel openen: Vanuit interieur / vanuit bagageruimte

Na het naar voren klappen van de armsteun achterin en het deksel, komt in derugleuning een opening vrij, waardoor de skizak kan worden gestoken.

Vanuit het interieur openen› De armsteun aan de achterzijde neerklappen (niet tot de aanslag) » Afbeel-

ding 78 op pagina 89.› De greep A in pijlrichting » Afbeelding 79 trekken en het deksel naar voren

klappen.

Vanuit de bagageruimte openen› De ontgrendelingsknop B in pijlrichting » Afbeelding 79 schuiven en het

deksel met de armsteun naar voren klappen.

Sluiten› Het deksel en de armsteun achterin tot de aanslag naar boven klappen, tot

deze hoorbaar vastklikken.

Let erop dat de armsteun na het sluiten van het deksel altijd is vergrendeld.Dit is te herkennen doordat de rode markering boven de ontgrendelingsknopB » Afbeelding 79 vanuit de bagageruimte niet zichtbaar is.

ATTENTIEHet skiluik is uitsluitend bestemd voor het vervoeren van ski's, die zich inde correct bevestigde skizak moeten bevinden.

Hoofdsteunen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Hoogte instellen 90Uit-/inbouwen 91

ATTENTIEOp de volgende aanwijzingen letten » pagina 8, Juiste en veilige zithouding.

Hoogte instellen

Afbeelding 80Hoofdsteun voorin: Omhoog-schuiven en omlaagschuiven

Afbeelding 81 Hoofdsteun achterin: Omhoogschuiven / omlaagschuiven

Lees en bekijk eerst op bladzijde 90.

Hoofdsteun voorin instellen› De vergrendelingsknop A indrukken en ingedrukt houden » Afbeelding 80.› De hoofdsteun in de gewenste richting schuiven.

90 Bediening

Page 94: B8 Superb OwnersManual

Hoofdsteun achterin instellen› De hoofdsteun vastpakken en naar boven in pijlrichting 1 » Afbeelding 81

verschuiven.› Om de hoofdsteun naar beneden te verschuiven, de vergrendelingsknop B

in pijlrichting 2 drukken en ingedrukt houden.› De hoofdsteun in pijlrichting 3 erin drukken.

Uit-/inbouwen

Afbeelding 82 Hoofdsteun achterin: Uit-/inbouwen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 90.

Alleen de hoofdsteunen achterin kunnen worden verwijderd en aangebracht.

Uitbouwen› De hoofdsteun tot de aanslag uit de rugleuning trekken.› De vergrendelingsknop A in pijlrichting 1 » Afbeelding 82 drukken, tegelij-

kertijd met een platte schroevendraaier met een breedte van max. 5 mm devergrendelingsknop in de opening B in pijlrichting 2 drukken.

› De hoofdsteun in pijlrichting 3 lostrekken.

Inbouwen› De hoofdsteun in de rugleuning zo ver in pijlrichting 4 schuiven tot de ver-

grendelingsknop hoorbaar vastklikt.

VOORZICHTIGDe uitgebouwde hoofdsteunen zodanig opbergen dat ze niet kunnen wordenbeschadigd of vervuild.

Stoelverwarming en -ventilatie

Inleiding voor het onderwerp

Afbeelding 83 Plaatsing van toetsen: Voorstoelverwarming (en -ventila-tie) / verwarming voor zitplaats achterin

Afbeelding 84 Weergave van voorstoelverwarming (en -ventilatie) viacontrolelampjes

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Voorstoelen met stoelverwarming 92Voorstoelen met stoelverwarming en -ventilatie 92Achterzitplaatsen met stoelverwarming 93

De voorstoelen kunnen afhankelijk van de uitrusting worden verwarmd of ver-warmd en geventileerd.

Buitenste zitplaatsen achterin kunnen alleen worden verwarmd.

91Stoelen en hoofdsteunen

Page 95: B8 Superb OwnersManual

Toetsen voor de stoelverwarming en -ventilatie » Afbeelding 83Stoelverwarming linksStoelverwarming rechtsStoelverwarming en -ventilatie linksStoelverwarming en -ventilatie rechts

Weergave via controlelampjes » Afbeelding 84Wagens alleen met stoelverwarming - stoelverwarming is met maximum-verwarmingsvermogen ingeschakeldWagens met stoelverwarming en -ventilatie - stoelverwarming is metmaximumverwarmingsvermogen ingeschakeldWagens met stoelverwarming en -ventilatie - stoelventilatie is met maxi-mumventilatiestand ingeschakeldWagens met stoelverwarming en -ventilatie - stoelverwarming en -venti-latie is ingeschakeld

De stoelverwarming resp. stoelventilatie kan al bij ingeschakeld contact wor-den aangezet, maar wordt pas na het starten van de motor ingeschakeld.

Bij het uitschakelen van het contact wordt de stoelverwarming resp. stoelven-tilatie uitgeschakeld. Wordt de motor binnen 10 minuten weer gestart, danwordt de bestuurdersstoelverwarming resp. -ventilatie overeenkomstig delaatste instelling automatisch weer ingeschakeld.

ATTENTIEBij beperkte pijn- en/of temperatuurwaarneming, bijvoorbeeld door medi-cijngebruik, door verlamming of door chronische ziekte (bijvoorbeeld diabe-tes), raden wij aan geheel af te zien van het gebruik van de stoelverwar-ming. Er kunnen moeilijk te herstellen brandwonden ontstaan. Als u destoelverwarming toch wilt gebruiken, adviseren wij bij langere ritten regel-matig een pauze in te lassen, zodat het lichaam zich kan herstellen van debelasting die tijdens het rijden ontstaat. Om uw concrete situatie te beoor-delen wendt u zich tot uw behandelend arts.

VOORZICHTIGDe volgende aanwijzingen moeten in acht worden genomen om schade aan destoelen te vermijden.■ Niet op de stoelen knielen en deze ook niet aan andere puntbelastingenblootstellen.■ Indien de betreffende stoelen niet door personen zijn bezet, de stoelverwar-ming niet gebruiken.

■ Indien zich op de betreffende stoelen voorwerpen bevinden, bijvoorbeeldeen kinderzitje, tas of dergelijke, de stoelverwarming niet gebruiken.■ Als op de betreffende stoelen beschermhoezen of beschermende bekledin-gen bevestigd zijn, de stoelverwarming niet inschakelen.

Let opDaalt de boordspanning, dan schakelt de stoelverwarming en -ventilatie auto-matisch uit » pagina 222, Automatische verbruikersuitschakeling.

Voorstoelen met stoelverwarming

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 92.

Het verwarmingsvermogen van de stoelverwarming wordt aangegeven aan dehand van het aantal brandende controlelampjes onder de schakelaar.

Stoelverwarming bedienen› Op toets resp. drukken.

De stoelverwarming wordt maximumverwarmingsvermogen ingeschakeld» Afbeelding 84 op pagina 91 - .

Door nogmaals op de toets te drukken, wordt het verwarmingsvermogen te-ruggeregeld tot de verwarming uitschakelt.

Voorstoelen met stoelverwarming en -ventilatie

Afbeelding 85Infotainmentbeeldscherm: Voor-stoelverwarming en -ventilatiemet maximumverwarmingsver-mogen/-ventilatiestand inge-schakeld

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 92.

Het verwarmingsvermogen/de ventilatiestand wordt door het aantal verlichtefunctietoetsen in het infotainment, eventueel door het aantal brandende con-trolelampjes onder de toets weergegeven.

92 Bediening

Page 96: B8 Superb OwnersManual

Het verwarmingsvermogen/de ventilatiestand kan ook in het infotainmentmet de functietoetsen A en B » Afbeelding 85 worden ingesteld en met debetreffende functietoets worden uitgeschakeld.

Alleen stoelverwarming bedienen› Op toets resp. drukken.

De stoelverwarming wordt maximumverwarmingsvermogen ingeschakeld» Afbeelding 84 op pagina 91 - .

Door nogmaals op de toets te drukken, wordt het verwarmingsvermogen te-ruggeregeld tot de verwarming uitschakelt.

Het verwarmingsvermogen kan ook in het infotainment worden ingesteld.

Alleen stoelventilatie bedienen› Op toets resp. drukken.› De stoelverwarming uitschakelen.› De ventilatiestand in het infotainment met de functietoetsen A » Afbeel-

ding 85 instellen.

Een verdere instelling van de ventilatiestand tot het uitschakelen kan even-eens door opnieuw indrukken van de toetsen resp. gebeuren.

Stoelverwarming en -ventilatie tegelijk bedienen› Op toets resp. drukken.› Het verwarmingsvermogen/de ventilatiestand in het infotainment instellen.

Onder de toets branden controlelampjes » Afbeelding 84 op pagina 91 - .

De instelling van het verwarmingsvermogen/de ventilatiestand is met de toet-sen resp. niet mogelijk.

Achterzitplaatsen met stoelverwarming

Afbeelding 86Stoelverwarming met maximum-verwarmingsvermogen inge-schakeld

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 92.

Het verwarmingsvermogen wordt aangegeven aan de hand van het aantalbrandende controlelampjes in de schakelaar.

Stoelverwarming bedienen› Op toets resp. drukken.

De stoelverwarming wordt met maximumverwarmingsvermogen ingeschakeld» Afbeelding 86.

Door nogmaals op de toets te drukken, wordt het verwarmingsvermogen te-ruggeregeld tot de verwarming uitschakelt.

De instelling van het verwarmingsvermogen kan in het infotainment met defunctietoetsen ver- en ontgrendeld worden » Instructieboekje info-tainment, hoofdstuk Instelling van de verwarming en het koelsysteem. Bij ver-grendelde instelling kan het verwarmingsvermogen alleen tot het uitschake-len omlaaggeregeld worden.

93Stoelen en hoofdsteunen

Page 97: B8 Superb OwnersManual

Vervoeren en praktische uitrusting

Praktische uitrusting

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Parkeertickethouder 94Opbergvak aan bestuurderszijde 94Opbergvakken in de portieren 95Opbergvak voorin de middenconsole 95Bekerhouders 96Afvalbak 97Opbergvak onder de armleuning voorin 97Brillenvak 98Opbergvak aan bijrijderszijde 99Opbergvak onder de bijrijdersstoel 99Kledinghaken 100Opbergtassen aan de achterzijde van de voorstoelen 100Opbergtassen aan de binnenzijde van de voorstoelen 100Opbergvakken voor de paraplu 101Opbergvak achterin in de middenconsole 101Opbergvak in de armsteun achterin 101Uitneembare skizak 102AUX- en USB-ingangen 102

ATTENTIE■ Niets op het dashboard leggen. Daarop neergelegde voorwerpen zoudentijdens het rijden (bij accelereren, rijden in de bocht of een verkeerde rijma-noeuvre) kunnen verschuiven of vallen en uw aandacht van de verkeerssi-tuatie afleiden - gevaar voor ongevallen!■ Let erop dat er tijdens het rijden geen voorwerpen vanuit de middencon-sole of vanuit andere opbergvakken in de voetenruimte van de bestuurderterecht kunnen komen. U zou dan niet in staat zijn om te remmen, het kop-pelingspedaal in te trappen of gas te geven - gevaar voor ongevallen!■ In de opbergvakken en in de bekerhouders mogen geen voorwerpen wor-den neergelegd, die de inzittenden in gevaar zouden kunnen brengen bijplotseling remmen of bij een aanrijding.■ As, sigaretten, sigaren e.d. mogen alleen in de asbak worden gelegd!

Parkeertickethouder

Afbeelding 87Parkeertickethouder

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De parkeertickethouder » Afbeelding 87 dient bijvoorbeeld voor het bevesti-gen van het parkeerticket.

ATTENTIEVoor het begin van de rit moet het ticket altijd worden verwijderd, zodathet zicht van de bestuurder niet wordt gehinderd.

Opbergvak aan bestuurderszijde

Afbeelding 88 Opbergvak openen / houder voor krediet- en overige kaar-ten

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

Openen› De handgreep optillen en het vak in pijlrichting opklappen » Afbeelding 88 -.

94 Bediening

Page 98: B8 Superb OwnersManual

Sluiten› Het deksel tegen de pijlrichting naar boven zwenken tot dit hoorbaar vast-

klikt.

In het opbergvak zit een houder voor krediet- en overige kaarten » Afbeelding88 - .

ATTENTIEOm veiligheidsredenen moet het opbergvak tijdens het rijden altijd zijn ge-sloten.

Opbergvakken in de portieren

Afbeelding 89 Opbergvakken: In het voorportier / in het achterportier

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

Opbergvakken » Afbeelding 89Opbergvak in het voorportierFlessenhouder in het voorportier voor flessen met een inhoud van max. 1,5lOpbergvak in het achterportierFlessenhouder in het achterportier voor flessen met een inhoud van max.1,5 l

ATTENTIEHet opbergvak A » Afbeelding 89 mag uitsluitend worden gebruikt voorhet opbergen van voorwerpen die niet eruit steken - gevaar voor een be-perkt werkingsbereik van de zij-airbag.

A

B

C

D

Opbergvak voorin de middenconsole

Afbeelding 90 Opbergvak: Openen/sluiten

Afbeelding 91Phonebox

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

In het opbergvak kan een met de GSM-antenne verbonden inductieplaat - dePhonebox zitten » Afbeelding 91.

Het opbergvak is uitgerust met een binnenverlichting die bij ingeschakeldstads- of dimlicht brandt.

Openen› in pijlrichting op de dekselrand drukken » Afbeelding 90 - .

Sluiten› in pijlrichting op de dekselrand drukken » Afbeelding 90 - .

Het deksel sluit vanzelf tegengesteld aan de pijlrichting.

95Vervoeren en praktische uitrusting

Page 99: B8 Superb OwnersManual

PhoneboxBij het aanbrengen van de telefoon in de phonebox wordt het telefoonsignaalmet circa 20% versterkt. Hierdoor wordt de ontlading van de telefoonaccu entegelijkertijd de elektromagnetische straling in het interieur verminderd.

› De telefoon met de achterzijde op de inductieplaat in het opbergvak neerleg-gen » Afbeelding 91.

ATTENTIE■ Het opbergvak is geen vervanging voor de asbak en mag ook niet als zo-danig worden gebruikt - brandgevaar!■ Om veiligheidsredenen moet het opbergvak tijdens het rijden altijd zijngesloten.

VOORZICHTIG■ De phonebox kan de verbinding van de telefoon met het infotainment nietvervangen.■ Beschermhoezen of omhulsels van een in het opbergvak liggende telefoonkunnen de telefoonsignaalsterkte negatief beïnvloeden.■ Onder de telefoon liggende metalen voorwerpen, zoals munten of sleutels,kunnen de telefoonsignaalsterkte negatief beïnvloeden.

Bekerhouders

Afbeelding 92 Middenconsole voorin: Bekerhouder openen / bekerhouder

Afbeelding 93 Armsteun achterin: Bekerhouder openen / bekerhouder

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De bekerhouder B bevindt zich in de middenconsole voorin » Afbeelding 92.

De bekerhouder D bevindt zich in de armsteun voorin » Afbeelding 93.

Bekerhouder in de middenconsole voorin openen/sluiten› In pijlrichting op de dekselrand A drukken » Afbeelding 92.

Het sluiten gebeurt in omgekeerde volgorde.

Bekerhouder in de middenconsole achterin openen/sluiten› Het deksel bij de uitsparing C vastpakken » Afbeelding 93.› Het deksel in pijlrichting openklappen.

Het sluiten gebeurt in omgekeerde volgorde.

ATTENTIE■ Geen breekbaar drinkgerei (bijvoorbeeld van glas, porselein) gebruiken. Bijeen ongeval kan dit tot letsel leiden.■ Nooit hete bekers in de bekerhouders plaatsen. Als de wagen rijdt, kanhete drank worden gemorst - gevaar voor brandwonden!■ In de houders mogen geen voorwerpen worden geplaatst, die de inzitten-den in gevaar zouden kunnen brengen bij plotseling remmen of bij een aan-rijding.

VOORZICHTIGGeen geopende bekers tijdens het rijden in de bekerhouders laten staan.Drank kan bijvoorbeeld bij het remmen worden gemorst en daarbij elektrischeonderdelen of de stoelbekleding beschadigen.

96 Bediening

Page 100: B8 Superb OwnersManual

Afvalbak

Afbeelding 94 Afvalbak: Plaatsen en verschuiven / openen

Afbeelding 95 Zak vervangen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De afvalbak kan in het opbergvak in het portier worden geplaatst.

Afvalbak aanbrengen› De afvalbak aan voorzijde aan de rand van het opbergvak aanbrengen.› De afvalbak aan achterzijde in pijlrichting 1 » Afbeelding 94 indrukken.› De afvalbak kan naar behoefte in de richting van een van de pijlen 2 worden

verschoven.

Afvalbak verwijderen› De afvalbak tegen de pijlrichting 1 » Afbeelding 94 verwijderen.

Afvalbak openen/sluiten› Het deksel in pijlrichting 3 » Afbeelding 94 optillen.

Het sluiten gebeurt in omgekeerde volgorde.

Zak vervangen› De afvalbak uit het opbergvak verwijderen.› De beide blokkeringsnokken aan het frame in pijlrichting 4 » Afbeelding 95

indrukken.› De zak samen met het frame in pijlrichting 5 naar beneden lostrekken.› De zak van het frame verwijderen.› De nieuwe zak door het frame trekken en in pijlrichting 6 over het frame

leggen.› De zak met het frame in pijlrichting 7 in de afvalbak plaatsen, zodat beide

blokkeringsnokken hoorbaar in het frame vastklikken.

ATTENTIEDe afvalbak nooit als asbak gebruiken - brandgevaar!

Let opWij adviseren zakken met de afmetingen 20x30 cm te gebruiken.

Opbergvak onder de armleuning voorin

Afbeelding 96 Opbergvak openen / luchttoevoer bedienen

97Vervoeren en praktische uitrusting

Page 101: B8 Superb OwnersManual

Afbeelding 97Opbergvak voor een tablet ope-nen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

Het opbergvak is uitgerust met een binnenverlichting die bij ingeschakeldstads- of dimlicht brandt.

Opbergvak openen› De armsteun in pijlrichting 1 oplichten » Afbeelding 96.

Opbergvak sluiten› De armsteun in pijlrichting 1 tot de aanslag optillen » Afbeelding 96.› De armsteun tegen de pijlrichting in 1 omlaagklappen.

Opbergvak voor een tablet› In pijlrichting aan lus A trekken » Afbeelding 97.› De tablet in het opbergvak, met de kabel naar boven of zijwaarts gericht,

plaatsen.

Luchttoevoer bedienenDoor het draaien van de draaischakelaar in pijlrichting 2 tot de aanslag, kande luchttoevoer worden bediend » Afbeelding 96.

OpenenSluiten

Bij geopende luchttoevoer en ingeschakelde airconditioning stroomt er luchtin het opbergvak met een temperatuur die overeenkomt met de instelling vande bedieningselementen van de airconditioning en de weersomstandigheden.

Als de luchttoevoer bij uitgeschakelde airconditioning wordt geopend, stroomtaangezogen buitenlucht of interieurlucht in het opbergvak.

Let opAls de luchttoevoer naar het opbergvak niet wordt gebruikt, adviseren wij deluchttoevoer afgesloten te laten.

Brillenvak

Afbeelding 98Brillenvak openen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De maximale toelaatbare belasting van de haak bedraagt 250 g.

Openen› Toets A » Afbeelding 98 indrukken.

Het deksel klapt in pijlrichting.

Sluiten› Het deksel tegen de pijlrichting in zwenken » Afbeelding 98, tot het hoor-

baar vastklikt.

ATTENTIEHet vak mag alleen voor het verwijderen of plaatsen van de bril worden ge-opend en moet verder gesloten blijven - het zicht naar buiten kan andersbeperkt worden of er kunnen verwondingen ontstaan!

VOORZICHTIG■ In het brillenvak geen warmtegevoelige voorwerpen opbergen - bij hoge bui-tentemperaturen bestaat er gevaar voor beschadiging.■ Het vak moet worden gesloten voordat de wagen wordt verlaten en vergren-deld - gevaar door hinderen van de werking van het alarmsysteem.

98 Bediening

Page 102: B8 Superb OwnersManual

Opbergvak aan bijrijderszijde

Afbeelding 99 Opbergvak openen / opbergvak sluiten en luchttoevoerbedienen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

In het opbergvak bevindt zich een pennenhouder.

Het opbergvak is voorzien van een verlichting, die bij het openen van het op-bergvak gaat branden en bij het sluiten uitgaat.

Openen› Toets A » Afbeelding 99 indrukken.

Het deksel klapt in pijlrichting 1 .

Sluiten› Het deksel in pijlrichting 2 zwenken, tot het hoorbaar vergrendelt.

Luchttoevoer bedienenDoor het draaien van de draaischakelaar in pijlrichting B tot de aanslag, kande luchttoevoer worden bediend » Afbeelding 99.

OpenenSluiten

Als de luchttoevoer is geopend en de airconditioning is ingeschakeld, stroomtgekoelde lucht in het opbergvak.

Als de luchttoevoer bij uitgeschakelde airconditioning wordt geopend, stroomtaangezogen buitenlucht of interieurlucht in het opbergvak.

ATTENTIEOm veiligheidsredenen moet het opbergvak tijdens het rijden altijd zijn ge-sloten.

Let opAls de luchttoevoer naar het opbergvak niet wordt gebruikt, adviseren wij deluchttoevoer afgesloten te laten.

Opbergvak onder de bijrijdersstoel

Afbeelding 100Opbergvak openen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De maximale toelaatbare belasting van het opbergvak bedraagt 1,5 kg.

Openen› De handgreep in pijlrichting 1 » Afbeelding 100 trekken.› Het vak in pijlrichting 2 openen.

Sluiten› De greep in pijlrichting 1 trekken en het vak tegen de pijlrichting in 2 slui-

ten.› Hierbij de handgreep getrokken houden tot het vak gesloten is.

99Vervoeren en praktische uitrusting

Page 103: B8 Superb OwnersManual

Kledinghaken

Afbeelding 101Kledinghaak

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

Op de middelste portierstijlen en aan de achterste grepen van de hemelbekle-ding boven de achterportieren zitten kledinghaken » Afbeelding 101.

De maximale toelaatbare belasting van de betreffende haken bedraagt 2 kg.

ATTENTIE■ In de zakken van de opgehangen kledingstukken geen zware of scherpevoorwerpen laten zitten.■ Voor het ophangen van kleding geen kledingbeugel gebruiken - er be-staat gevaar voor een beperking van de functionaliteit van de hoofdairbag.■ Let erop dat het zicht naar achteren niet wordt belemmerd door opge-hangen kledingstukken.

Opbergtassen aan de achterzijde van de voorstoelen

Afbeelding 102Opbergtassen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De opbergtassen » Afbeelding 102 zijn bedoeld voor het opbergen van bijvoor-beeld kaarten, tijdschriften en dergelijke.

VOORZICHTIGIn de tassen geen grote voorwerpen leggen, zoals bijvoorbeeld flessen ofscherpe voorwerpen - gevaar voor beschadiging van de tassen en de stoelbe-kleding.

Opbergtassen aan de binnenzijde van de voorstoelen

Afbeelding 103Opbergtassen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De opbergtassen bevinden zich afhankelijk van de uitrusting, aan de binnenzij-de van de voorstoelen of alleen aan de binnenzijde van de bestuurdersstoel» Afbeelding 103.

De opbergtassen zijn voor het opbergen van kleine en lichte voorwerpen, zoalsbijvoorbeeld mobiele telefoons en dergelijke.

De maximale toelaatbare belasting van de betreffende tassen bedraagt 150 g.

ATTENTIEDe maximaal toelaatbare belasting van de tassen niet overschrijden.Zwaardere voorwerpen worden niet voldoende beveiligd - gevaar voor ver-wondingen!

VOORZICHTIGIn de tassen geen grote voorwerpen leggen, zoals bijvoorbeeld flessen ofscherpe voorwerpen - gevaar voor beschadiging van de tassen en de stoelbe-kleding.

100 Bediening

Page 104: B8 Superb OwnersManual

Opbergvakken voor de paraplu

Afbeelding 104Opbergvak voor de paraplu

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De opbergvakken in de voorportieren » Afbeelding 104 kunnen voor het opber-gen van een paraplu worden gebruikt.

Let opEen paraplu kan worden aangeschaft uit het originele ŠKODA accessoirepro-gramma.

Opbergvak achterin in de middenconsole

Afbeelding 105Open opbergvak, afsluitbaar op-bergvak openen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

In de middenconsole achterin zit afhankelijk van de uitrusting een open op-bergvak A en een afsluitbaar opbergvak B » Afbeelding 105.

Het vak B is voorzien van een verlichting die bij ingeschakeld stads- of dim-licht brandt.

Vak B openen/sluiten› Aan het bovenste gedeelte van de uitsparing trekken en het vak in pijlrich-

ting openklappen » Afbeelding 105.

Het sluiten gebeurt in omgekeerde volgorde.

ATTENTIEDe opbergvakken zijn geen vervanging voor asbakken en mogen ook nietals zodanig worden gebruikt - brandgevaar!

Opbergvak in de armsteun achterin

Afbeelding 106 Opbergvak openen / binnenruimte van het vak

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

In het opbergvak zit een bekerhouder B , een opbergvak voor de multimedia-houder C en een pennenhouder D » Afbeelding 106.

Openen/sluiten› Het deksel bij de uitsparing A vastpakken » Afbeelding 106.› Het deksel in pijlrichting tot de aanslag openklappen.

Het sluiten gebeurt in omgekeerde volgorde.

101Vervoeren en praktische uitrusting

Page 105: B8 Superb OwnersManual

Uitneembare skizak

Afbeelding 107 Band aantrekken / skizak vastzetten

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De uitneembare skizak (hierna skizak) dient uitsluitend voor het vervoeren vanski's.

Skizak en ski's opbergen› De achterklep openen.› De armleuning achterin en het deksel in de rugleuning naar beneden klappen

» pagina 90.› De lege skizak zodanig plaatsen, dat het uiteinde met de ritssluiting in de ba-

gageruimte zit.› De ski's vanuit de bagageruimte in de skizak schuiven » .› De skizak sluiten.

Skizak en ski's bevestigen› De trekband A vóór de bindingen stevig om de ski's vastmaken » Afbeelding

107.› De rugleuning iets naar voren klappen.› De bevestigingsriem B door de opening in de rugleuning om de bovenzijde

van de rugleuning leiden.› Vervolgens de rugleuning terugklappen tot de grendelknop vastklikt - dit

controleren door aan de rugleuning te trekken.› De bevestigingsriem B in het slot C steken tot hij hoorbaar vastklikt.

ATTENTIE■ Na het inpakken van de ski's moet de skizak met de bevestigingsriem B» Afbeelding 107 worden vastgezet.■ De trekband A moet stevig om de ski's zijn vastgemaakt.■ Let erop dat de trekband A vóór de binding van de ski's zit (zie ook demarkering op de skizak).■ Het totale gewicht van de vervoerde ski's mag niet meer dan 24 kg bedra-gen.

VOORZICHTIG■ De skizak nooit vochtig opvouwen en opbergen - gevaar voor beschadigingvan de skizak.■ De skizak is geschikt voor het vervoeren van maximaal vier paar ski's.■ De ski's met de punten naar voren en de stokken met de punten naar achter-en in de skizak plaatsen.

AUX- en USB-ingangen

Afbeelding 108 Inbouwplaatsen van de USB-ingangen in de middencon-sole voorin/achterin

102 Bediening

Page 106: B8 Superb OwnersManual

Afbeelding 109Inbouwplaats van de AUX-in-gang

Lees en bekijk eerst op bladzijde 94.

De USB-ingang bevindt zich in het opbergvak in de middenconsole voorin enachterin en is met het symbool gemarkeerd » Afbeelding 108.

De AUX-ingang zit in in het opbergvak in de middenconsole voorin » Afbeel-ding 109.

Nadere informatie » Instructieboekje infotainment.

Elektrische stopcontacten en sigarettenaansteker

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

12 volt stopcontact in de middenconsole voorin 10312 volt stopcontact in de middenconsole achterin 10412 volt stopcontact in bagageruimte 104230 volt stopcontact 104Sigarettenaansteker 106

ATTENTIEAanwijzingen voor de op de stopcontacten aangesloten apparaten.■ Alle apparaten moeten tijdens het rijden veilig worden opgeborgen, zodatdeze bij een plotselinge remmanoeuvre of een ongeval niet door het interi-eur kunnen slingeren - levensgevaar!■ De apparaten kunnen tijdens de werking warm worden – gevaar voor ver-wondingen resp. brand! Wanneer het apparaat te warm wordt, het appa-raat direct uitschakelen en de stekker uit het stopcontact trekken.

ATTENTIEBij gebruik van 12 volt stopcontacten de volgende aanwijzingen in acht ne-men.■ De stopcontacten werken ook bij uitgeschakeld contact. Daarom bij hetverlaten van de wagen nooit personen, die niet volledig zelfstandig zijn, bij-voorbeeld kinderen, zonder toezicht in de wagen achterlaten.■ Onjuist gebruik van de stopcontacten en de elektrische accessoires kanbrand, brandwonden en andere zware verwondingen tot gevolg hebben.

VOORZICHTIGBij gebruik van 12 volt stopcontacten de volgende aanwijzingen in acht nemen.■ De stopcontacten mogen alleen voor de aansluiting van vrijgegeven elektri-sche accessoires met een totale vermogensafname van maximaal 120 wattworden gebruikt, anders kan de elektrische installatie van de wagen wordenbeschadigd.■ Bij stilstaande motor en ingeschakelde verbruikers wordt de accu ontladen!■ Om schade door spanningsschommelingen te voorkomen, moeten voor hetin- en uitschakelen van het contact en voor het starten van de motor de op hetstopcontact aangesloten apparaten worden uitgeschakeld.

12 volt stopcontact in de middenconsole voorin

Afbeelding 110 Opbergvak openen / afdekking van 12 volt stopcontact

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 103.

Gebruiken› Het opbergvak door in pijlrichting drukken op de dekselrand openen » Af-

beelding 110.› De afdekking van het stopcontact verwijderen.› De stekker van de elektrische verbruiker in het stopcontact steken.

103Vervoeren en praktische uitrusting

Page 107: B8 Superb OwnersManual

12 volt stopcontact in de middenconsole achterin

Afbeelding 111 Afdekking openklappen / 12 volt stopcontact

Afbeelding 112 Opbergvak openen / afdekking van 12 volt stopcontact

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 103.

Gebruiken› De afdekking in pijlrichting openen » Afbeelding 111.

Of

› Het opbergvak in pijlrichting openen » Afbeelding 112.› De afdekking van het 12 volt stopcontact verwijderen » Afbeelding 112.› De stekker van de elektrische verbruiker in het stopcontact steken.

12 volt stopcontact in bagageruimte

Afbeelding 113Afdekking van het 12 volt stop-contact

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 103.

Gebruiken› De afdekking van het stopcontact openen » Afbeelding 113.› De stekker van de elektrische verbruiker in het stopcontact steken.

230 volt stopcontact

Afbeelding 114 Afdekking van het 230 volt stopcontact openklappen / 230volt stopcontact

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 103.

Het 230 volt stopcontact (hierna stopcontact) mag alleen voor de aansluitingvan vrijgegeven elektrische accessoires met een tweepins 230 volt stekker eneen totale vermogensafname van maximaal 150 watt worden gebruikt.

Het stopcontact bevindt zich achterin in de middenconsole » Afbeelding 114.

Gebruiken› De afdekking in pijlrichting openen » Afbeelding 114.

104 Bediening

Page 108: B8 Superb OwnersManual

› De stekker van de elektrische verbruiker in het stopcontact steken.

Bij het insteken van de stekker wordt de kinderbeveiliging ontgrendeld en hetstopcontact wordt geactiveerd.

Het stopcontact werkt in de volgende gevallen› De motor draait.› In de stopfunctie bij wagens met het start-stopsysteem.› Nog circa 10 minuten na het afzetten van de motor, zolang een verbruiker

nog vóór het afzetten van de motor op het stopcontact was aangesloten.

Controlelampje

Weergave controlelamp-je

Betekenis

Brandt groen Het stopcontact is actief.

Knippert groenHet stopcontact bleef na het afzetten van de mo-tor geactiveerd en is nog gedurende circa 10 mi-nuten bruikbaar.

Knippert rood Het stopcontact is tijdelijk niet actief.

Een automatische deactivering van het stopcontact kan bijvoorbeeld om devolgende redenen gebeuren.› Overmatige stroomsterkte.› Geringe laadtoestand van de accu.› Hoge stopcontacttemperatuur.

Als de oorzaken van de deactivering niet meer aanwezig zijn, kan het stopcon-tact automatisch worden geactiveerd. Aangesloten ingeschakelde apparatenworden dan weer ingeschakeld » .

Als er geen automatische activering volgt, dan moeten de aangesloten appara-ten van het stopcontact worden losgemaakt en na korte tijd weer wordenaangesloten.

ATTENTIE■ Onjuist gebruik kan zware verwondingen resp. brand veroorzaken. Daar-om bij het verlaten van de wagen nooit personen, die niet volledig zelfstan-dig zijn, bijvoorbeeld kinderen, zonder toezicht in de wagen achterlaten.■ Geen vloeistoffen over de stopcontacten morsen – levensgevaar! Alsvocht in het stopcontact komt, moet het volledige stopcontact droog zijnvoordat dit weer kan worden gebruikt.

ATTENTIE (vervolg)■ De kinderbeveiliging van het stopcontact wordt ontgrendeld bij het ge-bruik van adapters en verlengkabels die onder spanning staan - gevaarvoor verwondingen!■ Geen geleidende voorwerpen, bijvoorbeeld breinaalden, in de contactenvan het stopcontact steken – levensgevaar!

VOORZICHTIG■ Het stopcontact mag alleen voor de aansluiting van vrijgegeven elektrischeaccessoires met een tweepins 230 volt stekker en een totale vermogensafna-me van maximaal 150 watt worden gebruikt.■ De stekker van het elektrische apparaat tot de aanslag in het stopcontactsteken, zodat de contacten worden verbonden.■ Als de stekker van het elektrische apparaat niet volledig in het stopcontactwordt gestoken, kan de kinderbeveiliging worden ontgrendeld en het stopcon-tact worden geactiveerd. Het elektrische apparaat wordt desondanks niet vanspanning voorzien.■ Om de functie te gebruiken, bij stopcontacten die nog circa 10 minuten nahet afzetten van de motor stroom leveren, moet een verbruiker nog voor hetafzetten van de motor op het stopcontact worden aangesloten.■ Op het stopcontact geen lampen aansluiten die een neonbuis bevatten - ge-vaar voor beschadiging van de lamp.■ Bij sommige stroombronnen (bijvoorbeeld voor notebooks) kan bij het aan-sluiten hiervan op het stopcontact een grote stroomstoot plaatsvinden, waar-door het stopcontact automatisch wordt gedeactiveerd. In dit geval de stroom-bron van de verbruiker losmaken en eerst de stroombron zelf op het stopcon-tact aansluiten en dan pas de verbruiker.■ De aangesloten apparaten kunnen zich anders gedragen dan bij het aanslui-ten op het openbare stroomnet.

105Vervoeren en praktische uitrusting

Page 109: B8 Superb OwnersManual

Sigarettenaansteker

Afbeelding 115 Middenconsole voorin: Opbergvak openen / sigarettenaan-steker

Afbeelding 116 Middenconsole achterin: Opbergvak openen / sigarette-naansteker

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 103.

Gebruiken› Het opbergvak door in pijlrichting drukken op de dekselrand openen » Af-

beelding 115.

Of

› Het opbergvak in pijlrichting openen » Afbeelding 116.› De aansteker tot de aanslag erin drukken.› Wachten tot de aansteker terugspringt.› De gloeiende aansteker direct eruit nemen en gebruiken.› De aansteker weer in het stopcontact terugsteken.

› Het opbergvak door in pijlrichting drukken op de dekselrand sluiten » Afbeel-ding 115.

Het deksel sluit vanzelf tegengesteld aan de pijlrichting.

Of

› Het opbergvak tegen de pijlrichting in sluiten » Afbeelding 116.

ATTENTIE■ De sigarettenaansteker werkt ook bij uitgeschakeld contact. Daarom bijhet verlaten van de wagen nooit personen, die niet volledig zelfstandigzijn, bijvoorbeeld kinderen, zonder toezicht in de wagen achterlaten. Dezekunnen de aansteker bedienen en zichzelf verbranden, brand veroorzakenof het interieur beschadigen.■ Wees voorzichtig bij het gebruik van de sigarettenaansteker! Onjuist ge-bruik kan tot brandwonden leiden.

Let opHet stopcontact van de sigarettenaansteker kan ook als 12 volt stopcontactworden gebruikt.

Asbak

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Asbak 107Verwijderbare asbakken 107

De asbakken kunnen worden gebruikt voor het neerleggen van as, sigaretten,sigaren en dergelijke » .

ATTENTIENooit brandbare voorwerpen in de asbak leggen - brandgevaar!

106 Bediening

Page 110: B8 Superb OwnersManual

Asbak

Afbeelding 117 Middenconsole voorin: Opbergvak openen / asbak verwij-deren

Afbeelding 118 Middenconsole achterin: Opbergvak openen / asbak ver-wijderen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 106.

De asbakken zijn voorzien van verlichting die bij ingeschakeld stads- of dim-licht brandt.

Asbak voorin verwijderen/aanbrengen› Het opbergvak door in pijlrichting 1 drukken op de dekselrand openen » Af-

beelding 117.› De asbak bij A vastpakken en in pijlrichting 2 verwijderen.

Het plaatsen van de asbak gebeurt in omgekeerde volgorde.

› Het opbergvak door in pijlrichting 1 drukken op de dekselrand sluiten.

Het deksel sluit vanzelf tegengesteld aan de pijlrichting.

Asbakinzetstuk achterin verwijderen/plaatsen› Aan de bovenzijde B van de uitsparing trekken en het opbergvak tot de

aanslag in pijlrichting 3 openklappen » Afbeelding 118.› De asbak bij C vastpakken en in pijlrichting 4 verwijderen.

Het plaatsen van de asbak gebeurt in omgekeerde volgorde.

› Het opbergvak tegen de pijlrichting in 3 sluiten.

Verwijderbare asbakken

Afbeelding 119Asbak verwijderen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 106.

Verwijderen/aanbrengenBij het verwijderen de asbak niet aan het deksel vasthouden.

› De asbak in pijlrichting verwijderen » Afbeelding 119.

Het aanbrengen gebeurt in omgekeerde volgorde.

107Vervoeren en praktische uitrusting

Page 111: B8 Superb OwnersManual

Multimediahouder

Inleiding voor het onderwerp

Afbeelding 120 Bewegingen en draaien van de houder

Afbeelding 121Houder vergroten

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Achter de hoofdsteunen plaatsen 108In het opbergvak in de armsteun achterin bevestigen 109

In de multimediahouder (hierna alleen nog houder genoemd) kunnen diverseexterne apparaten (bijvoorbeeld tablet, smartphone enz.) worden bevestigd.

De houder kan 30° in pijlrichting 1 worden gekanteld en 360° in pijlrichting2 worden gedraaid » Afbeelding 120.

De maximale toelaatbare belasting van de houder bedraagt 750 g.

Om grotere apparaten te plaatsen, kan de houdergrootte worden aangepast(de minimumgrootte bedraagt 122 mm, de maximumgrootte bedraagt 195 mm).

Houder vergroten› Deel A in pijlrichting 3 oplichten » Afbeelding 121.

De houder wordt ontgrendeld.

› Deel B in pijlrichting 4 in de gewenste stand oplichten.

Houder verkleinen› Deel A in pijlrichting 3 oplichten » Afbeelding 121.

De houder wordt ontgrendeld.

› Deel B tegen de pijlrichting 4 erin drukken.

VOORZICHTIGDe maximale toegestane belasting van de houder nooit overschrijden - er be-staat gevaar voor beschadiging of een beperkte werking.

Achter de hoofdsteunen plaatsen

Afbeelding 122 Adapter aan de geleidingsstangen van de hoofdsteun be-vestigen / houder inbouwen

108 Bediening

Page 112: B8 Superb OwnersManual

Afbeelding 123 Houder uitbouwen / adapter van de geleidingsstangenvan de hoofdsteun verwijderen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 108.

De houder kan aan de geleidingsstangen van de voorste hoofdsteunen wor-den bevestigd.

Inbouwen› De "geknikte" adapter tegen de geleidingsstangen van de hoofdsteun plaat-

sen » Afbeelding 122.› De adapter in pijlrichting 1 vastklikken.› De houder in pijlrichting 2 in de adapter vastklikken.

Uitbouwen› In pijlrichting 3 aan grendelnok A trekken » Afbeelding 123.› De houder in pijlrichting 4 uit de adapter verwijderen.› Op de adapter drukken en deze in pijlrichting 5 van de geleidingsstangen

voor de hoofdsteunen verwijderen.

In het opbergvak in de armsteun achterin bevestigen

Afbeelding 124 Opbergvak openen / ruimte voor houder / houder uitbou-wen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 108.

De houder kan in het opbergvak in de armsteun achterin worden bevestigd.

Inbouwen› Het opbergvakdeksel bij de uitsparing A vastpakken » Afbeelding 124.› Het deksel in pijlrichting openklappen.› De houder tot de aanslag in de ruimte B plaatsen.

Uitbouwen› In pijlrichting aan grendelnok C trekken » Afbeelding 124.› De houder uit het opbergvak verwijderen.› Het opbergvakdeksel tegen de pijlrichting in sluiten, tot het hoorbaar vast-

klikt.

Bagageruimte en transport van lading

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bevestigingselementen 111Bagagenetten 111Uitklapbare haken 112Bodembekleding bevestigen 112Dubbelzijdige bodembekleding 112Bagagenet 113

109Vervoeren en praktische uitrusting

Page 113: B8 Superb OwnersManual

Bagageruimteafdekking 113Oprolbare bagageruimteafdekking 114Oprolbare afdekking - automatisch oprollen 115Multifunctionele tas 115Zijvakken en zijopbergvakken 116Cargo-elementen 117Opbergvakken onder de bodembekleding 117Uitneembare lamp 118Voertuigen van de klasse N1 119

Bij het vervoeren van lading de volgende aanwijzingen in acht nemen› Bij het vervoeren van zware voorwerpen veranderen de rijeigenschappen

door de verplaatsing van het zwaartepunt. Snelheid en rijstijl moeten hieropworden afgestemd.

› De lading moet in de bagageruimte worden opgeborgen. Om te voorkomendat deze kan bewegen, moet de lading met geschikte spanbanden aan debevestigingsogen of met een bevestigingsnet worden bevestigd.

› De lading zo gelijkmatig mogelijk verdelen.› Zware voorwerpen zo ver mogelijk naar voren leggen.› De lading moet zo goed vastgezet zijn, dat bij plotselinge rij- en remmanoeu-

vres geen voorwerpen naar voren kunnen glijden - gevaar voor verwondin-gen!

› De bandenspanning moet aan de belading worden aangepast.› Bij het vervoeren van lading die vastgezet is in de vergrote bagageruimte, die

ontstaat door het naar voren klappen van rugleuning, moet beslist wordengelet op het waarborgen van de veiligheid van de persoon die op de reste-rende zitplaats achterin zit.

Bij een aanrijding of een ongeval kunnen ook kleine en lichte voorwerpen zo-veel kinetische energie genereren dat zij zwaar lichamelijk letsel kunnen ver-oorzaken.

De grootte van de kinetische energie is afhankelijk van de rijsnelheid en vanhet gewicht van het voorwerp.

Voorbeeld: Een voorwerp met een gewicht van 4,5 kg krijgt bij een frontaleaanrijding met 50 km/h een energie die 20 keer zo groot is dan zijn eigen ge-wicht. Dit betekent dat er een kracht van circa 90 kg "ontstaat".

BagageruimteverlichtingDe verlichting schakelt in als de achterklep wordt geopend.

De verlichting schakelt uit als de achterklep wordt gesloten.

Als de achterklep geopend en het contact uitgeschakeld is, gaat het lampjeautomatisch na circa 10 minuten uit.

De bagageruimteverlichting met de uitneembare lamp » pagina 118.

ATTENTIE■ De maximale toegestane belasting van de betreffende bevestigingsele-menten, netten, haken enz. nooit overschrijden. Zwaardere voorwerpenzouden onvoldoende beveiligd zijn - gevaar voor verwondingen!■ Wordt de lading met ongeschikte of beschadigde spanbanden aan de be-vestigingselementen vastgemaakt, dan kan bij remmanoeuvres of ongeval-len lichamelijk letsel ontstaan.■ Een losse lading kan bij een plotselinge manoeuvre of bij een ongevaldoor het interieur worden geslingerd en de inzittenden of andere verkeers-deelnemers verwondingen toebrengen.■ Een losse lading kan een activerende airbag raken en de inzittenden ver-wonden - levensgevaar!

VOORZICHTIG■ De maximale toegestane belasting van de betreffende bevestigingselemen-ten, netten, haken enz. nooit overschrijden - deze kunnen beschadigd raken.■ Let erop, dat vervoerde voorwerpen met scherpe randen geen schade aan devolgende onderdelen veroorzaken.

■ Achterruitverwarming.■ Achterruit met geïntegreerde antenne.■ Geïntegreerde antenne in de achterste zijruiten.

110 Bediening

Page 114: B8 Superb OwnersManual

Bevestigingselementen

Afbeelding 125 Bevestigingselementen: Variant 1 / variant 2

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

De bevestigingselementen zitten aan beide zijden van de bagageruimte.

De maximale toelaatbare statische belasting van de afzonderlijke bevesti-gingsogen B » Afbeelding 125 bedraagt 350 kg.

Overzicht van de bevestigingselementen » Afbeelding 125Bevestigingselementen alleen voor de bevestiging van bagagenettenBevestigingsogen voor het vastzetten van bagage en bagagenetten

A

B

Bagagenetten

Afbeelding 126 Bevestigingsvoorbeelden voor netten / detail van langst-asbevestiging

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Bevestigingsvoorbeelden voor netten » Afbeelding 126DwarstasBodemnetLangstas

De maximale toelaatbare belasting van de betreffende bagagenetten bedraagt1,5 kg.

Bij wagens met variabele bagageruimtevloer kunnen de netten alleen wordenbevestigd als de variabele bagageruimtevloer zich in de onderste positie be-vindt » pagina 119.

VOORZICHTIGIn de netten geen voorwerpen met scherpe randen opbergen - gevaar voor be-schadiging van het net.

A

B

C

111Vervoeren en praktische uitrusting

Page 115: B8 Superb OwnersManual

Uitklapbare haken

Afbeelding 127 Haak omlaagklappen: Variant 1 / variant 2

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Aan beide zijden van de bagageruimte bevinden zich uitklapbare haken voorde bevestiging van kleinere bagagestukken, bijvoorbeeld tassen en dergelijke.

De maximale toelaatbare belasting van de haak bedraagt 7,5 kg.

Haak omlaagklappen› De haak bij de pijl vastpakken » Afbeelding 127.› De haak in pijlrichting 1 omlaagklappen.

Bodembekleding bevestigen

Afbeelding 128 Bodembekleding bevestigen: Variant 1 / variant 2

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Bevestigingsvarianten van de bekleding » Afbeelding 128Met de lus aan een haak van de bagageruimteafdekkingMet de haak aan het frame van de achterklep

Voor variant 1 geldt het volgende:De haak aan de bagageruimteafdekking is alleen bedoeld voor het bevestigenvan de bodembekleding.

De bodembekleding kan alleen bij geopende achterklep aan deze haak wordenbevestigd.

VOORZICHTIGVoor variant 1 gelden de volgende aanwijzingen.■ Aan de haak aan de bagageruimteafdekking geen voorwerpen vasthaken -de haak kan beschadigd raken.■ Vóór het sluiten van de achterklep moet er worden gecontroleerd of de bo-dembekleding niet aan de haak is bevestigd - de haak kan beschadigd raken.

VOORZICHTIGDe bekleding kan bij variant 2 alleen worden bevestigd als de variabele baga-geruimtevloer zich ingeklapt in de bovenste positie bevindt » Afbeelding 145op pagina 120.

Dubbelzijdige bodembekleding

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

De dubbelzijdige bodembekleding kan in de bagageruimte worden bevestigd.

Een zijde van de dubbelzijdige bodembekleding is van stof, de andere zijde isafwasbaar (onderhoudsvriendelijker).

De afwasbare zijde kan worden gebruikt voor het vervoeren van natte of vuilevoorwerpen.

Let opVoor het gemakkelijk omdraaien van de bekleding kan de op de bekleding aan-gebrachte lus worden gebruikt.

112 Bediening

Page 116: B8 Superb OwnersManual

Bagagenet

Afbeelding 129Bagagenet

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Het net aan de onderzijde van de bagageruimteafdekking » Afbeelding 129 isgeschikt voor het vervoeren van lichte en zachte voorwerpen.

De maximale toelaatbare belasting van het net bedraagt 1,5 kg.

VOORZICHTIGIn het net geen voorwerpen met scherpe randen opbergen - gevaar voor be-schadiging van het net.

Bagageruimteafdekking

Afbeelding 130 Bagageruimteafdekking verwijderen

Afbeelding 131Bagageruimteafdekking achterde achterbank opgeborgen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Als de ophangkoorden A » Afbeelding 130 aan de achterklep zijn bevestigd,wordt bij het openen van de achterklep de bagageruimteafdekking (hierna af-dekking) mee opgetild.

Als men grote voorwerpen wil vervoeren, kan de afdekking uit de wagen wor-den verwijderd, eventueel achter de achterbankrugleuning worden opgebor-gen » Afbeelding 131.

Verwijderen› Aan de beide zijden van de achterklep de ophangkoorden A in pijlrichting 1

loshaken » Afbeelding 130.› De opgetilde afdekking vasthouden.› Aan de beide zijden, op de onderzijde van de afdekking bij de uitsparing C

drukken.› De afdekking in pijlrichting 2 verwijderen.

Inbouwen› De steunen B van de afdekking boven de uitsparing C in de zijbekleding

plaatsen » Afbeelding 130.› Eerst de voorste en vervolgens de achterste steun B plaatsen.› Aan de beide zijden, op de bovenzijde van de afdekking bij de uitsparing C

drukken.

De steunen B moeten in de uitsparing C aan de beide zijden van de bagage-ruimte vastklikken.

› Aan de beide zijden van de achterklep de ophangkoorden A vasthaken.

ATTENTIEOp de afdekking mogen geen voorwerpen worden gelegd. Deze kunnen bijabrupt remmen of bij een aanrijding de inzittenden in gevaar brengen.

113Vervoeren en praktische uitrusting

Page 117: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ Bij het sluiten van de achterklep kan de afdekking door verkeerd gebruikkantelen met als gevolg beschadiging van de afdekking of de zijbekleding. Devolgende aanwijzingen moeten worden opgevolgd.

■ De steunen B » Afbeelding 130 op de afdekking moeten in de uitsparingvan de zijbekleding C zijn vastgeklikt.■ De lading mag niet boven het niveau van de afdekking komen.■ De afdekking mag in opgetilde stand niet door kanteling tegen het achter-kleprubber drukken.■ In de spleet tussen de afdekking in de bovenste stand en de rugleuningmag zich geen enkel voorwerp bevinden.

■ De opgetilde afdekking nooit naar voren naar de achterbank omklappen - ge-vaar voor beschadiging van de afdekking en de achterklep.

Oprolbare bagageruimteafdekking

Afbeelding 132 Oprolbare afdekking: Uittrekken/oprollen/tussenposi-tie/verwijderen

Afbeelding 133 Zijdelingse afdekking links verwijderen/oprolbare afdek-king opbergen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Eruit trekken› De afdekking bij greep A » Afbeelding 132 vastpakken en in pijlrichting 1

tot de aanslag eruit trekken, tot deze hoorbaar vergrendelt.

Oprollen› De afdekking bij het greepgedeelte A » Afbeelding 132 in pijlrichting 2

drukken.

De afdekking rolt automatisch tot tussenpositie B op.

Door de afdekking opnieuw bij de greep A in pijlrichting 3 te drukken, rolt deafdekking volledig op.

Verwijderen/aanbrengenDe volledig opgerolde afdekking kan worden verwijderd.

› Op de zijkant van de dwarsstang in pijlrichting 4 » Afbeelding 132 drukkenen de afdekking in pijlrichting 5 verwijderen.

Het aanbrengen gebeurt in omgekeerde volgorde.

OpbergenIndien de wagen is uitgerust met een variabele bagageruimtevloer, kan de ver-wijderde oprolbare bagageruimteafdekking in de uitsparingen van de bagage-ruimtezijbekleding worden opgeborgen.

› De variabele bagageruimtevloer in de bovenste stand samenklappen » pagi-na 120.

› De zijvakken aan beide zijden van de wagen openen en verwijderen » Af-beelding 136 op pagina 116 - .

114 Bediening

Page 118: B8 Superb OwnersManual

› De linker zijafdekking in pijlrichting 1 » Afbeelding 133 verwijderen.› De oprolbare afdekking in de verdiepingen van de zijbekleding in pijlrichting

2 plaatsen.› De oprolbare afdekking in pijlrichting 3 opbergen » .› De linker zijafdekking tegen de pijlrichting in 1 weer aanbrengen.› De zijvakken aan beide zijden van de wagen sluiten.› De variabele bagageruimtevloer in de bovenste stand uitklappen » pagina

119.

ATTENTIEOp de oprolbare afdekking mogen geen voorwerpen worden gelegd. Dezekunnen bij abrupt remmen of bij een aanrijding de inzittenden in gevaarbrengen.

VOORZICHTIGIndien de oprolbare bagageruimteafdekking en de multifunctionele tas gelijk-tijdig moeten worden opgeborgen, moet het achterste gedeelte van de oprol-bare bagageruimteafdekking de multifunctionele tas bedekt.

Oprolbare afdekking - automatisch oprollen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Het automatische oprollen van de oprolbare bagageruimteafdekking (hiernaalleen functie genoemd) vergemakkelijkt de toegang tot de bagageruimte.

Bij geactiveerde functie rolt de oprolbare afdekking automatisch in de tussen-positie B » Afbeelding 132 op pagina 114 bij het openen van de achterklep.

Deze functie kan in het infotainment worden geactiveerd/gedeactiveerd » In-structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Multifunctionele tas

Afbeelding 134 Multifunctionele tas: eruit trekken/aanbrengen/inschui-ven/verwijderen

Afbeelding 135 Zijdelingse afdekking links verwijderen/multifunctioneletas opbergen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

De multifunctionele tas (hierna alleen tas genoemd) is bedoeld voor het opber-gen van kledingstukken en lichte voorwerpen zonder scherpe randen.

115Vervoeren en praktische uitrusting

Page 119: B8 Superb OwnersManual

De maximaal toelaatbare belasting van de multifunctionele tas bedraagt 3 kg.

Eruit trekken en plaatsen› De voorste haken aan beide zijden van de bagageruimte in pijlrichting 1 om-

laag klappen » Afbeelding 134.› De achterste rand A met beide handen vastpakken en de tas in pijlrichting

2 naar buiten trekken.› De achterste rand op de beide neergeklapte haken in pijlrichting 3 tot de

aanslag aanbrengen.

Inschuiven› De achterste rand in pijlrichting 4 van de haken losmaken » Afbeelding 134.› De tas in pijlrichting 5 op zijn plaats schuiven.› De achterste rand tegen de voorste rand leggen en aan beide uiteinden B

tegen elkaar aandrukken.› De voorste haken aan beide zijden van de bagageruimte tegen de pijlrichting

in 1 terugklappen.

Verwijderen/aanbrengen De oprolbare bagageruimteafdekking moet zijn verwijderd.

› De tas in pijlrichting 6 verwijderen » Afbeelding 134.

Het aanbrengen gebeurt in omgekeerde volgorde.

› Het met gekenmerkte uiteinde van de rand in de rechtersteun en het met gekenmerkte uiteinde in de linkersteun schuiven. De pijlen moeten naarvoren wijzen.

OpbergenIndien de wagen is uitgerust met een variabele bagageruimtevloer, kan de ver-wijderde tas in de uitsparingen van de bagageruimtezijbekleding worden op-geborgen.

› De variabele bagageruimtevloer in de bovenste stand samenklappen » pagi-na 120.

› De zijvakken aan beide zijden van de wagen openen » Afbeelding 136 op pa-gina 116 - .

› De linker zijafdekking in pijlrichting 1 » Afbeelding 135 verwijderen.› De tas in de verdiepingen van de zijbekleding in pijlrichting 2 plaatsen.› De tas in pijlrichting 3 opbergen » .› De linker zijafdekking tegen de pijlrichting in 1 weer aanbrengen.› De zijvakken aan beide zijden van de wagen sluiten.› De variabele bagageruimtevloer in de bovenste stand uitklappen » pagina

119.

VOORZICHTIGIndien de oprolbare bagageruimteafdekking en de multifunctionele tas gelijk-tijdig moeten worden opgeborgen, moet het achterste gedeelte van de oprol-bare bagageruimteafdekking de multifunctionele tas bedekt.

Zijvakken en zijopbergvakken

Afbeelding 136 Zijvak verwijderen / zijopbergvak openen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Aan de beide zijden van de bagageruimte zitten afhankelijk van de wagenuit-rusting zijvakken » Afbeelding 136 - of afsluitbare zijopbergvakken » Afbeel-ding 136 - .

De ruimte achter het vak alsmede in het opbergvak is geschikt voor het opber-gen van kleine voorwerpen met een totaalgewicht van 2,5 kg.

Zijvak verwijderen / plaatsen› Het vak in pijlrichting verwijderen » Afbeelding 136 - .

Het aanbrengen gebeurt in omgekeerde volgorde.

Zijopbergvak openen› In pijlrichting 1 aan de greep trekken » Afbeelding 136 - .› Het vak in pijlrichting 2 openen.

Het vak kan worden verwijderd.

Zijopbergvak sluiten› Het opbergvak tegen de pijlrichting in 2 sluiten » Afbeelding 136 - .

116 Bediening

Page 120: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ Bij het gebruik van het zijvak erop letten dat dit resp. de bagageruimtebekle-ding niet wordt beschadigd.■ Afsluitbare zijopbergvakken uitsluitend voor het bewaren van kleine voor-werpen gebruiken, die niet eruit steken - gevaar voor het beschadigen van deopbergvakken.

Cargo-elementen

Afbeelding 137 Cargo-elementen verwijderen: Variant 1 / variant 2

Afbeelding 138 Cargo-elementen verwijderen: Variant 3 / voorbeeld vanbevestiging van de lading met het Cargo-element

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

De Cargo-elementen zitten afhankelijk van de uitrusting aan de beide zijdenvan de bagageruimte aan de zijvakken of alleen in een van de afsluitbare zijop-bergvakken.

Het cargo-element is bedoeld voor het bevestigen van ladingen met een to-taalgewicht van 8 kg.

Cargo-elementen gebruiken› Het opbergvak openen » Afbeelding 136 op pagina 116 - .› De Cargo-elementen in pijlrichting verwijderen » Afbeelding 137 resp. » Af-

beelding 138 - .› De Cargo-elementen met klittenband zo dicht mogelijk bij de achterbank op

de bodembekleding van de bagageruimte » Afbeelding 138 - of aan destoffen zijde van de dubbelzijdige bodembekleding bevestigen.

Opbergvakken onder de bodembekleding

Afbeelding 139 Variant 1: Bodembekleding optillen / opbergvakken

Afbeelding 140 Variant 2: Bodembekleding optillen / opbergvakken

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

De opbergvakken B » Afbeelding 139 resp. » Afbeelding 140 bevinden zich on-der de bodembekleding van de bagageruimte bij wagens zonder noodreserve-wiel.

Elk opbergvak B is bedoeld om voorwerpen tot een gewicht van 15 kg in tebewaren.

117Vervoeren en praktische uitrusting

Page 121: B8 Superb OwnersManual

Vervoeren van lading - variant 1› De bodembekleding in pijlrichting optillen » Afbeelding 139.› De bodembekleding met de lus A aan de haak van de bagageruimteafdek-

king bevestigen of in pijlrichting omklappen.› De lading in de opbergvakken opbergen.› De bodembekleding van de haak verwijderen of tegen de pijlrichting in te-

rugklappen.

Bij het vervoeren van hogere voorwerpen in de opbergvakken B moet de bo-dembekleding naar voren omgeklapt zijn, en mag dus niet aan de haak van debagageruimteafdekking bevestigd zijn.

Vervoeren van lading - variant 2› De bagageruimte met variabele bagageruimtevloer indelen » pagina 120.› De bodembekleding in pijlrichting optillen » Afbeelding 140.› De haak C aan de bovenzijde van de variabele bagageruimtevloer inhaken.› De lading in de opbergvakken opbergen.› Haak C loshaken en de bekleding tegen de pijlrichting in terugklappen.

Bij het vervoer van hogere voorwerpen in vakken B moet haak C in de bo-venzijde van de variabele bagageruimtevloer zijn ingehaakt.

VOORZICHTIG■ De volgende aanwijzingen moeten in acht worden genomen om schade aande opbergvakken te vermijden.

■ In de opbergvakken geen scherpe voorwerpen opbergen.■ De opbergvakken niet aan puntbelastingen blootstellen.■ De voorwerpen voorzichtig in de opbergvakken neerleggen.

■ Vóór het sluiten van de achterklep moet er worden gecontroleerd of de bo-dembekleding niet met lus A » Afbeelding 139 aan de haak is bevestigd - dehaak kan beschadigd raken.■ Vóór het sluiten van de achterklep controleren of de in de opbergvakken ver-voerde lading niet tegen de bagageruimteafdekking stoot - gevaar voor hetbeschadigen van de afdekking.

Uitneembare lamp

Afbeelding 141Uitneembare lamp

Afbeelding 142 Uitneembare lamp: Eruit nemen / plaatsen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

De uitneembare lamp (hierna alleen nog lamp genoemd) zit aan de linkerzijdevan de bagageruimte.

De lamp is voor het verlichten van de bagageruimte of als draagbare lampbruikbaar.

De lamp is voorzien van magneten. Daardoor kan deze na het uit de wagen ne-men bijvoorbeeld aan de carrosserie van de wagen worden bevestigd.

Beschrijving van de lamp » Afbeelding 141Knop voor de lampbedieningDeel dat brandt, als de lamp in de houder zitDeel dat brandt, als de lamp niet in de houder zit

Lamp in de houder geplaatstDe lamp wordt ingeschakeld, als de achterklep wordt geopend.

A

B

C

118 Bediening

Page 122: B8 Superb OwnersManual

De lamp wordt uitgeschakeld, als de achterklep wordt gesloten.

Uit de houder nemen› De lamp bij D vastpakken en in pijlrichting 1 eruit zwenken » Afbeelding

142.

Eruit genomen lamp bedienen› Toets A » Afbeelding 141 indrukken - de lamp gaat branden.› Toets A opnieuw indrukken - de lamp gaat uit.

Weer in de houder plaatsen› De lamp uitschakelen » .› De lamp eerst met het achterste deel E » Afbeelding 142 in de houder plaat-

sen en daarna in pijlrichting 2 nadrukken, tot de lamp hoorbaar vastklikt.

Lamp opladenDe lamp is voorzien van drie oplaadbare NiMH-batterijen van het type AAA.

De batterijen worden bij draaiende motor continu opgeladen. Het volledig op-laden van de batterijen duurt circa 3 uur.

Batterijen vervangen » pagina 243.

VOORZICHTIG■ Als de lamp niet wordt uitgeschakeld en deze vervolgens correct in de hou-der wordt geplaatst, worden de leds in het voorste gedeelte van de lamp C» Afbeelding 141 automatisch uitgeschakeld.■ Indien de lamp niet correct in de houder is geplaatst, brandt de lamp niet bijhet openen van de achterklep en worden de batterijen niet opgeladen.■ De lamp is niet waterdicht. Daarom moet hij tegen vocht worden beschermd.

Voertuigen van de klasse N1

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 110.

Bij voertuigen van de klasse N1 die niet van een veiligheidsrek voorzien zijn,moet voor de bevestiging van de lading een vastsjorset worden gebruikt dievoldoet aan de norm EN 12195 (1 - 4).

Voor een veilig gebruik van de wagen is een perfecte werking van de elektri-sche installatie absoluut noodzakelijk. Let erop dat dat deze bij de aanpassingen bij het be- en ontladen van de laadruimte niet wordt beschadigd.

Variabele bagageruimtevloer

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Standen van de variabele bagageruimtevloer 119Variabele bagageruimtevloer samenklappen 120Bagageruimte indelen 120

De maximaal toelaatbare belasting van de variabele bagageruimtevloer be-draagt 75 kg. Voor het transport van zware voorwerpen moet de variabele ba-gageruimtevloer in de onderste stand worden gezet » Afbeelding 144 op pagi-na 119.

Standen van de variabele bagageruimtevloer

Afbeelding 143 Variabele bagageruimtevloer in bovenste stand instellen /variabele bagageruimtevloer in bovenste stand

Afbeelding 144 Variabele bagageruimtevloer in de onderste stand instel-len / variabele bagageruimtevloer in de onderste stand

119Vervoeren en praktische uitrusting

Page 123: B8 Superb OwnersManual

De variabele bagageruimtevloer kan in de bovenste en onderste stand wordeningesteld.

In bovenste stand instellen› Het achterste gedeelte van de variabele bagageruimtevloer bij greep A

» Afbeelding 143 vastpakken.› De variabele bagageruimtevloer circa 20 cm optillen, naar u toetrekken en de

oprolbare bagageruimteafdekking in pijlrichting 1 optillen tot deze hoorbaarklikt.

Na een hoorbaar klikgeluid kan de variabele bagageruimtevloer in de bovenstestand worden vastgezet door deze naar voren te drukken.

De ruimte die onder de variabele bagageruimtevloer ontstaat kan worden ge-bruikt voor het opbergen van voorwerpen, bijvoorbeeld de uitgebouwde oprol-bare bagageruimteafdekking » pagina 114, de multifunctionele tas » pagina 115en dergelijke.

In onderste stand instellen› Controleren of zich in de ruimte onder de variabele bagageruimtevloer geen

voorwerpen bevinden.› Het achterste gedeelte van de variabele bagageruimtevloer bij greep A

» Afbeelding 144 vastpakken.› De variabele bagageruimtevloer circa 10 cm in pijlrichting 2 optillen en in

pijlrichting 3 naar achteren trekken.

De variabele bagageruimtevloer zakt zelfstandig in de onderste stand, waarindeze kan worden vastgezet door hem naar voren te drukken.

Variabele bagageruimtevloer samenklappen

Afbeelding 145 Variabele bagageruimtevloer samenklappen / samenge-klapte variabele bagageruimtevloer in de bovenste stand

De variabele bagageruimtevloer kan zowel in de onderste als in de bovenstestand worden samengeklapt .

› Het achterste gedeelte van de variabele bagageruimtevloer bij greep A» Afbeelding 145 vastpakken en in pijlrichting 1 optillen.

› De variabele bagageruimtevloer met een beweging in pijlrichting 2 samen-klappen.

Bagageruimte indelen

Afbeelding 146Bagageruimte met variabele ba-gageruimtevloer indelen

De bagageruimte kan met de variabele bagageruimtevloer in de onderste enbovenste stand worden ingedeeld.

› Het achterste gedeelte van de variabele bagageruimtevloer bij greep A» Afbeelding 146 optillen.

› De achterste rand van de variabele bagageruimtevloer in pijlrichting in degroeven B schuiven.

In de groeven B is de variabele bagageruimtevloer tegen beweging geborgd.

Scheidingsnet

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Scheidingsnet gebruiken 121Scheidingsnetbehuizing uit- en inbouwen 121

Het scheidingsnet kan achter de achterbank resp. de voorstoelen omhoogworden getrokken.

Dit hoofdstuk behandelt de handelwijze voor het eruit trekken en oprollen vanhet scheidingsnet achter de zitplaatsen achterin.

120 Bediening

Page 124: B8 Superb OwnersManual

Het uittrekken en oprollen van het scheidingsnet achter de voorstoelen ge-beurt op dezelfde manier als achter de zitplaatsen achterin. Voor het uittrek-ken van het scheidingsnet moet de achterbank naar voren worden geklapt. Nahet oprollen van het scheidingsnet moet de achterbank worden teruggeklapt» pagina 88.

Scheidingsnet gebruiken

Afbeelding 147 Gedeelte van de oprolbare bagageruimteafdekking op-klappen / ontgrendelingshendel

Afbeelding 148 Correct vastgezet scheidingsnet achter de achterbank inuitgetrokken toestand

Scheidingsnet achter de achterbank uittrekken› Een gedeelte van de oprolbare bagageruimteafdekking A in pijlrichting op-

klappen » Afbeelding 147.

› Het scheidingsnet bij de bovenste dwarsstang C uit de behuizing D trek-ken » Afbeelding 148.

› De dwarsstang in een van de steunen E plaatsen en naar voren drukken.› Op dezelfde wijze de dwarsstang aan de andere wagenzijde in de steun E

plaatsen.› Controleer dat de dwarsstang van het scheidingsnet vast in beide steunen

E zit.› Een gedeelte van de oprolbare bagageruimteafdekking A tegen de pijlrich-

ting terugklappen » Afbeelding 147.

Scheidingsnet achter de achterbank oprollen› Een gedeelte van de oprolbare bagageruimteafdekking A in pijlrichting op-

klappen » Afbeelding 147.› De dwarsstang eerst aan de ene en daarna aan de andere zijde iets naar ach-

teren trekken en uit de steunen E » Afbeelding 148 nemen.› De dwarsstang C zo houden, dat het scheidingsnet langzaam en zonder be-

schadiging in de behuizing D kan oprollen.› Een gedeelte van de oprolbare bagageruimteafdekking A tegen de pijlrich-

ting terugklappen » Afbeelding 147.

VOORZICHTIGAls het scheidingsnet bij het uit de behuizing trekken blokkeert, de ontgrende-lingshendel B in pijlrichting drukken » Afbeelding 147.

Scheidingsnetbehuizing uit- en inbouwen

Afbeelding 149Scheidingsnetbehuizing uitbou-wen

Uitbouwen› De achterbank naar voren klappen » pagina 88.› Het rechter achterportier openen » pagina 58.› De scheidingsnetbehuizing A in pijlrichting 1 schuiven en in pijlrichting 2

uit de steunen van de rugleuningen nemen » Afbeelding 149.

121Vervoeren en praktische uitrusting

Page 125: B8 Superb OwnersManual

Inbouwen› De uitsparingen van de scheidingsnetbehuizing in de steunen van de rugleu-

ningen plaatsen.› De scheidingsnetbehuizing tot de aanslag tegen pijlrichting 1 » Afbeelding

149 in schuiven.› De achterbank in de uitgangspositie terugklappen » pagina 88.

Dakdragers

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bevestigingspunten voor basisdragers 122Daklast 122

ATTENTIEBij het vervoeren van lading de volgende aanwijzingen in acht nemen.■ De lading op de dakdrager moet altijd goed worden bevestigd - gevaarvoor ongevallen!■ De lading altijd correct met geschikte en onbeschadigde sjor- of spanban-den vastzetten.■ De lading gelijkmatig op het dakdragersysteem verdelen.■ Bij het vervoeren van zware resp. grote voorwerpen op het dakdragersys-teem kunnen de rijeigenschappen door de verplaatsing van het zwaarte-punt veranderen. Uw rijstijl en snelheid daarom aan de omstandighedenaanpassen.■ Abrupte of plotselinge rij- en remmanoeuvres vermijden.■ De toegestane dakbelasting, de toegestane asbelastingen en het maxi-maal toelaatbare gewicht van uw wagen mogen in geen geval wordenoverschreden – gevaar voor ongevallen!

VOORZICHTIG■ Bij wagens met schuif-kanteldak moet erop worden gelet dat het schuif-kan-teldak bij het omhoogkantelen niet tegen de daklading aankomt.■ Let erop dat de geopende achterklep niet tegen de lading op het dak stoot.■ De hoogte van de wagen verandert door de montage van een dakdragersys-teem inclusief de daarop vervoerde lading. Vergelijk de hoogte van de wagenmet de aanwezige doorrijhoogtes, bijvoorbeeld van tunnels en garagedeuren.■ Let erop dat de dakantenne niet door de vervoerde lading wordt geraakt.

Let opWij adviseren om dakdragers uit het ŠKODA accessoireprogramma te gebrui-ken.

Bevestigingspunten voor basisdragers

Afbeelding 150 Bevestigingspunten

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 122.

De bevestigingspunten zitten aan beide zijden van de wagen.

Plaatsing van bevestigingspunten » Afbeelding 150Bevestigingspunten voorBevestigingspunten achter

Het uit- en inbouwen van de basisdrager gebeurt overeenkomstig de bijge-voegde handleiding.

Daklast

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 122.

De toegestane dakbelasting, inclusief het dragersysteem, van 100 kg mag nietworden overschreden.

Bij het gebruik van dakdragersystemen met een geringer draagvermogen kande toelaatbare dakbelasting niet worden benut. Er moet altijd met het maxi-male draagvermogen van het dragersysteem rekening worden gehouden.

A

B

122 Bediening

Page 126: B8 Superb OwnersManual

Verwarming en ventilatie

Verwarming, handmatige airconditioning, Climatronic

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Verwarming en handmatige airconditioning 123Climatronic (automatische airconditioning) 124Climatronic - automatische regeling 126Circulatiefunctie 126Luchtroosters 127

De verwarming en de airconditioning ventileren en verwarmen het interieur.De airconditioning koelt en droogt het interieur.

Het verwarmingsvermogen is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur, hetvolledige verwarmingsvermogen wordt daarom pas bij bedrijfswarme motorbereikt.

De koelfunctie werkt alleen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.De koelfunctie is ingeschakeld.De motor draait.De buitentemperatuur is hoger dan circa +2 °C.De aanjager is ingeschakeld.

Bij ingeschakelde koelfunctie worden de temperatuur en de luchtvochtigheidin het interieur van de wagen verlaagd. In het koude jaargetijde wordt door hetinschakelen van de koelfunctie het beslaan van de ruiten voorkomen.

Om de koelwerking te verhogen, kan kortstondig de circulatiefunctie wordeningeschakeld » pagina 126.

GezondheidsbeschermingOm gezondheidsrisico's (bijvoorbeeld verkoudheid) te verminderen, de volgen-de aanwijzingen voor het gebruik van de koelfunctie in acht nemen.› Het verschil tussen de temperatuur in het interieur en de buitenluchttempe-

ratuur mag niet groter dan circa 5 °C zijn.› De koelfunctie moet circa 10 minuten voor het einde van de rit worden uitge-

schakeld.› Een keer per jaar moet de handbediende airconditioning resp. de Climatronic

door een specialist worden gedesinfecteerd.

ATTENTIE■ Voor de verkeersveiligheid is het belangrijk dat alle ruiten vrij zijn van ijs,sneeuw en condens. Om het beslaan van de ruiten te voorkomen, moet deaanjager steeds ingeschakeld zijn.■ Uit de luchtroosters kan bij ingeschakelde koelfunctie onder bepaaldeomstandigheden lucht met een temperatuur van circa 5 °C stromen.

VOORZICHTIG■ De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van bijvoorbeeld ijs, sneeuw en bla-deren zijn, zodat verwarming en koeling optimaal kunnen functioneren.■ Na het inschakelen van de koelfunctie kan condenswater van de verdampervan de airconditioning lekken en onder de wagen een waterplas vormen. Ditbetekent niet dat er een lekkage aanwezig is!■ Bij een te hoge koelvloeistoftemperatuur wordt de koelfunctie uitgeschakeldom de motorkoeling te kunnen garanderen.

Verwarming en handmatige airconditioning

Afbeelding 151 Verwarmingsbedieningselementen

123Verwarming en ventilatie

Page 127: B8 Superb OwnersManual

Afbeelding 152 Bedieningselementen van de handmatige airconditioning

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 123.

Afzonderlijke functies kunnen door het draaien van de draaiknop of indrukkenvan de betreffende toets worden ingesteld resp. ingeschakeld. Bij ingescha-kelde functie brandt onder de toets het controlelampje.

Functies van de afzonderlijke bedieningselementen » Afbeelding 151 en » Af-beelding 152

Temperatuur instellen› Temperatuur verlagen› Temperatuur verhogenAanjagertoerental instellen (stand 0: aanjager uit, stand 6: hoogste toe-rental)Luchtuitstroomrichting instellen » pagina 127› Luchtstroom naar de ruiten› Luchtstroom naar het bovenlichaam› Luchtstroom naar de voetenruimte en naar het lichaam (naar de voe-

tenruimte wordt warmere lucht dan naar het lichaam gevoerd)› Luchtstroom naar de voetenruimte› Luchtstroom naar de ruiten en naar de voetenruimteAfhankelijk van de uitrusting:› Interieurvoorverwarming en - ventilatie in-/uitschakelen » pagina

129› Voorruitverwarming in-/uitschakelen » pagina 78Stoelverwarming van de linker voorstoel bedienen » pagina 91Koelfunctie in-/uitschakelenAchterruitverwarming in-/uitschakelen » pagina 78

A

B

C

D

Circulatiefunctie in-/uitschakelen » pagina 126Stoelverwarming van de rechter voorstoel bedienen » pagina 91

Let op■ Als de luchtverdeelregelaar in de stand wordt gedraaid, wordt het koel-systeem ingeschakeld.■ Het controlelampje onder de toets » Afbeelding 152 brandt na het inscha-kelen, ook als niet aan alle voorwaarden voor de werking van de koelfunctie isvoldaan. Door het branden van het controlelampje onder de toets wordt aan-gegeven dat de koeling gereed is.■ Tijdens het werken van de handmatige airconditioning kan onder omstandig-heden het stationair toerental hoger worden, om een voldoende warmtecom-fort te garanderen.

Climatronic (automatische airconditioning)

Afbeelding 153 Bedieningselementen voorin

124 Bediening

Page 128: B8 Superb OwnersManual

Afbeelding 154Bedieningselementen achterin

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 123.

De Climatronic in de automatische regeling zorgt voor de optimale instellingvan de temperatuur van de uitstromende lucht, de aanjagerstand en de lucht-verdeling.

Afzonderlijke functies kunnen door het draaien van de draaiknop of indrukkenvan de betreffende toets worden ingesteld resp. ingeschakeld. Bij ingescha-kelde functie brandt onder de toets het controlelampje.

Sommige functies kunnen ook in het infotainment worden bediend » Instruc-tieboekje Infotainment, hoofdstuk Instelling van verwarming en koeling.

Functies van de afzonderlijke bedieningselementen » Afbeelding 153 en » Af-beelding 154

Temperatuur voor de linkerzijde (eventueel voor het complete interieur)1)

instellen› Temperatuur verlagen› Temperatuur verhogenInterieurtemperatuursensorAanjagertoerental instellen (de instelling wordt door het aantal brandendecontrolelampjes in de draaiknop weergegeven)› Linksom draaien: toerental verlagen tot het uitschakelen van de Clima-

tronic› Rechtsom draaien: toerental verhogenTemperatuur voor de rechterzijde (eventueel voor het complete interieur)2)

instellen› Temperatuur verlagen› Temperatuur verhogen

A

B

C

D

Weergave van de ingestelde temperatuur voor de linkerzijdeWeergave van de ingestelde temperatuur voor de rechterzijdeAfhankelijk van de uitrusting:› Interieurvoorverwarming en - ventilatie in-/uitschakelen » pagina 129› Restwarmtefunctie in-/uitschakelen - na het uitschakelen van het

contact wordt de motorrestwarmte gedurende circa 30 minuten voorhet warm houden van het interieur gebruikt »

Temperatuur achterin instellen - de bedieningselementen kunnen in hetinfotainment met de functietoets worden vergrendeld » Instructie-boekje infotainment, hoofdstuk Instelling van de verwarming en het koel-systeem.› Temperatuur verlagen› Temperatuur verhogenWeergave van ingestelde temperatuur achterinStoelverwarming / stoelverwarming en -ventilatie van de linkervoorstoel

bedienen » pagina 91Luchtstroom naar de ruitenLuchtstroom naar het bovenlichaamLuchtstroom naar de voetenruimteCirculatiefunctie in-/uitschakelen » pagina 126Stoelverwarming / stoelverwarming en -ventilatie van de rechtervoor-

stoel bedienen » pagina 91Intensief ontdooien resp. ontwasemen van de voorruit in-/uitschakelen

Achterruitverwarming in-/uitschakelen » pagina 78Voorruitverwarming in-/uitschakelen » pagina 78Climatronic in het infotainment instellen » Instructieboekje infotainmentTemperatuur in complete interieur met de temperatuurinstelling voor de

bestuurderszijde synchroniserenAutomatische regeling inschakelen » pagina 126

Koelfunctie in-/uitschakelen

Temperatuur instellenDe temperatuur kan op het Climatronic-bedieningspaneel of in het infotain-ment worden ingesteld » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk Instellingvan de verwarming en het koelsysteem.

E

F

G

H

I

1) Geldt voor wagens met links stuur.2) Geldt voor wagens met rechts stuur.

125Verwarming en ventilatie

Page 129: B8 Superb OwnersManual

De temperatuur kan tussen +16 °C en +29,5 °C worden ingesteld. In dit gebiedwordt de temperatuur automatisch geregeld.

Brandt in de temperatuurweergave , dan werkt de Climatronic met maxi-mumkoelvermogen (temperatuurinstelling onder +16 °C).

Brandt in de temperatuurweergave , dan werkt de Climatronic met maximum-verwarmingsvermogen (temperatuurinstelling boven +29,5 °C).

In de beide eindstanden volgt er geen automatische temperatuurregeling.

ATTENTIE■ De Climatronic niet langer uitschakelen dan noodzakelijk.■ De Climatronic direct inschakelen, zodra de ruiten beslaan.

VOORZICHTIG■ De restwarmtefunctie kan alleen worden ingeschakeld wanneer het con-tact is uitgeschakeld.■ De restwarmtefunctie wordt na circa 30 minuten of bij een geringe accu-laadtoestand uitgeschakeld.■ De interieurtemperatuursensor B » Afbeelding 153 niet afdekken, omdat an-ders de werking van de Climatronic ongunstig wordt beïnvloed.

Let op■ Tijdens het werken van de Climatronic kan onder omstandigheden het stati-onair toerental hoger worden, om een voldoende warmtecomfort te garande-ren.■ Bij het inschakelen van wordt de luchtstroom naar de ruiten inge-schakeld. De luchtstroom naar de ruiten blijft ook na het uitschakelen van ingeschakeld.■ Bij langer indrukken van de toets wordt automatisch ingeschakeld.

Climatronic - automatische regeling

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 123.

De automatische regeling dient ertoe de temperatuur constant te houden ende ruiten in het interieur te ontvochtigen.

De automatische regeling kan worden uitgeschakeld door een willekeurigetoets voor de luchtverdeling in te drukken of het aanjagertoerental te verho-gen of verlagen. De temperatuurregeling wordt echter voortgezet.

FunctiesDe automatische regeling werkt in drie functies - zwak, middel, intensief.

De afzonderlijke functies instellen » Instructieboekje infotainment, hoofd-stuk Instelling van de verwarming en het koelsysteem.

Na het inschakelen van de automatische regeling werkt de Climatronic in delaatst geselecteerde functie.

De actueel geselecteerde functie wordt op het infotainmentbeeldschermweergegeven.

Let opDe Climatronic is standaard in de middelste functie ingesteld.

Circulatiefunctie

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 123.

In de circulatiefunctie wordt voorkomen dat verontreinigde buitenlucht in hetinterieur van de wagen komt.

In de circulatiefunctie wordt de lucht uit het interieur aangezogen en weer inhet interieur geleid.

In-/uitschakelen› Op symbooltoets drukken.

Bij ingeschakelde circulatiefunctie brandt onder de toets het controlelampje.

Verwarming en handmatige airconditioningAls bij ingeschakelde circulatiefunctie de luchtverdeelregelaar in de stand wordt gezet, dan wordt de circulatiefunctie uitgeschakeld. Door opnieuw optoets te drukken, kan ook in deze stand de circulatiefunctie weer wordeningeschakeld.

Wordt bij ingeschakelde de temperatuurdraaiknop linksom gedraaid, danwordt de circulatiefunctie ingeschakeld.

ClimatronicDe Climatronic beschikt over een sensor voor luchtkwaliteit voor het herken-nen van de concentratie van schadelijke stoffen in de aangezogen lucht.

Als de sensor voor luchtkwaliteit een aanzienlijke toename van de concentra-tie schadelijke stoffen herkent, wordt automatisch de circulatiefunctie inge-schakeld.

126 Bediening

Page 130: B8 Superb OwnersManual

Als de concentratie schadelijke stoffen tot het normale niveau daalt, wordt au-tomatisch de circulatiefunctie uitgeschakeld.

Dit automatisch in-/uitschakelen van de circulatiefunctie kan in het infotain-ment worden in- resp. uitgeschakeld » Instructieboekje infotainment, hoofd-stuk Instelling van de verwarming en het koelsysteem.

Als bij ingeschakelde circulatiefunctie de toets wordt ingedrukt, dan wordtde circulatiefunctie uitgeschakeld.

Afhankelijk van de vochtigheid in het interieur is het mogelijk dat de circulatie-functie automatisch wordt uitgeschakeld.

ATTENTIEDe circulatiefunctie nooit langdurig ingeschakeld laten, want in dat gevalwordt geen buitenlucht toegevoerd. De "verbruikte" lucht kan vermoei-dheidsverschijnselen bij de bestuurder en medepassagiers veroorzaken,waardoor de oplettendheid vermindert. Ook kunnen de ruiten beslaan. Hetgevaar voor ongevallen neem toe. De circulatiefunctie uitschakelen, zodrade ruiten beslaan.

VOORZICHTIGWe adviseren om bij ingeschakelde circulatiefunctie niet in de wagen te roken.De uit het interieur aangezogen rook slaat neer op de verdamper van de air-conditioning. Dit zorgt tijdens het gebruik van de airconditioning voor een blij-vende stankoverlast die alleen met veel moeite en hoge kosten (vervangingvan de verdamper) kan worden opgelost.

Let opHet automatisch in-/uitschakelen van de circulatiefunctie bij de Climatronicfunctioneert alleen als de buitentemperatuur hoger is dan ca. 2 °C.

Luchtroosters

Afbeelding 155 Luchtroosters voorin

Afbeelding 156 Luchtroosters achterin

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 123.

Bij de luchtroosters 3, 4 » Afbeelding 155 en 6 » Afbeelding 156 kan de richtingvan de luchtstroom worden gewijzigd en kunnen de luchtroosters ook afzon-derlijk worden geopend en gesloten.

Luchtuitstroomrichting wijzigen› Om de hoogte van de luchtstroom te wijzigen, de horizontale lamellen met

behulp van het verschuifbare verstelelement A » Afbeelding 155 resp. » Af-beelding 156 naar boven of naar beneden draaien.

127Verwarming en ventilatie

Page 131: B8 Superb OwnersManual

› Om de zijdelingse richting van de luchtstroom te wijzigen, de verticale lamel-len met behulp van het verschuifbare verstelelement A » Afbeelding 155resp. » Afbeelding 156 naar links of rechts draaien.

Openen› De regelaar B » Afbeelding 155 resp. » Afbeelding 156 omhoogdraaien.

Sluiten› De regelaar B » Afbeelding 155 resp. » Afbeelding 156 omlaagdraaien.

Afhankelijk van de instelling voor de luchtverdeling op het bedieningspaneelvan de verwarming, de handmatige airconditioning of de Climatronic, zijn devolgende luchtroosters actief.

Luchtuitstroomrichting instel-len

Actieve luchtroosters » Afbeelding 155 en» Afbeelding 156

1, 2, 4

1, 2, 4, 5, 7

3, 4, 6

4, 5, 7

3, 4, 5, 6, 7

VOORZICHTIGOm de verwarming, de handmatige airconditioning en de Climatronic optimaalte kunnen laten functioneren, mogen de luchtroosters niet zijn afgedekt.

Extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie)

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Inschakelen/uitschakelen 129Radiografische afstandsbediening 130

Werkingsvoorwaarden van extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie)

De ladingstoestand van de accu is voldoende.De brandstofvoorraad is voldoende (op het instrumentenpaneel brandthet controlelampje niet).

InterieurvoorverwarmingDe interieurvoorverwarming kan zowel bij stilstand, bij afgezette motor voorvoorverwarming van het interieur als tijdens het rijden (bijvoorbeeld tijdens deopwarmfase van de motor) worden gebruikt.

De interieurvoorverwarming verwarmt de koelvloeistof door het verbrandenvan brandstof uit de brandstoftank van de wagen. Deze verwarmt de lucht, diein het interieur stroomt (als de aanjager is ingeschakeld).

De interieurvoorverwarming verwarmt ook de motor voor.

InterieurvoorventilatieDe interieurvoorventilatie biedt de mogelijkheid om bij afgezette motor bui-tenlucht naar het interieur te voeren, waardoor de temperatuur in het interieureffectief wordt verlaagd (bijvoorbeeld als de wagen in de zon staat gepar-keerd).

ATTENTIE■ De extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) (hierna al-leen nog als interieurvoorverwarming benoemd) mag nooit in geslotenruimtes (bijvoorbeeld garages) worden gebruikt - vergiftigingsgevaar!■ De interieurvoorverwarming mag tijdens het tanken niet werken - brand-gevaar.■ De uitlaatpijp van de interieurvoorverwarming bevindt zich aan de onder-zijde van de wagen. Bij gebruik van de interieurvoorverwarming de wagenniet op plaatsen parkeren waar de uitlaatgassen met licht ontvlambare ma-terialen, bijvoorbeeld droog gras, struikgewas, bladeren, gemorste brand-stof en dergelijke, in contact kunnen komen - gevaar voor brand.

VOORZICHTIG■ De uitlaatpijp van de interieurvoorverwarming, die zich aan de onderzijde vande wagen bevindt, mag niet verstopt zijn en de uitlaatgasstroom mag niet ge-blokkeerd zijn.■ Als de interieurvoorverwarming werkt, wordt de accu ontladen.■ De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van bijvoorbeeld ijs, sneeuw en bla-deren zijn, zodat de interieurvoorverwarming optimaal kan functioneren.

128 Bediening

Page 132: B8 Superb OwnersManual

Let op■ De interieurvoorverwarming schakelt de aanjager pas in, als de koelvloeistof-temperatuur een waarde van circa 50 °C heeft bereikt.■ Bij lage buitentemperaturen kan er vanuit de motorruimte waterdampvor-ming ontstaan. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen temaken.■ Om ervoor te zorgen dat na het inschakelen van de interieurvoorverwarmingde warme lucht in het interieur kan stromen, de door u gewoonlijk ingesteldetemperatuur, ingestelde aanjagerstand zo laten staan en de luchtroosters inde geopende stand laten staan. Het wordt aanbevolen om de luchtstroom inde stand of te zetten.

Inschakelen/uitschakelen

Afbeelding 157 Toets voor rechtstreeks in- of uitschakelen van de extraverwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) op het bedienings-paneel van de Climatronic / handmatige airconditioning

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 128.

De extra verwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) (hierna alleenals interieurvoorverwarming benoemd) kan als volgt worden in- resp. uitge-schakeld.

Inschakelen› Handmatig met de symbooltoets op het bedieningspaneel van de Climatro-

nic of de handmatige airconditioning » Afbeelding 157.› Handmatig met de symbooltoets op de radiografische afstandsbediening.› Via een automatisch geprogrammeerde en geactiveerde inschakeltijd in het

infotainment.› Automatisch overeenkomstig de omgevingsomstandigheden » .

Uitschakelen› Handmatig met de symbooltoets op het bedieningspaneel van de Climatro-

nic of de handmatige airconditioning » Afbeelding 157.› Handmatig met de symbooltoets op de radiografische afstandsbediening.› Via een automatisch geprogrammeerde en geactiveerde inschakeltijd in het

infotainment.› Automatisch bij het gaan branden van het controlelampje in het instru-

mentenpaneel.› Automatisch overeenkomstig de omgevingsomstandigheden » .

Na het uitschakelen blijft de interieurvoorverwarming nog eventjes in werkingom de resterende brandstof in de interieurvoorverwarming te verbranden.

Na het uitschakelen draait de waterpomp nog korte tijd door.

Interieurvoorverwarming in het infotainment programmerenBij wagens met Climatronic: op het bedieningspaneel van de Climatronic detoets → indrukken.

Bij wagens met handbediende airconditioning: in het infotainment de toets → indrukken.

Als automatisch inschakelen is geactiveerd, gaat na het uitschakelen van hetcontact gedurende circa 10 seconden het controlelampje in de symbooltoets op » Afbeelding 157 branden.

VOORZICHTIGHet automatisch in- en uitschakelen van de interieurvoorverwarming voor hetsnel verwarmen van het interieur kan in het infotainment worden gedeacti-veerd » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk Instelling van de verwarmingen het koelsysteem.

129Verwarming en ventilatie

Page 133: B8 Superb OwnersManual

Radiografische afstandsbediening

Afbeelding 158Radiografische afstandsbedie-ning

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 128.

Met de radiografische afstandsbediening kan de extra verwarming (interieur-voorverwarming en -ventilatie) worden in- of uitgeschakeld.

Functie en beschrijving van de radiografische afstandsbediening » Afbeel-ding 158

ControlelampjeAntenneInterieurvoorverwarming inschakelenInterieurvoorverwarming uitschakelen

De radiografische afstandsbediening voor het in- en uitschakelen van de extraverwarming (interieurvoorverwarming en -ventilatie) loodrecht houden, met deantenne B » Afbeelding 158 naar boven. De antenne daarbij niet met de vin-gers of de handpalm afdekken.

Het feilloos in- en uitschakelen van de interieurvoorverwarming met de radio-grafische afstandsbediening is alleen mogelijk, wanneer de afstand tussen deafstandsbediening en de wagen ten minste 2 m bedraagt.

Het controlelampje in de radiografische afstandsbediening geeft de gebrui-ker na het drukken op een toets verschillende soorten feedback.

Weergave controlelampje A » Af-beelding 158

Betekenis

Brandt circa 2 seconden groen.De interieurvoorverwarming is inge-schakeld.

Brandt circa 2 seconden rood.De interieurvoorverwarming is uitge-schakeld.

A

B

Weergave controlelampje A » Af-beelding 158

Betekenis

Knippert circa 2 seconden langzaamgroen.

Het inschakelsignaal is niet ontvan-gen.

Knippert circa 2 seconden snel groen.

De interieurvoorverwarming is ge-blokkeerd, bijvoorbeeld omdat debrandstoftank bijna leeg is of de inte-rieurvoorverwarming een storingheeft.

Knippert circa 2 seconden rood.Het uitschakelsignaal is niet ontvan-gen.

Knippert circa 2 seconden oranje,daarna groen resp. rood.

De batterij is zwak, het in- resp. uit-schakelsignaal is echter wel ontvan-gen.

Brandt circa 2 seconden oranje, knip-pert daarna groen resp. rood.

De batterij is zwak, het in- resp. uit-schakelsignaal is niet ontvangen.

Knippert circa 5 seconden oranje.De batterij is leeg, het in- resp. uit-schakelsignaal is niet ontvangen.

De batterij vervangen » pagina 243.

VOORZICHTIG■ De radiografische afstandsbediening bevat elektronische componenten. Be-scherm de afstandsbediening daarom tegen vocht, sterke schokken en directzonlicht.■ De reikwijdte van de radiografische afstandsbediening bedraagt bij een vollebatterij enkele honderden meters. Door obstakels tussen de radiografische af-standsbediening en de wagen, slechte weersomstandigheden en een leegra-kende batterij kan het bereik aanzienlijk verminderen.

130 Bediening

Page 134: B8 Superb OwnersManual

Rijden

Wegrijden en rijden

Motor met de sleutel starten en afzetten

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Elektronische wegrijblokkering 131Stuurslot vergrendelen/ontgrendelen 132Contact in-/uitschakelen en motor starten 132Motor afzetten 132

Met de contactsleutel in het contactslot kan het contact worden in- en uitge-schakeld en de motor worden gestart en afgezet.

ATTENTIE■ Tijdens het rijden met niet-draaiende motor moet het contact altijd inge-schakeld zijn » pagina 132, Contact in-/uitschakelen en motor starten.

■ Bij uitgeschakeld contact kan het stuurslot aangrijpen » pagina 132 -gevaar voor ongevallen!

■ De contactsleutel pas uit het contactslot verwijderen als de wagen totstilstand is gekomen » pagina 139, Parkeren. Anders kan het stuurslot wor-den vergrendeld - gevaar voor ongevallen!■ Bij het verlaten van de wagen de sleutel nooit in de wagen achterlaten.Onbevoegde personen, bijvoorbeeld kinderen, zouden bijvoorbeeld de wa-gen kunnen vergrendelen, het contact kunnen inschakelen of de motorkunnen starten - gevaar voor verwondingen, ongevallen en beschadigin-gen!■ De wagen nooit met draaiende motor zonder toezicht laten, er bestaatbijvoorbeeld gevaar voor ongevallen, beschadiging of diefstal!■ Nooit de motor afzetten voordat de wagen stilstaat - gevaar voor onge-vallen!

ATTENTIE■ De motor nooit in afgesloten ruimten (bijvoorbeeld in een garage) latendraaien - vergiftigings- en levensgevaar!■ Geen voorwerpen (bijvoorbeeld poetsdoeken of gereedschap) in de mo-torruimte laten liggen. Er bestaat gevaar voor brand en motorschade.■ De motor nooit met extra dempingsmateriaal (bijvoorbeeld een deken) af-dekken - brandgevaar!

VOORZICHTIG■ De motor alleen starten als de motor niet draait en de wagen stilstaat - ge-vaar voor schade aan de startmotor en de motor!■ De motor niet starten door de wagen aan te slepen - gevaar voor schade aande motor en de katalysator! Als starthulp kunt u de accu van een andere wa-gen gebruiken » pagina 238.

Let opDe motor niet bij stilstand laten warmdraaien. Zo mogelijk direct na het startenvan de motor wegrijden. Daardoor bereikt de motor sneller zijn bedrijfstempe-ratuur.

Elektronische wegrijblokkering

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 131.

Door de elektronische wegrijblokkering wordt een mogelijke diefstalpoging ofhet onbevoegd gebruik van uw wagen bemoeilijkt.

In de greep van de sleutel bevindt zich een elektronische chip. Met behulphiervan wordt de elektronische wegrijblokkering uitgeschakeld als de sleutelin het contactslot wordt gestoken.

Zodra de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd, wordt de elektronischewegrijblokkering automatisch geactiveerd.

Als bij het starten een niet toegestane sleutel wordt gebruikt, slaat de motorniet aan.

Op het display in het instrumentenpaneel wordt de volgende melding weerge-geven.

Wegrijblokkering ingeschakeld.WEGRIJBLOKK_ INGESCHAKELD

131Wegrijden en rijden

Page 135: B8 Superb OwnersManual

Stuurslot vergrendelen/ontgrendelen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 131.

Door de stuurvergrendeling wordt een mogelijke poging tot diefstal van uwwagen bemoeilijkt.

Vergrendelen› De sleutel uit het contact trekken.› Het stuurwiel naar links of rechts draaien, tot het stuurslot hoorbaar ver-

grendelt.

Ontgrendelen› De contactsleutel in het contactslot steken.› Het contact inschakelen » pagina 132.

Het stuurslot wordt ontgrendeld.

Als het contact niet kan worden ingeschakeld, het stuurwiel iets heen en weerbewegen om het stuurslot te ontgrendelen.

Contact in-/uitschakelen en motor starten

Afbeelding 159Standen van de sleutel in het contactslot

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 131.

Standen van de sleutel in het contactslot » Afbeelding 159Contact uitgeschakeld, motor afgezetContact ingeschakeldMotor starten

Contact in-/uitschakelen› De sleutel in de stand 2 draaien.

Het contact wordt ingeschakeld.

1

2

3

› De sleutel in de stand 1 draaien.

Het contact wordt uitgeschakeld.

Handelwijze bij het starten van de motor› Parkeerrem inschakelen.› Bij wagens met schakelbak de versnellingshendel in de neutrale stand zet-

ten, het koppelingspedaal intrappen en ingetrapt houden, tot de motor isaangeslagen.

› Bij wagens met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P ofN zetten en het rempedaal intrappen en ingetrapt houden, tot de motor isaangeslagen.

› De sleutel tot de aanslag in stand 3 draaien - de motor wordt gestart (geengas geven).

› De sleutel loslaten, de motor slaat automatisch aan.

Bij het loslaten springt de sleutel in stand 2 terug.

Als de motor niet binnen 10 seconden aanslaat, de sleutel in stand 1 draaien.Het starten na circa een halve minuut herhalen.

Bij wagens met dieselmotoren gaat tijdens het starten het voorgloeicontrole-lampje branden. Na het uitgaan van het controlelampje slaat de motor aan.

Let op■ Na het starten van een koude motor kan er korte tijd meer motorgeluid tehoren zijn. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te ma-ken.■ Tijdens het voorgloeien mogen geen grote elektrische verbruikers zijn inge-schakeld - de accu wordt anders onnodig belast.

Motor afzetten

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 131.

› De wagen stilzetten » pagina 139, Parkeren.› De sleutel in de stand 1 » Afbeelding 159 op pagina 132 draaien.

De motor en het contact worden tegelijkertijd uitgeschakeld.

Bij wagens met automatische versnellingsbak kan de contactsleutel alleenworden verwijderd als de keuzehendel zich in stand P bevindt.

132 Rijden

Page 136: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIGNa langdurige hoge motorbelasting de motor niet direct afzetten als de wagenstilstaat, maar nog circa 1 minuut stationair laten draaien. Daarmee wordtwarmteophoping in de afgezette motor voorkomen.

Let opNadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator (ook bij uitge-schakeld contact) nog circa 10 minuten verder draaien.

Motor met drukknop starten en afzetten

Inleiding voor het onderwerp

Afbeelding 160Startknop ( )

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Stuurslot vergrendelen/ontgrendelen 133Contact in-/uitschakelen 134Motor starten 134Motor afzetten 134Problemen met starten van de motor 135

Met de startknop kan het contact worden in- en uitgeschakeld en de motorworden gestart en afgezet » Afbeelding 160.

Om de stuurinrichting te ontgrendelen, het contact in te schakelen, de motorte starten en te rijden, moet de sleutel in de wagen aanwezig zijn.

ATTENTIE■ Bij het verlaten van de wagen de sleutel nooit in de wagen achterlaten.Onbevoegde personen, bijvoorbeeld kinderen, zouden bijvoorbeeld de wa-gen kunnen vergrendelen, het contact kunnen inschakelen of de motorkunnen starten - gevaar voor verwondingen, ongevallen en beschadigin-gen!■ De wagen nooit met draaiende motor zonder toezicht laten - gevaar voorongevallen, diefstal en dergelijke.■ Nooit de motor afzetten voordat de wagen stilstaat - gevaar voor onge-vallen!

ATTENTIEDe motor nooit in afgesloten ruimten (bijvoorbeeld in een garage) latendraaien - vergiftigings- en levensgevaar!

VOORZICHTIG■ Het systeem kan de geldige sleutel herkennen, ook als deze op het dak vande wagen is vergeten - gevaar voor verlies of beschadiging van de sleutel.■ De motor alleen starten als de motor niet draait en de wagen stilstaat - ge-vaar voor schade aan de startmotor en de motor!■ De motor niet starten door de wagen aan te slepen - gevaar voor schade aande motor en de katalysator! Als starthulp kunt u de accu van een andere wa-gen gebruiken » pagina 238.

Let op■ De motor niet bij stilstand laten warmdraaien. Zo mogelijk direct na het star-ten van de motor wegrijden. Daardoor bereikt de motor sneller zijn bedrijfs-temperatuur.■ Het systeem is voorzien van een beveiliging tegen ongewild afzetten van demotor tijdens het rijden, de motor kan dus alleen in geval van nood worden af-gezet » pagina 134.

Stuurslot vergrendelen/ontgrendelen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 133.

Door de stuurvergrendeling wordt een mogelijke poging tot diefstal van uwwagen bemoeilijkt.

Vergrendelen› De motor afzetten.

133Wegrijden en rijden

Page 137: B8 Superb OwnersManual

› Het bestuurdersportier openen.

Het stuurslot wordt automatisch vergrendeld.

Als het bestuurdersportier wordt geopend en daarna het contact wordt uitge-schakeld, wordt de stuurinrichting pas na het afsluiten van de wagen automa-tisch vergrendeld.

Ontgrendelen› Het bestuurdersportier openen en instappen.› Het bestuurdersportier sluiten.

De stuurinrichting wordt automatisch ontgrendeld.

Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld na het uitschakelen van hetcontact en openen van het bestuurdersportier) wordt de stuurinrichting pas nahet inschakelen van het contact resp. starten van de motor ontgrendeld.

ATTENTIEDe wagen nooit met vergrendelde stuurinrichting laten rollen - gevaar voorongevallen!

Contact in-/uitschakelen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 133.

› De knop » Afbeelding 160 op pagina 133 kort indrukken.

Het contact wordt in- resp. uitgeschakeld.

Bij wagens met schakelbak mag bij het in- resp. uitschakelen van het contacthet koppelingspedaal niet worden ingetrapt, anders zou het systeem proberente starten.

Bij wagens met automaat mag bij het in- resp. uitschakelen van het contacthet rempedaal niet worden ingetrapt, anders zou het systeem proberen testarten.

Als bij ingeschakeld contact het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt eenakoestisch signaal en op het display van het instrumentenpaneel wordt de vol-gende melding weergegeven.

Contact is ingeschakeld.CONTACT NOG AAN

Bij het verlaten van de wagen dient het contact altijd te worden uitgeschakeld.

Motor starten

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 133.

Handelwijze bij het starten van de motor› Parkeerrem inschakelen.› Bij wagens met schakelbak de versnellingshendel in de neutrale stand zet-

ten, het koppelingspedaal intrappen en ingetrapt houden, tot de motor isaangeslagen.

› Bij wagens met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P ofN zetten en het rempedaal intrappen en ingetrapt houden, tot de motor isaangeslagen.

› De knop » Afbeelding 160 op pagina 133 kort indrukken - de motor slaat au-tomatisch aan.

Bij wagens met dieselmotor gaat na het indrukken van de knop het voorgloei-controlelampje branden. Na het uitgaan van het controlelampje slaat demotor aan.

Let op■ Na het starten van een koude motor kan er korte tijd meer motorgeluid tehoren zijn. Dat is een normaal verschijnsel en geen reden om u zorgen te ma-ken.■ Tijdens het voorgloeien mogen geen grote elektrische verbruikers zijn inge-schakeld - de accu wordt anders onnodig belast.

Motor afzetten

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 133.

Afzetten› De wagen stilzetten » pagina 139, Parkeren.› De knop » Afbeelding 160 op pagina 133 kort indrukken.

De motor en het contact worden tegelijkertijd uitgeschakeld.

NooduitschakelingIndien nodig kan de motor in uitzonderingssituaties ook tijdens het rijden wor-den afgezet.

› De knop » Afbeelding 160 op pagina 133 langer dan 1 seconde of binnen 1 se-conde tweemaal indrukken.

Na de nooduitschakeling van de motor blijft het stuurslot ontgrendeld.

134 Rijden

Page 138: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIGNa langdurige hoge motorbelasting de motor niet direct afzetten als de wagenstilstaat, maar nog circa 1 minuut stationair laten draaien. Daarmee wordtwarmteophoping in de afgezette motor voorkomen.

Let opNadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator (ook bij uitge-schakeld contact) nog circa 10 minuten verder draaien.

Problemen met starten van de motor

Afbeelding 161Motor starten - sleutel bij deknop houden

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 133.

De sleutel in de wagen kan niet worden gecontroleerdAls de sleutel in de wagen niet kan worden gecontroleerd, kan de motor nietmet de startknop worden gestart.

Op het display in het instrumentenpaneel wordt een van de volgende meldin-gen weergegeven.

Sleutel niet herkend. Instructieboekje!Sleutel niet gevonden.GEEN SLEUTEL

Dit kan de volgende oorzaken hebben.› De batterij in de sleutel is bijna ontladen.› In de sleutel zit een storing.› Het signaal tussen het systeem en de sleutel wordt gestoord (sterk elektro-

magnetisch veld).

Er moet worden geprobeerd om de motor te starten door de knop in te druk-ken en vervolgens de sleutel bij de knop te houden » Afbeelding 161.

SysteemstoringWordt op het display in het instrumentenpaneel de volgende melding weerge-geven, dan is er een systeemstoring.

Keyless defect.KEYLESS DEFECT

Er moet worden geprobeerd om de motor te starten door de knop in te druk-ken en vervolgens de sleutel bij de knop te houden » Afbeelding 161.

VOORZICHTIGDe sleutel kan alleen worden gecontroleerd als deze zich in de wagen bevindt.Daarom moet u altijd weten waar de sleutel zich bevindt.

Let op■ Bij een startpoging moet de sleutel met de achterzijde naar de knop gerichtzijn » Afbeelding 161.■ Als motor niet aanslaat, moet de hulp van een specialist worden ingeroepen.

Start-stopsysteem

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 136Systeem handmatig deactiveren/activeren 136Meldingen 137

Het start-stopsysteem (hierna alleen nog systeem genoemd) bespaart brand-stof en verlaagt schadelijke emissies en de CO2-uitstoot.

Als het systeem herkent dat bij het stoppen (bijvoorbeeld bij een verkeerslicht)het draaien van de motor niet nodig is, wordt de motor afgezet en voor hetwegrijden weer gestart.

135Wegrijden en rijden

Page 139: B8 Superb OwnersManual

Werking

Afbeelding 162Displayweergave

Voor het door het systeem bepaald automatisch afzetten van de motor bij hetstoppen van de wagen en bij stilstand, moet er aan de volgende voorwaardenworden voldaan.

Bij wagens met schakelbak staat de versnellingshendel in de neutralestand en het koppelingspedaal is niet ingetrapt.Bij wagens met automatische versnellingsbak is het rempedaal ingetrapt.Het bestuurdersportier is gesloten.De bestuurder heeft de veiligheidsgordel omgegespt.De motorkap is gesloten.De snelheid was na de laatste keer stoppen hoger dan 4 km/h.

Enkele andere voorwaarden voor de systeemfunctie kan de bestuurder nietbeïnvloeden en ook niet herkennen. Daarom kan het systeem in situaties, dievoor de bestuurder identiek zijn, verschillend reageren.

De informatie daarover, of er aan de voorwaarden voor het automatisch afzet-ten van de motor is voldaan, verschijnt op het display » Afbeelding 162.

De motor is automatisch uitgeschakeld.De motor is bij het stoppen niet afgezet (er is niet voldaan aan de voor-waarden voor het automatisch afzetten van de motor).

Redenen voor de draaiende motorHet laten draaien van de motor kan bijvoorbeeld om de volgende redenennoodzakelijk zijn.› De motortemperatuur voor het goed werken van het systeem is nog niet be-

reikt.› De ladingstoestand van de accu is te laag.› Het stroomverbruik is te hoog.› Hoog airconditioning- resp. verwarmingsvermogen (hoog aanjagertoerental,

groot verschil tussen de gewenste en werkelijke interieurtemperatuur).

Als bij automatisch afgezette motor het systeem herkent dat het draaien vande motor noodzakelijk is, bijvoorbeeld na het herhaaldelijk intrappen van hetrempedaal, dan zorgt het systeem ervoor dat de motor automatisch wordt ge-start.

InfotainmentweergaveInformatie over de actuele status van het systeem kan op het infotainment-beeldscherm worden weergegeven » Instructieboekje infotainment, hoofd-stuk CAR - Wageninstellingen.

Let op■ Indien de wagen bijvoorbeeld langere tijd bij temperaturen onder het vries-punt in de buitenlucht staat of in direct zonlicht staat geparkeerd, kan hetmeerdere uren duren voordat de inwendige temperatuur van de accu geschik-te waarden bereikt voor een correcte werking van het systeem.■ Als bij automatisch afgezette motor gedurende langer dan 30 seconden debestuurdersgordel is losgemaakt of het bestuurdersportier wordt geopend,moet de motor handmatig worden gestart.■ Indien een wagen met automatische versnellingsbak met een lage snelheidrijdt (bijvoorbeeld in de file) en na licht intrappen van het rempedaal blijftstaan, vindt er geen automatisch afzetten van de motor plaats. Door krachti-ger intrappen van het rempedaal wordt de motor automatisch uitgeschakeld.■ Bij wagens met automatische versnellingsbak wordt de motor niet automa-tisch afgezet als het systeem een wagenbeweging als gevolg van een grotestuurwielverdraaiing herkent.

Systeem handmatig deactiveren/activeren

Afbeelding 163Toets voor het start-stopsys-teem

Deactiveren/activeren› Op symbooltoets drukken » Afbeelding 163.

Bij een gedeactiveerd systeem brandt in de toets het controlelampje.

136 Rijden

Page 140: B8 Superb OwnersManual

Let op■ Als het systeem bij automatisch afgezette motor wordt gedeactiveerd, danwordt de motor automatisch gestart.■ Indien bij een gedeactiveerd systeem de rijmodus Eco wordt gekozen, wordthet systeem automatisch geactiveerd » pagina 177, Selecteren van de rijmo-dus (Driving Mode Selection).

Meldingen

De meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergege-ven.

Motor handmatig starten!HANDMATIG STARTEN

Als bijvoorbeeld de bestuurdersgordel is losgemaakt, moet de motor handma-tig worden gestart.

Bij wagens met een startknop wordt door de eerste keer indrukken van destartknop het contact ingeschakeld, pas door de tweede keer indrukken wordter gestart.

Storing: Start-stopSTORING STARTSTOP

Er is een storing in het systeem aanwezig. De hulp van een specialist inroepen.

Remmen en parkeren

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Informatie voor het remmen 137Elektronische parkeerrem 138Parkeren 139

ATTENTIE■ Wanneer de motor is afgezet is meer kracht nodig om te remmen - gevaarvoor ongevallen!■ Tijdens het remmen met een wagen met schakelbak, ingeschakelde ver-snelling en in een laag toerentalbereik, moet het koppelingspedaal wordeningetrapt. Anders zou dit een negatieve invloed op de rembekrachtigerkunnen hebben - gevaar voor ongevallen!■ Bij het verlaten van de wagen nooit personen, die bijvoorbeeld de remkunnen loszetten, zonder toezicht in de wagen achterlaten. De wagen zouzich in beweging kunnen zetten - gevaar voor ongevallen!■ Adviezen over nieuwe remblokken opvolgen » pagina 144, Nieuwe rem-blokken.

VOORZICHTIGNooit de remmen door lichte pedaaldruk laten aanlopen als er niet hoeft teworden geremd. Dit leidt tot oververhitting van de remmen en daardoor toteen langere remweg en een hogere slijtage.

Informatie voor het remmen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 137.

SlijtageDe slijtage van de remblokken is afhankelijk van de gebruiksomstandighedenen de rijstijl.

Wanneer vaak in de stad of met een zeer sportieve rijstijl wordt gereden, zul-len de remblokken sneller slijten.

Onder deze zware gebruiksomstandigheden moet de dikte van de remblok-ken ook tussen servicebeurten door een specialist worden gecontroleerd.

Vocht of strooizoutDe remmen kunnen vertraagd aangrijpen vanwege vochtige resp. in de winterbevroren of met een zoutlaag bedekte remschijven en remblokken. De rem-men moeten worden gereinigd en gedroogd door enkele keren te remmen» .

CorrosieCorrosie op de remschijven en vervuiling van de remblokken worden bevorderddoor langdurig stilstaan en matig gebruik van de remmen. De remmen moetenworden gereinigd door enkele keren te remmen » .

137Wegrijden en rijden

Page 141: B8 Superb OwnersManual

Lange resp. steile hellingVoordat langere tijd resp. van een steile helling bergafwaarts wordt gereden,snelheid verminderen en naar de eerstvolgende lagere versnelling terugscha-kelen. Daardoor wordt de remwerking van de motor benut en worden de rem-men ontlast. Indien er moet worden bijgeremd, de voet niet continu op hetrempedaal houden, maar met tussenpozen remmen.

Noodstop aangevenAls bij een noodstop het regelapparaat voor het remsysteem de situatie voorhet achteropkomende verkeer als gevaarlijk beoordeelt, gaat het remlicht au-tomatisch knipperen.

Nadat de snelheid tot onder 10 km/h is gedaald of de wagen tot stilstand is ge-bracht, stopt het knipperen van het remlicht en worden de alarmlichten inge-schakeld. Als de wagen weer accelereert of wegrijdt, worden de alarmlichtenautomatisch uitgeschakeld.

Storing in het remsysteemAls wordt geconstateerd dat de remweg plotseling langer is en het rempedaaleen langere slag maakt, is er mogelijk sprake van een storing in het remsys-teem.

Direct een specialist opzoeken en uw rijstijl overeenkomstig aanpassen, omdatu niet op de hoogte bent van de exacte omvang van de schade.

Laag remvloeistofpeilBij een te laag remvloeistofpeil kunnen er storingen in het remsysteem optre-den. Het remvloeistofpeil wordt elektronisch gecontroleerd » pagina 35, Remsysteem.

RembekrachtigerDe rembekrachtiger verhoogt de druk die op het rempedaal wordt uitgeoe-fend. De rembekrachtiger werkt alleen als de motor draait.

ATTENTIEDe remschijven alleen schoon en droog remmen als de verkeerssituatie dittoelaat. Andere verkeersdeelnemers mogen niet in gevaar worden ge-bracht.

Elektronische parkeerrem

Afbeelding 164Parkeerremknop

Afbeelding 165 Parkeerrem bedienen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 137.

De elektronische parkeerrem (hierna alleen nog parkeerrem genoemd) ver-vangt de handrem. Deze blokkeert de wagen tijdens het stoppen en parkerentegen ongewenste beweging.

De parkeerrem kan bij in- en uitgeschakeld contact worden gebruikt.

Inschakelen› In pijlrichting 1 aan de symbooltoets trekken » Afbeelding 165 en deze

vasthouden, tot het symbool in de toets en het controlelampje in hetinstrumentenpaneel gaan branden.

Handmatig uitschakelen› Bij ingeschakeld contact het rempedaal intrappen en tegelijk de symbool-

toets in pijlrichting 2 indrukken » Afbeelding 165.› Bij draaiende motor het rem- of gaspedaal intrappen en de symbooltoets

in pijlrichting 2 indrukken.

138 Rijden

Page 142: B8 Superb OwnersManual

Het symbool in de toets en het controlelampje gaan uit.

Automatische uitschakelingDe parkeerrem schakelt bij het wegrijden uit, zolang het bestuurdersportier isgesloten resp. de bestuurder de veiligheidsgordel nog heeft omgegespt.

Als de wagen tijdens het wegrijden op een helling vanzelf omlaagrolt, dan gasgeven resp. de parkeerrem inschakelen.

Het uitschakelen van de parkeerrem kan worden voorkomen, als vóór hetwegrijden de symbooltoets in pijlrichting 1 uitgetrokken wordt gehouden» Afbeelding 165. Het uitschakelen van de parkeerrem gebeurt pas na het los-laten van de toets.

NoodremfunctieAls tijdens het rijden een rempedaalstoring ontstaat of als het pedaal blok-keert, dan kan de parkeerrem als noodrem worden gebruikt » .

› In pijlrichting 1 aan de symbooltoets trekken » Afbeelding 165 en dezevasthouden (tegelijk klinkt er een akoestisch signaal).

De noodremfunctie wordt geactiveerd en de wagen begint hard te remmen.

Het remmen wordt onderbroken als de toets wordt losgelaten of het gaspe-daal wordt ingetrapt.

Parkeren op een hellingAls de parkeerrem op een helling met groot hellingspercentage wordt inge-schakeld, dan kan op het display in het instrumentenpaneel de volgende mel-ding verschijnen.

Parkeerrem: Helling te stijl. Instructieboekje!HELLING TE STEIL

Een parkeerplaats op een vlakke weg of op de helling een minder steil stukzoeken.

ATTENTIE■ De noodremfunctie alleen in een noodgeval gebruiken, als de wagen nietmet het rempedaal kan worden gestopt.■ Bij het stoppen en parkeren moet de parkeerrem altijd worden ingescha-keld, anders kan de wagen wegrollen - gevaar voor ongevallen!■ In de uitsparing ten behoeve van de vinger vóór de parkeerremknop geenvoorwerpen neerleggen. Een geplaatst voorwerp zou in de ruimte onder deknop kunnen komen en de bediening van de parkeerrem voorkomen!

Let op■ Bij ontladen accu is het niet mogelijk om de parkeerrem los te zetten. De wa-gen eerst op een voedingsbron, bijvoorbeeld op de accu van een andere wa-gen aansluiten » pagina 238, Starthulp en daarna de parkeerrem uitschakelen.■ Eventuele geluiden tijdens het in- en uitschakelen van de parkeerrem zijnnormaal en daarom zonder bezwaar.

Parkeren

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 137.

Om te stoppen en parkeren een plek met een geschikte ondergrond zoeken» .

De handelingen bij het parkeren alleen in de aangegeven volgorde uitvoeren.

› De wagen afremmen tot stilstand en het rempedaal ingetrapt houden.› Parkeerrem inschakelen.› Bij wagens met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P

plaatsen.› De motor afzetten.› Bij wagens met schakelbak de 1e versnelling of de achteruitversnelling R

inschakelen.› Het rempedaal loslaten.

ATTENTIEDe onderdelen van het uitlaatsysteem kunnen zeer heet worden. Daaromde wagen nooit op plaatsen stoppen waar de onderzijde van de wagen metlicht ontvlambare materialen, bijvoorbeeld droog gras, struikgewas, blade-ren, gemorste brandstof en dergelijke, in contact kan komen. - er bestaatbrandgevaar en er kunnen zware verwondingen ontstaan!

Handmatig schakelen en pedalen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Handmatig schakelen 140Pedalen 140

139Wegrijden en rijden

Page 143: B8 Superb OwnersManual

Handmatig schakelen

Afbeelding 166Schakelschema

Op de versnellingshendel zijn de afzonderlijke versnellingen afgebeeld » Af-beelding 166.

Bij het schakelen op het schakeladvies letten » pagina 44.

Het koppelingspedaal bij het schakelen altijd volledig intrappen. Daardoorwordt een overmatige slijtage van de koppeling vermeden.

Achteruitversnelling inschakelen› De wagen stilzetten.› Het koppelingspedaal volledig intrappen.› De versnellingshendel in de neutraalstand zetten en omlaagdrukken.› De versnellingshendel volledig naar links en vervolgens naar voren in stand R

plaatsen » Afbeelding 166.

Bij ingeschakelde achteruitversnelling en ingeschakeld contact branden deachteruitrijlampen.

ATTENTIEDe achteruitversnelling nooit tijdens het rijden inschakelen - gevaar voorongevallen of beschadigingen!

VOORZICHTIG■ Wanneer er niet hoeft te worden geschakeld, de hand niet op de versnel-lingshendel laten rusten. De druk van de hand kan tot overmatige slijtage vanhet schakelmechanisme leiden.■ Als op een helling wordt gestopt, nooit proberen de wagen met het koppe-lings- of gaspedaal op zijn plaats te houden - gevaar voor schade aan de on-derdelen van de koppeling.

Pedalen

De pedalen moeten zonder belemmeringen kunnen worden bediend!

In de voetenruimte mag slechts een vloermat worden gebruikt die aan detwee hiervoor bedoelde bevestigingspunten is bevestigd.

Alleen af fabriek geleverde vloermatten of vloermatten uit het origineleŠKODA accessoireprogramma gebruiken, die aan de overeenkomstige bevesti-gingspunten zijn bevestigd.

ATTENTIEIn de bestuurdersvoetenruimte mogen zich geen voorwerpen bevinden -gevaar door hindering van de pedaalbediening!

Automatische versnellingsbak

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Standen en keuzehendelbediening 141Keuzehendelvergrendeling 142Handmatig schakelen (tiptronic) 142Wegrijden en rijden 143

De automatische versnellingsbak schakelt automatisch.

De standen van de automatische versnellingsbak worden door de bestuurdermet de keuzehendel ingesteld.

ATTENTIE■ Geen gas geven als voor het wegrijden de stand voor vooruitrijden met dekeuzehendel wordt ingesteld - gevaar voor ongevallen!■ Nooit tijdens het rijden de keuzehendel in stand R of P zetten - gevaarvoor ongevallen!

140 Rijden

Page 144: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE (vervolg)■ Als de wagen in de gekozen modus D, S, R of tiptronic bij stationair toe-rental moeten blijven stilstaan, dan moet de wagen met het rempedaal, deparkeerrem of met de Auto Hold-functie tegen wegrollen worden geblok-keerd. Ook bij stationair toerental wordt de krachtoverbrenging niet volle-dig onderbroken - de wagen kruipt.■ Bij het verlaten van de wagen moet de keuzehendel altijd in stand P wor-den gezet. De wagen zou zich in beweging kunnen zetten - gevaar voorongevallen.

VOORZICHTIG■ Wanneer tijdens het rijden de keuzehendel in stand N is gezet, moet hetgaspedaal worden losgelaten en worden gewacht totdat de motor stationairdraait, voordat de keuzehendel in een stand voor vooruitrijden kan worden ge-zet.■ Bij een buitentemperatuur beneden -10 °C moet de keuzehendel zich bij hetstarten altijd in stand P bevinden.■ Als op een helling wordt gestopt, nooit proberen de wagen met het gaspe-daal op zijn plaats te houden - gevaar voor schade aan de onderdelen van deversnellingsbak.

Let opDe contactsleutel kan na het afzetten van het contact alleen worden verwij-derd als de keuzehendel in stand P staat.

Standen en keuzehendelbediening

Afbeelding 167Keuzehendel / displayweergave

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 140.

Bij ingeschakeld contact wordt de versnellingsbakmodus en de ingeschakeldeversnelling op het display weergegeven » Afbeelding 167.

Met de keuzehendel kunnen de volgen standen worden ingeschakeld » Af-beelding 167.

P - ParkeerstandIn deze stand zijn de aangedreven wielen mechanisch geblokkeerd.

De parkeerstand mag alleen bij stilstaande wagen worden ingeschakeld.

R - AchteruitversnellingDe achteruitversnelling kan alleen bij stilstaande wagen en stationair toeren-tal worden ingeschakeld.

N - Neutraal (neutraalstand)De krachtoverbrenging naar de aangedreven wielen is in deze stand onderbro-ken.

D / S - Stand voor vooruitrijden (normaal-programma)/Stand voorvooruitrijden (sport-programma)Er kan tussen de standen worden gewisseld door de keuzehendel in stand » Afbeelding 167 te zetten (tegen de veerdruk in).

In stand D of S worden de vooruitversnellingen afhankelijk van de motorbelas-ting, de bediening van het gaspedaal, de rijsnelheid en de gekozen rijmodus,automatisch geschakeld.

De vooruitversnellingen worden in stand S bij hogere motortoerentallen danin stand D automatisch geschakeld.

Als bij draaiende motor de rijmodus Sport wordt geselecteerd » pagina 177,Selecteren van de rijmodus (Driving Mode Selection), wordt de versnellingsbakautomatisch in stand S gezet.

E - Stand voor economisch rijdenAls de rijmodus Eco resp. Individual (aandrijving - Eco) » pagina 177 wordt ge-selecteerd en de keuzehendel in stand D/S staat, wordt de versnellingsbak au-tomatisch in stand E gezet. Deze stand kan met de keuzehendel niet wordeningeschakeld.

De vooruitversnellingen worden in stand E bij lagere motortoerentallen dan instand D automatisch geschakeld.

141Wegrijden en rijden

Page 145: B8 Superb OwnersManual

Keuzehendelvergrendeling

Afbeelding 168Grendelknop

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 140.

De keuzehendel is in stand P en N geblokkeerd, zodat de stand voor vooruitrij-den niet per ongeluk kan worden ingeschakeld en de wagen hierdoor niet inbeweging kan komen.

De keuzehendelvergrendeling werkt alleen bij stilstaande wagen en bij snel-heden tot 5 km/h.

De keuzehendelvergrendeling wordt door het gaan branden van het controle-lampje aangeven.

Bij het snel schakelen via stand N (bijvoorbeeld van R naar D/S) wordt de keu-zehendel niet geblokkeerd. Hierdoor is bijvoorbeeld het vrijrijden van een vast-gereden wagen mogelijk. Als de keuzehendel zich langer dan 2 seconden instand N, bevindt terwijl het rempedaal niet is ingetrapt, wordt de keuzehen-delvergrendeling geactiveerd.

Keuzehendel uit stand P of N halen› Het rempedaal intrappen en tegelijkertijd de grendelknop in pijlrichting 1

» Afbeelding 168 drukken.

Om de keuzehendel uit stand N in D/S te halen hoeft alleen het rempedaal teworden ingetrapt.

Defect van de keuzehendelvergrendelingAls de stroomvoorziening wordt onderbroken (bijvoorbeeld door een ontladenaccu van de wagen of een defecte zekering) of een defect van de keuzehen-delvergrendeling optreedt, kan de keuzehendel niet meer op de normale ma-nier uit stand P worden verplaatst en kan de wagen niet meer worden bewo-gen. De noodontgrendeling voor de keuzehendel moet worden gebruikt » pa-gina 245.

Let opIndien men de keuzehendel vanuit stand P in stand D/S of omgekeerd wil zet-ten, dient de keuzehendel vlot te worden bewogen. Hierdoor wordt voorko-men dat stand R resp. N per ongeluk wordt ingeschakeld.

Handmatig schakelen (tiptronic)

Afbeelding 169 Keuzehendel / multifunctiestuurwiel

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 140.

De tiptronic biedt de mogelijkheid om handmatig via de keuzehendel of hetmultifunctiestuurwiel te schakelen. Deze stand kan zowel bij stilstand als ooktijdens het rijden worden gekozen.

De actueel ingeschakelde versnelling wordt op het display » Afbeelding 167 oppagina 141 weergegeven.

Bij het schakelen op het schakeladvies letten » pagina 44.

Omschakelen naar handmatig schakelen› De keuzehendel vanuit stand D/S naar rechts resp. bij wagens met rechts

stuur naar links drukken.

Bij het omschakelen naar handmatig schakelen tijdens het rijden wordt de mo-menteel ingeschakelde versnelling aangehouden.

Opschakelen› De keuzehendel naar voren + » Afbeelding 169 drukken.› De peddel + » Afbeelding 169 kort naar het stuurwiel trekken.

Terugschakelen› De keuzehendel naar achteren - » Afbeelding 169 aantippen.› De peddel - » Afbeelding 169 kort naar het stuurwiel trekken.

142 Rijden

Page 146: B8 Superb OwnersManual

Tijdelijk naar handmatig schakelen in stand D/S omschakelen› Een van de schakelpeddels - / + kort naar het stuurwiel » Afbeelding 169

trekken.

Indien de schakelpeddels - / + gedurende meer dan 1 minuut niet worden be-diend, wordt het handmatig schakelen uitgeschakeld. De tijdelijke omschake-ling naar handmatig schakelen kan ook zelf worden uitgeschakeld door depeddel + langer dan 1 seconde naar het stuurwiel te trekken.

Let op■ In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij bergafwaarts rijden, kan het voordeligzijn handmatig te schakelen. Door het terugschakelen wordt de belasting vande remmen en daarmee de remslijtage verminderd » pagina 137.■ Bij het accelereren schakelt de versnellingsbak kort voor het bereiken vanhet maximaal toegestane motortoerental automatisch op naar de volgendeversnelling.■ Als een lagere versnelling wordt gekozen, schakelt de versnellingsbak pasterug wanneer een te hoog motortoerental niet meer mogelijk is.

Wegrijden en rijden

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 140.

Wegrijden› De motor starten.› Het rempedaal intrappen en vasthouden.› De grendelknop in pijlrichting 1 » Afbeelding 168 op pagina 142 drukken en

ingedrukt houden.› De keuzehendel in de gewenste stand plaatsen » pagina 141 en de grendel-

knop weer loslaten.› Het rempedaal loslaten en gas geven.

Stoppen (tijdens het rijden)› Het rempedaal intrappen en de wagen op zijn plaats houden.› Het rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot de rit wordt voortgezet.

Bij het tijdelijk stoppen, bijvoorbeeld bij een kruising, moet stand N niet wor-den ingeschakeld.

Kick-downMet de kick-down-functie is het mogelijk de maximale acceleratie van de wa-gen tijdens het rijden te bereiken.

Als het gaspedaal volledig wordt ingetrapt, wordt in elke stand voor vooruitrij-den de kick-down-functie geactiveerd.

De versnellingsbak schakelt, afhankelijk van snelheid en motortoerental, eenof zelfs meerdere versnellingen terug en de wagen accelereert.

Het overschakelen naar een hogere versnelling gebeurt pas als het maximaalvoorgeschreven motortoerental wordt bereikt.

In de neutraalstand in stand E rijden (vrijloop)› De keuzehendel in stand D/S zetten.› De rijmodus Eco resp. Individual (motor - Eco) selecteren » pagina 177, Se-

lecteren van de rijmodus (Driving Mode Selection).› De voet van het gaspedaal halen (de snelheid is hoger dan circa 20 km/h).

De wagen beweegt zonder de remwerking van de motor.

De versnelling wordt automatisch weer ingeschakeld als het gas- of rempe-daal wordt bediend resp. de linker schakelpeddel - naar het stuurwiel toewordt getrokken » pagina 142, Handmatig schakelen (tiptronic).

Deze functie is tijdens het rijden met een aanhangwagen resp. bij andere ophet aanhangwagenstopcontact aangesloten accessoires niet beschikbaar.

Launch-control1)

Met de launch-control-functie is het mogelijk in stand S of in de tiptronic-scha-kelweg maximaal te accelereren bij het wegrijden.

› De ASR deactiveren » pagina 147, Rem- en stabiliseringssystemen.› Start-stopsysteem deactiveren » pagina 136, Systeem handmatig deactive-

ren/activeren.› Het rempedaal met de linkervoet intrappen en ingetrapt houden.› Het gaspedaal met de rechtervoet volledig intrappen.› Het rempedaal loslaten.

De wagen rijdt met maximale acceleratie weg.

› De ASR en het start-stopsysteem weer activeren, zodra de gewenste snel-heid is bereikt.

1) Deze functie geldt alleen voor sommige motoren.

143Wegrijden en rijden

Page 147: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIEEen vlotte acceleratie kan met name op een glad wegdek leiden tot hetverlies van de controle over de wagen - gevaar voor ongevallen!

Inrijden en zuinig rijden

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Inrijden 144Tips voor zuinig rijden 144DriveGreen-functie 145

Het brandstofverbruik, de milieubelasting en de slijtage van uw wagen zijn o.a.afhankelijk van de rijstijl, de staat van het wegdek en de weersomstandighe-den.

Inrijden

Motor inrijdenGedurende de eerste 1.500 kilometer moet de motor worden ingereden. Gedu-rende deze periode beslist de rijstijl over de kwaliteit van deze inrijprocedure.

Gedurende de eerste 1 000 kilometer adviseren wij, met maximaal 3/4 van hettoegestane motortoerental te rijden, niet met volgas te rijden en niet met eenaanhangwagen te rijden.

Bij 1 000 tot 1 500 kilometer kan de motorbelasting tot het maximaal toege-stane motortoerental worden opgevoerd.

Nieuwe bandenNieuwe banden moeten worden "ingereden", want in het begin hebben ze noggeen optimale grip.

Daarom tijdens de eerste circa 500 km bijzonder voorzichtig rijden.

Nieuwe remblokkenNieuwe remblokken moeten eerst worden "ingereden", want deze bieden inhet begin geen optimale remwerking.

Daarom tijdens de eerste circa 200 km bijzonder voorzichtig rijden.

Tips voor zuinig rijden

Om een zo laag mogelijk brandstofverbruik te behalen moeten de volgendeaanwijzingen in acht worden genomen.

Anticiperend rijdenOnnodig accelereren en remmen vermijden.

Energiebesparend en tijdig schakelenOp het schakeladvies letten » pagina 44.

Volgas en hoge snelheden vermijdenAls u de rijsnelheid van de wagen beperkt tot driekwart van de mogelijke top-snelheid, daalt het brandstofverbruik met ongeveer de helft.

Stationair draaien verminderenBij wagens met start-stopsysteem wordt de tijd dat de motor stationair draaitautomatisch verminderd. Als bij wagens zonder start-stopsysteem de motorwordt afgezet, bijvoorbeeld bij het wachten in een file, is de brandstofbespa-ring al na 30 - 40 seconden groter dan de brandstofhoeveelheid die voor hetopnieuw starten van de motor nodig is.

Korte ritten vermijdenBij een korte rit van minder dan circa 4 km kan de motor niet zijn bedrijfstem-peratuur bereiken. Zolang de motor niet zijn bedrijfstemperatuur heeft bereikt,is het brandstofverbruik duidelijk hoger dan bij een bedrijfswarme motor.

Op de correcte bandenspanning lettenMeer informatie » pagina 224.

Onnodige ballast vermijdenPer 100 kg gewicht neemt het verbruik met circa 0,3 l/100 km toe. Door de ho-gere luchtweerstand verbruikt de wagen met een onbeladen dakdragersys-teem bij een snelheid van 100-120 km/h circa 10% meer brandstof dan normaaldan zonder deze dragers.

Stroom sparenElektrische verbruikers (bijvoorbeeld stoelverwarming, ruitverwarming, spie-gelverwarming e.d.) alleen zo lang als nodig inschakelen.

In het infotainment worden tot drie verbruikers aangegeven die op dat mo-ment het grootste aandeel aan het brandstofverbruik hebben » Instructie-boekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

144 Rijden

Page 148: B8 Superb OwnersManual

Met het koelsysteem zuinig omgaanBij gebruik van de koelfunctie verbruikt de aircocompressor motorvermogenen beïnvloedt hiermee het brandstofverbruik.

Indien het interieur van de geparkeerde wagen door zonnestraling sterk is op-gewarmd, verdient het aanbeveling de ruiten of portieren kort te openen, zo-dat de warme lucht kan ontsnappen.

Als de ruiten geopend zijn, mag de koeling niet ingeschakeld zijn.

DriveGreen-functie

Afbeelding 170Weergave op infotainmentdis-play

De DriveGreen-functie (hierna alleen nog DriveGreen genoemd) analyseert opbasis van de informatie over de rijstijl hoe zuinig er wordt gereden. Er wordentevens handige tips voor brandstofbesparing aangeboden.

DriveGreen kan in het infotainment als volgt worden weergegeven.

› De toets in het infotainment en vervolgens op het display na elkaar defunctietoetsen , DriveGreen indrukken.

A Weergave voor soepel rijdenBij een soepele rijstijl staat de naald in de buurt van de groene punt. Bij hetaccelereren resp. remmen beweegt de naald naar beneden resp. naar boven.

B "Groen blad"De groen weergegeven bladrand toont, met enkele seconden vertraging, hoezuinig er actueel wordt gereden. Bij een zuinige rijstijl worden er aan de blad-rand meerdere groene scheuten weergegeven. In het andere geval verschijnter geen groene kleur resp. het blad kan volledig verdwijnen.

C Grafisch beoordelingsoverzichtDe analyse van hoe zuinig er werd gereden tijdens de laatste 3 minuten resp.1,5 minuut (afhankelijk van de infotainmentsoort) wordt in een kolomgrafiek instappen van 5 seconden weergegeven. De meest actuele toestand wordt linksweergegeven en beweegt vervolgens naar rechts. Des te hoger de groene ko-lom wordt, des te zuiniger is de rijstijl.

D PuntenbeoordelingIn de functietoets wordt de beoordeling van hoe zuinig er vanaf het startenwordt gereden in een bereik van 0 tot 100 punten weergegeven. Des te hogerde getoonde waarde, des te zuiniger is de rijstijl.

Bij het indrukken van de functietoets wordt er een gedetailleerd beoordelings-overzicht getoond van hoe zuinig er tijdens de laatste 30 minuten werd gere-den.

Duurt de rit vanaf het starten minder dan 30 minuten, dan wordt aan het over-zicht de beoordeling van de vorige rit toegevoegd (de kolommen worden don-kergroen weergegeven).

E Gemiddeld brandstofverbruikIn de functietoets wordt het gemiddelde brandstofverbruik vanaf het startenweergegeven.

Bij het indrukken van de functietoets wordt er een gedetailleerd overzicht ge-toond van het gemiddelde brandstofverbruik tijdens de laatste 30 minuten.

Duurt de rit vanaf het starten minder dan 30 minuten, dan wordt aan het over-zicht het gemiddelde brandstofverbruik van de vorige rit toegevoegd (de ko-lommen worden donkergroen weergegeven).

F Symbolen op het displayOp het display kunnen de volgende vier symbolen worden weergegeven, dieover de actuele rijstijl informeren.

Zuinige ritDe actuele snelheid is negatief voor het brandstofverbruik.Er wordt niet soepel gereden, er moet anticiperend worden gereden.Schakeladvies.

Tips voor verminderen van brandstofverbruikBij het aanraken van het "blad" op het display verschijnen er nuttige tips voorhet verminderen van het brandstofverbruik. Deze tips kunnen behulpzaam zijnom nog zuiniger te rijden.

145Wegrijden en rijden

Page 149: B8 Superb OwnersManual

Let op■ Bij het terugzetten van het ritgeheugen "vanaf start" worden ook het gemid-delde verbruik E alsmede de ritanalyse D teruggezet.■ Bij wijziging van de eenheden voor brandstofverbruiksmeter volgt bij enkeleinfotainmentsoorten het terugzetten van de gemiddelde brandstofverbruiks-waarde E .

Schade aan de wagen voorkomen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Aanwijzingen voor het rijden 146Rijden door water 146

In deze paragraaf van het instructieboekje staat belangrijke informatie ver-meld voor het voorkomen van schade aan de wagen tijdens het rijden.

Aanwijzingen voor het rijden

Alleen op wegen en in terrein rijden, die geschikt zijn voor de technische toe-stand van de wagen » pagina 255, Technische gegevens en uw rijervaring.

De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de beslissing of de wagen ge-schikt is voor de rit in het betreffende terrein.

ATTENTIE■ De rijstijl steeds aan de terrein- en weersomstandigheden aanpassen. Tehoge snelheid en verkeerde rijmanoeuvres kunnen beschadigingen aan dewagen en zware verwondingen veroorzaken.■ Brandbare voorwerpen, zoals onder de wagenbodem ingeklemde drogebladeren of takken kunnen door hete onderdelen ontbranden - brandge-vaar!

VOORZICHTIG■ Op de bodemvrijheid van de wagen letten! Bij het rijden over objecten die ho-ger zijn dan de bodemvrijheid kunnen deze de wagen beschadigen.■ Onder de wagenbodem ingeklemde voorwerpen moeten zo snel mogelijkworden verwijderd. Deze voorwerpen kunnen de brandstofleidingen, het rem-systeem, afdichtingen en andere delen van de wagen beschadigen.

■ In onbekend terrein langzaam rijden en op onverwachte hindernissen, bij-voorbeeld gaten, stenen, boomstronken en dergelijke letten.■ Alvorens onoverzichtelijke afslagen op onverharde wegen te nemen, eerstecontroleren en beoordelen of doorrijden zonder risico mogelijk is.

Rijden door water

Afbeelding 171Maximaal toelaatbare water-hoogte bij rijden door water

Om beschadigingen aan de wagen bij het rijden door water (bijvoorbeeld over-stroomde wegen) te voorkomen, op het volgende letten.

› Vóór het rijden door water de diepte van het water vaststellen.

Het waterpeil mag maximaal tot de rand van de dorpel reiken » Afbeelding 171.

› Niet harder dan stapvoets rijden.

Als sneller wordt gereden kan zich een boeggolf voor de wagen vormen, waar-door water het luchtinlaatsysteem van de motor of andere delen van de wa-gen kan binnendringen.

› Nooit in het water stil blijven staan, achteruitrijden of de motor afzetten.

VOORZICHTIG■ Als water in het aanzuigsysteem van de motor komt, dreigt er een ernstigebeschadiging van de motordelen!■ Bij het rijden door water kunnen sommige wagenonderdelen, zoals onder-stel, elektrische installatie of versnellingsbak ernstig worden beschadigd.■ Tegenliggers zorgen voor golven, die de toelaatbare waterhoogte voor uwwagen kunnen overschrijden.■ Onder water kunnen gaten, modder of stenen of andere obstakels verborgenzitten die het rijden door water kunnen bemoeilijken of verhinderen.■ Niet door zout water rijden, het zout kan corrosie veroorzaken. Een wagendie met zout water in contact is geweest grondig met zoet water afspoelen.

146 Rijden

Page 150: B8 Superb OwnersManual

Hulpsystemen

Rem- en stabiliseringssystemen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Stabiliseringscontrole (ESC) 147Antiblokkeersysteem (ABS) 148Aandrijfslipregeling (ASR) 148Elektronisch sperdifferentieel (EDS en XDS) 148Actieve stuurondersteuning (DSR) 148Remassistent (HBA) 149Bergwegrijhulp (HHC) 149Multi Collision Brake (MCB) 149Aanhangwagenstabilisator (TSA) 149Auto Hold-functie 149

Dit hoofdstuk behandelt de functie van de rem- en stabiliseringssystemen. Destoringmelding staat in het hoofdstuk » pagina 33, Controlelampjes.

De rem- en stabiliseringssystemen worden elke keer als het contact wordt in-geschakeld automatisch geactiveerd, voor zover het niet anders staat vermeld.

ATTENTIE■ Brandstofgebrek kan leiden tot onregelmatig draaien of afslaan van demotor. De rem- en stabiliseringssystemen kunnen dan niet werken - gevaarvoor ongevallen!■ De aangeboden hogere veiligheid door de rem- en stabiliseringssystemenmag geen aanleiding zijn tot het nemen van grotere risico's - gevaar voorongevallen!■ De snelheid en rijstijl aanpassen aan het actuele weer, het wegdek, hetzicht en de verkeersomstandigheden.

Stabiliseringscontrole (ESC)

Afbeelding 172Toets van het ESC-systeem

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

De ESC verbetert de rijstabiliteit in rijdynamische grenssituaties, bijvoorbeeldals de wagen in een slip raakt.

De ESC controleert of de gewenste rijrichting overeen komt met de momente-le beweging van de wagen. Bij een afwijking (bijvoorbeeld oversturen), remt deESC de afzonderlijke wielen automatisch af, om de gewenste rijrichting aan tehouden.

Tijdens een ingreep van het systeem knippert het controlelampje in het in-strumentenpaneel.

ESC Sport activeren / deactiverenActiveren van ESC Sport maakt een sportievere rijstijl mogelijk. Bij licht over-resp. ondersturen van de wagen volgen geen ingrepen van de ESC en de ASRis zo ingeperkt, dat doordraaien van de wielen van de aangedreven as mogelijkis.

De activering resp. deactivering van de ESC Sport kan op een van de volgendemanieren plaatsvinden.› Door lang indrukken van de symbooltoets voor de activering en kort in-

drukken van de toets voor de deactivering » Afbeelding 172.› In het infotainment » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wa-

geninstellingen.

Bij de activering gaat in het instrumentenpaneel het controlelampje brandenen op het display wordt de volgende melding weergegeven.

ESC Sport: beperkte rijstabiliteit.ESC SPORT

147Hulpsystemen

Page 151: B8 Superb OwnersManual

Bij de deactivering gaat in het instrumentenpaneel het controlelampje uit enop het display wordt de volgende melding weergegeven.

Stabiliseringscontrole (ESC) ingeschakeld.ESC AAN

Antiblokkeersysteem (ABS)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

Het ABS voorkomt dat de wielen blokkeren bij het remmen. Daardoor onder-steunt het systeem de bestuurder bij het behouden van de controle over dewagen.

Een ABS-ingreep is duidelijk merkbaar aan de pulserende bewegingen van hetrempedaal, die gepaard gaan met geluid.

Bij een ABS-ingreep niet pompend remmen of de pedaaldruk verminderen.

Aandrijfslipregeling (ASR)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

De ASR verhindert het doordraaien van de wielen van de aangedreven as. DeASR beperkt bij doordraaiende wielen de aandrijfkracht die op de wielen wordtovergebracht. Daardoor wordt bijvoorbeeld het rijden op wegen met weiniggrip vergemakkelijkt.

Tijdens een ASR-ingreep knippert het controlelampje in het instrumenten-paneel.

ASR deactiveren/activerenDe activering resp. deactivering van de ASR kan afhankelijk van de uitrustingop een van de volgende manieren plaatsvinden.› In het infotainment » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wa-

geninstellingen.› Door kort te drukken op de symbooltoets » Afbeelding 172 op pagina 147.

Bij de deactivering gaat in het instrumentenpaneel het controlelampje bran-den en op het display wordt de volgende melding weergegeven.

Aandrijfslipregeling (ASR) uitgeschakeld.ASR UIT

Bij de activering gaat in het instrumentenpaneel het controlelampje uit enop het display wordt de volgende melding weergegeven.

Aandrijfslipregeling (ASR) ingeschakeld.ASR AAN

De ASR moet normaliter altijd zijn ingeschakeld. Het is zinvol het systeem al-leen in bijvoorbeeld de volgende situaties te deactiveren.› Bij het rijden met sneeuwkettingen.› Bij het rijden in verse sneeuw of op een losse ondergrond.› Bij het "losschommelen" van de vastgereden wagen.

Elektronisch sperdifferentieel (EDS en XDS)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

EDSHet EDS verhindert het doordraaien van het betreffende wiel van de aange-dreven as. Het EDS remt het eventueel doordraaiende wiel af en brengt deaandrijfkracht op het andere aangedreven wiel over. Daardoor wordt het rijdenop een ondergrond met een verschillende grip onder de afzonderlijke wielenvan de aangedreven as vergemakkelijkt.

Om te voorkomen dat het afgeremde wiel niet te heet wordt, schakelt het EDSautomatisch uit. Zodra de rem is afgekoeld, wordt het EDS weer automatischgeactiveerd.

XDSHet XDS is een uitbreiding op de elektronische sperdifferentieel. Het XDS rea-geert niet op aandrijfslip, maar op de ontlasting van het wiel van de aangedre-ven as in de binnenbocht bij snel rijden door bochten.

Door een automatische remingreep op de rem van het ontlaste wiel wordtdoordraaien voorkomen. Daarmee wordt de tractie verbeterd en kan de wagenhet gewenste spoor volgen.

Actieve stuurondersteuning (DSR)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

De DSR ondersteunt de bestuurder in kritieke situaties bij het tegensturen omde wagen te stabiliseren. De DSR wordt bijvoorbeeld geactiveerd bij hard rem-men op verschillende soorten wegdek aan de rechter- en linkerzijde van dewagen.

148 Rijden

Page 152: B8 Superb OwnersManual

Remassistent (HBA)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

De HBA versterkt de remkracht en helpt de remweg te verkorten.

De HBA wordt geactiveerd door het zeer snel intrappen van het rempedaal.Om de kortst mogelijke remweg te bereiken, moet het rempedaal krachtig in-getrapt blijven tot de wagen tot stilstand is gekomen.

Na het loslaten van het rempedaal wordt de werking van de HBA automatischuitgeschakeld.

Bergwegrijhulp (HHC)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

Met de HHC is het mogelijk bij het wegrijden op hellingen de voet van het rem-pedaal naar het gaspedaal te verplaatsen zonder dat de wagen vanzelf omlaa-grolt.

Het systeem houdt de door de bediening van het rempedaal gegenereerderemdruk nog circa twee seconden na het loslaten van het rempedaal vast.

De HHC is actief vanaf een helling van 5% als het bestuurdersportier geslotenis. De HHC is alleen actief bij het vooruit of achteruit wegrijden op een helling.

Multi Collision Brake (MCB)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

De MCB helpt na een aanrijding door automatische remingrepen om de snel-heid te verminderen en de wagen te stabiliseren. Daardoor wordt het risico opeen nieuwe aanrijding door ongecontroleerde wagenbewegingen verminderd.

De automatische remingrepen kunnen alleen plaatsvinden als aan de volgendebasisvoorwaarden wordt voldaan.

Er is een frontale aanrijding geweest of een van opzij of van achteren, meteen bepaalde hevigheid.De botssnelheid was groter dan circa 10 km/h.De remmen, de ESC en andere noodzakelijke elektrische systemen blijvenna de botsing gebruiksklaar.Het gaspedaal wordt niet bediend.

Aanhangwagenstabilisator (TSA)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

De TSA helpt bij het stabiliseren van de combinatie in situaties waarin de aan-hangwagen en vervolgens de gehele combinatie begint te slingeren.

De TSA remt de afzonderlijke wielen van de trekkende wagen af, om de slin-gerbeweging van de gehele combinatie te verminderen.

Voor een correcte werking van de TSA-functie dient aan de volgende voor-waarden te worden voldaan.

De trekhaak is af fabriek gemonteerd of aangeschaft uit het origineleŠKODA accessoireprogramma.De aanhangwagen is via het stopcontact voor de aanhangwagen elek-trisch met de trekkende wagen verbonden.De ASR is geactiveerd .De snelheid moet hoger zijn dan circa 60 km/h.

Meer informatie » pagina 191, Trekhaak en aanhangwagen.

Auto Hold-functie

Afbeelding 173Toets van Auto Hold-functie

Lees en bekijk eerst op bladzijde 147.

De Auto Hold-functie (hierna alleen nog systeem genoemd) voorkomt dat dewagen bij het stoppen ongewenst wegrolt. Het is bijvoorbeeld bij het stoppenvoor een verkeerslicht niet nodig om de wagen met het rempedaal of de par-keerrem stil te laten staan.

149Hulpsystemen

Page 153: B8 Superb OwnersManual

Voor de activering, deactivering alsmede de juiste werking van het systeemmoet er aan de volgende basisvoorwaarden worden voldaan.

Het bestuurdersportier is gesloten.De motor draait (resp. is automatisch door het start-stopsysteem afgezet).Bij wagens met automatische versnellingsbak staat de keuzehendel nietin de stand N (in deze modus is het systeem niet beschikbaar).

Stoppen en wegrijdenBij het stoppen blokkeert het systeem de wagen tegen wegrollen. In het in-strumentenpaneel gaat het controlelampje branden. Het rempedaal kanworden losgelaten.

De remmen worden op het moment van wegrijden losgelaten. Het controle-lampje in het instrumentenpaneel gaat uit.

Als de wagen tijdens het wegrijden op een helling vanzelf omlaagrolt, dan gasgeven resp. de parkeerrem inschakelen.

Is de wagen door het systeem geblokkeerd en wordt het bestuurdersportiergeopend of het contact uitgeschakeld, dan wordt de wagen door de parkeer-rem tegen ongewenst wegrollen geblokkeerd.

In dit geval gaat het controlelampje in het instrumentenpaneel uit en hetcontrolelampje gaat branden.

Activering/deactiveringDe activering resp. deactivering van het systeem gebeurt door het indrukkenvan de symbooltoets » Afbeelding 173.

Bij een geactiveerd systeem brandt in de toets het symbool .

Na het uit- en inschakelen van het contact blijft het systeem, afhankelijk vande laatste instelling, geactiveerd resp. gedeactiveerd.

ATTENTIEHet verhoogde stop- en wegrijcomfort door het systeem mag u er niet toeverleiden om een veiligheidsrisico te nemen.■ Het systeem is niet in staat om de wagen onder alle omstandigheden, bij-voorbeeld op een bevroren of anders gladde ondergrond op hellingen, stilte laten staan.■ Bij het stoppen en parkeren erop letten dat de wagen altijd goed geblok-keerd is » pagina 139, Parkeren.

VOORZICHTIGIn een wasstraat is het nodig dat de wagen vrij kan rollen. Daarom moet hetsysteem voordat er door een wasstraat wordt gereden, worden gedeactiveerd.

Let opHet systeem is in staat om de wagen gedurende circa 10 minuten te blokkeren,daarna wordt de wagen automatisch door de parkeerrem geblokkeerd.

Parkeerhulp (ParkPilot)

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 151Weergave op het infotainmentbeeldscherm 152Activering/deactivering 152Automatische systeemactivering bij vooruitrijden 153

De parkeerhulp (hierna alleen systeem genoemd) attendeert door middel vanakoestische signalen resp. de infotainmentdisplayweergave tijdens het ma-noeuvreren op obstakels in de buurt van de wagen.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ Bewegende personen of objecten kunnen door de systeemsensoren mo-gelijk niet worden herkend.■ Oppervlakken van bepaalde voorwerpen en van kleding kunnen de sys-teemsignalen niet altijd reflecteren. Daarom kunnen dergelijke objecten ofpersonen door de systeemsensoren mogelijk niet worden herkend.■ Externe geluidsbronnen kunnen een storend effect hebben op de signa-len van de systeemsensoren. Dit kan er onder ongunstige omstandighedentoe leiden dat voorwerpen of personen mogelijk niet door de systeemsen-soren worden herkend.■ Daarom voor het manoeuvreren controleren of zich voor en achter de wa-gen geen klein obstakel, bijvoorbeeld een steen, dunne paal, aanhangerdis-sel of iets dergelijks, bevindt. Dit obstakel kan door de systeemsensoreneventueel niet herkend worden.

150 Rijden

Page 154: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ De systeemsensoren » Afbeelding 174 op pagina 151 schoon en sneeuw- enijsvrij houden en niet met voorwerpen afdekken, anders kan de systeemfunc-tie beperkt zijn.■ Onder ongunstige weersomstandigheden (stortregen, mist, zeer lage resp.hoge temperaturen en dergelijke) kan de werking van het systeem beperktzijn - "onjuiste obstakelherkenning".■ Extra gemonteerde accessoires, zoals bijvoorbeeld een fietsendrager, kun-nen de systeemfunctie beïnvloeden.

Werking

Afbeelding 174 Inbouwplaats van de ultrasone sensoren: Voorin / achterin

Afbeelding 175Afgetast gebied en reikwijdtevan de sensoren

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 150.

Het systeem berekent met behulp van ultrasone golven de afstand tussen debumper en een obstakel. De ultrasone sensoren bevinden zich afhankelijk vande wagenuitvoering in de achterbumper of eveneens in de voorbumper » Af-beelding 174.

Afhankelijk van de uitrusting zijn er de volgende systeemvarianten » Afbeel-ding 175.› Variant 1: Waarschuwt voor obstakels in de gebieden C , D .› Variant 2: Waarschuwt voor obstakels in de gebieden A , B , C , D .› Variant 3: Waarschuwt voor obstakels in de gebieden A , B , C , D , E .

Globaal bereik van de sensoren (in cm)

Gebied » Afbeel-ding 175

Variant 1(4 sensoren)

Variant 2(8 sensoren)

Variant 3(12 sensoren)

A - 120 120

B - 60 90

C 160 160 160

D 60 60 90

E - - 90

GeluidssignalenMet de vermindering van de afstand tot het obstakel wordt het interval tussende akoestische signalen korter. Vanaf een afstand van circa 30 cm tot het ob-stakel klinkt een aanhoudende toon - gevarenzone. Vanaf dit moment magniet verder worden gereden!

De akoestische signalen kunnen in het infotainment worden ingesteld » In-structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Rijden met aanhangwagenTijdens het rijden met aanhangwagen resp. een ander op het aanhangwagen-stopcontact aangesloten accessoire zijn alleen de gebieden A en B » Afbeel-ding 175 van het systeem actief.

Let op■ Indien bij wagens met de variant 3 na de systeemactivering niet alle veldenrondom de wagen worden weergegeven, moet de wagen enkele meters voor-uit resp. achteruit worden bewogen.■ De geluidssignalen voor de obstakelherkenning aan voorzijde zijn af fabriekhoger dan die voor de obstakelherkenning aan achterzijde.

151Hulpsystemen

Page 155: B8 Superb OwnersManual

Weergave op het infotainmentbeeldscherm

Afbeelding 176Displayweergave

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 150.

Functietoetsen en obstakelwaarschuwing » Afbeelding 176

A Rijbaanweergave.

Afhankelijk van infotainmentsoort: Uitschakelen van de parkeerhulp-weergave.

Uit-/inschakelen van de akoestische signalen van de parkeerhulp.

Wisselen naar de weergave van de achteruitrijcamera.

Aanwijzing: Rijweg controleren!

Kleur van een in het ongevalgebied herkend obstakel (de afstand tothet obstakel is minder dan 30 cm). Het rijden in de richting van hetobstakel stoppen!

Kleur van een op de rijbaan staand obstakel (de afstand tot het ob-stakel is meer dan 30 cm).

Kleur van een buiten de rijbaan staand herkend obstakel (de afstandtot het obstakel is meer dan 30 cm).

Systeemstoring (er worden geen obstakels weergegeven).

RijbaanweergaveDe rijbaanweergave wijzigt afhankelijk van de stuurinslag A » Afbeelding 176en toont de rijbaan die de wagen met de actuele stuurstand zal gaan rijden.

De rijbaan voor wordt weergegeven, als een vooruitversnelling of de neutraal-stand wordt ingeschakeld resp. de keuzehendel in stand D/S of N wordt gezet.

De rijbaan achter wordt weergegeven, als de achteruitversnelling wordt inge-schakeld resp. de keuzehendel in stand R wordt gezet.

Activering/deactivering

Afbeelding 177Systeemtoets (variant 2 en 3)

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 150.

ActiveringDe activering van het systeem gebeurt door het inschakelen van de achteruit-versnelling, of bij wagens met de varianten 2 en 3 ook door het indrukken vande symbooltoets » Afbeelding 177.

Dit wordt door een kort akoestisch signaal bevestigd (in de toets gaat hetsymbool branden).

DeactiveringBij wagens met de variant 1 wordt het systeem gedeactiveerd door uit de ach-teruitversnelling te schakelen.

Bij wagens met de varianten 2 en 3 wordt het systeem door het indrukken vande symbooltoets of automatisch bij een snelheid boven 10 km/h gedeacti-veerd (het symbool in de toets gaat uit).

StoringindicatieWagens met de variant 1› Na de systeemactivering klinkt gedurende circa 3 seconden een akoestisch

signaal (nabij de wagen bevindt zich geen obstakel).

Wagens met de varianten 2 en 3› Na de systeemactivering knippert in de toets het symbool .› Op het display in het instrumentenpaneel verschijnt een melding over een

storing in het ParkPilot-systeem (tegelijk klinkt er een akoestisch signaal).

De hulp van een specialist inroepen.

Let opHet systeem kan met de symbooltoets alleen bij een snelheid onder circa 15km/h worden geactiveerd.

152 Rijden

Page 156: B8 Superb OwnersManual

Automatische systeemactivering bij vooruitrijden

Afbeelding 178Infotainmentbeeldscherm: Weer-gave bij automatische activering

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 150.

De automatische systeemactivering gebeurt tijdens het vooruitrijden met eensnelheid tot circa 10 km/h, als de wagen een obstakel nadert.

Na activering wordt in het linkergedeelte van het infotainmentbeeldschermhet volgende weergegeven » Afbeelding 178.

Akoestische signalen worden vanaf een afstand van circa 50 cm tot het obsta-kel gegeven.

De automatische weergave kan in het infotainment worden geactiveerd resp.gedeactiveerd » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR Wageninstel-lingen.

Uitparkeerhulp

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 153Activering/deactivering 154Meldingen 154

De uitparkeerhulp (hierna alleen nog systeem genoemd) waarschuwt tijdenshet vooruit uitparkeren uit een haakse parkeerruimte voor van opzij naderen-de voertuigen.

Zo nodig probeert het systeem door automatisch te remmen, een ongeval tevoorkomen resp. de gevolgen te beperken.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ Het hogere veiligheidsaanbod door het systeem mag geen aanleiding zijntot het nemen van grotere risico's - gevaar voor ongevallen!■ Het systeem is onderhevig aan natuurkundige en door het systeem be-paalde grenzen. Om deze reden kan de bestuurder enkele reacties van hetsysteem in bepaalde situaties als ongewenst of vertraagd waarnemen. Deverantwoordelijkheid voor de manoeuvreren naar achteren ligt altijd bij debestuurder.

Werking

Afbeelding 179 Inbouwplaats van radarsensoren / infotainmentbeelds-cherm: Waarschuwingsmelding

Afbeelding 180Rijsituatie

Lees en bekijk eerst op bladzijde 153.

Bij ingeschakeld contact wordt het gebied naast en achter de wagen door deradarsensoren van het systeem gecontroleerd.

153Hulpsystemen

Page 157: B8 Superb OwnersManual

Wordt er vanaf opzij, aan de achterzijde van de wagen een naderend voertuigherkend » Afbeelding 180, waarschuwt het systeem hiervoor.

Waarschuwing - wagens met parkeerhulpEr klinkt een aanhoudende toon en op het infotainmentbeeldscherm verschijnthet volgende » Afbeelding 179.

De waarschuwingsmelding verschijnt op de twee volgende niveaus.Een naderend voertuig wordt herkend. Stoppen met achteruitrijden en deomgeving van de wagen controleren.Er wordt een wagen in het ongevalbereik herkend. Stoppen met achteruit-rijden .

Waarschuwing - wagens zonder parkeerhulpEr klinkt een akoestisch signaal en op het display in het instrumentenpaneelverschijnt de volgende melding.

Let op! houd rekening met achteroprijdend verkeer!

Automatische noodstopAls de bestuurder niet op de waarschuwing reageert en het systeem een drei-gend ongeval herkent, dan kan dit bij een rijsnelheid tot circa 10 km/h automa-tisch remmen.

Op het display in het instrumentenpaneel wordt de volgende melding weerge-geven.

Noodremming heeft plaats. Overnemen, a.u.b.

RadarsensorenDe radarsensoren (hierna alleen nog sensoren genoemd) zitten onder de ach-terbumper » Afbeelding 179 en zijn van buitenaf niet zichtbaar.

ATTENTIE■ Bij een ongeval resp. achterschade kan de sensor beschadigd en eventu-eel versteld worden. Dit kan de werking van de sensor beïnvloeden - ge-vaar voor ongevallen! De wagen door een specialist laten controleren.■ Het bereik vóór en rondom de sensor mag niet door voorwerpen zijn af-gedekt. Daardoor zou de systeemwerking beperkt kunnen worden.

■ Sneeuw, ijs en soortgelijke hindernissen vóór en rondom de sensor ver-wijderen.

A

B

Activering/deactivering

Lees en bekijk eerst op bladzijde 153.

De activering resp. deactivering van het systeem kan op een van de volgendemanieren plaatsvinden.› Op het display van het instrumentenpaneel » pagina 51, Menupunt Hulpsys-

temen.› In het infotainment » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wa-

geninstellingen.

Na het uit- en inschakelen van het contact blijft het systeem, afhankelijk vande laatste instelling, geactiveerd resp. gedeactiveerd.

Meldingen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 153.

De meldingen gelden voor zowel de uitparkeerhulp alsook voor de hulp voor"dodehoekcontrole" en verschijnen op het display in het instrumentenpaneel.

Uitparkeerhulp/ Blind Spot nu niet beschikbaar.

Het systeem is om een onbekende reden niet beschikbaar.

Stoppen, de motor afzetten en weer starten.

Als na het starten van de motor de melding opnieuw verschijnt, dan contactopnemen met een specialist.

Storing: uitparkeerhulp/ Blind Spot Assist

Er is een storing in het systeem aanwezig. De hulp van een specialist inroepen.

Uitparkeerh./Blind Spot niet beschikb. Geen sensorzicht.

De sensoren zijn vervuild of afgedekt.

Stoppen, de motor afzetten, het gedeelte vóór en rondom de sensor reinigenresp. het afdekkende voorwerp verwijderen.

Als na het starten van de motor de melding opnieuw verschijnt, dan contactopnemen met een specialist.

Aanhangwagen: uitparkeerh./Blind Spot niet besch.

Is bij een wagen met af fabriek ingebouwde trekhaak een aanhangwagen resp.een ander accessoire aangekoppeld, dan is het systeem niet beschikbaar.

154 Rijden

Page 158: B8 Superb OwnersManual

Achteruitrijcamera

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 155Activering/deactivering 156Functietoetsen 156Oriëntatielijnen en rijbaan 157Modus - haaks inparkeren 157Modus - fileparkeren 158Modus - naderen van een aanhangwagen/afstandscontrole 158Modus - controle van gebied achter de wagen 159

De achteruitrijcamera (hierna alleen nog systeem genoemd) ondersteunt debestuurder bij het inparkeren en manoeuvreren door op het infotainment-beeldscherm (hierna alleen nog beeldscherm genoemd) het gebied achter dewagen te tonen.

Er zijn vier modi voor verschillende situaties tijdens het inparkeren en ma-noeuvreren beschikbaar.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ Het systeem herkent geen obstakels. De weergave van hulpkaders en -lijnen gebeurt onafhankelijk van de actuele omgeving van de wagen. Debestuurder moet zelf inschatten of de wagen veilig in de gekozen parkeer-ruimte kan worden geparkeerd.■ Let erop dat de cameralens niet vuil of afgedekt wordt, anders kan desysteemfunctie aanzienlijk beperkt zijn - gevaar voor ongevallen. Informa-tie over het schoonmaken » pagina 202, Cameralens

VOORZICHTIG■ De cameralens vergroot en wijzigt het zichtveld in vergelijking tot het zichtmet de ogen. Daarom is de displayweergave maar beperkt geschikt om de af-stand tot achterliggers in te schatten.■ Enkele voorwerpen, bijvoorbeeld smalle palen, gaashekwerk of roosters,kunnen als gevolg van de beeldschermresolutie mogelijk onvoldoende goedworden weergegeven.

■ De displayweergave is alleen tweedimensionaal. Daarom kunnen bijvoor-beeld vooruitstekende voorwerpen of geulen in het wegdek door het ontbre-ken van dieptezicht mogelijk niet worden herkend.■ Bij een aanrijding resp. schade aan de achterzijde van de wagen kan de ca-mera eventueel uit de juiste stand worden gebracht. In dit geval moet het sys-teem door een specialist worden gecontroleerd.

Werking

Afbeelding 181 Inbouwplaats van de camera / bewaakt gebied

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 155.

De camera voor het registreren van het gebied achter de wagen zit in de greepvan de achterklep » Afbeelding 181.

Bewaakt gebied » Afbeelding 181Registratiegebied van de cameraVlakken buiten het registratiegebied van de camera

De volgende modi ter ondersteuning tijdens het inparkeren en manoeuvrerenzijn beschikbaar.› Haaks inparkeren› Fileparkeren› Naderen van een aanhangwagen / afstandscontrole› Controle van het gebied achter de wagen (breedbeeldweergave)

Het wisselen van modus gebeurt met de functietoetsen op het beeldscherm.

Het systeem kan de bestuurder tijdens het inparkeren en manoeuvreren bij devolgende basisvoorwaarden ondersteunen.

Het contact is ingeschakeld.Het systeem is geactiveerd.

A

B

155Hulpsystemen

Page 159: B8 Superb OwnersManual

De achterklep is volledig gesloten.De rijsnelheid is niet hoger dan 15 km/h.Het gebied achter de wagen is duidelijk zichtbaar.Het gekozen inparkeer-/manoeuvregebied is goed overzichtelijk en vlak.

Activering/deactivering

Afbeelding 182Toets voor activering/deactive-ring

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 155.

ActiveringHet systeem wordt geactiveerd bij het inschakelen van de achteruitversnellingof door op symbooltoets » Afbeelding 182 te drukken.

Dit wordt door een kort akoestisch signaal bevestigd (in de toets gaat hetsymbool branden).

Op het display wordt de modus voor haaks inparkeren getoond.

DeactiveringHet systeem wordt door het indrukken van de symbooltoets , het uitschake-len van het contact of bij een snelheid hoger dan 15 km/h gedeactiveerd (hetsymbool in de toets gaat uit).

Functietoetsen

Afbeelding 183Functietoetsen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 155.

Het wisselen van modus en andere instellingen gebeurt met de functietoetsenop het beeldscherm.

Functietoetsen » Afbeelding 183Uitschakelen van de weergave van het gebied achter de wagenModus - haaks inparkerenModus - fileparkerenModus - naderen van een aanhangwagen / afstandscontroleModus - controle van het gebied achter de wagen (breedbeeldweergave)Beeldscherminstellingen - helderheid, contrast, kleurParkeerhulp (miniweergave) Uit-/inschakelen van de akoestische signalen Uit-/inschakelen van de miniweergave Wisselen naar volbeeldweergave

A

B

C

D

E

F

G

156 Rijden

Page 160: B8 Superb OwnersManual

Oriëntatielijnen en rijbaan

Afbeelding 184Oriëntatie- en rijbaanlijnen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 155.

In de modi voor het haaks inparkeren en fileparkeren verschijnen op het beeld-scherm oriëntatielijnen voor het schatten van de afstand, alsmede rijbaanlij-nen.

Displayweergave » Afbeelding 184De afstand bedraagt circa 40 cm (veiligheidsafstandsgrens)De afstand bedraagt circa 100 cmDe afstand bedraagt circa 200 cmRijbaanlijnen

De afstand tussen de zijlijnen komt ongeveer overeen met de wagenbreedteincl. de buitenspiegels.

RijbaanDe rijbaanlijnen D » Afbeelding 184 wijzigen afhankelijk van de stuurinslag entonen de rijbaan die de wagen met de actuele stuurstand zal gaan rijden. Derijbaanlijnen eindigen circa 300 cm achter de wagen.

VOORZICHTIGDe op het beeldscherm weergegeven voorwerpen kunnen dichterbij of verderaf zijn dan in werkelijkheid. Dat is vooral in de volgende situaties het geval.■ Uitstekende voorwerpen, bijvoorbeeld de achterzijde van een vrachtwagenenz.■ Wanneer u van een horizontale ondergrond een helling of berg op- of afrijdt.■ Wanneer u van een helling of berg een horizontale ondergrond oprijdt.

A

B

C

D

Let opDe afstand van de oriëntatielijnen achter de wagen kan afhankelijk van de be-ladingstoestand aan de achterzijde van de wagen en van de wegdekkantelingiets variëren.

Modus - haaks inparkeren

Afbeelding 185 Displayweergave

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 155.

Deze modus ondersteunt de bestuurder tijdens het achteruit inparkeren ineen haaks op de rijbaan liggende parkeerruimte.

Inparkeermanoeuvre› Een geschikte parkeerruimte kiezen.› Toets » Afbeelding 182 op pagina 156 indrukken.› De gekozen parkeerruimte 1 » Afbeelding 185 langzaam voorbij rijden en de

wagen stoppen.› De achteruitversnelling inschakelen.› Het stuurwiel zo draaien dat de rijbaanlijnen in de parkeerruimte 2 leiden.› Voorzichtig achteruitrijden en daarbij zodanig sturen dat de gele lijnen nog

steeds in de parkeerruimte leiden.› Uiterlijk wanneer de rode lijn de achterste begrenzing van de parkeerruimte

(bijvoorbeeld stoeprand) 3 raakt, de wagen stoppen.

157Hulpsystemen

Page 161: B8 Superb OwnersManual

Modus - fileparkeren

Afbeelding 186 Displayweergave

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 155.

Deze modus ondersteunt de bestuurder tijdens het achteruit inparkeren ineen parallel aan de rijbaan liggende parkeerruimte.

Inparkeermanoeuvre› Bij het voorbij rijden van een parkeerruimte de toets » Afbeelding 182 op

pagina 156 indrukken.› Op de functietoets C » Afbeelding 183 op pagina 156 drukken.

Op het beeldscherm worden de hulpkaders voor beiden zijden parallel aan derijbaan getoond.

› Het knipperlicht voor de zijde waar men wil inparkeren, inschakelen.

De hulpkaders voor de tegenoverliggende zijde verdwijnen.

› De wagen zodanig stoppen dat er geen obstakel in het gat tussen de hulpka-ders 1 » Afbeelding 186 staat en het achterste kader niet over de zijdeling-se begrenzing van de parkeerruimte 2 uitsteekt.

› Het stuurwiel zo lang in de aanbevolen richting 3 draaien, tot de kleur vanhet trapeziumkader 4 groen wordt. Het stuurwiel in deze stand houden.

› Zodra op het beeldscherm de pijl 5 verschijnt, achteruitrijden (de pijl wordttijdens het achteruitrijden in de parkeerruimte steeds korter).

Op het beeldscherm verschijnen de gele rijbaanlijnen 6 alsmede de groenelijn 7 .

Wordt tijdens het achteruitrijden de stuurinslag gecorrigeerd, dan verschijnt derode lijn 8 (vereiste rijbaanrichting).

› In dit geval het stuurwiel zo draaien dat de gele lijnen 6 en de rode lijn 8samenvallen.

› Voorzichtig achteruitrijden, tot op het beeldscherm verschijnt of de groenelijn 7 met de zijdelingse begrenzing van parkeerruimte 2 samenvalt.

› De wagen stoppen en zo lang tegengesteld draaien tot de gele lijnen 6 metde rode lijn 8 (vereiste rijbaanrichting) samenvallen. Het stuurwiel in dezestand houden.

Op het beeldscherm wordt oriëntatielijnen weergegeven » Afbeelding 184 oppagina 157.

› Voorzichtig achteruitrijden.› De wagen stoppen, als op het beeldscherm verschijnt, resp. op een veilige

afstand tot het achter de wagen staande obstakel.

Let opDe geleiding in de parkeerruimte wordt systeemmatig afgebroken als hetstuurwiel gedurende een langere tijd tegengesteld aan de vereiste rijbaan ge-draaid staat. De inparkeermanoeuvre moet opnieuw worden gestart.

Modus - naderen van een aanhangwagen/afstandscontrole

Afbeelding 187Displayweergave

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 155.

In deze modus wordt op het beeldscherm het gebied achter de wagen, van bo-venaf getoond.

Wagens met trekhaakIs de wagen af fabriek van een trekhaak voorzien, ondersteunt deze modus debestuurder bij het naderen door de wagen van een aanhangwagendissel.

Displayweergave » Afbeelding 187Kogelkop van trekhaakLijnen voor afstandsschatting (tussenafstand circa 10 cm)

A

B

158 Rijden

Page 162: B8 Superb OwnersManual

Lijn voor het naderen van een aanhangwagendisselAanhangwagendissel

De lijn C beweegt afhankelijk van de stuurinslag en toont de rijbaan die dewagen met de actuele stuurstand zal gaan rijden.

Wagens zonder trekhaakIs de wagen af fabriek niet voorzien van een trekhaak, verschijnt op het dis-play op een afstand van 40 cm achter de wagen een rode lijn voor het contro-leren van de afstand tot obstakels.

Modus - controle van gebied achter de wagen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 155.

In deze modus wordt op het display het gebied achter de wagen in de display-weergave getoond.

De modus is geschikt voor het totaaloverzicht van de situatie achter de wagen.

Inparkeersysteem

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 160Parkeerruimte zoeken 160Parkeermodus wisselen 161Achteruit inparkeren 161Vooruit inparkeren 162Uit een parallel aan de rijbaan liggende parkeerruimte uitparkeren 162Automatische remondersteuning 163Meldingen 163

Het inparkeersysteem (hierna alleen nog systeem genoemd) ondersteunt debestuurder bij het inparkeren in geschikte parkeerruimtes parallel aan enhaaks op de rijbaan en bij het uitparkeren uit parkeerruimtes parallel aan derijbaan.

Het systeem neemt de stuurbewegingen tijdens het inparkeren in resp. uitpar-keren uit de parkeerruimte over. De bestuurder bedient de pedalen en de ver-snellings- resp. keuzehendel.

C

D

De toestand, waarbij het stuurwiel door het systeem wordt bediend, wordthierna de parkeermanoeuvre genoemd.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ Tijdens de parkeermanoeuvre voert het systeem automatisch snellestuurbewegingen uit. Daarbij niet tussen de spaken van het stuurwiel grij-pen - gevaar voor verwondingen!■ Bij het inparkeren op een losse of gladde ondergrond (grind, sneeuw, ijsenz.) kan van de berekende rijbaan worden afgeweken. Daarom adviserenwij in dergelijke situaties geen gebruik te maken van het systeem.■ Externe geluidsbronnen kunnen een storend effect hebben op de signa-len van de systeemsensoren. Dit kan er onder ongunstige omstandighedentoe leiden dat voorwerpen of personen niet door het systeem worden her-kend.

VOORZICHTIG■ Als andere voertuigen achter of op de stoeprand parkeren, kan het systeemuw wagen ook over de stoeprand of erop leiden. Let erop, dat de banden envelgen van uw wagen niet worden beschadigd, zo nodig tijdig ingrijpen.■ De oppervlakken resp. structuren van bepaalde objecten, zoals draadgaas,poedersneeuw enzovoort, kunnen onder bepaalde omstandigheden niet doorhet systeem worden herkend.■ Onder ongunstige weersomstandigheden (stortregen, mist, zeer lage resp.hoge temperaturen en dergelijke) kan de werking van het systeem beperktzijn - "onjuiste obstakelherkenning".

VOORZICHTIGDe juiste analyse van de parkeerruimte en de parkeermanoeuvre is afhankelijkvan de afmeting van de wielen.■ Het systeem kan alleen goed werken, wanneer de door de fabrikant goedge-keurde wielmaat op de wagen is gemonteerd.■ Het systeem niet gebruiken als op de wagen sneeuwkettingen of een nood-reservewiel zijn gemonteerd.■ Als andere door de fabriek goedgekeurde wielen zijn gemonteerd, kan de re-sulterende positie van de wagen in de parkeerruimte in geringe mate afwijken.Dat kan door een nieuwe instelling van het systeem door een specialist wor-den voorkomen.

159Hulpsystemen

Page 163: B8 Superb OwnersManual

Let op■ We adviseren om de parkeermanoeuvre bij een ongevaarlijke snelheid tot ca.5 km/h uit te voeren.■ Het inparkeren kan altijd door het indrukken van de symbooltoets » Af-beelding 188 op pagina 160 of door een stuuringreep van de bestuurder wor-den beëindigd.

Werking

Afbeelding 188Systeemtoets

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 159.

Het inparkeersysteem is een uitbreiding van de parkeerhulp » pagina 150 enwerkt op basis van de door de ultrasoonsensoren geregistreerde gegevens.

Om deze reden moet ook het hoofdstuk over de parkeerhulp zorgvuldig wor-den gelezen en de daarin vermelde veiligheidsaanwijzingen worden opge-volgd.

De systeemondersteuning vindt op de volgende manier plaats.› Tijdens het zoeken naar een parkeerruimte wordt de parkeerruimtegrootte

gemeten en geanalyseerd.› Op het display in het instrumentenpaneel (hierna alleen nog als display ge-

noemd) worden geschikte parkeerruimtes getoond en wordt er een parkeer-modus aanbevolen.

› Op het display worden aanwijzingen en informatie vóór het begin en tijdenshet parkeren getoond.

› De rijbaan wordt berekend, die de wagen tijdens het inparkeren zal rijden.› De voorwielen worden tijdens het inparkeren automatisch gedraaid.

Voorwaarden voor de systeemfunctieHet systeem kan alleen een parkeerruimte zoeken als aan de volgende basis-voorwaarden wordt voldaan.

Het systeem is geactiveerd.De rijsnelheid lager is dan circa 40 km/h (fileparkeren).De rijsnelheid lager is dan circa 20 km/h (haaks inparkeren).De afstand tot een rij geparkeerde wagens bedraagt circa 0,5 - 1,5 m.De ASR is geactiveerd » pagina 147, Rem- en stabiliseringssystemen.

Het systeem kan alleen inparkeren als aan de volgende basisvoorwaardenwordt voldaan.

De rijsnelheid lager is dan circa 7 km/h.Het parkeren korter duurt dan 6 minuten.Er volgt geen ingreep van de bestuurder tijdens het automatisch sturen.

Activering/deactiveringHet systeem kan geactiveerd resp. gedeactiveerd worden, door de symbool-toets » Afbeelding 188 in te drukken.

Bij een geactiveerd systeem brandt in de toets het symbool .

Parkeerruimte zoeken

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 159.

Het systeem is in staat een parkeerruimte in een rij parallel en haaks gepar-keerde wagens aan de bijrijders- of bestuurderszijde te zoeken.

Procedure bij het zoeken van parkeerruimte› Langzaam aan een rij geparkeerde wagens voorbij rijden.› Het systeem met de symbooltoets » Afbeelding 188 op pagina 160 active-

ren.

Het systeem zoekt automatisch naar een parkeerruimte aan de bijrijderszijde.

Vindt het systeem een parkeerruimte, dan verschijnt op het display de aanbe-volen parkeermodus inclusief deze parkeerruimte » Afbeelding 190 op pagina161 of » Afbeelding 191 op pagina 161 - .

Het knipperlicht aan bestuurderszijde bedienen als u aan die kant van destraat naar een parkeerruimte wilt zoeken. De displayweergave wijzigt en hetsysteem zoekt naar een parkeerruimte aan de bestuurderszijde.

160 Rijden

Page 164: B8 Superb OwnersManual

Let opWordt tijdens het zoeken naar parkeerruimte op het display het symbool (km/h) weergegeven dan moet de rijsnelheid worden verlaagd tot minder dan40 km/h (fileparkeren) resp. minder dan 20 km/h (parkeerruimte haaks op derijbaan).

Parkeermodus wisselen

Afbeelding 189 Menu's met de parkeermodi: Displayweergave

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 159.

Tijdens het zoeken naar parkeerruimte en vóór het begin van het parkeren kanop het display een menu met een andere geschikte parkeermodus worden ge-toond.

Parkeermodi » Afbeelding 189In een fileparkeerruimte achteruit inparkerenIn een haakse parkeerruimte achteruit inparkerenIn een haakse parkeerruimte vooruit inparkeren

De parkeermodus kan worden gewisseld, door op de symbooltoets » Af-beelding 188 op pagina 160 te drukken.

Na het omschakelen van alle aangeboden parkeermodi volgt bij opnieuw in-drukken van de symbooltoets de systeemdeactivering.

Wil men naar de oorspronkelijke parkeermodus terugkeren, dan moet er op-nieuw op de symbooltoets worden gedrukt.

Achteruit inparkeren

Afbeelding 190 In een fileparkeerruimte inparkeren: Displayweergave

Afbeelding 191 In een haakse parkeerruimte inparkeren: Displayweergave

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 159.

Het systeem ondersteunt de bestuurder bij het achteruit inparkeren in de ge-vonden parkeerruimte in een rij langs of haaks geparkeerde wagens.

Displayweergave » Afbeelding 190 of » Afbeelding 191Parkeerruimte herkend met de aanwijzing verder door te rijden.Parkeerruimte herkend met de aanwijzing achteruit te rijden.Aanwijzing in de parkeerruimte naar voren te rijden.Aanwijzing in de parkeerruimte naar achter te rijden.

Procedure bij achteruit inparkerenVindt het systeem een parkeerruimte, dan wordt deze parkeerruimte op hetdisplay getoond » Afbeelding 190 of » Afbeelding 191 - .

› Nog verder naar voren rijden, tot op het display de weergave - verschijnt.

161Hulpsystemen

Page 165: B8 Superb OwnersManual

› Stoppen en erop letten dat de wagen tot het begin van de inparkeerma-noeuvre niet meer vooruit beweegt.

› De achteruitversnelling inschakelen resp. de keuzehendel in stand R zetten.› Zodra op het display de volgende melding wordt weergegeven: Stuuringreep

actief. Let op omgeving!, het stuurwiel loslaten. Het systeem neemt de be-sturing over.

› Op de directe omgeving van de wagen letten en voorzichtig achteruitrijden.

Zo nodig kan de parkeermanoeuvre met verdere stappen worden voortgezet.

› Als op het display de pijl naar voren knippert - , de 1e versnelling inschake-len resp. de keuzehendel in stand D/S zetten.

Op het display wordt het symbool (rempedaal) weergegeven.

› Het rempedaal intrappen en wachten tot het stuurwiel automatisch in denoodzakelijke stand draait, het symbool gaat uit.

› Voorzichtig rijden.› Als op het display de pijl naar achteren knippert - , opnieuw de achteruit-

versnelling inschakelen resp. de keuzehendel in stand R zetten.

Op het display wordt het symbool (rempedaal) weergegeven.

› Het rempedaal intrappen en wachten tot het stuurwiel automatisch in denoodzakelijke stand draait, het symbool gaat uit.

› Voorzichtig achteruitrijden.

Deze stappen kunnen meerdere malen achter elkaar worden herhaald.

Zodra de parkeermanoeuvre is beëindigd, klinkt een geluidssignaal en ver-schijnt op het display de volgende melding: Park Assist beëindigd. Stuur over-nemen!

Vooruit inparkeren

Afbeelding 192In een haakse parkeerruimte vooruit inparkeren: Dis-playweergave

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 159.

Het systeem ondersteunt de bestuurder bij het vooruit inparkeren in de ge-vonden parkeerruimte in een rij haaks geparkeerde wagens.

Parkeerruimte door het systeem gevondenVindt het systeem een parkeerruimte, dan met de symbooltoets » Afbeel-ding 188 op pagina 160 de parkeermodus vooruit » Afbeelding 189 op pagina161 - kiezen. Op het display wordt het volgende weergegeven » Afbeelding192.

De verdere procedure is identiek aan die bij het achteruit inparkeren.

› De op het display weergegeven systeemaanwijzingen opvolgen.

Zodra de parkeermanoeuvre is beëindigd, klinkt een geluidssignaal en ver-schijnt op het display de volgende melding: Park Assist beëindigd. Stuur over-nemen!

Parkeerruimte door de bestuurder gevondenDe systeemactivering is ook dan mogelijk, als de wagen al gedeeltelijk in eengeschikte parkeerruimte is gereden.

› Op symbooltoets drukken » Afbeelding 188 op pagina 160. Op het displaywordt het volgende weergegeven » Afbeelding 192.

De verdere procedure is identiek aan die bij het achteruit inparkeren.

› De op het display weergegeven systeemaanwijzingen opvolgen.

Zodra de parkeermanoeuvre is beëindigd, klinkt een geluidssignaal en ver-schijnt op het display de volgende melding: Park Assist beëindigd. Stuur over-nemen!

Uit een parallel aan de rijbaan liggende parkeerruimte uitparkeren

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 159.

Het systeem ondersteunt de bestuurder bij het uitparkeren uit een filepar-keerruimte.

Uitparkeermanoeuvre› Op symbooltoets drukken » Afbeelding 188 op pagina 160.

Op het display verschijnt de melding: Park Assist: knipperlicht aan en achter-uit insch!

162 Rijden

Page 166: B8 Superb OwnersManual

› Het knipperlicht voor de rijbaanzijde inschakelen waar uit de parkeerruimtemoet worden weggereden.

› De achteruitversnelling inschakelen resp. de keuzehendel in stand R zetten.

De verdere procedure is identiek aan die bij het achteruit inparkeren.

› De op het display weergegeven systeemaanwijzingen opvolgen.

Zodra de uitparkeermanoeuvre is beëindigd, klinkt een geluidssignaal en ver-schijnt op het display de volgende melding: Stuur overnemen a.u.b. en de ritvoortzetten.

Automatische remondersteuning

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 159.

Automatische remondersteuning bij snelheidsoverschrijdingWordt tijdens de parkeermanoeuvre een snelheid van 7 km/h voor de eerstekeer overschreden, dan wordt de snelheid door het systeem automatisch totonder 7 km/h verlaagd. Daardoor wordt het afbreken van de parkeermanoeuv-re voorkomen.

Automatische noodstopHerkent het systeem tijdens de parkeermanoeuvre een gevaar voor een aanrij-ding, dan wordt er een automatische noodstop uitgevoerd, om de gevolgenvan de aanrijding te verminderen.

De parkeermanoeuvre wordt als gevolg van de noodstop afgebroken.

VOORZICHTIGDe automatische noodstop wordt door het systeem niet geactiveerd als de in-parkeermanoeuvre bijvoorbeeld om reden van de tweede snelheidsoverschrij-ding van 7 km/h wordt afgebroken!

Meldingen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 159.

De meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergege-ven.

Park Assist beëindigd. Snelheid te hoog.

Indien bij het zoeken naar een parkeerruimte een snelheid van 50 km/h wordtoverschreden, moet het systeem met de symbooltoets opnieuw worden ge-activeerd.

Snelheid te hoog. Stuur overnemen!

De parkeermanoeuvre wordt om reden van de snelheidsoverschrijding van 7km/h beëindigd.

Park Assist beëindigd. Stuuringreep bestuurder.

De parkeermanoeuvre is door een stuuringreep van de bestuurder beëindigd.

Park Assist beëindigd. ASR uitgeschakeld.

De inparkeermanoeuvre kan niet worden uitgevoerd, omdat de ASR is gedeac-tiveerd » pagina 147, Rem- en stabiliseringssystemen. De ASR activeren.

ASR uitgeschakeld. Stuur overnemen!

De inparkeermanoeuvre is beëindigd, omdat de ASR tijdens de inparkeerma-noeuvre is gedeactiveerd.

Aanhangwagen: Park Assist beëindigd.

De inparkeermanoeuvre kan tijdens het rijden met een aanhangwagen resp. bijandere op het aanhangwagenstopcontact aangesloten accessoires niet wor-den uitgevoerd.

Tijdslimiet overschreden. Stuur overnemen!

De inparkeermanoeuvre is beëindigd, omdat de tijdslimiet van 6 minuten isoverschreden.

Park Assist momenteel niet beschikbaar.

Het systeem kan niet worden geactiveerd, omdat zich een storing in de wagenbevindt. De hulp van een specialist inroepen.

Park Assist beëindigd. Momenteel niet beschikbaar.

De parkeermanoeuvre is beëindigd omdat zich een storing in de wagen be-vindt. De hulp van een specialist inroepen.

Park Assist defect. Werkplaats!

De inparkeermanoeuvre is niet mogelijk, omdat in het systeem een storing isopgetreden. De hulp van een specialist inroepen.

Ingreep ASR. Stuur overnemen!

De inparkeermanoeuvre is door een ASR-ingreep beëindigd.

Aut. uitparkeren niet mogelijk. Ruimte te klein.

Het uitparkeren met behulp van het systeem is niet mogelijk. De parkeerruim-te is te klein.

163Hulpsystemen

Page 167: B8 Superb OwnersManual

Remingreep. Snelheid te hoog.

De snelheid was tijdens de parkeermanoeuvre te hoog en is automatisch ver-laagd.

Snelheidsregelsysteem

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 164Bedieningsbeschrijving 165

Het snelheidsregelsysteem (SRS) houdt de ingestelde snelheid constant, zon-der dat het gaspedaal hoeft te worden bediend.

De toestand waarbij het SRS de snelheid constant houdt, wordt hierna als re-geling aangeduid.

ATTENTIE■ Het SRS dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurder nietvan de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ De snelheid altijd aanpassen aan het actuele weer, het wegdek, het zichten de verkeersomstandigheden.■ Na het bedienen van het koppelingspedaal vindt geen onderbreking vande regeling plaats! Als bijvoorbeeld een andere versnelling is ingeschakelden het koppelingspedaal wordt losgelaten, wordt de regeling voortgezet.

Werking

Afbeelding 193 MAXI DOT-display (monochroom): Voorbeelden van statu-sindicaties van het snelheidsregelsysteem

Afbeelding 194 Segmentdisplay: Voorbeelden van statusindicaties vanhet snelheidsregelsysteem

Lees en bekijk eerst op bladzijde 164.

Statusindicaties van het snelheidsregelsysteem » Afbeelding 193, » Afbeel-ding 194

Snelheid ingesteld, regeling inactief (op het kleurendisplay zijn de cijfersvan de snelheidsindicatie grijs afgebeeld).Regeling actief (op het kleurendisplay zijn de cijfers van de snelheidsindi-catie gemarkeerd weergegeven).Geen snelheid ingesteld.Systeemfout - De hulp van een specialist inroepen.

Basisvoorwaarden voor het starten van de regelingHet SRS is geactiveerd.Bij wagens met schakelbak is de tweede versnelling of een hogere ver-snelling ingeschakeld.Bij wagens met automatische versnellingsbak staat de keuzehendel instand D/S of in de tiptronic-stand.De actuele snelheid moet hoger zijn dan circa 20 km/h.

Dit is echter alleen mogelijk als motorvermogen resp. motorremwerking dittoelaten.

ATTENTIEAls het motorvermogen resp. de motorremwerking niet voldoende is om deingestelde snelheid aan te houden, moet de bediening van de wagen wor-den overgenomen!

164 Rijden

Page 168: B8 Superb OwnersManual

Bedieningsbeschrijving

Afbeelding 195Bedieningselementen van hetsnelheidsregelsysteem

Lees en bekijk eerst op bladzijde 164.

Overzicht van de bedieningselementen van het SRS » Afbeelding 195

A SRS deactiveren (ingestelde snelheid wissen)

Regeling onderbreken (tegen de veerdruk in)

SRS activeren (regeling inactief)

B Regeling weer hervattena) / snelheid verhogen

C Regeling starten / snelheid verlagen

D Tussen SRS en snelheidsbegrenzer omschakelen » pagina 165

a) Als geen snelheid is ingesteld, dan wordt de actuele snelheid overgenomen.

Bij het starten van de regeling, regelt het SRS de wagen op de actuele snel-heid en deze snelheid wordt op het display in het instrumentenpaneel weer-gegeven. In het instrumentenpaneel gaat het controlelampje branden.

Automatische regelingsonderbrekingDe automatische regelingsonderbreking vindt plaats, als een van de volgendesituaties zich voordoet.› Het rempedaal wordt bediend.› Bij een ingreep van een van de remondersteunende hulpsystemen (bijvoor-

beeld ESC).› Door de activering van een airbag.› Door het indrukken van toets D » Afbeelding 195.

ATTENTIE■ Om onbedoeld inschakelen van het snelheidsregelsysteem te voorkomen,het systeem na gebruik altijd uitschakelen.■ De regeling mag pas weer worden hervat als de ingestelde snelheid niette hoog is voor de actuele verkeerssituatie.

Let op■ Tijdens de regeling kan de snelheid door het bedienen van het gaspedaalworden verhoogd. Na het loslaten van het gaspedaal daalt de snelheid tot deopgeslagen waarde.■ Door het indrukken van de toets D » Afbeelding 195 tijdens de regelingwordt deze afgebroken en wordt het snelheidsregelsysteem geactiveerd.

Snelheidsbegrenzer

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 166Bedieningsbeschrijving 166

De snelheidsbegrenzer beperkt de maximum rijsnelheid tot de ingestelde snel-heidslimiet.

Deze limiet kan alleen worden overschreden door het gaspedaal volledig in tetrappen.

De toestand, waarbij de snelheidsbegrenzer een mogelijke overschrijding vande ingestelde snelheidslimiet controleert, wordt hierna regeling genoemd.

ATTENTIE■ De snelheidsbegrenzer dient alleen ter ondersteuning en ontslaat de be-stuurder niet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ De snelheid altijd aanpassen aan het actuele weer, het wegdek, het zichten de verkeersomstandigheden.

165Hulpsystemen

Page 169: B8 Superb OwnersManual

Werking

Afbeelding 196 MAXI DOT-display (monochroom): Voorbeelden van statu-sindicaties van de snelheidsbegrenzer

Afbeelding 197 Segmentdisplay: Voorbeelden van statusindicaties van desnelheidsbegrenzer

Lees en bekijk eerst op bladzijde 165.

Statusindicaties van de snelheidsbegrenzer » Afbeelding 196, » Afbeelding197

Snelheidslimiet ingesteld, regeling inactief (op het kleurendisplay zijn decijfers van de snelheidsindicatie grijs afgebeeld).Regeling actief (op het kleurendisplay zijn de cijfers van de snelheidsindi-catie gemarkeerd weergegeven).Geen snelheidslimiet ingesteld.Systeemfout - De hulp van een specialist inroepen.

Basisvoorwaarden voor het starten van de regelingDe snelheidsbegrenzer is actief.De actuele snelheid moet hoger zijn dan circa 30 km/h.

Bedieningsbeschrijving

Afbeelding 198Bedieningselementen van desnelheidsbegrenzer

Lees en bekijk eerst op bladzijde 165.

Overzicht van de bedieningselementen van de snelheidsbegrenzer » Af-beelding 198

A Snelheidsbegrenzer deactiveren (ingestelde limiet wissen)

Regeling onderbreken (tegen de veerdruk in)

Snelheidsregelsysteem activeren (vereiste voorwaarde voor deaansluitende activering van de snelheidsbegrenzer)

Voor de activering van de snelheidsbegrenzer moet de schakelaarin stand worden gezet en vervolgens de toets D worden inge-drukt.

B Regeling weer activerena) / snelheid verhogen - kort indrukken (instappen van 1 km/h), lang indrukken (in stappen van 10 km/h)

C Regeling starten / snelheid verlagen - kort indrukken (in stappenvan 1 km/h), lang indrukken (in stappen van 10 km/h)

D Tussen SRS » pagina 164 en snelheidsbegrenzer omschakelen

a) Als er geen snelheidslimiet is ingesteld, dan wordt de actuele snelheid als snelheidslimiet ingesteld.

Bij het starten van de regeling wordt de actuele snelheid als snelheidslimietingesteld en op het display in het instrumentenpaneel weergegeven. In het in-strumentenpaneel gaat het controlelampje branden.

166 Rijden

Page 170: B8 Superb OwnersManual

Overschrijding van de snelheidslimiet tijdens de regelingAls tijdens de regeling een overschrijding van de snelheidslimiet vereist is, bij-voorbeeld tijdens het inhalen, dan moet het gaspedaal volledig worden inge-trapt.

Bij het overschrijden van de snelheidslimiet klinkt er een akoestisch signaal enhet controlelampje in het instrumentenpaneel knippert.

De regeling wordt weer actief zodra de snelheid onder de ingestelde limiet isgedaald.

VOORZICHTIGBij het afrijden van een helling kan de ingestelde snelheidslimiet worden over-schreden. Bij het overschrijden van de limiet klinkt er een akoestisch signaalen het controlelampje in het instrumentenpaneel knippert.

Let opDoor het indrukken van de toets D » Afbeelding 198 tijdens de regeling wordtdeze afgebroken en wordt het SRS geactiveerd.

Automatische afstandsregeling (ACC)

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Radarsensor 168Werking 168Automatisch wegrijden en stoppen 169Bedieningsoverzicht 170Regeling starten 170Regeling onderbreken/weer herstellen 171Gewenste snelheid instellen/wijzigen 171Afstandsniveau instellen 171Bijzondere rijsituaties 172Aanwijzingen 173

De automatische afstandsregeling (hierna alleen nog ACC genoemd) houdt deingestelde snelheid resp. afstand ten opzichte van voorliggers aan zonder dathet gaspedaal of het rempedaal hoeft te worden bediend.

De toestand waarbij de ACC de snelheid resp. afstand constant houdt, wordthierna als regeling aangeduid.

ATTENTIE■ De ACC dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurder niet vande verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ De bestuurder moet altijd gereed zijn om de besturing van de wagen zelfover te nemen (accelereren of remmen).■ De snelheid en de afstand tot voorliggers altijd aanpassen aan het zicht,het weer, het wegdek en de verkeersomstandigheden.

ATTENTIE■ De ACC reageert niet bij het naderen van een stilstaand object, bijvoor-beeld de staart van een file, een voertuig met pech of een voor een ver-keerslicht wachtend voertuig.■ De ACC reageert niet op kruisende of tegemoetkomende objecten.■ Als de vertraging van de ACC niet voldoende is, de wagen direct met hetrempedaal afremmen.

ATTENTIEDe ACC uit veiligheidsoverwegingen niet in de volgende situaties gebrui-ken.■ Bij het nemen van afritten op snelwegen of bij wegwerkzaamheden omzo een ongewenste acceleratie naar de opgeslagen snelheid te voorkomen.■ Bij slecht zicht (bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval).■ Op slecht wegdek (bijvoorbeeld ijzel, gladde rijbaan, grind, onverhardwegdek).■ Bij het maken van "scherpe" bochten.■ Bij het rijden op steile hellingen/afdalingen.

Let op■ De ACC is met name bedoeld voor gebruik op snelwegen.■ De ACC vermindert de snelheid door automatisch het gas los te laten resp.met een remingreep. Indien een automatische snelheidsvermindering met eenremingreep plaatsvindt, gaat het remlicht branden.■ Bij het uitvallen van meer dan één remlicht van de wagen of van een aange-sloten aanhangwagen is de ACC niet beschikbaar.■ De regeling wordt automatisch afgebroken bij een ingreep van remonders-teunende hulpsystemen (bijvoorbeeld ESC) of bij het overschrijden van hetmaximaal toegestane motortoerental.

167Hulpsystemen

Page 171: B8 Superb OwnersManual

Radarsensor

Afbeelding 199Inbouwplaats van de radarsen-sorafdekking

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

De radarsensor (hierna alleen nog sensor genoemd) zit onder een afdekking» Afbeelding 199 en dient voor het registreren van de verkeerssituatie vóór dewagen.

De sensor kan objecten door het verzenden en ontvangen van elektromagne-tische golven onderscheiden.

De werking van de sensor kan in een van de volgende situaties beperkt of he-lemaal niet beschikbaar zijn.› De sensorafdekking is door modder, sneeuw of dergelijke verontreinigd.› Het gedeelte vóór en om de sensorafdekking is door stickers, extra koplam-

pen en dergelijke afgedekt.› Bij slecht zicht (bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval).› In uitzonderingsgevallen kan de sensor onder de afdekking afgedekt zijn, bij-

voorbeeld door sneeuw.

Als de sensorafdekking afgedekt of vervuild is, verschijnt op het display in hetinstrumentenpaneel de betreffende melding » pagina 173.

ATTENTIE■ Indien het vermoeden bestaat dat de sensor beschadigd is, de ACC deac-tiveren. De sensor door een specialist laten controleren.■ De sensor kan door stoten resp. door beschadigingen aan voorzijde vande wagen, de wielkuip of onderzijde van de wagen worden versteld. Dit kande werking van de ACC-functie beïnvloeden - gevaar voor ongevallen! Desensor door een specialist laten controleren.■ Het gedeelte vóór en om de sensorafdekking mag niet door stickers, ex-tra koplampen en dergelijke worden afgedekt. Dit kan de werking van desensor beïnvloeden - gevaar voor ongevallen!

ATTENTIEDe sensor kan onder bepaalde omstandigheden niet alle objecten correctonderscheiden. De ACC daarom niet in de volgende gevallen gebruiken -gevaar voor ongevallen!■ Bij het rijden door plaatsen waar zich metalen objecten bevinden (bijvoor-beeld metalen loodsen, spoorbanen en dergelijke).■ Bij het rijden door ingedeelde gesloten ruimtes (bijvoorbeeld parkeerga-rages, veerboten, tunnels en dergelijke).

VOORZICHTIGDe sneeuw met een handveger en het ijs met een oplosmiddelvrije ontdoois-pray van de sensorafdekking verwijderen.

Werking

Afbeelding 200 Display van het instrumentenpaneel: Voorbeelden vanACC-meldingen

168 Rijden

Page 172: B8 Superb OwnersManual

Afbeelding 201 Display van het instrumentenpaneel: Voorbeelden vanstatusindicaties van de ACC

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

De ACC biedt de mogelijkheid, een snelheid van 30 - 160 resp. 210 km/h (afhan-kelijk van de uitrusting) alsmede de afstand tot voorliggers in het bereik vaneen zeer kleine tot een zeer grote afstand in te stellen.

De ACC past de ingestelde snelheid aan de herkende voorligger aan en houdthierbij de geselecteerde afstand aan.

De ACC kan met behulp van de radarsensor een voorligger op een afstand vancirca 150 m herkennen.

ACC-meldingen » Afbeelding 200Voertuig herkend (regeling actief).Lijn die de verschuiving van de tussenliggende afstand bij het instellenaangeeft » pagina 171, Afstandsniveau instellen.Ingestelde afstand ten opzichte van de voorligger.Voertuig herkend (regeling inactief).

Statusindicaties van de ACC » Afbeelding 201Regeling inactief (op het kleurendisplay zijn de cijfers van de snelheidsin-dicatie grijs weergegeven).Regeling actief - geen voertuig herkend (op het kleurendisplay zijn de cij-fers van de snelheidsindicatie gemarkeerd weergegeven).Regeling inactief - geen snelheid opgeslagen.Regeling actief - voertuig herkend (op het kleurendisplay zijn de cijfers vande snelheidsindicatie gemarkeerd weergegeven).

1

2

3

4

Aanwijzing voor snelheidsverlagingAls de vertraging van de ACC met betrekking tot een voorligger niet voldoendeis, gaat in het instrumentenpaneel het controlelampje branden en op hetdisplay verschijnt de volgende melding.

Rempedaal intrappen!

Regeling overeenkomstig het voertuig op de naastgelegen rijstrookTijdens de regeling kan uw wagen overeenkomstig het voertuig op de naast-gelegen rijstrook worden geregeld.

Hierbij kan een snelheid van meer dan circa 80 km/h dan voorkomen, als uwwagen sneller dan het voertuig op de naastgelegen rijstrook aan bestuurders-zijde rijdt. Op het display wordt het herkende voertuig op de naastgelegenrijstrook getoond.

Let opEnkele weergaven van de ACC op het display van het instrumentenpaneel kun-nen door weergaven van andere functies worden afgedekt. Een ACC-weergaveword bij een wijziging van de ACC-status automatisch kort weergegeven.

Automatisch wegrijden en stoppen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

Wagens met automatische versnellingsbak kunnen met behulp van de ACCtot stilstand vertragen en weer in beweging komen.

Vertragen tot stilstandAls een voor u rijdend voertuig tot stilstand vertraagt, vertraagt de ACC ook deeigen wagen tot stilstand.

Wegrijden na een stopfaseIndien het voor u rijdende voertuig binnen enkele seconden na de stopfaseweer in beweging komt, komt de eigen wagen ook in beweging en wordt desnelheid weer geregeld.

Als de voorligger na een langere stopfase weer in beweging komt, dan moet,om de regeling voort te zetten, het gaspedaal worden ingetrapt resp. de hen-del in stand worden gezet » pagina 170, Bedieningsoverzicht.

169Hulpsystemen

Page 173: B8 Superb OwnersManual

Bedieningsoverzicht

Afbeelding 202 Bedieningshendel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

Overzicht van de ACC-functies die met de hendel worden bediend » Afbeel-ding 202

A Afstandsniveau instellen

B Regeling starten (actuele snelheid overnemen) / snelheid metsprongen van 1 km/h verlagen

1 ACC activeren (regeling inactief)

2 Regeling starten (weer herstellen) / snelheid met sprongen van1 km/h verhogen (tegen de veerdruk in)

3 Regeling onderbreken (tegen de veerdruk in)

4 ACC deactiveren

5 Snelheid met sprongen van 10 km/h verhogen

6 Snelheid met sprongen van 10 km/h verlagen

Let opIndien de hendel » Afbeelding 202 vanuit stand direct tegen de veerdruk instand wordt gezet, wordt de actuele snelheid opgeslagen en de regelinggestart.

Regeling starten

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

Basisvoorwaarden voor het starten van de regelingDe ACC is geactiveerd.De ASR is geactiveerd » pagina 147, Rem- en stabiliseringssystemen.Bij wagens met schakelbak moet de tweede versnelling of een hogereversnelling zijn ingeschakeld.Bij wagens met automatische versnellingsbak moet de keuzehendel instand D/S of in de tiptronic-stand staan.Bij wagens met schakelbak moet de actuele snelheid hoger zijn dan circa25 km/h.

De regeling kan met de toets of door de hendel tegen de veerdruk in stand » Afbeelding 202 op pagina 170 te zetten, worden gestart.

Toets › De toets drukken.

De ACC neemt de actuele rijsnelheid over en voert de regeling uit.

Hendelstand › De hendel tegen de veerdruk in stand instellen.

De ACC neemt de actuele rijsnelheid over en voert de regeling uit. Indien reedseen snelheid is opgeslagen, neemt de ACC deze snelheid over en voert de re-geling uit.

Bij ingeschakelde regeling brandt in het instrumentenpaneel het controle-lampje .

Let op■ Indien bij wagens met automatische versnellingsbak de regeling bij een snel-heid van minder dan 30 km/h wordt gestart, wordt de snelheid van 30 km/hopgeslagen. De snelheid neemt automatisch toe tot 30 km/h resp. wordt gere-geld aan de hand van de snelheid van de voorligger.■ Bij gedeactiveerde ASR wordt dit bij het starten van de regeling automatischgeactiveerd.■ Indien de ASR bij actieve regeling wordt gedeactiveerd, wordt de regelingautomatisch onderbroken.

170 Rijden

Page 174: B8 Superb OwnersManual

Regeling onderbreken/weer herstellen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

Regeling onderbreken› De hendel tegen de veerdruk in stand » Afbeelding 202 op pagina 170

instellen.

Of

› Het rempedaal intrappen.

De regeling wordt onderbroken, de snelheid blijft opgeslagen.

Regeling weer herstellen› De regeling starten » pagina 170.

ATTENTIEDe regeling mag pas weer worden hervat als de opgeslagen snelheid niette hoog is voor de actuele verkeerssituatie.

Let opDe regeling wordt eveneens onderbroken als het koppelingspedaal langer dancirca 30 seconden wordt ingetrapt.

Gewenste snelheid instellen/wijzigen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

De gewenste snelheid wordt met de bedieningshendel ingesteld of gewijzigd» Afbeelding 202 op pagina 170.

De ingestelde snelheid wordt na het loslaten van de hendel resp. de toets opde hendel opgeslagen.

Snelheid in sprongen van 10 km/h instellen/wijzigen () - VoorwaardenDe ACC is geactiveerd.

Snelheid in sprongen van 1 km/h verhogen () - VoorwaardenDe ACC is geactiveerd.De wagen wordt geregeld.

Snelheid in sprongen van 1 km/h verlagen () - VoorwaardenDe ACC is geactiveerd.De wagen wordt geregeld.

Snelheid door het overnemen van de actuele snelheid wijzigen () - Voor-waarden

De ACC is geactiveerd.De wagen rijdt met een andere dan de opgeslagen snelheid.

Let op■ Indien tijdens de regeling de snelheid door het intrappen van het gaspedaalwordt verhoogd, wordt de regeling tijdelijk onderbroken. Na het loslaten vanhet gaspedaal wordt de regeling automatisch weer hersteld.■ Indien tijdens de regeling de snelheid door het intrappen van het rempedaalwordt verlaagd, wordt de regeling onderbroken. De regeling moet opnieuwworden gestart om deze weer te herstellen » pagina 170.■ Indien de wagen met een lagere dan de opgeslagen snelheid wordt geregeld,dan wordt door de eerste keer drukken op de toets de actuele snelheid op-geslagen, door opnieuw drukken op de toets wordt de snelheid in stappenvan 1 km/h verlaagd.

Afstandsniveau instellen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

Het afstandsniveau ten opzichte van de voorligger kan met de hendel » Af-beelding 202 op pagina 170 of in het infotainment » Instructieboekje infotain-ment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen worden ingesteld.

Instelling met de hendel› De schakelaar tegen de veerdruk in stand of - zetten » Afbeelding

202 op pagina 170.

Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de lijn 2 » Afbeelding200 op pagina 168, die de afstandsverschuiving weergeeft.

› Met de schakelaar op de hendel de lijn 2 op de gewenste afstand in-stellen.

Let op■ Indien de afstand in het infotainment is gewijzigd, wordt de wijziging pas naaansluitende activering van de ACC merkbaar.■ De afstand wordt snelheidsafhankelijk vastgelegd. Des te hoger de snelheid,des te groter is de afstand ten opzichte van de voorligger.■ Op een nat wegdek dient altijd een langere afstand ten opzichte van devoorligger te worden gekozen dan op een droog wegdek.

171Hulpsystemen

Page 175: B8 Superb OwnersManual

Bijzondere rijsituaties

Afbeelding 203 Bijzondere situaties: In bochten / smalle of versprongenrijdende voertuigen

Afbeelding 204 Bijzondere situaties: Verandering van rijstrook van ande-re voertuigen / stilstaande voertuigen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

De volgende rijsituaties vragen om bijzondere oplettendheid van de bestuur-der.

In bochtenBij het in- of uitrijden van bijvoorbeeld langgerekte bochten kan het voorko-men dat de ACC reageert op een voertuig op de rijbaan ernaast » Afbeelding203 - . De eigen wagen wordt geregeld aan de hand van dit voertuig en rea-geert niet meer op de voorligger.

In dit geval dient de regeling door gasgeven, intrappen van het rempedaal ofhet drukpunt op de bedieningshendel » Afbeelding 202 op pagina 170 teworden afgebroken.

Smalle of versprongen rijdende voertuigenSmalle of versprongen rijdende voertuigen kunnen pas door de radarsensorworden herkend als ze zich in het detectiegebied van de sensor bevinden» Afbeelding 203 - .

Indien nodig de wagen met het rempedaal afremmen.

Verandering van rijstrook van andere voertuigenVoertuigen die op korte afstand naar de eigen rijstrook komen, » Afbeelding204 - , kunnen door de radarsensor niet altijd tijdig te worden herkend. Hetgevolg kan een late reactie van de ACC zijn.

Indien nodig de wagen met het rempedaal afremmen.

Stilstaande voertuigenDe ACC herkent geen stilstaande objecten! Indien een door de ACC geregi-streerd voertuig afslaat of uitwijkt en zich voor dit voertuig een stilstaandvoertuig bevindt » Afbeelding 204 - , reageert de ACC niet op dit stilstaandevoertuig.

In dit geval de bediening van de wagen overnemen en de wagen met het rem-pedaal afremmen.

Bij het inhalenIndien de eigen wagen wordt geregeld (de snelheid is lager dan opgeslagen)en het knipperlicht wordt bediend, beoordeelt de ACC dit als de start van eeninhaalmanoeuvre. De ACC versnelt de wagen automatisch en vermindert hier-door de afstand ten opzichte van de voorligger.

Indien de wagen naar de linker rijbaan wisselt en geen voorligger wordt her-kend, accelereert de ACC tot de ingestelde snelheid en houdt deze constant.

Een acceleratie kan op elk moment door het intrappen van het rempedaal ofhet drukpunt op de bedieningshendel » Afbeelding 202 op pagina 170worden afgebroken.

Voertuigen met bijzondere lading of speciale opbouwenLading of opbouwdelen van andere voertuigen die aan de zijkant, aan achter-zijde of bovenzijde voorbij de voertuigcontouren steken, kan de ACC mogelijkniet herkennen.

Daarom dient de regeling te worden afgebroken indien achter een dergelijkvoertuig wordt gereden of als dit wordt ingehaald.

172 Rijden

Page 176: B8 Superb OwnersManual

Rijden met aanhangwagenTijdens het rijden met aanhangwagen resp. bij een ander op het aanhangwa-genstopcontact aangesloten accessoire werkt de ACC-regeling met verminder-de dynamiek. Daarom dient de rijstijl hierop te worden aangepast.

Aanwijzingen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 167.

De meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergege-ven.

ACC: geen sensorzicht!

De sensorafdekking resp. de sensor is afgedekt of vervuild.

Stoppen, de motor afzetten, de sensorafdekking reinigen resp. het afdekken-de voorwerp verwijderen » Afbeelding 199 op pagina 168.

Verschijnt deze melding in de winter, kan sneeuw op de sensor onder de af-dekking de oorzaak zijn. De ACC werkt weer, nadat de sneeuw op de sensor isweggedooid.

Indien de melding opnieuw verschijnt na het starten van de motor, moet dehendel in stand » Afbeelding 202 op pagina 170 worden gezet.

ACC niet beschikbaar.

De ACC is om een onbekende reden niet beschikbaar.

Stoppen, de motor afzetten en weer starten. Indien de ACC nog steeds nietbeschikbaar is, de hendel in stand drukken. De hulp van een specialist in-roepen.

Storing: ACC

Er is een storing in het ACC-systeem.

De hendel in stand drukken. De hulp van een specialist inroepen.

Snelheidsgrens

De rijsnelheid overeenkomstig verhogen en de regeling starten » pagina 170.

Front Assist

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Radarsensor 174Werking 174Afstandswaarschuwing (gevaarlijke afstand) 175Waarschuwing en automatisch remmen 175Deactivering/activering 176Meldingen 176

FrontAssist (hierna alleen nog systeem genoemd) waarschuwt voor het gevaarvan een aanrijding met een wagen of met een ander zich voor de wagen be-vindend obstakel en probeert zo nodig door een automatische remingreep eenaanrijding te voorkomen resp. de gevolgen ervan te minimaliseren.

Het gedeelte voor de wagen wordt door een radarsensor » Afbeelding 205 oppagina 174 gecontroleerd.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ Het systeem is onderhevig aan natuurkundige en door het systeem be-paalde grenzen. Om deze reden kan de bestuurder enkele reacties van hetsysteem in bepaalde situaties als ongewenst of vertraagd waarnemen.Daarom dient men steeds alert te zijn om zelf te kunnen ingrijpen!■ De snelheid en de afstand tot voorliggers altijd aanpassen aan het zicht,het weer, het wegdek en de verkeersomstandigheden.■ De hogere inzittendenbescherming door het systeem mag geen aanlei-ding zijn tot het nemen van grotere risico's - gevaar voor ongevallen!■ Het systeem reageert niet op kruisende of tegemoetkomende objecten.

VOORZICHTIGBij het uitvallen van meer dan één remlicht van de wagen of van een aangeslo-ten aanhangwagen is het systeem niet beschikbaar.

173Hulpsystemen

Page 177: B8 Superb OwnersManual

Radarsensor

Afbeelding 205Inbouwplaats van de radarsen-sor

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 173.

De radarsensor (hierna alleen nog sensor genoemd) zit onder een afdekking» Afbeelding 205.

De sensor kan objecten door het verzenden en ontvangen van elektromagne-tische golven onderscheiden.

De werking van de sensor kan in een van de volgende situaties beperkt of he-lemaal niet beschikbaar zijn.› De sensorafdekking is door modder, sneeuw of dergelijke verontreinigd.› Het gedeelte vóór en om de sensorafdekking is door stickers, extra koplam-

pen en dergelijke afgedekt.› Bij slecht zicht (bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval).› In uitzonderingsgevallen kan de sensor onder de afdekking afgedekt zijn, bij-

voorbeeld door sneeuw.

Als de sensorafdekking afgedekt of vervuild is, verschijnt op het display in hetinstrumentenpaneel de betreffende melding » pagina 176.

ATTENTIE■ Indien het vermoeden bestaat dat de sensor is beschadigd, het systeemdeactiveren. De sensor door een specialist laten controleren.■ De sensor kan door stoten resp. door beschadigingen aan voorzijde vande wagen, de wielkuip of onderzijde van de wagen worden versteld. Dit kande werking van de sensor beïnvloeden - gevaar voor ongevallen! De sensordoor een specialist laten controleren.■ Het gedeelte vóór en om de sensorafdekking mag niet door stickers, ex-tra koplampen en dergelijke worden afgedekt. Dit kan de werking van desensor beïnvloeden - gevaar voor ongevallen!

VOORZICHTIGDe sneeuw met een handveger en het ijs met een oplosmiddelvrije ontdoois-pray van de sensorafdekking verwijderen.

Werking

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 173.

De systeemondersteuning vindt op de volgende manier plaats.› Attendeert op een gevaarlijke afstand ten opzichte van de voorligger.› Waarschuwt voor een dreigende aanrijding.› Bereidt de remmen bij een herkend gevaar voor op een noodstop.› Ondersteunt bij een door de bestuurder uitgevoerde remingreep.› Indien de bestuurder niet op het herkende gevaar reageert, dan wordt er een

automatische remingreep uitgevoerd.

Het systeem kan alleen werken als aan de volgende basisvoorwaarden wordtvoldaan.

Het systeem is geactiveerd.De ASR is geactiveerd » pagina 147, Rem- en stabiliseringssystemen.De wagen rijdt met een snelheid van meer dan circa 5 km/h in voorwaartserichting.

Let opHet systeem kan slecht functioneren of niet beschikbaar zijn, bijvoorbeeld in"scherpe" bochten of tijdens een ESC-ingreep » pagina 147.

174 Rijden

Page 178: B8 Superb OwnersManual

Afstandswaarschuwing (gevaarlijke afstand)

Afbeelding 206Symbool op het display van het instrumentenpaneel:Aanwijzing (gevaarlijke afstand)

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 173.

De weergave van de afstandswaarschuwing gebeurt bij wagens met het MAXIDOT-display.

Indien een veilige afstand ten opzichte van de voorligger wordt onderschre-den, verschijnt op het display het symbool » Afbeelding 206.

Zo snel mogelijk de afstand laten toenemen, rekening houdend met de ac-tuele verkeerssituatie!

De afstand waarbij de waarschuwing wordt gegeven, is afhankelijke van de ac-tuele rijsnelheid.

De waarschuwing kan in een snelheidsbereik van circa 60 km/h tot circa 210km/h worden gegeven.

Waarschuwing en automatisch remmen

Afbeelding 207Symbool op het display van het instrumentenpaneel:voorwaarschuwing resp. noodstop bij lage snelheid

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 173.

Noodstop bij lage snelheidIn een rijsnelheidsbereik van circa 5 km/h tot circa 30 km/h is er voorafgaandaan een automatische remingreep geen waarschuwing. Bij een onmiddellijkaanrijdingsgevaar wordt er automatisch geremd met een in meerdere stappentoenemende remkracht.

Bij automatisch remmen verschijnt op het display het symbool » Afbeelding207.

VoorwaarschuwingAls het systeem een aanrijdingsgevaar herkent, verschijnt op het display hetsymbool » Afbeelding 207 en er klinkt een akoestisch signaal.

Tegelijkertijd wordt het remsysteem op een mogelijke noodstop voorbereid.

De voorwaarschuwingsweergave kan in de volgende situaties plaatsvinden.› Bij het gevaar van een aanrijding met een bewegend obstakel in een rijsnel-

heidsbereik van circa 30 km/h tot circa 210 km/h.› Bij het gevaar van een aanrijding met een stilstaand obstakel in een snel-

heidsbereik van circa 30 km/h tot circa 85 km/h.

Bij een voorwaarschuwingsmelding moet het rempedaal worden ingetrapt ofvoor het obstakel worden uitgeweken!

Acute waarschuwingIndien de bestuurder niet op de voorwaarschuwing reageert, zorgt het sys-teem automatisch door een actieve remingreep voor een korte remschok omzo opnieuw op het gevaar van een mogelijke aanrijding te attenderen.

Automatisch afremmenIndien de bestuurder ook niet op de acute waarschuwing reageert, begint hetsysteem de wagen automatisch met een gefaseerd toenemende remkracht afte remmen.

RemondersteuningAls de bestuurder bij een dreigende aanrijding onvoldoende remt, verhoogthet systeem automatisch de remkracht.

De remondersteuning vindt alleen plaats zolang het rempedaal krachtig ge-noeg wordt ingetrapt.

175Hulpsystemen

Page 179: B8 Superb OwnersManual

Let op■ Indien het systeem een automatische remingreep uitvoert, neemt de druk inhet remsysteem toe en kan het rempedaal niet met de gebruikelijke pedaal-slag worden ingetrapt.■ De automatische remingrepen kunnen worden afgebroken door het gaspe-daal in te trappen of door een stuuringreep.

Deactivering/activering

Afbeelding 208 Toetsen/stelwiel: Op de bedieningshendel / op het multi-functiestuurwiel

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 173.

Het systeem wordt automatisch geactiveerd na het inschakelen van het con-tact.

Het systeem kan alleen in uitzonderingssituaties worden gedeactiveerd » .

Bij wagens met MAXI DOT-display kan het systeem in het hoofdmenu in hetmenupunt Hulpsystemen worden gedeactiveerd/geactiveerd » pagina 48.

Deactivering/activering bij wagens met segmentdisplay

Toets» Afbeel-ding 208

Handeling Functie

ALang aan de bovenzijde

of aan de onderzijde druk-ken

Menupunt FrontAssist weergeven

B Kort indrukkenWeergave bevestigen (deactive-

ring/activering)

Deactivering/activering bij wagens met multifunctiestuurwiel

Toets/kar-telwiel

» Afbeel-ding 208

Handeling Functie

C Kort indrukken Menupunt FrontAssist weergeven

DKort indrukken

Weergave bevestigen (deactive-ring/activering)

Deactivering/activering en instelling in infotainmentIn het infotainment kunnen het complete systeem resp. de functie voorwaar-schuwing en afstandswaarschuwing worden gedeactiveerd/geactiveerd » In-structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Na het uit- en inschakelen van het contact blijven de functies voorwaarschu-wing en afstandswaarschuwing, afhankelijk van de laatste instelling, geacti-veerd resp. gedeactiveerd.

ATTENTIEIn de volgende situaties moet de Front Assist om veiligheidsredenen wor-den gedeactiveerd.■ Als de wagen wordt afgesleept.■ Als de wagen op een rollenbank staat.■ Als een waarschuwing resp. een systeemingreep zonder reden plaats-vond.■ Indien de wagen bijvoorbeeld wordt vervoerd op een oplegger, een veer-boot of dergelijke.

Meldingen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 173.

De meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergege-ven.

Front Assist: geen sensorzicht.FRONT ASSIST GEEN SENSORZICHT

De sensorafdekking resp. de sensor is afgedekt of vervuild.

Stoppen, de motor afzetten, de sensorafdekking reinigen resp. het afdekken-de voorwerp verwijderen » Afbeelding 205 op pagina 174.

176 Rijden

Page 180: B8 Superb OwnersManual

Verschijnt deze melding in de winter, kan sneeuw op de sensor onder de af-dekking de oorzaak zijn. Het systeem werkt weer, nadat de sneeuw op de sen-sor is weggedooid.

Front Assist niet beschikbaar.FRONT ASSIST NIET BESCHIKBAAR

Het systeem is om een onbekende reden niet beschikbaar.

Stoppen, de motor afzetten en weer starten.

Als na het starten van de motor de melding opnieuw verschijnt, dan contactopnemen met een specialist.

Selecteren van de rijmodus (Driving Mode Selection)

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Dynamische onderstelregeling (DCC) 177Modus Comfort 177Modus Normal 177Modus Sport 177Modus Eco 178Modus Individual 178Moduskeuze en infotainmentweergave 178Instellingen van de modus Individual 179

Door het selecteren van de rijmodus kan het rijgedrag aan de gewenste rijstijlworden aangepast.

De volgende modi zijn beschikbaar Comfort, Normal, Sport, Eco en Individual.

De modus Comfort is alleen bij wagens met de dynamische onderstelregeling(DCC) beschikbaar.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ De snelheid en rijstijl aanpassen aan het actuele weer, het wegdek, hetzicht en de verkeersomstandigheden.

Let opDe ingestelde rijmodus blijft ook na het uit- en inschakelen van het contactbewaard.

Dynamische onderstelregeling (DCC)

Lees en bekijk eerst op bladzijde 177.

De dynamische onderstelregeling (hierna alleen nog DCC genoemd) biedt demogelijkheid om de schokdemperkarakteristiek voor een sportieve, normale ofcomfortabele rijstijl in te stellen, door de betreffende rijmodus te kiezen.

De DCC analyseert tijdens het rijden continu het stuurgedrag en de wegde-komstandigheden en past de onderstelregeling overeenkomstig de gekozenrijmodus aan.

Modus Comfort

Lees en bekijk eerst op bladzijde 177.

De modus is voor het rijden op wegen met slecht wegdek of voor lange snel-wegritten geschikt.

Modus Normal

Lees en bekijk eerst op bladzijde 177.

De modus is geschikt voor een normale rijstijl.

Modus Sport

Lees en bekijk eerst op bladzijde 177.

De modus is geschikt voor een sportieve rijstijl.

De keuze van deze modus heeft met name betrekking op de werking van devolgende systemen.

DCCDe DCC stelt het onderstel voor de sportieve rijstijl in.

StuurinrichtingDe stuurbekrachtiging wordt iets verminderd, voor het sturen is meer krachtnodig.

177Hulpsystemen

Page 181: B8 Superb OwnersManual

Motor/aandrijvingDe acceleratie van de wagen verloopt dynamischer dan in de modus Normal.

Automatische afstandsregeling (ACC)De acceleratie van de wagen vindt bij de afstandsregeling sneller plaats dan inde modus Normal » pagina 167.

XenonkoplampenDe koplampen passen zich dynamischer aan de rijrichting aan dan in de modusNormal » pagina 72.

Proactieve inzittendenbeschermingHet eerste beschermingsniveau wordt gedeactiveerd » pagina 179.

Modus Eco

Lees en bekijk eerst op bladzijde 177.

De modus is geschikt voor een rustige rijstijl en helpt bij het verminderen vanhet brandstofverbruik.

De keuze van deze modus heeft met name betrekking op de werking van devolgende systemen.

Motor/aandrijvingDe acceleratie van de wagen verloopt rustiger dan in de modus Normal.

Het schakeladvies wordt zodanig geregeld, dat een zo laag mogelijk brand-stofverbruik wordt gerealiseerd » pagina 44.

Indien het start-stopsysteem handmatig is gedeactiveerd » pagina 135, wordtdeze automatisch geactiveerd.

De automatische versnellingsbak wordt automatisch in de modus E gezet» pagina 140.

Automatische afstandsregeling (ACC)De acceleratie van de wagen vindt bij de afstandsregeling rustiger plaats danin de modus Normal » pagina 167.

XenonkoplampenHet systeem bevindt zich in de spaarmodus » pagina 72. De koplampen staanin de basisafstelling en passen zich niet aan aan de rijrichting.

Airconditioning (Climatronic)De airconditioning wordt zodanig geregeld om energie te sparen. Om deze re-den kan bijvoorbeeld de gewenste interieurtemperatuur later dan in de modusNormal worden bereikt.

Let op■ De modus Eco is tijdens het rijden met een aanhangwagen resp. bij andereop het aanhangwagenstopcontact aangesloten accessoires niet beschikbaar.Bevindt de wagen zich in de rijmodus Eco en wordt er een aanhangwagen aan-gekoppeld resp. een ander accessoire aangesloten, dan wordt de wagen auto-matisch in de rijmodus Normal ingesteld.■ De maximale acceleratie (kick-down-functie) is ook in de rijmodus Eco moge-lijk.

Modus Individual

Lees en bekijk eerst op bladzijde 177.

In de modus Individual kan elk systeem afzonderlijk worden ingesteld » pagi-na 179, Instellingen van de modus Individual.

Moduskeuze en infotainmentweergave

Afbeelding 209 Toets voor de keuze van de rijmodus / weergave op info-tainmentbeeldscherm

Lees en bekijk eerst op bladzijde 177.

Procedure bij de keuze van de rijmodus› Op symbooltoets drukken » Afbeelding 209.

Op het infotainmentbeeldscherm verschijnt een rijmodusmenu » Afbeelding209.

178 Rijden

Page 182: B8 Superb OwnersManual

De moduswisseling gebeurt door het herhaaldelijk indrukken van de symbool-toets of door het indrukken van de betreffende functietoets op het info-tainmentbeeldscherm.

Indien een andere rijmodus dan Normal is geselecteerd, brandt in de toets hetsymbool .

Functietoetsen op het beeldscherm » Afbeelding 209Instelling van de modus Individual resp. informatie voor het instellen vande actueel geselecteerde modus.Afbreken van het menu voor het selecteren van de rijmodus.Modi (de toets van de gekozen modus is groen weergegeven).

ATTENTIEHet instellen van de rijmodus tijdens het rijden kan uw aandacht van deverkeerssituatie afleiden - gevaar voor ongevallen.

Let op■ De momenteel geselecteerde rijmodus wordt in de statusregel van hethoofdmenu naast het symbool weergegeven.■ Wordt het rijmodusmenu niet bediend, dan wordt er na enkele seconden om-geschakeld naar het laatst gekozen menu resp. wordt het infotainment uitge-schakeld.

Instellingen van de modus Individual

Lees en bekijk eerst op bladzijde 177.

In de modus Individual kunnen de wagensystemen als volgt worden ingesteld.

■ DCC: - Instelling van de schokdemperkarakteristiek■ Comfort - comfortabel■ Normal - Normaal■ Sport - Sportief

■ Stuurinrichting: - Instelling van de karakteristiek van de stuurbekrachtiging■ Normal - Normaal■ Sport - Sportief

■ Motor:/Aandrijving: - Instelling van de motorkarakteristiek (wagens metschakelbak)/de aandrijvingskarakteristiek (wagens met automatische ver-snellingsbak)■ Normal - Normaal■ Sport - Sportief■ Eco - Zuinig

A

B

C

■ ACC: - Instelling van de acceleratie bij ingeschakelde automatische afstands-regeling■ Normal - Normaal■ Sport - Sportief■ Eco - Zuinig

■ Dyn. bochtenverlichting: - Instelling van de karakteristiek van de xenonko-plampen■ Normal - Normaal■ Sport - Sportief■ Eco - Zuinig

■ Klimatisering: - Instelling van de karakteristiek van de Climatronic■ Normal - Normaal■ Eco - Zuinig

■ Modus terugzetten - Instelling van alle menupunten in de modus Individualnaar Normal■ Annuleren - Aanhouden van de momentele instelling■ Terugzetten - Instelling van alle menupunten op Normal

Proactieve inzittendenbescherming

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 180

De proactieve inzittendenbescherming (hierna alleen systeem genoemd) ver-hoogt de veiligheid van de inzittenden op de voorstoelen in situaties die toteen aanrijding of tot het over de kop slaan kunnen leiden.

ATTENTIE■ De hogere inzittendenbescherming door het systeem mag geen aanlei-ding zijn tot het nemen van grotere risico's - gevaar voor ongevallen!■ De snelheid en rijstijl aanpassen aan het actuele weer, het wegdek, hetzicht en de verkeersomstandigheden.

Let opDe levensduur van de systeemcomponenten wordt elektronisch bewaakt.Meer informatie » pagina 37, Veiligheidssystemen.

179Hulpsystemen

Page 183: B8 Superb OwnersManual

Werking

Lees en bekijk eerst op bladzijde 179.

In kritische rijsituaties (bijvoorbeeld bij een noodstop of een plotselinge veran-dering van rijrichting) kunnen de volgende maatregelen afzonderlijk of tegelij-kertijd plaatsvinden om het risico van ernstig letsel te verminderen.› De omgegespte veiligheidsgordels voor bijrijder en bestuurder worden auto-

matisch dicht over het lichaam gespannen.› De portierruiten in de voorportieren (als deze geopend waren) worden auto-

matisch tot op een spleet van circa 5 cm van de rand gesloten.› Het schuif-kanteldak wordt gesloten.

Zodra de kritische rijsituatie voorbij is, worden de veiligheidsgordels weer ont-spannen.

Het systeem heeft twee beschermingsniveaus.

Het eerste beschermingsniveauHet systeem grijpt reeds in situaties die bij een dynamische rijstijl kunnen op-treden. Hierbij helpt het de bestuurder en de bijrijder in de juiste zitpositie tehouden.

Het eerste beschermingsniveau kan op een van de volgende manieren wordengedeactiveerd.› De systeemdeactivering in het infotainment » Instructieboekje infotainment,

hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.› Deactivering van de ASR » pagina 147, Rem- en stabiliseringssystemen.› Selecteren van de rijmodus Sport » pagina 177.

Na het uit- en inschakelen van het contact worden beide beschermingsni-veaus van het systeem geactiveerd, tenzij de rijmodus Sport is gekozen.

Het tweede beschermingsniveauHet systeem grijpt pas in als de situatie als kritiek wordt beoordeeld, bijvoor-beeld een noodstop bij hoge snelheid.

Dit beschermingsniveau kan niet worden gedeactiveerd.

Wagens met het systeem FrontAssistBij wagens met het systeem FrontAssist is het systeem met informatie van deradarsensor aangevuld » pagina 174. Aan de hand van deze informatie kan eensysteemingreep ook gebeuren als het gevaar voor een ongeval met een vóórde wagen staand obstakel wordt herkend.

Een systeemingreep kan aan de hand van de door de radarsensor geregi-streerde informatie alleen dan gebeuren als de radarsensor goed werkt.

Let opBij buiten werking gestelde bijrijdersvoorairbag » pagina 20 dient de gordel-spannerfunctie voor de bijrijdersstoel te worden uitgeschakeld.

Rijstrookassistent (Lane Assist)

Inleiding voor het onderwerp

Afbeelding 210Camerazichtvenster voor LaneAssist

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 181Activering/deactivering 182Meldingen 182

Lane Assist (hierna alleen nog systeem genoemd) helpt om de wagen tussende begrenzingslijnen van een rijstrook te houden.

Het systeem herkent met behulp van de camera de begrenzingslijnen van derijstrook » Afbeelding 210.

Indien de wagen een herkende begrenzingslijn nadert, voert het systeem eenlichte stuurbeweging uit in tegengestelde richting van de begrenzingslijn. De-ze corrigerende stuuringreep kan op elk moment handmatig worden overge-nomen.

180 Rijden

Page 184: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ Het systeem kan de wagen binnen de rijstrook houden, maar neemt nietde besturing van de wagen over. De bestuurder is steeds volledig verant-woordelijk voor de stuurbewegingen.■ Enkele voorwerpen op de rijbaan kunnen onjuist als begrenzingslijn wor-den herkend. Een onjuiste stuuringreep kan het gevolg zijn.

ATTENTIEHet registratievermogen van de camera kan door verschillende externe in-vloeden beperkt zijn. In dit geval kan het systeem de begrenzingslijn moge-lijk helemaal niet of niet juist herkennen. Het registratievermogen van decamera kan bijvoorbeeld in de volgende situaties beperkt zijn.■ Bij slecht zicht (bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval).■ Bij het maken van "scherpe" bochten.■ De camera wordt door de zon verblind.■ De camera wordt door tegemoetkomend verkeer verblind.■ Het detectiegebied van de camera wordt door een voorligger afgedekt.■ Het detectiegebied van de camera wordt door een obstakel beperkt.

VOORZICHTIGGeen stickers of iets dergelijks vóór de camera op de voorruit plakken, om dewerking van het systeem niet te belemmeren.

Let op■ Het systeem is bedoeld voor het rijden op snelwegen en wegen met kwalita-tief goede langsmarkeringen.■ Het systeem kan ononderbroken en onderbroken lijnen herkennen.

Werking

Afbeelding 211 Monochroom display van het instrumentenpaneel: Voor-beelden van systeemweergaven

Afbeelding 212 Kleuren display van het instrumentenpaneel: Voorbeeldenvan systeemweergaven

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 181.

Systeemweergaven» Afbeelding 211 en » Afbeelding 212Het systeem is geactiveerd, maar niet gereed voor een ingreep.Het systeem is geactiveerd en gereed voor een ingreep.Het systeem grijpt in bij het naderen van de rechter begrenzingslijn.De adaptieve rijstrookgeleiding vindt plaats (begrenzingslijnen aan beidezijden van de wagen herkend).

181Hulpsystemen

Page 185: B8 Superb OwnersManual

Het systeem kan ingrijpen als aan de volgende basisvoorwaarden wordt vol-daan.

Het systeem is geactiveerd.De rijsnelheid hoger is dan circa 65 km/h1).De begrenzingslijnen zijn goed zichtbaar (kwalitatief goede langsmarke-ringen).De begrenzingslijn aan minimaal een zijde van de rijstrook wordt herkend.De handen van de bestuurder rusten op het stuurwiel.De rijstrook is breder dan circa 2,5 m.

Indien voor het overschrijden van de begrenzingslijn het knipperlicht wordt in-geschakeld (bijvoorbeeld bij het afslaan), vindt bij het naderen van de begren-zingslijn geen stuuringreep plaats. Het systeem beoordeelt de situatie als eenbedoelde verandering van rijstrook.

Controlelampjes in het instrumentenpaneel

Controlelampje Betekenis

Het systeem is geactiveerd, maar niet gereed voor een in-greep.

Het systeem is geactiveerd en gereed voor een ingreep ofgrijpt momenteel in.

Adaptieve rijstrookgeleidingDe adaptieve rijstrookgeleiding helpt met behulp van stuuringrepen de doorde bestuurder gekozen positie tussen de begrenzingslijnen vast te houden.

Indien het systeem slechts een begrenzingslijn herkent dan helpt dit om degekozen afstand tot deze begrenzingslijn vast te houden.

Indien de afstand tot de herkende begrenzingslijn wordt gewijzigd, past hetsysteem zich binnen zeer korte tijd aan en houdt de nieuw gekozen positievast.

ATTENTIEDe systeemfunctie kan beperkt zijn, indien bijvoorbeeld in spoorvorming,op een aflopend wegdek of bij zijwind wordt gereden.

Activering/deactivering

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 181.

De activering resp. deactivering van het systeem kan op een van de volgendemanieren plaatsvinden.› Op het display van het instrumentenpaneel » pagina 51, Menupunt Hulpsys-

temen.› In het infotainment » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wa-

geninstellingen.

In het infotainment kan ook de adaptieve rijstrookgeleiding worden geacti-veerd resp. gedeactiveerd.

Na het uit- en inschakelen van het contact blijft de systeeminstelling behou-den.

Meldingen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 181.

De meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergege-ven.

Lane Assist niet beschikbaar. Geen sensorzicht.

De voorruit is vervuild, bevroren of beslagen in het cameragebied. De voorruitschoonmaken resp. het obstakel verwijderen.

Lane Assist momenteel niet beschikbaar.

De werking van het systeem is door een tijdelijke storing beperkt. Probeer hetsysteem opnieuw te activeren.

Storing: Lane Assist

Er is een storing in het systeem aanwezig. De hulp van een specialist inroepen.

Lane Assist: stuur overnemen!

Het systeem heeft herkend dat geen handen op het stuurwiel rusten. In ditgeval is het systeem niet gereed voor een ingreep. De handen op het stuurwielleggen.

1) Geldt niet voor wagens met filehulp » pagina 185.

182 Rijden

Page 186: B8 Superb OwnersManual

Hulpsysteem voor "dodehoekcontrole"

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 183Rijsituaties en waarschuwingen 184Activering/deactivering 185Meldingen 185

Het hulpsysteem voor "dodehoekcontrole" (hierna alleen nog systeem ge-noemd) maakt op wagens opmerkzaam die in dezelfde richting op de naastge-legen rijstrook rijden en in de zogenaamde dode hoek zitten.

De "dode hoek" is een gebied dat noch via de buitenspiegel nog direct vanuitde wagen goed zichtbaar is.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ Het hogere veiligheidsaanbod door het systeem mag geen aanleiding zijntot het nemen van grotere risico's - gevaar voor ongevallen!

ATTENTIEHet systeem is onderhevig aan natuurkundige en door het systeem bepaal-de grenzen. Daarom kan het systeem in de volgende situaties een wagenop de naastliggende rijstrook mogelijkerwijze vertraagd of helemaal nietopmerken. De verantwoordelijkheid voor het wisselen van rijstrook ligt al-tijd bij de bestuurder.■ Als er een wagen met zeer hoge snelheid nadert.■ Bij het rijden door een bijzonder scherpe bocht of op een rotonde.

Werking

Afbeelding 213Inbouwplaats van de radarsen-soren

Lees en bekijk eerst op bladzijde 183.

Het systeem controleert met de radarsensoren bij een snelheid boven circa 15km/h het gebied naast en achter de wagen. Tegelijkertijd worden de afstanden het snelheidsverschil tussen uw wagen en de andere wagens in het gecon-troleerde gebied gemeten.

Wordt er een wagen in het gebied van de "dode hoek" herkend, verwijst hetsysteem naar deze wagen door het controlelampje in de buitenspiegel.

RadarsensorenDe radarsensoren (hierna alleen nog sensoren genoemd) zitten onder de ach-terbumper » Afbeelding 213 en zijn van buitenaf niet zichtbaar.

De sensoren controleren tijdens het rijden in een normaal brede rijstrook denaastliggende rijstrook links en rechts.

SysteembeperkingHet systeem is niet in staat om met de sensoren de concrete rijstrookbreedtete herkennen. Daarom kan een waarschuwing in bijvoorbeeld de volgende ge-vallen worden gegeven.› Als er op een rijbaan met smalle rijstroken of bij de fietsstrook wordt gere-

den, kan het systeem op een voertuig reageren dat niet direct op de naast-liggende rijstrook rijdt.

› Bij het rijden door een bocht kan het systeem op een voertuig in verder gele-gen rijstrook reageren.

› Het systeem kan op andere voorwerpen op de wegrand, zoals bijvoorbeeldhoge vangrails, geluidsschermen enz. reageren.

183Hulpsystemen

Page 187: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE■ Bij een ongeval resp. achterschade kan de sensor beschadigd en eventu-eel versteld worden. Dit kan de werking van de sensor beïnvloeden - ge-vaar voor ongevallen! De wagen door een specialist laten controleren.■ Het bereik vóór en rondom de sensor mag niet door voorwerpen zijn af-gedekt. Daardoor zou de systeemwerking beperkt kunnen worden.

■ Sneeuw, ijs en soortgelijke hindernissen vóór en rondom de sensor ver-wijderen.

Rijsituaties en waarschuwingen

Afbeelding 214 Rijsituatie / controlelampje in linkerbuitenspiegel verwijstnaar de rijsituatie

Afbeelding 215 Rijsituatie / controlelampje in rechterbuitenspiegel ver-wijst naar de rijsituatie

Lees en bekijk eerst op bladzijde 183.

In de volgende rijsituaties verwijst het controlelampje in de buitenspiegel naareen herkend voertuig in de "dode hoek".› Uw wagen » Afbeelding 214 B wordt door voertuig A ingehaald.› Uw wagen » Afbeelding 215 C haalt wagen D in met een snelheid die maxi-

maal 10 km/h hoger is. Is de snelheid tijdens het inhalen nog hoger, dan volgter geen waarschuwing via het controlelampje.

De waarschuwingsmelding gebeurt altijd in de buitenspiegel aan de wagenzij-de waar een wagen in de "dode hoek" wordt herkend.

Het moment waarop het controlelampje naar een wagen in de "dode hoek"verwijst » Afbeelding 214, is afhankelijk van het snelheidsverschil tussen debeide wagens. Des te groter het snelheidsverschil is, des te vroeger verschijntde waarschuwing via het controlelampje.

Twee waarschuwingsniveausHet controlelampje brandt.› Een wagen is in de "dode hoek" herkend.

Het controlelampje knippert.› Een wagen is in de "dode hoek" herkend en het knipperlicht is ingeschakeld.

Aanvullende waarschuwing bij wagens met Lane AssistHet controlelampje knippert ook dan, als het stuurwiel in de richting van dewagen in de "dode hoek" is verdraaid. Daarvoor moet Lane Assist » pagina 180zijn geactiveerd en de begrenzingslijnen tussen de wagens herkend zijn.

Als in dit geval uw wagen de begrenzingslijn passeert, wijst het systeem daar-op door het stuurwiel kort te laten trillen.

Let opDe helderheid van het controlelampje is afhankelijk van de instelling van dewagenverlichting. Bij ingeschakeld dim- of grootlicht is de helderheid van hetcontrolelampje minder.

184 Rijden

Page 188: B8 Superb OwnersManual

Activering/deactivering

Lees en bekijk eerst op bladzijde 183.

De activering resp. deactivering van het systeem kan op een van de volgendemanieren plaatsvinden.› Op het display van het instrumentenpaneel » pagina 51, Menupunt Hulpsys-

temen.› In het infotainment » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wa-

geninstellingen.

Na het uit- en inschakelen van het contact blijft het systeem, afhankelijk vande laatste instelling, geactiveerd resp. gedeactiveerd.

Let opBij de systeemactivering gaan de controlelampjes in de beide buitenspiegelskort branden.

Meldingen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 183.

De meldingen gelden voor zowel de assistent voor "dodehoekcontrole" alsookvoor de uitparkeerhulp en verschijnen op het display in het instrumentenpa-neel.

Uitparkeerhulp/ Blind Spot nu niet beschikbaar.

Het systeem is om een onbekende reden niet beschikbaar.

Stoppen, de motor afzetten en weer starten.

Als na het starten van de motor de melding opnieuw verschijnt, dan contactopnemen met een specialist.

Storing: uitparkeerhulp/ Blind Spot Assist

Er is een storing in het systeem aanwezig. De hulp van een specialist inroepen.

Uitparkeerh./Blind Spot niet beschikb. Geen sensorzicht.

De sensoren zijn vervuild of afgedekt.

Stoppen, de motor afzetten, het gedeelte vóór en rondom de sensor reinigenresp. het afdekkende voorwerp verwijderen.

Als na het starten van de motor de melding opnieuw verschijnt, dan contactopnemen met een specialist.

Aanhangwagen: uitparkeerh./Blind Spot niet besch.

Is bij een wagen met af fabriek ingebouwde trekhaak een aanhangwagen resp.een ander accessoire aangekoppeld, dan is het systeem niet beschikbaar.

Filehulp

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 185Voorwaarden voor werking 186

De filehulp helpt bij snelheden onder circa 60 km/h, de wagen binnen de rijst-rook te houden en tegelijk de afstand tot de voorligger aan te houden.

Met het systeem kunnen alleen wagen met automatische versnellingsbak zijnuitgerust.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ De bestuurder moet de handen altijd aan het stuurwiel houden en gereedzijn om de besturing van de wagen zelf over te nemen (accelereren of rem-men).

Let opHet systeem is met name bedoeld voor gebruik op snelwegen.

Werking

Lees en bekijk eerst op bladzijde 185.

De filehulp is een aanvulling van de systemen Lane Assist » pagina 180 en ACC» pagina 167 en maakt gebruik van de functies van deze beide systemen.

Om deze reden moeten ook de hoofdstukken over de systemen Lane Assisten ACC zorgvuldig worden gelezen en de daarin vermelde veiligheidsaanwij-zingen in acht worden genomen.

185Hulpsystemen

Page 189: B8 Superb OwnersManual

Voorwaarden voor werking

Lees en bekijk eerst op bladzijde 185.

Het systeem kan werken als aan de volgende basisvoorwaarden wordt vol-daan.

Lane Assist is geactiveerd en de begrenzingslijn aan ten minste een zijdevan de rijstrook wordt herkend » pagina 180.ACC is geactiveerd en er wordt geregeld » pagina 167.De rijsnelheid lager is dan circa 60 km/h.

De systeemactivering gebeurt automatisch voor zover er aan de bovenge-noemde voorwaarden is voldaan en er een voorligger wordt herkend. In het in-strumentenpaneel brandt het controlelampje .

Hulpsysteem voor noodsituaties

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 186Voorwaarden voor de werking 186

Het hulpsysteem voor noodsituaties (hierna alleen nog systeem genoemd)herkent de inactiviteit van de bestuurder, die bijvoorbeeld door een plotselingbewustzijnsverlies kan worden veroorzaakt. Het systeem neemt vervolgensmaatregelen om de wagen zo veilig mogelijk tot stilstand te vertragen.

Met het systeem kunnen alleen wagen met automatische versnellingsbak zijnuitgerust.

ATTENTIEHet systeem is uitsluitend voor noodsituaties bedoeld, als de bestuurderplotseling niet in staat is om te sturen. Daarom nooit proberen het systeemte "testen" - gevaar voor ongevallen!

Werking

Lees en bekijk eerst op bladzijde 186.

Het hulpsysteem voor noodsituaties is een aanvulling van de systemen LaneAssist » pagina 180 en ACC » pagina 167 en maakt gebruik van de functies vandeze beide systemen.

Om deze reden moeten ook de hoofdstukken over de systemen Lane Assisten ACC zorgvuldig worden gelezen en de daarin vermelde veiligheidsaanwij-zingen in acht worden genomen.

SysteemingreepHerkent het systeem de inactiviteit van de bestuurder, dan maakt het van ditfeit melding door een akoestisch signaal en een melding op het display in hetinstrumentenpaneel. Daarbij houdt het de wagen binnen de rijstrook.

Als de bestuurder ook na herhaalde waarschuwing de besturing niet over-neemt, begint het systeem om de wagen automatisch af te remmen. Nadat dewagen tot stilstand is gekomen, wordt de parkeerrem automatisch ingescha-keld.

Bij automatisch afremmen worden de alarmlichten ingeschakeld, om de ande-re verkeersdeelnemers te waarschuwen.

Let opDe automatische remingrepen kunnen worden afgebroken door het gaspedaalin te trappen of door een stuuringreep.

Voorwaarden voor de werking

Lees en bekijk eerst op bladzijde 186.

Het systeem kan ingrijpen als aan de volgende basisvoorwaarden wordt vol-daan.

Lane Assist is geactiveerd en de begrenzingslijn aan ten minste een zijdevan de rijstrook wordt herkend » pagina 180.ACC is geactiveerd en er wordt geregeld » pagina 167.De rijsnelheid hoger is dan circa 65 km/h.

186 Rijden

Page 190: B8 Superb OwnersManual

Verkeerstekenherkenning

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 187Extra weergave 188Meldingen 188

De verkeerstekenherkenning (hierna alleen nog als systeem benoemd) toontbepaalde verkeerstekens (bijvoorbeeld maximumsnelheden) op het display vanhet instrumentenpaneel en waarschuwt eventueel bij een snelheidsoverschrij-ding.

ATTENTIE■ Het systeem dient alleen als ondersteuning en ontslaat de bestuurderniet van de verantwoording voor het bedienen van de wagen.■ Verticale verkeerstekens hebben altijd voorrang boven de displayweerga-ven. De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor het inschatten van deverkeerssituatie.■ De verkeerstekens kunnen eventueel niet of onjuist door het systeemworden herkend. In dat geval worden de verkeerstekens mogelijk niet ofonjuist weergegeven.■ De snelheidsindicaties in de weergegeven verkeerstekens hebben be-trekking op de snelheidseenheden in het betreffende land. De weergave op het display kan dus afhankelijk van het betreffende land staan voorkm/h of mph.

Let opHet systeem is slechts in enkele landen beschikbaar.

Werking

Afbeelding 216Detectiegebied van de cameravoor de verkeerstekenherken-ning

Afbeelding 217 Display van het instrumentenpaneel: Weergavevoorbeel-den

Lees en bekijk eerst op bladzijde 187.

Beschrijving van de weergaven en getoonde verkeerstekensDisplayweergave » Afbeelding 217

Weergave van herkende verkeerstekens in het menupunt Rijgegev. →Verkeerstekens

Aanvullende weergave (monochroom display)

Aanvullende weergave (kleurendisplay)

Het systeem kan op het display de volgende herkende verkeerstekens weer-geven.› Snelheidsgeboden.› Inhaalverboden.

Daarnaast kunnen nog aanvullende tekens worden weergegeven, bijvoorbeeldbij nat wegdek of verkeerstekens met tijdelijke geldigheid.

187Hulpsystemen

Page 191: B8 Superb OwnersManual

Het systeem werkt met behulp van de informatie die door de camera wordtgedetecteerd en kan alleen verkeerstekens weergeven die zich in het "detec-tiegebied" van de camera bevinden » Afbeelding 216.

De informatie van de camera is aangevuld met informatie uit het infotainment-navigatiesysteem. Daarom kunnen verkeerstekens met snelheidsgeboden ookop weggedeelten zonder verkeerstekens worden weergegeven.

Waarschuwing bij overschrijden van de toegestane snelheidDe waarschuwing bij het overschrijden van de toegestane snelheid kan in hetinfotainment worden geactiveerd en ingesteld (aan de hand van het herkendeverkeersteken) » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstel-lingen.

Modus voor aanhangwagengebruikBij wagens met af fabriek ingebouwde trekhaak is het mogelijk in het infotain-ment de weergave van verkeerstekens, geldig voor het rijden met aanhangwa-gen, in- resp. uit te schakelen en de maximumsnelheid voor het rijden metaanhangwagen in te stellen » Instructieboekje Infotainment, hoofdstuk CAR -Wageninstellingen.

Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk helemaal niet of slechtsbeperkt beschikbaar zijn.› Slecht zicht, bijvoorbeeld mist, stortregen, hevige sneeuwval.› De camera wordt door de zon verblind.› De camera wordt door tegemoetkomend verkeer verblind.› Het "detectiegebied" van de camera wordt door een obstakel beperkt.› Hoge rijsnelheid.› De verkeerstekens zijn gedeeltelijk of volledig verborgen (bijvoorbeeld door

bomen, sneeuw, vuil of andere voertuigen).› De verkeerstekens voldoen niet aan de norm (rond met een rode rand).› De verkeerstekens zijn beschadigd of verbogen.› De verkeerstekens zijn op knipperende neonborden bevestigd.› De verkeerstekens zijn gewijzigd (de navigatiegegevens zijn niet meer actu-

eel).

Extra weergave

Lees en bekijk eerst op bladzijde 187.

Indien het menupunt Verkeerstekens momenteel niet wordt weergegeven» Afbeelding 217 op pagina 187 - , wordt het verkeersteken met de snel-heidsbeperking in het bovenste displaygedeelte weergegeven » Afbeelding217 op pagina 187 - , .

Indien tegelijkertijd meerdere verkeerstekens worden herkend, wordt op hetkleurendisplay ook het volgende verkeersteken gedeeltelijk weergegeven - .Alle herkende verkeerstekens kunnen in het menupunt Verkeerstekens - worden weergegeven.

De extra weergave kan in het infotainment worden geactiveerd resp. gedeacti-veerd » Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Meldingen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 187.

De meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergege-ven.

Geen verkeerstekens beschikb.

Er werd geen snelheidsgebod herkend (bijvoorbeeld op een snelweg zondersnelheidsgeboden).

Storing: verkeerstekenherkenning

Er is een storing in het systeem aanwezig. De hulp van een specialist inroepen.

Verkeerstekenherkenning: voorruit schoonmaken!

De voorruit is vervuild, bevroren of beslagen in het cameragebied. De voorruitschoonmaken resp. het obstakel verwijderen.

Verkeerstekenherkenning is momenteel beperkt.

Het infotainment navigatiesysteem levert geen gegevens. Controleren of ac-tuele kaartgegevens worden gebruikt resp. de wagen bevindt zich in een ge-bied waarvoor geen navigatiegegevens beschikbaar zijn.

Vermoeidheidsherkenning

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Werking 189Meldingen 189

De vermoeidheidsherkenning (hierna alleen systeem genoemd) adviseert debestuurder een rustpauze in te lassen, als op basis van het stuurgedrag ver-moeidheidsverschijnselen bij de bestuurder worden herkend.

188 Rijden

Page 192: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE■ Voor de rijvaardigheid is steeds de bestuurder verantwoordelijk. Nooitgaan rijden indien u zich moe voelt.■ Het systeem kan mogelijk niet alle situaties herkennen waarin een rust-pauze nodig is.■ Tijdens lange ritten moeten daarom regelmatig voldoende lange rustpau-zes worden ingelast.■ Bij een zogenaamde microslaap vindt geen waarschuwing plaats.

Let op■ In enkele rijsituaties kan het systeem de rijstijl verkeerd beoordelen en daar-door onterecht een pauze-advies geven (bijvoorbeeld bij een sportieve rijstijl,onder ongunstige weersomstandigheden of bij een slecht wegdek).■ Het systeem is met name bedoeld voor gebruik op snelwegen.

Werking

Lees en bekijk eerst op bladzijde 189.

Vanaf het begin van de rit analyseert het systeem het stuurgedrag. Als tijdenshet rijden veranderingen in het rijgedrag optreden die door het systeem alsmogelijke vermoeidheidsverschijnselen worden geanalyseerd, wordt een pau-ze-advies gegeven.

Het systeem analyseert het stuurgedrag en adviseert een pauze bij snelhedenvan 65 km/h tot 200 km/h.

Het systeem herkent een pauze als aan een van de volgende voorwaarden isvoldaan.› Er wordt gestopt en het contact wordt uitgeschakeld.› Er wordt gestopt, de veiligheidsgordel wordt afgedaan en het bestuurder-

sportier geopend.› Er wordt langer dan 15 minuten gestopt.

Indien aan geen van deze voorwaarden wordt voldaan of als de rijstijl niet ver-andert, wordt door het systeem na 15 minuten nog een keer een rustpauze ge-adviseerd.

Het systeem kan in het infotainment worden geactiveerd resp. gedeactiveerd» Instructieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Meldingen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 189.

Op het display in het instrumentenpaneel verschijnt gedurende enkele secon-den het symbool en de volgende melding.

Vermoeidheid herkend. Pauze a.u.b.VERMOEIDHEID HERKEND PAUZE AUB

Daarbij klinkt er een akoestisch signaal.

Bandenspanningscontrole

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bandenspanningswaarden opslaan en infotainmentweergave 190

De bandenspanningscontrole (hierna alleen systeem genoemd) controleert debandenspanning tijdens het rijden.

Bij een verandering van de bandenspanning gaat het controlelampje in hetinstrumentenpaneel branden en klinkt er een akoestisch signaal.

Informatie over de handelwijze bij de weergave van een wijziging van de ban-denspanning » pagina 37.

Het systeem kan alleen dan goed werken als de banden de voorgeschrevenbandenspanning hebben en deze bandenspanningswaarden in het systeemzijn opgeslagen.

ATTENTIE■ Voor de juiste bandenspanningen is altijd de bestuurder verantwoordelijk.De bandenspanning moet regelmatig worden gecontroleerd » pagina 224.■ Het systeem kan bij een zeer snel teruglopende bandenspanning nietwaarschuwen, bijvoorbeeld bij een klapband.

189Hulpsystemen

Page 193: B8 Superb OwnersManual

Bandenspanningswaarden opslaan en infotainmentweergave

Afbeelding 218Toets voor opslaan van banden-spanningswaarden / voorbeeldvan displayweergave: Het sys-teem meldt een verandering vande bandenspanning linksvoor

Lees en bekijk eerst op bladzijde 189.

Handelwijze bij het opslaan van de bandenspanningswaarden› Alle banden tot de voorgeschreven bandenspanning oppompen.› Het contact inschakelen.› Het infotainment inschakelen.› De toets in het infotainment en vervolgens op het display na elkaar de

functietoetsen , Wagenstatus indrukken.› Met de functietoetsen het menupunt Bandencontrole kiezen.› De functietoets SET» Afbeelding 218 drukken.

Verder de op het display te verschijnen aanwijzingen opvolgen.

Een melding op het display informeert over het opslaan van de bandenspan-ningswaarden.

De bandenspanningswaarden moeten altijd in het systeem worden opgesla-gen als een van de volgende punten aan de orde is.› Wijziging van de bandenspanning.› Wisselen van een of meerdere wielen.› Positiewijziging van een wiel op de wagen.› Controlelampje in het instrumentenpaneel gaat branden.

ATTENTIEVóór het opslaan van de bandenspanningswaarden moeten de banden totde voorgeschreven bandenspanning worden opgepompt » pagina 224. Bijhet opslaan van onjuiste bandenspanningswaarden kan het systeem mo-gelijkerwijze ook bij een te lage bandenspanning geen waarschuwing ge-ven.

VOORZICHTIGDe bandenspanningswaarden moeten elke 10.000 km of 1x per jaar wordenopgeslagen, om een correcte systeemwerking te waarborgen.

Let opBij brandend controlelampje in het instrumentenpaneel kan in het infotain-ment de betreffende band worden weergegeven » Afbeelding 218.

190 Rijden

Page 194: B8 Superb OwnersManual

Trekhaak en aanhangwagen

Trekhaak

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Stang met kogelkop uit- en inzwenken 191Accessoires bevestigen 192

Als uw wagen al af fabriek met een trekhaak of met een trekhaak uit hetŠKODA accessoireprogramma is uitgerust, voldoet deze aan alle technische enwettelijke eisen » pagina 192.

De maximale kogeldruk bedraagt 90 kg.

De gegevens over de kogeldruk op het typeplaatje van de trekhaak zijn slechtstestwaarden. De wagenspecifieke waarde staat in de wagenpapieren vermeld.

ATTENTIE■ Als de trekhaak beschadigd of onvolledig is, mag deze niet worden ge-bruikt.■ Geen veranderingen of aanpassingen aan de trekhaak uitvoeren.

Let op■ Met de trekhaak slepen » pagina 241.■ Indien de trekhaak compleet wordt uitgebouwd, dan moet deze beslist wor-den vervangen door de originele versterking van de achterbumper, waarin ookeen montagegat voor het sleepoog aanwezig is.

Stang met kogelkop uit- en inzwenken

Afbeelding 219 Stang met kogelkop: Uit-/inzwenken

Lees en bekijk eerst op bladzijde 191.

De stang met kogelkop zit in de achterbumper van de wagen.

Naast greep A » Afbeelding 219 zit een controlelampje, dat aangeeft, of destang met kogelkop is vergrendeld - brandt groen, resp. niet vergrendeld is -knippert rood.

Stang met kogelkop uitzwenken› De achterklep openen.› Aan greep A in pijlrichting 1 trekken » Afbeelding 219 » .

De stang met kogelkop zwenkt in pijlrichting 2 naar buiten en het controle-lampje naast de greep knippert rood.

› Greep A langzaam weer laten inschuiven » .› De stang met kogelkop in pijlrichting 2 drukken, tot deze hoorbaar vergren-

delt.

Het controlelampje naast de greep brandt groen.

Stang met kogelkop inzwenken De aanhangwagen moet van de stang met kogelkop worden losgekoppeld.

› De achterklep openen.› Aan greep A in pijlrichting 1 trekken » Afbeelding 219.

De stang met kogelkop wordt ontgrendeld en het controlelampje naast degreep knippert rood.

› Greep A langzaam weer laten inschuiven » .

191Trekhaak en aanhangwagen

Page 195: B8 Superb OwnersManual

› De stang met kogelkop in pijlrichting 3 in de bumper zwenken, tot dezehoorbaar vergrendelt.

Het controlelampje naast de greep brandt groen.

Vergrendeling controlerenVóór elke rit met uitgezwenkte stang met kogelkop moet er worden gecontro-leerd of het controlelampje groen brandt.

Bij onjuist vergrendelde stang met kogelkop knippert het controlelampje rood,na het inschakelen van het contact klinkt er een akoestisch signaal en op hetdisplay in het instrumentenpaneel verschijnt de volgende melding.

Trekhaak controleren!AANHANGWAGENKOPPELING CONTR_

ATTENTIE■ De trekhaak voorzichtig behandelen - gevaar voor verwondingen.■ De trekhaak niet gebruiken zolang het controlelampje niet groen brandt.■ Kan de stang met kogelkop niet goed worden vergrendeld, dan deze nietgebruiken en door een specialist laten controleren.■ De greep A niet manipuleren, zolang een aanhangwagen op de stangmet kogelkop is gekoppeld.■ Bij niet-gebruikte trekhaak de stang met kogelkop altijd in de bumperzwenken.

VOORZICHTIG■ Altijd controleren of de greep A goed in de uitgangsstand zit.■ De trekhaak voorzichtig behandelen - gevaar voor beschadiging van hetzwenkmechanisme.

Accessoires bevestigen

Afbeelding 220Weergave van de maximaal toe-gestane uitsteekmaat van de ko-gelkop van de trekhaak en hettoegestane totaalgewicht van deaccessoires incl. belading afhan-kelijk van het zwaartepunt vande lading

Lees en bekijk eerst op bladzijde 191.

Op de kogelkop van de trekhaak kan een accessoire (bv. fietsendrager) wordenbevestigd.

Bij gebruik van dit accessoire moet er op de maximaal toegestane uitsteek-maat van de kogelkop van de trekhaak en het toegestane totaalgewicht vanhet accessoire incl. belading worden gelet.

De maximaal toegestane uitsteekmaat van de kogelkop van de trekhaak be-draagt 70 cm » Afbeelding 220.

Het toegestane totaalgewicht van het accessoire incl. belading verandert mettoenemende afstand van het zwaartepunt de belasting van de kogelkop vande trekhaak.

Afstand van zwaartepunt van belas-ting van kogelkop

Toegestane totaalgewicht van acces-soire incl. belading

0 cm 90 kg

30 cm 75 kg

60 cm 35 kg

70 cm 0 kg

ATTENTIE■ Het toegestane totaalgewicht van het accessoire incl. belading nooitoverschrijden - gevaar voor beschadiging van de trekhaak.■ De toegestane uitsteekmaat van de kogelkop van de trekhaak nooit over-schrijden - gevaar voor beschadiging van de trekhaak.

Let opWij adviseren het accessoire uit het originele ŠKODA accessoireprogramma tegebruiken.

Aanhangwagen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Aanhangwagen aan- en afkoppelen 193Aanhangwagen beladen 194

192 Rijden

Page 196: B8 Superb OwnersManual

Aanhangwagengebruik 194Alarmsysteem 194

De aanhangwagen kan op de kogelkop van de trekhaak worden aangekoppeld.

Aanhangwagen aan- en afkoppelen

Afbeelding 221Behuizing van 13-polig stopcon-tact, borgoog

Aan- en loskoppelen› De stang met kogelkop uitzwenken » pagina 191.› De aanhangwagen op de kogelkop bevestigen.› De stekker van de aanhangwagenkabel in het 13-polige stopcontact A » Af-

beelding 221 steken.

Als de betreffende aanhangwagen over een 7-polige stekker beschikt, kanvoor de elektrische verbinding een overeenkomstige adapter uit het origineleŠKODA accessoireprogramma worden gebruikt.

› De breekkabel van de aanhangwagen aan bevestigingsoog B vasthaken.

De losbreekkabel van de aanhangwagen moet in alle standen van de aanhang-wagen ten opzichte van de wagen (scherpe bochten, achteruitrijden enz.)doorhangen.

Het loskoppelen gebeurt in omgekeerde volgorde.

BuitenspiegelsAls het verkeer achter de aanhangwagen niet met de gewone buitenspiegelskan worden overzien, moeten er extra buitenspiegels worden geplaatst. Denationale wettelijke voorschriften moeten worden opgevolgd.

KoplampenDe voorzijde van de wagen kan bij aangekoppelde aanhangwagen omhoogko-men en het licht kan andere verkeersdeelnemers verblinden.

De koplampafstelling met de draaiknop voor lichtbundelhoogteverstelling aan-passen » pagina 70, Bediening van verlichtingsfunctie1).

Stroomvoorziening van aanhangwagenstroomnetBij de elektrische verbinding tussen wagen en aanhangwagen wordt het aan-hangwagenstroomnet vanuit de wagen van stroom voorzien.

De stroomvoorziening werkt bij in- en uitgeschakeld contact.

Bij uitgeschakeld contact wordt de accu van de trekkende wagen door inge-schakelde verbruikers ontladen.

Bij geringe laadtoestand van de wagenaccu wordt de stroomvoorziening vanhet aanhangwagenstroomnet onderbroken.

ATTENTIE■ Een verkeerd aangesloten elektrische installatie van de aanhangwagenkan voor ongevallen en zware verwondingen door een stroomstoot zorgen.■ Alle werkzaamheden aan de elektrische installatie mogen alleen door eenspecialist worden uitgevoerd.■ De elektrische installatie van de aanhangwagen nooit direct aansluitenop de elektrische aansluitingen van de achterlichten of andere stroombron-nen.■ Na het aankoppelen van de aanhangwagen en het aansluiten van hetstopcontact moet de werking van de achterlichten van de aanhangwagenop goed functioneren worden gecontroleerd.■ Het borgoog nooit gebruiken voor het afslepen!

VOORZICHTIGEen verkeerd aangesloten elektrische installatie van de aanhangwagen kanvoor functiestoringen in de complete wagenelektronica zorgen.

Let op■ Het maximumvermogen van alle aangesloten verbruikers in het completeaanhangwagenstroomnet mag maximaal circa 350 watt bedragen.■ De kogelkop van de trekhaak zo nodig met een geschikt smeervet behande-len.

1) Geldt niet voor wagens met xenonkoplampen.

193Trekhaak en aanhangwagen

Page 197: B8 Superb OwnersManual

Aanhangwagen beladen

Verdelen van de ladingDe lading op de aanhangwagen zo verdelen, dat zware voorwerpen zo dichtmogelijk bij de aanhangwagenas liggen. De voorwerpen vastzetten, zodat de-ze niet kunnen verschuiven.

Bij een lege wagen en een beladen aanhangwagen is de gewichtsverdelingzeer ongunstig. Als u toch met deze combinatie moet rijden, rijd dan bijzonderlangzaam.

BandenspanningDe bandenspanning van de wagen aanpassen voor "volle belasting" » pagina224.

Aanhangwagengewicht en treingewichtHet toelaatbare aanhangwagengewicht mag in geen geval worden overschre-den » pagina 255, Technische gegevens.

Het vermelde maximum toegestane aanhangwagengewicht geldt alleen voorhoogtes tot 1000 m boven de zeespiegel.

Met toenemende hoogte daalt het motorvermogen en daarbij neem ook hetklimvermogen af. Daarom moet per 1.000 m hoogtetoename het maximaaltoelaatbare gewicht van de combinatie met 10% worden verminderd.

ATTENTIE■ De maximaal toegestane asbelasting en kogeldruk alsmede het toegesta-ne gewicht van de aanhangwagen niet overschrijden - gevaar voor onge-vallen!■ Een onbevestigde lading kan de rijstabiliteit en de rijveiligheid aanzienlijkbeïnvloeden - gevaar voor ongevallen!

Aanhangwagengebruik

RijsnelheidVeiligheidshalve met de aanhangwagen niet sneller dan 100 km/h rijden, alsde trekkende wagen een personenwagen uit de klasse M1 is.

Veiligheidshalve met de aanhangwagen niet sneller dan 80 km/h rijden, als detrekkende wagen een vrachtwagen uit de klasse N1 is.

Meteen snelheid verminderen, zodra u ook maar de minste slingerbewegingvan de aanhangwagen waarneemt. Nooit proberen een slingerende wagenmet aanhangwagen weer "recht te trekken" door te accelereren.

RemmenOp tijd remmen! Bij een aanhangwagen met oplooprem eerst zacht en daarnastevig remmen. Zo voorkomt u remschokken door blokkerende aanhangwa-genwielen.

Voor hellingen bijtijds een lagere versnelling kiezen zodat de motor als remkan fungeren.

ATTENTIEMet de aanhangwagen altijd bijzonder voorzichtig rijden.

VOORZICHTIGBij regelmatig gebruik van een aanhangwagen dient de wagen ook tussen devoorgeschreven service-intervallen in te worden gecontroleerd.

Alarmsysteem

Bij een vergrendelde wagen wordt het alarm geactiveerd, zodra de elektrischeverbinding met de aanhangwagen wordt onderbroken.

Het alarmsysteem altijd uitschakelen, voordat u een aanhangwagen aankop-pelt of loskoppelt » pagina 59.

Voorwaarden voor de opname van een aanhangwagen in het alarmsysteem.De wagen is af fabriek met een alarmsysteem en een trekhaak uitgerust.De aanhangwagen is via het stopcontact voor de aanhangwagen elek-trisch met de trekkende wagen verbonden.De elektrische installatie van de wagen en de aanhangwagen is gebruiks-klaar.De wagen is vergrendeld en het alarmsysteem is ingeschakeld.

VOORZICHTIGAanhangwagens met LED-achterlichten kunnen om technische redenen niet inhet alarmsysteem worden opgenomen.

194 Rijden

Page 198: B8 Superb OwnersManual

Raadgevingen voor het gebruik

Verzorging en onderhoud

Servicewerkzaamheden, aanpassingen en technische wijzigingen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Gebruik van de wagen en afwijkende weersomstandigheden 195Wettelijke controles 195ŠKODA Servicepartner 196De originele ŠKODA onderdelen 196De originele ŠKODA accessoires 196Spoilers 197Componentenbescherming 197Airbags 197Terugname en recycling van oude wagens 198

Bij het uitvoeren van aanpassingen, reparaties of technische wijzigingen aanuw wagen dienen de aanwijzingen en richtlijnen van ŠKODA AUTO a.s. in achtte worden genomen.

De richtlijnen en aanwijzingen worden nageleefd in het belang van de ver-keersveiligheid en de goede technische toestand van uw wagen. De wagenvoldoet ook na het uitvoeren van de aanpassingen, reparaties en technischewijzigingen aan de wettelijke typegoedkeuring.

Vóór de aanschaf van accessoires, onderdelen of het uitvoeren van aanpassin-gen, reparaties of technische wijzigingen aan uw wagen dient altijd advies teworden ingewonnen bij een ŠKODA Partner » pagina 196.

ATTENTIE■ Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden aan uw wagen kunnen storin-gen veroorzaken - gevaar voor ongevallen!■ Wijzigingen van elektronische onderdelen en de bijbehorende softwarekunnen tot storingen leiden. Vanwege de koppeling van elektronische on-derdelen kunnen deze storingen ook direct de werking van systemen be-lemmeren, die er in eerste instantie niet mee te maken hebben. De be-drijfsveiligheid van de wagen kan hierdoor in gevaar komen en er kan eenverhoogde onderdeelslijtage optreden.

Milieu-aanwijzingTechnische documentatie over uitgevoerde wijzigingen dient te worden be-waard om deze later te kunnen overhandigen aan het demontagebedrijf. Opdeze manier wordt een milieuvriendelijke demontage gegarandeerd.

Let op■ Wij adviseren om de aanpassingen, reparaties en technische wijzigingen al-leen door een specialist te laten uitvoeren.■ Schade die is ontstaan door technische wijzigingen zonder voorafgaandetoestemming van de fabrikant is van de garantie uitgesloten » Serviceplan.■ De ŠKODA Partner is niet aansprakelijk voor producten die niet door ŠKODAAUTO a.s. zijn goedgekeurd, hoewel het om producten kan gaan waarbij eenrapport van een officiële technische keuringsdienst of van een overheidsin-stantie is bijgevoegd.■ We raden u aan voor uw wagen alleen goedgekeurde originele ŠKODA acces-soires en originele ŠKODA onderdelen te gebruiken. Hierbij is de betrouwbaar-heid, de veiligheid en geschiktheid voor uw wagen gegarandeerd.■ Originele ŠKODA accessoires en originele ŠKODA onderdelen zijn verkrijgbaarbij de ŠKODA Partners. Deze kunnen ook de montage van de aangekochte on-derdelen vakkundig voor u uitvoeren.

Gebruik van de wagen en afwijkende weersomstandigheden

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

Als de wagen in landen met sterk afwijkende weersomstandigheden wordt ge-bruikt, contact opnemen met een ŠKODA Partner.

Die geeft advies of er bepaalde voorzorgsmaatregelen moeten worden geno-men, om de volledige functionaliteit van de wagen te waarborgen en bescha-digingen te voorkomen.

Het gaat bijvoorbeeld om het verversen van de koelvloeistof, vervangen vande accu en dergelijke.

Wettelijke controles

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

In vele landen bestaan wettelijke regelingen om de bedrijfszekerheid, de ver-keersveiligheid en/of de uitlaatgasemissiewaarden van de wagen regelmatigte laten controleren. Deze controles kunnen door werkplaatsen of testcentraworden uitgevoerd die door de wetgever hiervoor zijn aangewezen.

195Verzorging en onderhoud

Page 199: B8 Superb OwnersManual

De ŠKODA Servicepartners zijn op de hoogte van de wettelijk noodzakelijkecontroles en bereiden uw wagen op verzoek bij een servicebeurt op deze con-troles voor of voeren deze controles voor u uit. De specialisten kunnen zo mo-gelijk op verzoek de vastgelegde controles direct voor u uitvoeren. Dit bete-kent voor u een besparing in tijd en geld.

Ook indien u uw wagen zelf bij een wettelijk erkend deskundige ter controlewilt aanbieden, adviseren wij u van tevoren advies in te winnen bij de servi-ceadviseur van uw ŠKODA Servicepartner.

De serviceadviseur kan u vertellen op welke punten u dient te letten, zodat uwwagen de technische controle probleemloos doorstaat. Zo voorkomt u onnodi-ge uitgaven voor een eventuele herkeuring.

ŠKODA Servicepartner

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

De ŠKODA Servicepartners zijn uitgerust met moderne, speciaal ontwikkeldegereedschappen en apparatuur. Ze beschikken over goed geschoold, vakkun-dig personeel en maken gebruik van het omvangrijke assortiment ŠKODA origi-nele onderdelen en ŠKODA originele accessoires.

Alle ŠKODA Servicepartners werken volgens de nieuwste richtlijnen en aanwij-zingen van ŠKODA AUTO a.s. Alle service- en reparatiewerkzaamheden wordenhierdoor tijdig en vakkundig uitgevoerd. De richtlijnen en aanwijzingen wordennageleefd in het belang van de verkeersveiligheid en de goede technische toe-stand van uw wagen.

De ŠKODA Servicepartners zijn derhalve uitstekend voorbereid om uw wagenvolgens de hoogste kwaliteitseisen te onderhouden. Wij adviseren daarom alleaanpassingen, reparaties en technische wijzigingen aan uw wagen door eenŠKODA Servicepartner te laten uitvoeren.

De originele ŠKODA onderdelen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

Voor uw wagen adviseren wij het gebruik van ŠKODA originele onderdelen,omdat deze onderdelen door ŠKODA AUTO a.s. zijn goedgekeurd en vrijgege-ven. Deze onderdelen voldoen wat betreft uitvoering, maatvoering en materi-aalgebruik exact aan de voorschriften van ŠKODA AUTO a.s. en zijn daarmeeidentiek aan de in de serieproductie gebruikte onderdelen.

ŠKODA AUTO a.s. staat garant voor de veiligheid, betrouwbaarheid en duur-zaamheid van deze onderdelen. Daarom adviseren wij u om alleen ŠKODA ori-ginele onderdelen te gebruiken.

ŠKODA voorziet de markt van een compleet assortiment aan ŠKODA origineleonderdelen - niet alleen zolang een bepaald model geproduceerd wordt, maarnog minstens 15 jaar na beëindiging van de productie wordt de markt voorzienvan slijtage-onderdelen en nog minstens 10 jaar na beëindiging van de produc-tie van alle andere wagenonderdelen.

De ŠKODA Servicepartners zijn conform de wettelijke voorschriften tot 2 jaarna verkoop aansprakelijk voor eventuele gebreken aan ŠKODA originele onder-delen, voor zover in het koopcontract niet iets anders is overeengekomen. Zolang dient u ook het ondertekende garantiebewijs en de rekening voor dezeonderdelen te bewaren, zodat de garantieperiode kan worden aangetoond.

CarrosseriereparatiesŠKODA wagens zijn zo gebouw dat in geval van schade aan de carrosserie al-leen de werkelijk beschadigde onderdelen vervangen hoeven te worden.

Voordat u besluit om carrosseriedelen te laten vervangen, adviseren wij u ombij een specialist na te vragen of deze onderdelen ook gerepareerd kunnenworden. Het repareren van carrosseriedelen is in de meeste gevallen goedko-per.

De originele ŠKODA accessoires

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

Als u uw wagen wilt uitrusten met accessoires dient u op het volgende te let-ten.

Wij adviseren voor uw wagen alleen ŠKODA originele accessoires te gebruiken.Voor deze accessoires staat ŠKODA AUTO a.s. garant voor de betrouwbaar-heid, de veiligheid en de geschiktheid voor uw wagen. Bij gebruik van andereproducten kunnen we de betrouwbaarheid, veiligheid en geschiktheid voor uwwagen niet beoordelen - ook niet als een rapport van een officiële technischekeuringsdienst of van een overheidsinstantie is bijgevoegd.

Alle accessoires doorlopen een uitgebreid proces bij de technische ontwikke-ling (technische controles) en kwaliteitsbeoordelingen (klantbeoordelingen).Alleen als alle tests positief uitvallen, wordt het product een ŠKODA origineelaccessoire.

Bij het aanbod aan ŠKODA originele accessoires hoort ook het deskundig ad-vies en, naar wens, de vakkundige montage.

196 Raadgevingen voor het gebruik

Page 200: B8 Superb OwnersManual

De ŠKODA Servicepartners zijn conform de wettelijke voorschriften tot 2 jaarna verkoop aansprakelijk voor eventuele gebreken aan ŠKODA originele acces-soires, voor zover in het koopcontract niet iets anders is overeengekomen. Zolang dient u ook het ondertekende garantiebewijs en de rekening voor dezeaccessoires te bewaren, zodat de garantieperiode kan worden aangetoond.

Daarnaast kunt u bij de ŠKODA Servicepartners vanzelfsprekend ook terechtvoor onderhoudsproducten en voor alle onderdelen die blootstaan aan natuur-lijke slijtage, zoals bijvoorbeeld banden, accu's gloeilampen en wisserbladen.

Let opDe door ŠKODA AUTO a.s. vrijgegeven accessoires worden via de ŠKODA Part-ners aangeboden in alle landen waarin ŠKODA AUTO a.s. is vertegenwoordigd.Dit aanbod wordt gepresenteerd in de vorm van een gedrukte catalogus metŠKODA originele accessoires, in de vorm van gedrukte folders of door middelvan aanbiedingen van ŠKODA originele accessoires op de internetpagina's vande ŠKODA Partners.

Spoilers

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

Indien uw nieuwe wagen is uitgerust met een spoiler op de voorbumper incombinatie met de spoiler op de achterklep, dienen de volgende aanwijzingente worden opgevolgd.› Om veiligheidsredenen is het noodzakelijk dat een wagen met een spoiler op

de voorbumper altijd is uitgerust met een spoiler op de achterklep.› Een dergelijke spoiler op de voorbumper kan niet alleen of in combinatie met

een ongeschikte spoiler op de achterklep worden gemonteerd.› Eventuele reparaties, het vervangen van, het toevoegen van of het verwijde-

ren van spoilers adviseren wij met een ŠKODA Servicepartner te overleggen.

ATTENTIE■ Ondeskundige uitgevoerde werkzaamheden aan de spoilers van uw wa-gen kunnen functiestoringen tot gevolg hebben - gevaar voor ongevallenen verwondingen!■ Bij het naderhand monteren van een frontspoiler, wieldoppen, enzovoort,moet worden veiliggesteld dat de luchttoevoer naar de voorremmen nietwordt beïnvloed. Anders kunnen de voorste remmen oververhit raken, watde werking van het remsysteem negatief kan beïnvloeden - gevaar voorongevallen!

Componentenbescherming

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

Sommige elektronische onderdelen (bijvoorbeeld het instrumentenpaneel) zijnaf fabriek met een componentenbescherming uitgerust.

De componentenbescherming is als beveiligingsmechanisme voor het volgen-de ontwikkeld.› voor de functiebeperking van af fabriek of bij de Servicepartner ingebouwde

elektronische onderdelen na inbouw in een andere wagen (bijvoorbeeld nadiefstal),

› voor de functiebeperking van buiten de wagen gebruikte elektronische on-derdelen,

› voor een legitieme inbouw of vervanging van elektronische onderdelen bijreparaties bij een specialist.

De geactiveerde componentenbescherming kan gevolgen hebben voor dewerking van het betreffende elektronische onderdeel. De hulp van een specia-list inroepen.

Airbags

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

ATTENTIE■ Aanpassingen, reparaties en technische wijzigingen die ondeskundig zijnuitgevoerd, kunnen schade en functiestoringen veroorzaken en de werkingvan het airbagsysteem negatief beïnvloeden - gevaar voor ongevallen enzware verwondingen!■ Een wijziging aan de wielophanging van de wagen inclusief het gebruikvan niet toegelaten velg-bandcombinaties kan de werking van het airbag-systeem veranderen - gevaar voor ongevallen en zware verwondingen!

ATTENTIEAanwijzingen voor het behandelen van het airbagsysteem■ Nooit uit oude wagens uitgebouwde of uit de recycling voortkomende air-bagonderdelen in de wagen inbouwen.■ Nooit beschadigde airbagdelen in de wagen inbouwen. Dat kan tot gevolghebben dat de airbags in geval van een aanrijding niet juist of helemaal nietwerken.

197Verzorging en onderhoud

Page 201: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE■ Aan de delen van het airbagsysteem mag geen enkele verandering wor-den aangebracht.■ Alle werkzaamheden aan het airbagsysteem evenals het in- en uitbou-wen van onderdelen van het systeem vanwege andere reparatiewerkzaam-heden (bijvoorbeeld het stuurwiel uitbouwen) mogen alleen door een spe-cialist worden uitgevoerd.■ Nooit wijzigingen aan de voorbumper of aan de carrosserie aanbrengen.■ Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de afzonderlijkedelen van het airbagsysteem, omdat dit tot activeren van een airbag kanleiden.■ De beschermende werking van het airbagsysteem is beperkt tot slechtséén ongeval. Als de airbag is geactiveerd, moet het airbagsysteem wordenvervangen.

ATTENTIEHet airbagregelapparaat werkt met de druksensoren die in de voorportie-ren zijn aangebracht. Daarom mogen zowel aan de portieren als aan deportierbekledingen geen aanpassingen (bijvoorbeeld inbouwen van extraluidsprekers) worden uitgevoerd. De hierbij ontstane beschadigingen kun-nen de werking van het airbagsysteem in negatieve zin beïnvloeden. Allewerkzaamheden aan de voorportieren en de portierbekleding mogen alleendoor een specialist worden uitgevoerd. De volgende aanwijzingen moetenworden opgevolgd.■ Nooit met een weggenomen portierbekleding rijden.■ Nooit met de wagen rijden als onderdelen van de portierbekleding zijnverwijderd en de hierdoor ontstane openingen niet correct zijn afgesloten.■ Nooit rijden als de luidsprekers in de portieren werden verwijderd, tenzijde luidsprekeruitsparingen op de juiste wijze werden afgesloten.■ Altijd controleren of de openingen goed zijn afgedekt of zijn opgevuld alser extra luidsprekers of andere uitrustingsdelen in de portierbekleding wor-den ingebouwd.

Terugname en recycling van oude wagens

Lees en bekijk eerst op bladzijde 195.

ŠKODA voldoet aan de eisen voor het merk en zijn producten op het gebiedvan bescherming van milieu en hulpbronnen. Alle nieuwe ŠKODA-wagens zijnvoor 95% recycleerbaar en kunnen aan het einde van hun levensduur koste-loos1) worden teruggegeven.

In veel landen staat een netwerk van verzamelpunten en demontagebedrijventer beschikking om uw wagen terug te nemen. Na de teruggave ontvangt ueen bevestiging die een milieuverantwoorde recycling van de oude wagenwaarborgt.

Let opMeer informatie over terugname en recycling van oude wagens krijgt u bij eenspecialist.

Wagen wassen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Wassen met de hand 199Automatische wasinstallaties 199Wassen met hogedrukreiniger 199

De beste bescherming van de wagen tegen schadelijke milieu-invloeden is dewagen vaak te wassen.

Hoe langer insectenresten, vogelpoep, wegenzout en andere agressieve af-zettingen op de lak blijven zitten, des te schadelijker dit is. Hoge temperatu-ren, bijvoorbeeld door intensieve zonnestraling, versterken de bijtende werk-ing.

Na het einde van het koude jaargetijde moet ook de onderzijde van de wagengrondig worden gereinigd.

1) Onder voorbehoud dat aan de nationale wettelijke bepalingen wordt voldaan.

198 Raadgevingen voor het gebruik

Page 202: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIEWassen van de wagen in de winter: Vocht en ijs in het remsysteem kunneneen nadelig effect op de remwerking hebben - kans op ongevallen!

VOORZICHTIGDe temperatuur van het water mag maximaal 60 °C bedragen, omdat andersde wagen kan worden beschadigd.

Milieu-aanwijzingDe wagen alleen wassen op speciaal daarvoor bedoelde wasplaatsen.

Wassen met de hand

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 199.

Het vuil met veel water inweken en zo goed mogelijk afspoelen.

De wagen met een zachte spons of een washandschoen reinigen. Daarbij vanboven naar beneden werken - te beginnen met het dak.

Voor hardnekkige verontreinigingen moeten speciaal hiervoor bedoelde mid-delen worden gebruikt.

De spons of de washandschoen met korte tussenpozen grondig uitspoelen.

Wielen, dorpels en dergelijke als laatste schoonmaken. Gebruik hiervoor eentweede spons.

De wagen na het wassen grondig afspoelen en drogen met een zeem.

ATTENTIEDe handen en armen beschermen tegen delen met scherpe randen, wan-neer u bijvoorbeeld de onderkant, het uitlaatsysteem, de wieldoppen of debinnenkant van de wielkasten schoonmaakt - gevaar voor verwondingen!

VOORZICHTIG■ De lakoppervlakken van de wagen slechts met lichte druk reinigen.■ De wagen niet in de felle zon wassen - gevaar voor lakschade.

Automatische wasinstallaties

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 199.

Vóór het wassen van de wagen in een automatische wasinstallatie moeten degebruikelijke voorzorgsmaatregelen (sluiten van de ruiten en het schuif-/kan-teldak en dergelijke) worden genomen.

Als uw wagen is voorzien van speciale aanbouwdelen - bijvoorbeeld spoilers,imperiaal, autotelefoonantenne - kunt u het beste vooraf contact opnemenmet de exploitant van de wasinstallatie.

Na het wassen van de wagen in een wasinstallatie met aansluitende conser-vering dienen de ruitenwisserbladen met speciaal hiervoor bedoelde reini-gingsmiddelen te worden gereinigd en ontvet.

VOORZICHTIGVóór het rijden door een wasstraat de buitenspiegels inklappen - gevaar voorbeschadiging.

Wassen met hogedrukreiniger

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 199.

Bij het wassen van de wagen met een hogedrukreiniger moeten de instructiesvoor de hogedrukreiniger worden opgevolgd. Dat geldt vooral voor de druk ende spuitafstand.

Houd een voldoende grote afstand aan tot de sensoren van de parkeerhulp enzachte materialen zoals rubber slangen of isolatiemateriaal.

VOORZICHTIG■ Als de wagen in de winter wordt gewassen, mag de waterstraal niet directop de slotcilinders of op de naden van de portieren, de motorkap of de achter-klep worden gericht - gevaar voor bevriezen.■ De sensoren van de parkeerhulp mogen maar kort worden bespoten en ermoet een minimumafstand van 10 cm worden aangehouden - gevaar voor be-schadiging.■ Bij het wassen van de wagen de waterstraal niet direct op de zwenkbare ko-gelstang of het aanhangwagenstopcontact richten - gevaar voor beschadigingvan de afdichting of het eruit spoelen van het smeervet.

199Verzorging en onderhoud

Page 203: B8 Superb OwnersManual

Let opZie ook wagen met decoratie- en beschermfolie met hogedrukreiniger wassen» pagina 201.

Exterieur verzorgen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Lak van de wagen 200Kunststof delen 201Rubbers 201Chromen delen en geëloxeerde delen 201Decoratie- en beschermfolies 201Ruiten en buitenspiegels 202Koplampglazen 202Cameralens 202Portierslotcilinders 203Conservering van holle ruimten 203Krik 203Wielen 203Bodembeschermlaag 203Ruitenwisserbladen 204

Wij adviseren onderhoudsmiddelen uit het originele ŠKODA accessoirepro-gramma te gebruiken, die bij ŠKODA Partners verkrijgbaar zijn. De gebruiks-voorschriften op de verpakking in acht nemen.

ATTENTIE■ Bij verkeerde toepassing kunnen onderhoudsmiddelen schadelijk zijnvoor de gezondheid.■ Het onderhoudsmiddel altijd veilig bewaren voor personen die niet volle-dig zelfstandig zijn, bijvoorbeeld kinderen - er bestaat gevaar voor vergifti-ging!■ De handen en armen beschermen tegen delen met scherpe randen, wan-neer u bijvoorbeeld de onderkant, het uitlaatsysteem, de wieldoppen of debinnenkant van de wielkasten schoonmaakt - gevaar voor verwondingen!

VOORZICHTIG■ Op het lakoppervlak geen insectensponsjes, ruwe keukensponsjes en derge-lijke gebruiken - gevaar voor beschadiging van de lak.■ Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel kunnen het te reinigen materiaal be-schadigen.

Milieu-aanwijzingGebruikte verpakkingen van onderhoudsmiddelen zijn schadelijk voor het mili-eu. Daarom moeten deze in overeenstemming met de nationale wettelijke be-palingen worden afgevoerd.

Let opVanwege mogelijke problemen bij de reiniging, het vereiste speciale gereed-schap en de noodzakelijke kennis adviseren wij de reiniging van uw wagendoor een ŠKODA Servicepartner te laten uitvoeren.

Lak van de wagen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

ConserverenEen goede conservering beschermt de wagenlak uitgebreid tegen schadelijkemilieu-invloeden.

De wagen moet uiterlijk dan met een hoogwaardig conserveringsmiddel op ba-sis van vaste was worden behandeld, als op de schone lak geen waterdruppelsmeer worden gevormd.

Er kan een nieuwe laag hoogwaardige harde was op de schone lak wordenaangebracht als deze na het wassen goed droog is.

Ook wanneer regelmatig wasconserveringsmiddelen worden toegepast, advi-seren we de lak minstens tweemaal per jaar met harde was te beschermen.

PolijstenAls de lak van uw wagen dof is geworden en als u met conserveringsmiddelengeen glans meer kunt verkrijgen, wordt polijsten aanbevolen.

Als het gebruikte polijstmiddel geen conserverende bestanddelen bevat, moetde lak vervolgens worden geconserveerd.

VOORZICHTIG■ Beschadigingen van de lak direct laten bijwerken.■ Er mag nooit was op de ruiten terechtkomen.

200 Raadgevingen voor het gebruik

Page 204: B8 Superb OwnersManual

■ Mat gelakte delen of kunststof delen mogen niet met polijstmiddelen of vas-te was worden behandeld.■ De lak niet in een stoffige omgeving polijsten - gevaar voor krassen in de lak.■ Geen lakverzorgingsmiddelen op portierrubbers en ruitgeleidingen aanbren-gen.■ Indien mogelijk, geen lakverzorgingsmiddelen op carrosseriedelen aanbren-gen die met portierrubbers en ruitgeleidingen in contact komen.

Kunststof delen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

Kunststof delen met een vochtige doek reinigen.

Als de kunststof delen op deze manier niet volledig schoon worden, hiervoorspecifieke reinigingsmiddelen gebruiken.

VOORZICHTIGGeen lakverzorgingsmiddelen voor de kunststof delen gebruiken.

Rubbers

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

Alle portierrubbers en ruitgeleidingen worden af fabriek behandeld met eenkleurloze matte laklaag waardoor vastvriezen aan gespoten carrosseriedelenen rijgeluiden worden voorkomen.

VOORZICHTIG■ De portierrubbers en ruitgeleidingen niet met onderhoudsmiddelen behan-delen.■ Door een extra behandeling van de afdichtrubbers kan de beschermlak wor-den aangetast en kunnen rijgeluiden optreden.

Chromen delen en geëloxeerde delen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

De chromen delen en geëloxeerde delen eerst met een vochtige doek reinigenen daarna met een zachte droge doek weer glanzend poetsen.

Als de delen op deze manier niet volledig schoon worden, hiervoor bedoeldeonderhoudsmiddelen voor gebruiken.

VOORZICHTIG■ De chromen delen en geëloxeerde delen niet in een stoffige omgeving polijs-ten - gevaar voor oppervlaktekrassen.■ Voor deze delen nooit agressieve reinigingsmiddelen of chemische oplosmid-delen gebruiken - gevaar voor beschadiging.

Decoratie- en beschermfolies

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

De folie met een milde zeepoplossing en schoon, warm water schoonmaken.

Vóór het wassen van de wagen onder hoge druk de volgende aanwijzingenopvolgen.› De minimale afstand tussen de sproeikop en de carrosserie moet 50 cm be-

dragen.› De straal loodrecht op het folie-oppervlak houden.› De maximale watertemperatuur bedraagt 50 °C.› De maximale waterdruk bedraagt 80 bar.

VOORZICHTIG■ Bij de met folie bedekte vlakken nooit agressieve reinigingsmiddelen of che-mische oplosmiddelen gebruiken - gevaar voor beschadiging van de folie.■ Bij de met folie bedekte vlakken nooit vervuilde doeken of sponzen gebrui-ken - er bestaat gevaar voor beschadiging van de folie.■ In de wintermaanden mogen voor het verwijderen van ijs en sneeuw van demet folie bedekte oppervlakken geen ijskrabbers worden gebruikt. Bevrorensneeuwlagen resp. ijs ook niet met andere voorwerpen verwijderen - gevaarvoor beschadiging van de folie.

201Verzorging en onderhoud

Page 205: B8 Superb OwnersManual

Ruiten en buitenspiegels

Afbeelding 222Tankklep: IJskrabber verwijderen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

Sneeuw en ijs verwijderenVoor het verwijderen van sneeuw en ijs van de ruiten en spiegels alleen eenkunststof krabber gebruiken.

De ijskrabber kan aan de binnenzijde van de tankklep zitten.

› De tankklep openen.› De ijskrabber in pijlrichting verwijderen » Afbeelding 222.

Ruiten reinigenDe ruiten met schoon water regelmatig ook aan binnenzijde reinigen.

Glazen oppervlakken met een schone zeem of met een pluisvrije doek drogen.

VOORZICHTIGAanwijzingen voor het verwijderen van sneeuw en ijs■ Om daarbij beschadigingen aan het ruitoppervlak te voorkomen, mag de ijs-krabber niet heen-en-weer bewogen worden, maar slechts in één richting overde ruit worden geschoven.■ Sneeuw of ijs van ruiten en spiegels dat vervuild is met bijvoorbeeld met fijnzand of strooizout niet verwijderen - gevaar voor beschadiging van het ruit-resp. spiegeloppervlak.■ Nooit sneeuw of ijs van de ruiten en spiegels met warm of heet water verwij-deren - gevaar voor scheurvorming in het glas.■ Bij het verwijderen van sneeuw van de ruiten erop letten dat de af fabriek opde wagen aangebrachte stickers niet worden beschadigd.

VOORZICHTIGAanwijzingen voor het reinigen van ruiten■ De binnenzijde van de ruiten niet met scherpe voorwerpen of bijtende ofzuurhoudende schoonmaakmiddelen reinigen - gevaar voor beschadiging vande verwarmingsdraden of ruitantenne.■ Voor het drogen van de ruiten na het wassen van de wagen niet de zeem ge-bruiken die voor het drogen van de carrosserie is gebruikt. Resten van conser-veringsmiddelen op de zeem kunnen de ruiten vuil maken en het zicht vermin-deren.

Koplampglazen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

De kunststof koplampglazen met schoon, warm water en zeep reinigen.

VOORZICHTIG■ De koplampen nooit droog afvegen - gevaar voor beschadiging van de be-schermlak en scheurvorming bij de lampglazen.■ Voor het reinigen van de glazen geen scherpe voorwerpen gebruiken - ge-vaar voor beschadiging van de beschermlak en scheurvorming bij de lampgla-zen.■ Voor het reinigen van de koplampen geen agressieve reinigingsmiddelen ofchemische oplosmiddelen gebruiken - kans op beschadiging van de koplamp-glazen.

Cameralens

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

De lens van de achteruitrijcamera eerst met schoon water vochtig maken envervolgens met een droge doek droogmaken.

De sneeuw met een handveger en het ijs met een ontdooispray van de lensverwijderen.

VOORZICHTIG■ Sneeuw of ijs op de lens niet met warm of heet water verwijderen - er be-staat gevaar voor beschadiging van de lens.■ Bij het schoonmaken van de lens nooit een reinigingsmiddel met een schu-rende werking gebruiken.■ Bij het schoonmaken van de lens nooit met water onder druk of een hoge-drukspuit gebruiken.

202 Raadgevingen voor het gebruik

Page 206: B8 Superb OwnersManual

Portierslotcilinders

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

Voor het ontdooien van portierslotcilinders moeten speciaal hiervoor bedoeldeproducten worden gebruikt.

VOORZICHTIGBij het wassen van de wagen zo veel mogelijk voorkomen dat water in de slot-cilinders binnendringt - gevaar voor het bevriezen van de slotcilinder!

Conservering van holle ruimten

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

Alle aan corrosie blootgestelde holle ruimtes van de wagen zijn af fabriekvoorzien van conserveringswas die permanente bescherming biedt.

Deze conservering hoeft niet te worden gecontroleerd en heeft ook geen na-behandeling nodig.

Als bij hoge temperaturen een beetje was uit de holle ruimtes stroomt, kan ditmet een kunststof spatel worden verwijderd en de vlek met wasbenzine wor-den gereinigd.

ATTENTIEBij het gebruik van wasbenzine voor het verwijderen van was moeten deveiligheids- en milieuvoorschriften in acht worden genomen - brandgevaar!

Krik

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

De krik is onderhoudsvrij.

Indien noodzakelijk dienen de beweegbare onderdelen van de krik met eengeschikt smeervet te worden gesmeerd.

Wielen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

VelgenBij het regelmatig wassen van de wagen moeten ook de velgen grondig wor-den gewassen.

Strooizout en remstof regelmatig verwijderen, anders wordt het velgmateriaalaangetast.

Lichtmetalen velgenNa een grondige wasbeurt de velgen behandelen met een beschermingsmid-del voor lichtmetalen velgen.

Bij het behandelen van velgen geen middel gebruiken dat lakschade aan develgen zou kunnen veroorzaken.

VOORZICHTIG■ Een beschadiging van de laklaag van de velgen direct laten bijwerken.■ Sterke vervuiling op de wielen kan tot onbalans van de wielen leiden. Dit kanleiden tot trillingen die op het stuurwiel worden overgebracht en onder be-paalde omstandigheden tot voortijdige slijtage van de stuurinrichting kunnenleiden. Daarom is het nodig dat dit vuil wordt verwijderd.

Bodembeschermlaag

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

De onderzijde van de wagen is tegen chemische en mechanische invloedenbeschermd.

Tijdens het rijden kunnen beschadigingen van de beschermlaag niet wordenuitgesloten.

Wij adviseren de beschermlaag van de bodem en het onderstel - het bestevoor begin en na afloop van het koude jaargetijde - te laten controleren.

ATTENTIENooit een bodembeschermlaag of corrosiewerend middel op uitlaten, kata-lysatoren, roetfilters of hitteschilden aanbrengen. Als de motor op bedrijfs-temperatuur is, kunnen deze middelen ontsteken - brandgevaar!

203Verzorging en onderhoud

Page 207: B8 Superb OwnersManual

Ruitenwisserbladen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 200.

De ruitenwisserbladen regelmatig met een ruitenreiniger schoonmaken. Bijsterke vervuiling, bijvoorbeeld door insectenresten, moeten de ruitenwisser-bladen met een spons of een doek worden schoongemaakt.

De ruitenwisserbladen kunnen bijvoorbeeld door wasresten van automatischewasinstallaties vervuild zijn.

Interieur verzorgen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Natuurleder 204Kunstleder, stof en alcantara® 205Stoffen bekleding 205Veiligheidsgordels 206

Wij adviseren onderhoudsmiddelen uit het originele ŠKODA accessoirepro-gramma te gebruiken, die bij ŠKODA Partners verkrijgbaar zijn. De gebruiks-voorschriften op de verpakking in acht nemen.

ATTENTIE■ Bij verkeerde toepassing kunnen onderhoudsmiddelen schadelijk zijnvoor de gezondheid.■ Het onderhoudsmiddel altijd veilig bewaren voor personen die niet volle-dig zelfstandig zijn, bijvoorbeeld kinderen - er bestaat gevaar voor vergifti-ging!■ Bij hoge interieurtemperaturen kunnen in het interieur aangebrachte par-fumeurs en luchtverfrissers schadelijk voor de gezondheid worden.

VOORZICHTIG■ Kleding beslist controleren op kleurechtheid, om beschadigingen of zichtbareverkleuringen op de stof (leer), bekledingen en bekledingsstoffen te voorko-men.■ Verse vlekken zoals van balpen, inkt, lippenstift, schoenpoets enzovoort zosnel mogelijk van de stof (leer), de bekledingen en bekledingsstoffen verwijde-ren.

■ Geen parfumeurs en luchtverfrissers op het dashboard aanbrengen - gevaarvoor beschadiging van het dashboard.■ Geen stickers op de verwarmingsdraden of ruitantenne plakken - gevaar voorbeschadiging.■ De hemelbekleding niet met een borstel reinigen - gevaar voor beschadigingvan het bekledingoppervlak.■ Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel kunnen het te reinigen materiaal be-schadigen.■ Reinigings- en onderhoudsmiddel uiterst dun aanbrengen.

Milieu-aanwijzingGebruikte verpakkingen van onderhoudsmiddelen zijn schadelijk voor het mili-eu. Daarom moeten deze in overeenstemming met de nationale wettelijke be-palingen worden afgevoerd.

Let opVanwege mogelijke problemen bij de reiniging, het vereiste speciale gereed-schap en de noodzakelijke kennis adviseren wij de reiniging van uw wagendoor een ŠKODA Servicepartner te laten uitvoeren.

Natuurleder

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 204.

Het leder moet, afhankelijk van het gebruik, regelmatig worden gereinigd enverzorgd.

Stof en vuil in de poriën en plooien veroorzaken schuurschade aan het opper-vlak en leiden tot het vroegtijdig hard worden van het leeroppervlak. Daarommoeten deze regelmatig met korte tussenpozen met een doek of stofzuigerworden verwijderd.

Vervuilde leeroppervlakken met een met water vochtig gemaakte katoenen ofwollen doek schoonmaken en vervolgens met een droge doek afdrogen » .

Sterk vervuilde plaatsen met een doek en een milde zeepoplossing (2 eetle-pels neutrale zeep op 1 liter water) reinigen.

Voor het verwijderen van vlekken speciaal hiervoor bestemde reinigingsmid-delen gebruiken.

Het leder met regelmatige tussenpozen met een geschikt lederverzorgings-middel behandelen en na elke reiniging een verzorgende crème met UV-be-scherming en impregneereffect gebruiken.

204 Raadgevingen voor het gebruik

Page 208: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ Let erop dat het leer nergens te nat wordt en dat er geen water in de nadensijpelt! Het leer zou dan bros kunnen worden en gaan scheuren.■ Langdurig parkeren in de brandende zon voorkomen om verkleuring van hetleer te voorkomen. Indien de wagen langere tijd buiten wordt geparkeerd hetleder tegen directe zonnestraling beschermen door de wagen af te dekken.■ Het gebruik van een extra mechanisch stuurslot kan beschadigingen van hetleren oppervlak van het stuurwiel tot gevolg hebben.■ Enkele kledingstoffen, zoals donkere jeansstof, hebben deels onvoldoendekleurechtheid. Hierdoor kunnen op de bekleding van stoelzittingen beschadi-gingen of duidelijk zichtbare verkleuringen ontstaan, ook bij normaal gebruik.Dit geldt met name voor lichte bekledingsstoffen. Het gaat daarbij niet om eengebrek aan de stof van de bekleding, maar om onvoldoende kleurechtheid vanhet kledingtextiel.■ Scherpe voorwerpen van kledingstukken, zoals ritssluitingen, knopen, scher-pe gespen en sieraden kunnen blijvende krassen of schaafplekken in het op-pervlak achterlaten of deze beschadigen. Een dergelijke beschadiging kan la-ter niet als een terechte klacht worden erkend.

Let opBij het gebruik van de wagen kunnen in de leren bekleding optische verande-ringen ontstaan (bijvoorbeeld vouwen of kreuken) als gevolg van de belastingvan de bekleding.

Kunstleder, stof en alcantara®

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 204.

KunstleerHet kunstleer met een vochtige doek reinigen.

Indien het kunstleer op deze wijze niet volledig schoon is geworden, dient eenmilde zeepoplossing of een hiervoor geschikt reinigingsmiddel te worden ge-bruikt.

StoffenBekledingsstoffen en stoffen bekledingen van portieren, bagageruimteafdek-king enzovoort met speciale reinigingsmiddelen, bijvoorbeeld droogschuim,reinigen.

Hierbij kan een zachte spons, een borstel of een microvezeldoek worden ge-bruikt.

Voor het reinigen van de hemelbekleding alleen een doek en een speciaal hier-voor bestemd reinigingsmiddel gebruiken.

Lussen in bekledingsstoffen en stofresten met een borstel verwijderen.

Hardnekkige haren met een "reinigingshandschoen" verwijderen.

Alcantara®

Stof en vuildeeltjes in poriën, plooien en naden kunnen schuren en het opper-vlak beschadigen. Daarom moeten deze regelmatig met korte tussenpozenmet een doek of stofzuiger worden verwijderd.

Lichte verkleuringen door het gebruik zijn normaal.

VOORZICHTIG■ Voor Alcantara® geen oplosmiddelen, boenwas, schoenpoets, vlekkenverwij-deraar, leerreiniger en dergelijke gebruiken.■ Langdurig parkeren in de brandende zon voorkomen om verkleuring vankunstleer, stof resp. alcantara® te vermijden. Indien de wagen langere tijd bui-ten wordt geparkeerd het kunstleer, de stof resp. alcantara® beschermen doorde wagen af te dekken.■ Enkele kledingstoffen, zoals donkere jeansstof, hebben deels onvoldoendekleurechtheid. Hierdoor kunnen op de bekleding van stoelzittingen beschadi-gingen of duidelijk zichtbare verkleuringen ontstaan, ook bij normaal gebruik.Dit geldt met name voor lichte bekledingsstoffen. Het gaat daarbij niet om eengebrek aan de stof van de bekleding, maar om onvoldoende kleurechtheid vanhet kledingtextiel.

Stoffen bekleding

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 204.

Elektrisch verwarmde stoelenVoor het reinigen van de bekleding speciaal hiervoor bestemde reinigingsmid-delen, bijvoorbeeld droogschuim en dergelijke, gebruiken. » .

Stoelen zonder stoelverwarmingDe stoelbekleding vóór het reinigen grondig met een stofzuiger zuigen.

De stoelbekleding met een vochtige doek of met speciaal hiervoor bestemdereinigingsmiddelen reinigen.

Ingedrukte plaatsen die in de bekleding ontstaan door dagelijks gebruik kun-nen met een licht vochtige borstel door tegen de vleug in te borstelen wordenverwijderd.

205Verzorging en onderhoud

Page 209: B8 Superb OwnersManual

Altijd volledige bekledingdelen behandelen, zodat geen zichtbare randen ont-staan. Vervolgens de stoel volledig laten drogen.

VOORZICHTIG■ De stoffen van de stoelen met elektrische stoelverwarming niet met waterof andere vloeistoffen reinigen - gevaar voor beschadiging van de stoelverwar-ming.■ Stof van de stoelbekleding regelmatig met een stofzuiger opzuigen.■ Elektrisch verwarmde stoelen mogen na het reinigen niet door het inschake-len van de verwarming worden gedroogd.■ Niet op natte stoelen gaan zitten - gevaar voor vervorming van de bekleding.■ De stoelen altijd "van naad tot naad" reinigen.

Veiligheidsgordels

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 204.

Vervuilde veiligheidsgordels met een milde zeepoplossing schoonmaken.

Grof vuil met een zachte borstel verwijderen.

ATTENTIE■ De veiligheidsgordels mogen voor het schoonmaken niet worden uitge-bouwd.■ Veiligheidsgordels nooit chemisch reinigen omdat chemische reinigings-middelen het materiaal kunnen beschadigen.■ De veiligheidsgordels mogen niet met bijtende vloeistoffen (zuren en der-gelijke) in contact komen.■ De gordels moeten volledig droog zijn voordat ze worden opgerold.

Controleren en bijvullen

Brandstof

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Benzine en diesel tanken 207Loodvrije benzine 208Dieselbrandstof 209

Aan de binnenzijde van de tankklep staat de voor de wagen voorgeschrevenbrandstof vermeld » Afbeelding 223 op pagina 207.

ATTENTIE■ De nationale wettelijke bepalingen met betrekking tot de omgang metbrandstof in acht nemen.■ Altijd de aanwijzingen voor de bediening van de tankinstallatie in acht ne-men.■ Tijdens het tanken niet roken en geen mobiele telefoon gebruiken.■ De brandstoffen resp. de brandstofdampen zijn explosief - er bestaat le-vensgevaar!

VOORZICHTIG■ De brandstoftank nooit helemaal leegrijden! Door de onregelmatige brand-stoftoevoer kan de verbranding overslaan - er is gevaar voor beschadiging vanonderdelen van de motor en van het uitlaatsysteem.■ Gemorste brandstof direct van de wagenlak verwijderen - gevaar voor lak-schade.■ Indien de wagen in een ander land is verkocht dan waarvoor de wagen is ge-produceerd, dient te worden gecontroleerd of in het betreffende land de doorde fabrikant voorgeschreven brandstof wordt aangeboden. Eventueel dient teworden gecontroleerd of de fabrikant in het betreffende land niet een anderebrandstof voorschrijft. Indien geen voorgeschreven brandstof beschikbaar is,dient te worden gecontroleerd of de fabrikant het gebruik van een anderebrandstof toestaat.

206 Raadgevingen voor het gebruik

Page 210: B8 Superb OwnersManual

Benzine en diesel tanken

Afbeelding 223 Tankklep openklappen / tankdop eruit draaien / tankdopop de tankklep steken

Afbeelding 224Brandstofvulopening bij wagensmet dieselmotor

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 206.

Tanken is mogelijk wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan.De wagen is ontgrendeld.De motor en het contact zijn uitgeschakeld.De interieurvoorverwarming en -ventilatie is uitgeschakeld » pagina 129.

› Op de tankklep in pijlrichting 1 drukken » Afbeelding 223.› De klep in pijlrichting 2 openklappen.› De tankdop in pijlrichting 3 draaien.› De tankdop verwijderen en in de uitsparing in pijlrichting 4 op de tankklep

steken.› Het vulpistool tot de aanslag in de brandstofvulopening steken en tanken.

Als het vulpistool voor de eerste keer uitschakelt, is de brandstoftank vol » .

› Het vulpistool uit de brandstofvulopening nemen en weer op de pomp aan-brengen.

› De tankdop op de brandstofvulopening plaatsen en tegen de pijlrichting 3in draaien tot deze vastklikt.

› De tankklep sluiten tot deze vergrendelt.

Controleren of de tankklep goed gesloten is.

Beveiliging tegen tanken van verkeerde brandstof bij wagens metdieselmotorDe brandstofvulopening bij wagens met dieselmotor kan worden uitgerustmet een beveiliging tegen tanken van verkeerde brandstof » Afbeelding 224.Door deze beveiliging kan bij het tanken alleen een vulpistool voor diesel wor-den gebruikt.

Indien het dieselvulpistool niet correct in de vulopening zit, moet deze metlichte druk heen en weer worden bewogen tot het vulpistool naar binnenschuift.

ATTENTIEAanwijzingen voor het vullen van de jerrycan■ De jerrycan nooit in de wagen vullen.■ De jerrycan nooit op de wagen plaatsen.■ De jerrycan altijd op de grond neerzetten.■ Bij het meenemen van een jerrycan moeten de wettelijke voorschriften inacht worden genomen.■ Om veiligheidsredenen adviseren wij geen jerrycan mee te nemen. Bij eenongeval zou de jerrycan kunnen worden beschadigd en zou de brandstoferuit kunnen lopen - brandgevaar!

VOORZICHTIG■ Zodra het correct bediende automatische vulpistool de eerste keer afslaat, isde brandstoftank vol. Het vullen niet voortzetten.■ Indien brandstof uit de jerrycan wordt bijgevuld, langzaam en voorzichtig tewerk gaan - gevaar voor vlekken op de carrosserie.■ De diameter van het dieselvulpistool kan in enkele landen identiek zijn aanhet benzinevulpistool. In deze landen dient de beveiliging tegen tanken vanverkeerde brandstof door een specialist te worden uitgebouwd.

Let opDe tankinhoud bedraagt circa 66 liter, waarvan 6 liter reserve.

207Controleren en bijvullen

Page 211: B8 Superb OwnersManual

Loodvrije benzine

Aan de binnenzijde van de tankklep staat de voor de wagen voorgeschrevenbrandstof vermeld.

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 206.

De wagen kan alleen worden gebruikt met loodvrije benzine die aan de normEN 2281) voldoet.

In alle benzinemotoren kan benzine met een aandeel van maximaal 10% bio-ethanol (E10) worden gebruikt.

Loodvrije benzine 95/min. 92 resp. 93 RONWe adviseren loodvrije benzine met octaangetal 95 RON te gebruiken. Het iseveneens mogelijk om loodvrije benzine RON 92 resp. 93 te tanken. Dit zorgtechter voor een gering vermogensverlies en een iets hoger brandstofverbruik.

Loodvrije benzine min. 95 RONLoodvrije benzine 95 RON of hoger gebruiken.

In noodgevallen kan benzine RON 91, 92 resp. 93 worden getankt. Dit zorgtechter voor een gering vermogensverlies en een iets hoger brandstofverbruik.De rit daarna slechts voortzetten met matige toerentallen en een minimalemotorbelasting » .

Zo snel mogelijk weer benzine met het voorgeschreven octaangetal tanken.

Loodvrije benzine 98/(95) RONWe adviseren loodvrije benzine met octaangetal 98 RON of hoger te gebrui-ken. Er kan ook loodvrije benzine RON 95 worden getankt, maar dit zorgt vooreen gering vermogensverlies en een en iets hoger brandstofverbruik .

In noodgevallen kan benzine RON 91, 92 resp. 93 worden getankt. Dit zorgtechter voor een gering vermogensverlies en een iets hoger brandstofverbruik.De rit daarna slechts voortzetten met matige toerentallen en een minimalemotorbelasting » .

Zo snel mogelijk weer benzine met het voorgeschreven octaangetal tanken.

Brandstoftoevoegingen (additieven)Loodvrije benzine conform de norm EN 2281) voldoet aan alle voorwaardenvoor een probleemloos draaien van de motor. Daarom adviseren wij u geenbrandstoftoevoegingen (additieven) aan de brandstof toe te voegen. Dit kanleiden tot zware schade aan motoronderdelen en het uitlaatsysteem.

VOORZICHTIG■ Reeds een tankvulling met benzine die niet aan de norm voldoet, kan al totzware schade aan het uitlaatsysteem leiden.■ Als u per ongeluk een andere brandstof dan loodvrije benzine volgens bo-vengenoemde normen (bijvoorbeeld gelode benzine) hebt getankt, de motorniet starten of het contact inschakelen. Dit kan zware schade aan de motorveroorzaken.

VOORZICHTIG■ Als benzine met een lager dan voorgeschreven octaangetal wordt gebruikt,niet met hoge motortoerentallen rijden. Een grote motorbelasting kan de mo-toronderdelen zwaar beschadigen.■ Benzine met een lager octaangetal dan 91 RON mag zelfs in noodgevallenniet worden getankt, anders bestaat er gevaar voor motorschade.

VOORZICHTIGIn geen geval mogen er metaalhoudende brandstoftoevoegingen worden ge-bruikt, met name mangaan en ijzer zijn zeer schadelijk. Anders bestaat er ge-vaar voor zware schade aan motoronderdelen of het uitlaatsysteem.

VOORZICHTIGEr mogen geen brandstoffen metaalhoudende brandstoftoevoegingen, bij-voorbeeld LRP (lead replacement petrol) worden gebruikt. Anders bestaat ergevaar voor zware schade aan motoronderdelen of het uitlaatsysteem.

1) In Duitsland ook DIN 51626-1 resp. E10 voor loodvrije benzine met octaangetal 95 en 91 of DIN 51626-2resp. E5 voor loodvrije benzine met octaangetal 95 en 98.

208 Raadgevingen voor het gebruik

Page 212: B8 Superb OwnersManual

Let op■ Loodvrije benzine met een hoger octaangetal dan voorgeschreven kan zon-der beperkingen worden gebruikt.■ Bij wagens waarvoor loodvrije benzine 95/min. 92 resp. 93 RON wordt voor-geschreven, zorgt het gebruik van benzine met een hoger octaangetal dan 95RON niet voor een merkbare vermogenstoename of een lager brandstofver-bruik.■ Bij wagens waarvoor loodvrije benzine min. 95 RON wordt voorgeschreven,kan het gebruik van benzine met een hoger octaangetal dan 95 RON voor eenvermogenstoename en een lager brandstofverbruik zorgen.

Dieselbrandstof

Aan de binnenzijde van de tankklep staat de voor de wagen voorgeschrevenbrandstof vermeld.

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 206.

De wagen kan alleen worden gebruikt met dieselbrandstof die aan de normEN 5901) voldoet.

In alle dieselmotoren kan dieselbrandstof met een aandeel van maximaal 7%biodiesel (B7)2) worden gebruikt.

Voor India geldt dat de wagen alleen kan worden gebruikt met dieselbrand-stof die aan de norm IS 1460/Bharat IV voldoet. Indien geen dieselbrandstofbeschikbaar is die aan deze norm voldoet, kan in noodgevallen dieselbrandstofworden getankt die aan de norm IS 1460/Bharat III voldoet.

Winterse omstandigheden - WinterdieselIn het koude jaargetijde "winterdiesel" gebruiken die nog tot -20 °C vollediggeschikt is voor gebruik.

In landen met andere klimatologische omstandigheden wordt meestal diesel-brandstof aangeboden die andere temperatuureigenschappen bezit. DeŠKODA Partner en de tankstations zijn op de hoogte van de in het betreffendeland gebruikte dieselbrandstoffen.

Brandstoffilter-voorverwarmingDe wagen is uitgerust met een brandstoffilter-voorverwarmingssysteem. Doordit systeem is de betrouwbaarheid van de dieselolie tot ongeveer -24 °C ge-waarborgd.

Dieseltoevoegingen (additieven)De dieselbrandstof volgens de aangegeven normen voldoet aan alle voorwaar-den een probleemloos draaien van de motor. Daarom adviseren wij u geenbrandstoftoevoegingen (additieven) aan de dieselbrandstof toe te voegen. Ditkan leiden tot zware schade aan motoronderdelen en het uitlaatsysteem.

VOORZICHTIG■ Slechts een keer tanken van dieselbrandstof die niet voldoet aan de voorge-schreven norm kan al tot beschadiging van onderdelen van de motor, hetbrandstofsysteem en het uitlaatsysteem leiden.■ Als u per ongeluk een andere brandstof dan dieselolie volgens bovenge-noemde normen (bijvoorbeeld benzine) hebt getankt, niet de motor starten ofhet contact inschakelen! Dit kan zware schade aan de motor veroorzaken.■ Water in het brandstoffilter kan leiden tot motorstoringen.

VOORZICHTIG■ De wagen is niet aangepast voor het gebruik van biobrandstof RME, daarommag deze brandstof niet worden getankt en gebruikt. Het gebruik van bio-brandstof RME kan zware schade veroorzaken aan de motor of het brandstof-systeem.■ Aan de dieselbrandstof geen additieven, zogenaamde "vloeiverbeteraars"(benzine en dergelijke) toevoegen. Dit kan leiden tot zware schade aan moto-ronderdelen en het uitlaatsysteem.

AdBlue® en het bijvullen ervan

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Tank en peilcontrole 210AdBlue® bijvullen 211

1) In Duitsland ook DIN 51628, in Oostenrijk ÖNORM C 1590, in Rusland GOST R 52368-2005 / EN 590:2004.2) In Duitsland overeenkomstig de norm DIN 52638, in Oostenrijk ÖNORM C 1590, in Frankrijk EN 590.

209Controleren en bijvullen

Page 213: B8 Superb OwnersManual

Om de schadelijke uitstoot bij wagens met dieselmotor en SCR-katalysator tereduceren, wordt in het uitlaatsysteem vóór de katalysator een ureumoplos-sing - AdBlue® ingespoten.

Bij wagens met het AdBlue®-inspuitsysteem zit aan de binnenzijde van detankklep een aanwijzing over de inbouwplaats van de AdBlue®-tankvulope-ning en over de minimale AdBlue®-bijvulhoeveelheid, die bij te laag AdBlue®-peil moet worden bijgevuld.

AdBlue®-verbruikHet AdBlue®-verbruik bedraagt circa 0,8 - 1,2 l/1000 km.

Het AdBlue®-verbruik is afhankelijk van de rijstijl, de bedrijfstemperatuur vanhet systeem en van de weersomstandigheden.

Aanwijzingen voor het bewaren van AdBlue®

› AdBlue® alleen in de afgesloten originele verpakking op een veilige plek be-waren.

› De verpakking altijd buiten bereik van kinderen bewaren.› De verpakking nooit blootstellen aan directe zonnestraling en temperaturen

boven 30 °C.

Aanwijzingen voor reinigen› Als er AdBlue® op gespoten wagendelen, kleding en tapijt is gekomen, deze

plekken met een vochtige doek en veel koud water afspoelen.› Gekristalliseerde AdBlue® met warm water en een spons verwijderen.

StoringindicatieBij een systeemstoring verschijnt in het instrumentenpaneel het controlesym-bool en de betreffende melding » pagina 41.

ATTENTIE■ AdBlue® is een bijtende en etsende oplossing, die de huid, ogen en adem-halingsorganen kan verwonden!■ Bij oog- of huidcontact met AdBlue® de betrokken plaatsen direct min-stens gedurende 15 minuten met water afspoelen en onmiddellijk een artsopzoeken.■ Bij inslikken van AdBlue® minstens 15 minuten lang de mond met waterspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken.

VOORZICHTIG■ Verpakking met AdBlue® niet continu in de wagen meevoeren - gevaar voorbeschadiging van het interieur.■ Nooit water of een ander additief aan AdBlue® toevoegen.

Let op■ De AdBlue®-oplossing bevriest bij temperaturen van -11 °C en lager. Het sys-teem beschikt over een verwarming om de werking bij lage temperatuur te ga-randeren.■ Wij adviseren u AdBlue®-navulflesssen uit het originele ŠKODA accessoire-programma te gebruiken.■ AdBlue® is een geregistreerd handelsmerk van VDA. AdBlue® is ook bekendals AUS 32 (Aqueous Urea Solution) of DEF (Diesel Exhaust Fluid).

Tank en peilcontrole

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 210.

TankVoor AdBlue® is in de wagen een aparte tank aanwezig, waarvan de vulpijp Anaast de tankdop zit » Afbeelding 225 op pagina 211.

De AdBlue®-tankinhoud bedraagt circa 13 liter.

Peil controlerenHet AdBlue®-peil wordt automatisch gecontroleerd.

Wanneer de afgelegde afstand waarmee nog met de aanwezige voorraad Ad-Blue® in de tank kan worden gereden is afgenomen tot ca. 2400 km, verschij-nen in het instrumentenpaneel het controlelampje en een oproep tot hetbijvullen van AdBlue®.

In het instrumentenpaneel verschijnt eveneens een melding over de minimaleen de maximale AdBlue®-bijvulhoeveelheid » .

Als de afgelegde afstand waarmee nog met de aanwezige voorraad AdBlue® inde tank kan worden gereden zakt tot 0 km, dan is starten van de motor nietmogelijk.

De afstand, die nog met de aanwezige AdBlue®-tankinhoud kan worden gere-den, kan middels de rijgegevens worden bepaald » pagina 45.

VOORZICHTIG■ De AdBlue®-tank nooit overvullen - gevaar voor beschadiging van delen vande wagen!■ De AdBlue®-tank nooit helemaal leegrijden!

210 Raadgevingen voor het gebruik

Page 214: B8 Superb OwnersManual

AdBlue® bijvullen

Alleen AdBlue® gebruiken, die voldoet aan de norm ISO 22241-1.

Afbeelding 225 Tankklep openklappen / tankdop eruit draaien / tankdopop de tankklep steken

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 210.

Let bij het bijvullen van AdBlue® op de in het instrumentenpaneel aangegevenminimum- en maximumhoeveelheid bij te vullen AdBlue® » pagina 41.

Wij adviseren, AdBlue® door een specialist te laten bijvullen. Zo nodig kunt uhet zelf middels een navulfles of een vulpistool bij een tankstation bijvullen.

Wij adviseren u, voor het bijvullen met een navulfles navulflessen van ŠKODAoriginele onderdelen te gebruiken.

Voor het bijvullen› Voor het bijvullen van AdBlue® een plaats met een vlakke ondergrond kiezen.› Het contact uitschakelen.› Op de tankklep in pijlrichting 1 drukken » Afbeelding 225.› De klep in pijlrichting 2 openklappen.› Dop voor AdBlue®-vulpijp in pijlrichting 3 draaien en in pijlrichting 4 in de

uitsparing aan de tankklep steken.

Bijvullen› AdBlue® door de vulopening A vanuit de navulfles (volgens de aanwijzingen

op de navulfles) bijvullen » .

of

› AdBlue® door de vulopening A met het vulpistool bijvullen » .

Na het bijvullen› Na het bijvullen van AdBlue® de dop op de vulpijp steken en tegen de pijlrich-

ting 3 in draaien, totdat de dop goed is vergrendeld.› De tankklep sluiten tot deze vergrendelt.

Voordat u verder rijdt› Na het bijvullen van AdBlue® alleen het contact inschakelen en gedurende

minstens 30 s ingeschakeld laten, zodat de navulling door het systeem kanworden herkend.

Pas dan de motor starten.

VOORZICHTIGDe AdBlue®-tank is vol, wanneer er geen AdBlue® meer uit de navulflesstroomt resp. zodra het volgens de voorschriften bediende vulpistool voor deeerste keer afslaat. Niet doorgaan met het bijvullen van AdBlue®.

Motorruimte

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Motorkap openen en sluiten 213Overzicht motorruimte 213Koelluchtventilator 214Ruitensproeierinstallatie 214

ATTENTIEBij werkzaamheden in de motorruimte kan gevaar voor ongevallen enbrand ontstaan. Daarom moeten de onderstaand weergegeven waarschu-wingen en de algemene veiligheidsregels beslist in acht worden genomen.De motorruimte van de wagen is een gevaarlijk gebied!

ATTENTIEAanwijzingen voordat er wordt begonnen met werkzaamheden in de mo-torruimte■ De motor afzetten en de sleutel uit het contact trekken.■ Parkeerrem inschakelen.■ Bij wagens met schakelbak de versnellingshendel in de neutraalstandplaatsen.

211Controleren en bijvullen

Page 215: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE (vervolg)■ Bij wagens met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand Pplaatsen.■ De motor laten afkoelen.■ De motorkap nooit openen als u ziet dat er stoom of koelvloeistof uit demotorruimte komt - gevaar voor verbranding! Wachten totdat er geenstoom of koelvloeistof meer naar buiten komt.

ATTENTIEAanwijzingen voor werkzaamheden in de motorruimte■ Alle personen, in het bijzonder kinderen, van de motorruimte verwijderdhouden.■ Nooit in de koelluchtventilator grijpen, zolang de motor warm is. De koel-luchtventilator kan plotseling worden ingeschakeld!■ Geen hete motoronderdelen aanraken - gevaar voor verbranding!

ATTENTIEAanwijzingen voor werkzaamheden in de motorruimte bij draaiende motor■ Met name op draaiende motoronderdelen, bijvoorbeeld geribde riem, dy-namo, koelluchtventilator letten - levensgevaar!■ Nooit de elektrische bedrading van het ontstekingssysteem aanraken.■ Kortsluiting in de elektrische installatie voorkomen, vooral bij de accu.■ Sieraden, losse kledingstukken en lange haren altijd uit de buurt houdenvan de draaiende delen van de motor - levensgevaarlijk! Vóór aanvang vande werkzaamheden sieraden verwijderen, lange haren opsteken en allekledingstukken nauw laten aansluiten.

ATTENTIEAanwijzingen voor werkzaamheden aan het brandstofsysteem of aan deelektrische installatie■ Altijd de accu van de wagen losmaken van de elektrische installatie.■ Niet roken.■ Nooit in de buurt van open vuur werken.■ Altijd een werkende brandblusser binnen handbereik hebben.

ATTENTIE■ De informatie en waarschuwingen op de verpakkingen van bedrijfsvloei-stoffen lezen en opvolgen.■ De bedrijfsvloeistoffen in gesloten originele verpakkingen veilig bewarenvoor personen die niet volledig zelfstandig zijn, bijvoorbeeld kinderen.■ Nooit bedrijfsvloeistoffen over de hete motor gieten - brandgevaar.■ Wanneer er onder de wagen moet worden gewerkt, moet de wagen te-gen wegrollen zijn beveiligd en met passende steunbokken goed wordenondersteund, de krik is hiervoor onvoldoende - gevaar voor verwondingen!

VOORZICHTIGAlleen bedrijfsvloeistoffen bijvullen die aan de voorgeschreven specificatiesvoldoen. Anders zijn ernstige storingen en motorschade het gevolg!

Milieu-aanwijzingVanwege de milieuvriendelijke afvoer van bedrijfsvloeistoffen, het vereistespeciale gereedschap en de noodzakelijke kennis adviseren wij de bedrijfs-vloeistoffen van uw wagen door een specialist te laten vervangen.

Let op■ Bij onduidelijkheden over de bedrijfsvloeistoffen een specialist raadplegen.■ Bedrijfsvloeistoffen met de juiste specificatie kunnen uit het origineleŠKODA accessoireprogramma resp. uit het originele ŠKODA onderdelenpro-gramma worden besteld.

212 Raadgevingen voor het gebruik

Page 216: B8 Superb OwnersManual

Motorkap openen en sluiten

Afbeelding 226 Motorkap openen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 211.

Motorkap openen› Het bestuurdersportier openen.› Aan de ontgrendelingshendel onder het dashboard in pijlrichting 1 trekken

» Afbeelding 226.

Voor het optillen van de motorkap controleren of de ruitenwisserarmen nietvan de voorruit zijn weggeklapt, omdat er in dat geval schade aan de motorkapkan ontstaan.

› De ontgrendelingshendel in pijlrichting 2 drukken.

De klep wordt ontgrendeld.

› De motorkap zo ver openen tot deze door de gasdrukveren wordt openge-houden.

Motorkap sluiten› De motorkap zo ver omlaagtrekken tot de kracht van de gasdrukveren is

overwonnen.› De motorkap vanaf een hoogte van circa 20 cm met een vlotte beweging

sluiten.

Controleren of de motorkap goed gesloten is en eveneens controleren of ophet display van het instrumentenpaneel geen wagen met geopende motorkapwordt weergegeven » pagina 44.

ATTENTIE■ Als u tijdens het rijden merkt dat de kap niet goed is vergrendeld, stopdan direct en sluit de motorkap - gevaar voor ongevallen!■ Erop letten dat bij het sluiten van de motorkap geen lichaamsdelen wor-den ingeklemd - gevaar voor verwondingen!

Overzicht motorruimte

Afbeelding 227 Principeafbeelding: Motorruimte

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 211.

Indeling van de motorruimte » Afbeelding 227Koelvloeistofexpansiereservoir 217Motoroliepeilstok 215Motorolievulopening 216Remvloeistofreservoir 218Accu (onder een afdekking) 219Ruitensproeiervloeistofreservoir 214

Let opDe indeling van de motorruimte is bij alle benzine- en dieselmotoren praktischgelijk.

A

B

C

D

E

F

213Controleren en bijvullen

Page 217: B8 Superb OwnersManual

Koelluchtventilator

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 211.

De koelluchtventilator wordt door een elektromotor aangedreven. De werkingvindt plaats afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur.

ATTENTIENadat het contact is uitgeschakeld, kan de koelluchtventilator ook bij uit-geschakeld contact nog circa 10 minuten verder draaien.

Ruitensproeierinstallatie

Afbeelding 228 Ruitensproeiervloeistofreservoir

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 211.

Afhankelijk van het motortype zit het ruitensproeiervloeistofreservoir A of Bin de motorruimte van de wagen » Afbeelding 228.

De reinigingsvloeistof is voor de reiniging van de voorruit resp. achterruit en dekoplampen bedoeld.

De vulhoeveelheid van het reservoir A bedraagt circa 3,1 liter, bij wagens metkoplampsproeiers circa 4,7 liter.

De inhoud van het reservoir B bedraagt circa 3,7 liter.

Gewoon water is niet voldoende om de ruiten en de koplampen intensief tereinigen. Wij adviseren daarom schoon water met een ruitenreiniger uit hetprogramma aan originele ŠKODA accessoires te gebruiken om het vastzittendevuil te verwijderen (in de winter met antivries).

Ook als de wagen verwarmde ruitensproeiers heeft, moet in de winter toch al-tijd antivries aan de sproeiervloeistof worden toegevoegd.

Als er geen ruitenreiniger met antivries beschikbaar is, kan ook spiritus wor-den gebruikt. Het percentage spiritus mag daarbij niet meer dan 15% bedra-gen. De bescherming tegen bevriezing is bij deze concentratie slechts vol-doende tot -5 °C.

VOORZICHTIG■ In geen geval mag u de ruitensproeiervloeistof mengen met antivries voor deradiateur of andere middelen.■ Als de wagen met koplampsproeiers is uitgerust, mag aan de sproeiervloei-stof alleen een reinigingsmiddel worden toegevoegd dat de polycarbonaatcoating van de koplampen niet aantast.■ Bij het bijvullen van de vloeistof niet de zeef uit het ruitensproeiervloeistof-reservoir verwijderen, omdat de vloeistofslangen anders vervuild kunnen ra-ken en er storingen aan de ruitensproeierinstallatie kunnen optreden.

Motorolie

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Specificatie 215Oliepeil controleren 215Bijvullen 216

Af fabriek is de motor met een kwalitatief hoogwaardige olie gevuld, die - be-halve in extreem koude klimaatzones - het hele jaar kan worden gebruikt.

Motoroliën worden continu doorontwikkeld. Alle gegevens in dit instructie-boekje komen overeen met de stand van de gegevens ten tijde van het terperse gaan van deze brochure.

De ŠKODA Servicepartners worden door de fabrikant over actuele wijzigingengeïnformeerd. Daarom adviseren wij om het verversen van de olie door eenŠKODA Servicepartner uit te laten voeren.

De hierna aangegeven specificaties (VW-normen) kunnen afzonderlijk of incombinatie met andere specificaties op de verpakking staan.

De motorolie moet bij de voorgeschreven service-intervallen worden ververst» pagina 51.

214 Raadgevingen voor het gebruik

Page 218: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIEDe motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werkzaam-heden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwijzingenbeslist te worden opgevolgd » pagina 211.

VOORZICHTIGAan de motorolie geen extra additieven toevoegen - gevaar voor ernstigeschade aan de motor.

Let op■ Voor een langere rit adviseren wij motorolie overeenkomstig de specificatievoor uw wagen mee te nemen.■ Wij adviseren u oliën uit het originele ŠKODA accessoireprogramma te ge-bruiken.■ Als uw huid met motorolie in contact is gekomen, dan dient u uw huid vervol-gens grondig te wassen.

Specificatie

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 215.

Wagens met variabele service-intervallen

Benzinemotoren Specificatie

1,4 l/92 kW TSI VW 503 00, VW 504 00

1,4 l/110 kW TSI

VW 504 001,8 l/132 kW TSI

2,0 l/162, 206 kW TSI

Dieselmotoren Specificatie

1,6 l/88 kW TDI CRVW 507 00

2,0 l/110, 130, 140 kW TDI CR

Wagens met vaste service-intervallen

Benzinemotoren Specificatie

1,4 l/92 kW TSI VW 501 01, VW 502 00

1,4 l/110 kW TSI

VW 502 001,8 l/132 kW TSI

2,0 l/162, 206 kW TSI

Dieselmotoren Specificatie

1,6 l/88 kW TDI CRVW 507 00

2,0 l/110, 130, 140 kW TDI CR

Bij dieselmotoren zonder roetfilter kan optioneel de motorolie VW 505 01 wor-den gebruikt.

VOORZICHTIG■ In een noodgeval kan er een andere motorolie worden bijgevuld. Om motor-schade te vermijden mag tot de volgende olieverversing slechts max. 0,5 l mo-torolie met de volgende specificatie worden bijgevuld:

■ bij benzinemotoren: ACEA A3/ACEA B4 of API SN, (API SM);■ bij dieselmotoren: ACEA C3 of API CJ-4.

Oliepeil controleren

Afbeelding 229 Principeafbeelding: Oliepeilstok

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 215.

De oliepeilstok geeft het motoroliepeil aan.

Oliepeilstok » Afbeelding 229Het oliepeil moet in dit gebied liggen.

De olie kan worden gecontroleerd en bijgevuld wanneer aan de volgende voor-waarden is voldaan.

De wagen staat op een horizontale ondergrond.De motorbedrijfstemperatuur is bereikt.De motor is afgezet.De motorkap is geopend.

A

215Controleren en bijvullen

Page 219: B8 Superb OwnersManual

Peil controleren› Een paar minuten wachten tot de motorolie in de carterpan is terugge-

stroomd.› De oliepeilstok verwijderen.› De oliepeilstok met een schone doek afvegen en tot aan de aanslag weer

erin schuiven.› De oliepeilstok weer uittrekken en het oliepeil aflezen.› De oliepeilstok weer erin schuiven.

De motor verbruikt een kleine hoeveelheid olie. Afhankelijk van de rijstijl en degebruiksomstandigheden kan het olieverbruik tot circa 0,5 l per 1.000 km be-dragen. Tijdens de eerste 5.000 km kan het olieverbruik ook daarboven liggen.

Het oliepeil moet regelmatig worden gecontroleerd.

Bij een te laag oliepeil verschijnt op het display van het instrumentenpaneelhet controlesymbool en de betreffende melding » pagina 40. Zo snel moge-lijk het oliepeil via de peilstok controleren. De benodigde hoeveelheid olie bij-vullen.

VOORZICHTIG■ Het oliepeil mag in geen geval boven of onder het gebied A » Afbeelding229 liggen - gevaar voor beschadiging van de motor en het uitlaatsysteem.■ Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van motorolie niet mo-gelijk is, niet verder rijden! De motor afzetten en de hulp van een specialistinroepen.■ Indien het oliepeil boven het gebied A ligt, niet verder rijden! De motorafzetten en de hulp van een specialist inroepen.

Bijvullen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 215.

› De dop van de motorolievulopening losdraaien » Afbeelding 227 op pagina213.

› De voorgeschreven olie met telkens 0,5 liter per keer bijvullen » pagina 215.› Het oliepeil controleren » pagina 215.› De dop van de motorolievulopening weer zorgvuldig vastdraaien.› De peilstok tot de aanslag erin schuiven.

Koelvloeistof

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Peil controleren 217Bijvullen 217

De koelvloeistof zorgt voor de koeling van de motor.

Deze bestaat uit water en antivries en additieven, die het koelsysteem tegencorrosie beschermen en kalkafzetting voorkomen.

De hoeveelheid antivries in de koelvloeistof moet minimaal. 40% bedragen.

De hoeveelheid antivries in de koelvloeistof kan tot maximaal 60% wordenverhoogd.

De correcte mengverhouding tussen het water en de antivries moet eventueeldoor een specialist worden gecontroleerd en eventueel worden hersteld.

De aanduiding van de koelvloeistof is op het koelvloeistofexpansiereservoiraangegeven » Afbeelding 230 op pagina 217.

ATTENTIEDe motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werkzaam-heden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwijzingenbeslist te worden opgevolgd » pagina 211.■ De koelvloeistof is schadelijk voor de gezondheid.■ Contact met de koelvloeistof vermijden.■ De dampen van de koelvloeistof zijn schadelijk voor de gezondheid.■ Nooit de vuldop van het koelvloeistofexpansiereservoir openen, zolangde motor warm is. Het koelsysteem staat onder druk!■ De vuldop bij het openen met een grote doek afdekken om gezicht, han-den en armen tegen hete damp of hete koelvloeistof te beschermen.■ Als u koelvloeistofspatten in de ogen hebt gekregen, spoel de ogen dandirect met schoon water en consulteer zo snel mogelijk een arts.■ De koelvloeistof altijd in de originele verpakking veilig bewaren voor per-sonen die niet volledig zelfstandig zijn, bijvoorbeeld kinderen - er bestaatgevaar voor vergiftiging!■ Bij het inslikken van koelvloeistof zo snel mogelijk een arts raadplegen.■ Nooit bedrijfsvloeistoffen over de hete motor gieten - brandgevaar.

216 Raadgevingen voor het gebruik

Page 220: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van koelvloeistof nietmogelijk is, niet verder rijden! De motor afzetten en de hulp van een specia-list inroepen.■ Bij een leeg expansiereservoir geen koelvloeistof bijvullen. Daardoor zou erlucht in het systeem kunnen komen - gevaar voor motorschade, niet verderrijden! De motor afzetten en de hulp van een specialist inroepen.■ Het percentage antivries in de koelvloeistof mag nooit lager zijn dan 40%.■ Bij een percentage antivries van meer dan 60% neemt de bescherming te-gen bevriezing af evenals de koelende werking.■ Antivries die niet voldoet aan de voorgeschreven specificatie kan de be-scherming tegen corrosie aanzienlijk verminderen.■ De door corrosie ontstane storingen kunnen tot verlies van koelvloeistof enaansluitend daarop tot ernstige motorschade leiden.■ Geen koelvloeistof bijvullen tot boven de markering A » Afbeelding 230 oppagina 217.■ Bij een storing die tot oververhitting van de motor leidt, moet de hulp vaneen specialist worden ingeroepen - er bestaat gevaar voor ernstige motor-schade.■ Verstralers en andere aanbouwdelen voor de luchttoevoer verslechteren dekoelwerking van de koelvloeistof.■ De radiateur nooit afdekken - gevaar voor een oververhitte motor.

Let opBij wagens die met een extra verwarming (interieurvoorverwarming en -venti-latie) zijn uitgerust, is de koelvloeistofvulhoeveelheid circa 1 l groter.

Peil controleren

Afbeelding 230Koelvloeistofexpansiereservoir

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 216.

Het koelvloeistofexpansiereservoir bevindt zich in de motorruimte.

Koelvloeistofexpansiereservoir » Afbeelding 230Markering voor het hoogst toegelaten koelvloeistofpeilMarkering voor het laagst toegelaten koelvloeistofpeil

Het koelvloeistofpeil moet tussen de markeringen A en B staan.

De koelvloeistof kan worden gecontroleerd en bijgevuld wanneer aan de vol-gende voorwaarden is voldaan.

De wagen staat op een horizontale ondergrond.De motor is afgezet.De motor is koud.De motorkap is geopend.

Peil controleren› Het koelvloeistofpeil op het koelvloeistofexpansiereservoir controleren » Af-

beelding 230.

Bij bedrijfswarme motor kan het controleresultaat onnauwkeurig zijn. Het peilkan ook boven de markering A » Afbeelding 230 staan.

Bij een te laag koelvloeistofpeil verschijnt in het instrumentenpaneel het con-trolesymbool en de betreffende melding » pagina 40. Toch raden wij aanhet koelvloeistofpeil regelmatig via het reservoir te controleren.

Verlies van koelvloeistofKoelvloeistofverlies wordt meestal door lekkages in het koelsysteem veroor-zaakt. Het is niet voldoende alleen koelvloeistof bij te vullen. Het koelsysteemdirect door een specialist laten controleren.

Bijvullen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 216.

In het koelvloeistofexpansiereservoir moet altijd een geringe hoeveelheidkoelvloeistof aanwezig zijn » pagina 217, in alinea Inleiding voor het onder-werp.

› Een doek op de dop van het koelvloeistofexpansiereservoir leggen en de dopvoorzichtig losschroeven.

› Koelvloeistof bijvullen.› De dop vastdraaien, totdat deze hoorbaar vergrendelt.

A

B

217Controleren en bijvullen

Page 221: B8 Superb OwnersManual

Als in geval van nood niet de voorgeschreven koelvloeistof beschikbaar is,geen andere antivries bijvullen. In dit geval eerst alleen water gebruiken. Dejuiste mengverhouding met de voorgeschreven antivries zo snel mogelijk weerdoor een specialist laten herstellen.

Alleen nieuwe koelvloeistof bijvullen.

Remvloeistof

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Peil controleren 218Specificatie 218

Het remvloeistofreservoir bevindt zich in de motorruimte » Afbeelding 231 oppagina 218.

ATTENTIE■ De motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werk-zaamheden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwij-zingen beslist te worden opgevolgd » pagina 211.■ Geen oude remvloeistof gebruiken. Anders kan de werking van het rem-systeem nadelig beïnvloed worden - gevaar voor ongevallen!

VOORZICHTIG■ Als het koelvloeistofpeil onder de "MIN"-markering is gedaald » Afbeelding231 op pagina 218, niet verder rijden - gevaar voor ongevallen! De hulp vaneen specialist inroepen.■ De remvloeistof tast de lak van de wagen aan.

Let op■ De remvloeistof wordt ververst bij een voorgeschreven servicebeurt.■ Wij adviseren de remvloeistof uit het originele ŠKODA onderdelenprogrammate gebruiken.

Peil controleren

Afbeelding 231Remvloeistofreservoir

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 218.

De remvloeistof kan worden gecontroleerd wanneer aan de volgende voor-waarden is voldaan.

De wagen staat op een horizontale ondergrond.De motor is afgezet.De motorkap is geopend.

Peil controleren› Het remvloeistofpeil op het reservoir controleren » Afbeelding 231.

Het peil moet altijd tussen de markeringen "MIN" en "MAX" liggen.

Een geringe daling van het vloeistofpeil ontstaat bij het rijden door de slijtageen de automatische bijstelling van de remblokken en is daarom normaal.

Als het vloeistofpeil echter binnen korte tijd duidelijk daalt of tot onder demarkering "MIN" zakt, kan dit te wijten zijn aan een lekkage in het remsys-teem.

Een te laag remvloeistofpeil wordt door het gaan branden van het controle-lampje op het display van het instrumentenpaneel en door de betreffendemelding weergegeven » pagina 35.

Specificatie

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 218.

De remvloeistof moet aan een van de volgende normen resp. specificaties vol-doen:› VW 50114,› FMVSS 116 DOT4.

218 Raadgevingen voor het gebruik

Page 222: B8 Superb OwnersManual

Accu

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Afdekking openen 220

Accuvloeistof controleren 220

Laden 221

Vervangen 221

Los- en vastmaken 221

Automatische verbruikersuitschakeling 222

De accu is een spanningsbron voor het starten van de motor en voor de voe-ding van elektrische verbruikers in de wagen.

Waarschuwingssymbolen op de accuSymbool Betekenis

Altijd een veiligheidsbril dragen!

Accuzuur heeft een sterke bijtende werking. Altijd handschoenenen een beschermende bril dragen!

Vuur, vonken en open licht uit de buurt van de accu houden enniet roken!

Bij het laden van de accu ontstaat een explosief knalgas!

Kinderen uit de buurt houden van de accu!

ATTENTIEBij werkzaamheden aan de accu of aan de elektrische installatie kunnenverwondingen, vergiftigingen en explosie- en brandgevaar ontstaan. De al-gemeen geldende veiligheidsregels en de volgende waarschuwingen die-nen beslist in acht te worden genomen.■ De accu verwijderd houden van personen die niet volledig zelfstandig zijn,in het bijzonder kinderen.■ De accu niet kantelen, omdat er accuzuur uit de ontluchtingsopeningenvan de accu kan lopen.

ATTENTIE (vervolg)■ Ogen beschermen door middel van een veiligheidsbril of veiligheidskap -verblindingsgevaar!■ Bij het werken aan de accu beschermende handschoenen, oog- en huid-bescherming dragen.■ Het accuzuur heeft een sterke bijtende werking, er moet daarom uiterstzorgvuldig mee worden omgegaan.■ Bijtende dampen in de lucht zorgen voor irritatie van de luchtwegen enleiden tot ontstekingen aan bindvlies en luchtwegen.■ Het accuzuur tast het tandglazuur aan, na contact met de huid ontstaandiepe en moeizaam genezende wonden.■ Als u accuzuur in de ogen krijgt, moet u het betreffende oog een aantalminuten met schoon water spoelen - zo snel mogelijk een arts raadplegen!■ Zuurspatten op de huid of op de kleding direct met zeepsop neutraliserenen met veel water naspoelen.■ Bij het inslikken van accuzuur - zo snel mogelijk een arts raadplegen!

ATTENTIE■ Niet werken met open vuur en licht.■ Ook niet roken en geen werkzaamheden verrichten waarbij vonken ont-staan.■ Nooit een beschadigde accu gebruiken - explosiegevaar!■ Nooit een bevroren of ontdooide accu opladen - explosiegevaar en gevaardoor bijtende werking!■ Een bevroren accu vervangen.■ Nooit starthulp gebruiken bij accu's met een te laag accuvloeistofpeil -explosiegevaar en gevaar door bijtende werking.

VOORZICHTIG■ Bij een ondeskundige omgang met de accu bestaat gevaar voor beschadi-ging.■ Let erop dat het accuzuur niet in aanraking komt met de carrosserie - gevaarvoor lakschade.■ Als de wagen gedurende drie tot vier weken niet wordt gebruikt, kan de accuontladen zijn. Het ontladen van de accu kan worden voorkomen door de min-pool van de accu los te koppelen of de accu doorlopend met een zeer lagelaadstroom op te laden.

219Controleren en bijvullen

Page 223: B8 Superb OwnersManual

■ Om de accu tegen UV-stralen te beschermen, mag de accu niet aan directdaglicht worden blootgesteld.■ Als de wagen vaak op korte afstanden wordt gebruikt, laadt de accu niet vol-doende op en kan ontladen raken.

Milieu-aanwijzingEen afgedankte accu is schadelijk afval voor het milieu. Daarom moet deze inovereenstemming met de nationale wettelijke bepalingen worden afgevoerd.

Let op■ Wij adviseren om alle werkzaamheden aan de accu door een specialist te la-ten uitvoeren.■ Accu's die ouder zijn dan vijf jaar laten vervangen.

Afdekking openen

Afbeelding 232Polyester afdekking van de accu

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 219.

De accu zit in de motorruimte. Bij enkele uitvoeringen bevindt deze zich ondereen polyester afdekking » Afbeelding 232.

› De afdekking van de accu in pijlrichting openen .

Het inbouwen van de accuafdekking gebeurt in omgekeerde volgorde.

Accuvloeistof controleren

Afbeelding 233Accu: Vloeistofpeilmerkteken

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 219.

Bij wagens die zijn uitgerust met een accu met een kleurindicator kan het ac-cuvloeistofpeil aan de hand van de verkleuring worden vastgesteld.

Luchtbellen kunnen van invloed zijn op de kleur van de indicator. Daarom voorde controle voorzichtig op de indicator tikken.

ControlerenZwarte kleur - accuvloeistofpeil in orde.

Kleurloze of lichtgele kleur - accuvloeistofpeil te laag, de accu moet wordenvervangen.

Bij accu's met de aanduiding "AGM" kan het accuvloeistofpeil om technischeredenen niet worden gecontroleerd.

Wagens met start-stopsysteem zijn uitgerust met een accuregelapparaat voorhet controleren van het energieniveau voor de terugkerende motorstart.

Wij adviseren het accuvloeistofpeil regelmatig door een specialist te laten con-troleren, met name in de volgende gevallen.› Hoge buitentemperaturen.› Lange dagelijkse ritten.› Na het opladen.

Koude jaargetijdeDe accu heeft bij lage temperaturen nog maar een deel van de startcapaciteit.Een ontladen accu kan al bij temperaturen net onder 0 °C bevriezen.

Wij adviseren daarom, de accu voor het begin van het koude jaargetijde dooreen specialist te laten controleren en zo nodig te laten opladen.

220 Raadgevingen voor het gebruik

Page 224: B8 Superb OwnersManual

Let opHet accuvloeistofpeil wordt ook regelmatig in het kader van de Grote Onder-houd Service bij een specialist gecontroleerd.

Laden

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 219.

Een geladen accu is een absolute voorwaarde voor het goed starten van demotor.

Opladen van de accu is mogelijk wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-daan.

De motor is afgezet.Het contact is uitgeschakeld.Alle verbruikers zijn uitgeschakeld.De motorkap is geopend.

"Snelladen" met hoogte stroomsterktes› Beide aansluitkabels loskoppelen (eerst "min", dan "plus").› De poolklemmen van de acculader op de accupolen klemmen (rood = "plus",

zwart = "min").› De stekker van de acculader in het stopcontact steken en het apparaat in-

schakelen.› Na de laden: Eerst de acculader uitschakelen en de stekker uit het stopcon-

tact trekken.› Nu de poolklemmen van de acculader losnemen.› De aansluitkabels weer op de accu aankoppelen (eerst "plus", dan "min").

Laden met geringe stroomsterktesBij het laden, bijvoorbeeld met een hobbylader, hoeven de aansluitkabels nietvan de accu te worden losgemaakt.

De aanwijzingen van de fabrikant van de acculader opvolgen.

Voor het volledig laden van de accu moet een laadstroom van een tiende vande accucapaciteit (of lager) worden ingesteld.

Bij het laden hoeven de afsluitdoppen van de accu niet te worden geopend.

ATTENTIE■ Als een accu wordt geladen, ontstaat een licht ontvlambaar knalgas. Eenexplosie kan ook worden veroorzaakt door een vonk die ontstaat bij hetloskoppelen van de accu of het lostrekken van een stekker bij ingeschakeldcontact.■ Door het overbruggen van de accupolen (bijvoorbeeld door metalen voor-werpen, bekabeling) ontstaat kortsluiting - gevaar voor accuschade, explo-sie, accubrand en zuurspetters.■ Vonkvorming bij het hanteren van bedrading en elektrische apparatuurvermijden. Bij grote vonken bestaat gevaar voor verwondingen.■ Voor alle werkzaamheden aan de elektrische installatie moeten de motor,het contact alsmede alle elektrische verbruikers worden uitgezet en moetde minpool worden losgemaakt.■ Het "snelladen" van de accu is gevaarlijk, hiervoor is een speciale accula-der en vakkennis nodig.■ Wij adviseren het "snelladen" van accu's door een specialist te laten uit-voeren.

VOORZICHTIGBij wagens met start-stopsysteem of de extra verwarming (interieurvoorver-warming) mag de accuklem van de acculader niet rechtstreeks op de minpoolvan de accu worden aangesloten, maar alleen op de motormassa » pagina 238.

Vervangen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 219.

De nieuwe accu moet dezelfde capaciteit, spanning, stroomsterkte en dezelf-de afmetingen als de oorspronkelijke accu hebben. Het geschikte accutype isverkrijgbaar bij een specialist.

Wij adviseren de accu door een specialist te laten vervangen, die de nieuweaccu vakkundig zal inbouwen en de oude accu met inachtneming van de mili-euvoorschriften zal afvoeren.

Los- en vastmaken

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 219.

Losmaken› Het contact uitschakelen.› Eerst de minpool en pas daarna de pluspool van de accu losmaken.

221Controleren en bijvullen

Page 225: B8 Superb OwnersManual

Vastmaken› Eerst de pluspool en pas daarna de minpool aan de accu vastmaken.

Pas na het los- en weer vastmaken van de accukabels zijn de volgende func-ties resp. voorzieningen gedeeltelijk of volledig uitgeschakeld.

Functie / voorziening Ingebruikname

Elektrische ruitbediening » pagina 66

Panorama-schuif-kanteldak » pagina 68

Rolgordijn » pagina 69

Radio resp. navigatiesysteem

Code ingeven » Instructieboekjeinfotainment radio resp. » In-structieboekje infotainment na-vigatiesysteem

Tijd instellen » pagina 33

VOORZICHTIG■ De accukabels alleen bij afgezet contact losmaken - gevaar voor beschadi-ging van de elektrische installatie van de wagen.■ De aansluitkabels in geen geval verwisselen - kans op brand in de bedrading.

Let op■ Wij adviseren de wagen na het losmaken en aansluiten van de accukabelsdoor een specialist te laten controleren, zodat alle elektrische systemen weeroptimaal werken.■ De gegevens van het multifunctioneel display worden teruggezet.

Automatische verbruikersuitschakeling

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 219.

Het boordnetregelapparaat voorkomt bij zware belasting van de accu automa-tisch het ontladen van de accu. Dat kan door het onderstaande merkbaar zijn.› Het stationair toerental wordt verhoogd, opdat de dynamo meer stroom le-

vert.› Zo nodig wordt het vermogen van grotere stroomverbruikers, bijvoorbeeld

stoelverwarming, achterruitverwarming, begrensd of desnoods worden zehelemaal uitgeschakeld.

VOORZICHTIG■ Ook ondanks eventuele ingrepen van het boordnetmanagement kan de accuontladen raken. Bijvoorbeeld wanneer het contact langere tijd is ingeschakeldbij afgezette motor of wanneer stads- of parkeerlicht bij lang parkeren is inge-schakeld.■ Verbruikers die via het 12 volt stopcontact van stroom worden voorzien, kun-nen bij uitgeschakeld contact het ontladen van de accu veroorzaken.

Let opDoor het eventueel uitschakelen van verbruikers komt het rijcomfort niet ingevaar en wordt deze uitschakeling door de bestuurder vaak zelfs niet waar-genomen.

222 Raadgevingen voor het gebruik

Page 226: B8 Superb OwnersManual

Wielen

Velgen en banden

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Aanwijzingen voor gebruik van wielen 223Bandenspanning 224Bandenslijtage 224Bandslijtagemerktekens en verwisselen van wielen 225Bandschade 225Draairichtinggebonden banden 226Noodreservewiel 226Bandopschrift 226

Uitsluitend velgen of banden gebruiken, die door ŠKODA voor uw model goed-gekeurd zijn.

ATTENTIEBij het gebruik van banden de nationale wettelijke bepalingen in acht ne-men.

ATTENTIEOm veiligheidsredenen banden niet afzonderlijk vervangen.

Milieu-aanwijzingOude en onbruikbare banden zijn milieuschadelijk speciaal afval. Daarom moe-ten deze in overeenstemming met de nationale wettelijke bepalingen wordenafgevoerd.

Let op■ Wij adviseren om alle werkzaamheden aan de banden of wielen door eenspecialist te laten uitvoeren.■ Wij adviseren u velgen, banden, wieldoppen en sneeuwkettingen uit het ori-ginele ŠKODA accessoireprogramma te gebruiken.

Aanwijzingen voor gebruik van wielen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 223.

Nieuwe banden leveren ongeveer de eerste 500 km nog niet de optimale grip,daarom voorzichtig rijden.

De banden met de grotere profieldiepte moeten altijd op de voorwielen ge-bruikt worden.

Opslag van bandenGedemonteerde banden markeren, zodat bij de montage de huidige draairich-ting kan worden aangehouden.

Wielen resp. banden koel, droog en zo donker mogelijk bewaren. Banden dieniet op een velg zijn gemonteerd, moeten staande worden bewaard.

Veroudering van bandenBanden verouderen en verliezen daarmee hun oorspronkelijke eigenschappen.Ook als ze niet worden gebruikt. De levensduur van de banden bedraagt 6 jaar.Daarom adviseren we geen banden te gebruiken die ouder dan 6 jaar zijn.

WielboutenVelgen en wielbouten zijn constructief op elkaar afgestemd. Daarom adviserenwe om velgen en wielbouten uit het originele ŠKODA accessoireprogramma tegebruiken.

ATTENTIENooit banden gebruiken waarvan de toestand en leeftijd niet bekend zijn.

223Wielen

Page 227: B8 Superb OwnersManual

Bandenspanning

Afbeelding 234 Sticker met een tabel met bandenspanningswaarden /banden oppompen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 223.

De voorgeschreven bandenspanningswaarden staan op de sticker met picto-grammen A » Afbeelding 234 (voor enkele landen zijn de pictogrammen doortekst vervangen).

De bandenspanning moet altijd aan de belading worden aangepast.Bandenspanning voor halve beladingBandenspanning voor milieuvriendelijk rijdenAls gevolg van de bandenspanningsaanpassing naar deze waarden kun-nen het brandstofverbruik en de uitstoot van schadelijke stoffen iets da-len.Bandenspanning voor volle beladingBanddiameter in inchDeze waarde dient alleen als informatie voor de voorgeschreven banden-spanning en is geen vermelding van vrijgegeven bandenmaten voor dewagen.De voor de wagen vrijgegeven bandenmaten staan in de technische wa-gendocumentatie alsmede in de conformiteitsverklaring (het zogenoemdeCVO-document) vermeld.De voor de wagen vrijgegeven banddiameters staan ook op de sticker metwagengegevens vermeld » pagina 255.Bandenspanningswaarde voor de voorasBandenspanningswaarde voor de achteras

B

C

D

E

F

G

Bandenspanning controlerenDe bandenspanning, inclusief die van het noodreservewiel, ten minste een-maal per maand en voor elke grote rit controleren.

De bandenspanning altijd controleren als de banden koud zijn. De verhoogdebandenspanning bij warme banden zo mogelijk niet verminderen.

Bij wagens met bandenspanningscontrole moeten bij elke bandenspannings-wijziging de bandenspanningswaarden worden opgeslagen » pagina 189.

ATTENTIE■ Voor de juiste bandenspanningen is altijd de bestuurder verantwoordelijk.■ Een te lage of te hoge bandenspanning beïnvloedt het rijgedrag.■ Bij een te lage bandenspanning moeten de banden een hogere rolweer-stand overwinnen. Hierdoor loopt bij hogere snelheden de temperatuur vande band sterk op. Dit kan leiden tot het loslaten van het loopvlak en tot eenklapband.■ Bij zeer snel bandenspanningsverlies, bijvoorbeeld bij een plotselingschade aan een band, moet er worden geprobeerd om de wagen voorzich-tig en zonder heftige stuurbewegingen en zonder sterk remmen tot stil-stand te brengen.

Milieu-aanwijzingEen te lage bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik.

Let opDe conformiteitsverklaring (het zogenoemde CVO-document) is verkrijgbaar bijeen ŠKODA-partner.

Bandenslijtage

Lees en bekijk eerst op bladzijde 223.

De bandenslijtage is afhankelijk van de juiste bandenspanning, van de rijstijlen andere factoren.

Het opvolgen van de volgende aanwijzingen kan de bandenslijtage beïnvloe-den.

RijstijlSnel bochtenwerk, snel accelereren en sterk afremmen verhogen de banden-slijtage.

224 Raadgevingen voor het gebruik

Page 228: B8 Superb OwnersManual

BalancerenDe wielen van een nieuwe wagen zijn gebalanceerd. Tijdens het rijden kanechter door verschillende invloeden een onbalans ontstaan. Dit is dan merk-baar aan een "onrust" in het stuurwiel. In dit geval de wielen door een specia-list laten balanceren.

Na het vervangen van banden of een bandenreparatie moeten de wieleneveneens worden gebalanceerd.

UitlijnenEen verkeerde wieluitlijning voor of achter zorgt voor overmatige bandenslijta-ge en beperkt de rijveiligheid. Bij een markante bandenslijtage adviseren weom de uitlijning door een specialist te laten controleren.

ATTENTIE■ Een verkeerde wieluitlijning voor of achter beïnvloedt het rijgedrag.■ Ongewone trillingen of scheeftrekken van de wagen kan duiden op ban-denschade. Als de verdenking bestaat dat een wiel is beschadigd, direct desnelheid verminderen en stoppen! Als aan de buitenkant geen banden-schade herkenbaar is, met aangepaste snelheid en voorzichtig naar dedichtstbijzijnde specialist rijden om de wagen te laten controleren.

Bandslijtagemerktekens en verwisselen van wielen

Afbeelding 235 Principeafbeelding: Bandenprofiel met slijtagemerkte-kens / wielen verwisselen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 223.

SlijtagemerktekensIn de profielgroeven van de banden bevinden zich dwars op de rijrichting 1,6mm hoge slijtagemerktekens » Afbeelding 235 - . In enkele landen kunnen erafwijkende bandenslijtagewaarden gelden.

Markeringen op de bandwangen (bijvoorbeeld de letters "TWI" of symbolen)geven de plaats van de slijtage-indicatoren aan.

Wielen verwisselenVoor een gelijkmatige slijtage van alle banden adviseren we om de wielen elke10.000 km overeenkomstig het schema te verwisselen » Afbeelding 235 - .Daardoor krijgen de banden ongeveer dezelfde levensduur.

Na het verwisselen van de wielen moet de bandenspanning worden aange-past.

Bij wagens met bandenspanningscontrole moeten de bandenspanningswaar-den worden opgeslagen » pagina 189.

ATTENTIE■ Uiterlijk als de banden tot op de slijtage-indicatoren zijn versleten, moe-ten ze direct worden vervangen.■ Versleten banden beïnvloeden bij hogere snelheden op nat wegdek hetvereiste contact met het wegdek nadelig. Er kan "aquaplaning" optreden(ongecontroleerde bewegingen van de wagen - "glijden" op nat wegdek).

Bandschade

Lees en bekijk eerst op bladzijde 223.

Wij adviseren om banden en velgen regelmatig te controleren op beschadigin-gen (kerven, scheuren, bulten, vervormingen en dergelijke).

In het bandprofiel vastzittende voorwerpen (bijvoorbeeld kleine stenen) me-teen verwijderen.

Voorwerpen die tot in de band zijn binnengedrongen (bijvoorbeeld schroevenof spijkers), niet verwijderen en een specialist om hulp vragen.

ATTENTIENooit met beschadigde banden rijden - gevaar voor ongevallen.

225Wielen

Page 229: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIGDe banden moeten tegen het contact met middelen, bijvoorbeeld olie, vet enbrandstof worden beschermd, omdat deze voor beschadigingen kunnen zor-gen. Als de banden met deze middelen in contact komen, adviseren we om debanden bij een specialist te laten controleren.

Draairichtinggebonden banden

Lees en bekijk eerst op bladzijde 223.

De draairichting is door een pijl op de wang van de band gekenmerkt.

Voor de best mogelijke eigenschappen van deze banden dient de aangegevendraairichting beslist in acht te worden genomen.

Het gaat hierbij met name om de volgende eigenschappen.› Hogere rijstabiliteit.› Minder kans op aquaplaning.› Minder bandengeluid en een lagere bandenslijtage.

Noodreservewiel

Lees en bekijk eerst op bladzijde 223.

Het noodreservewiel is altijd van een waarschuwingssticker voorzien die zichop de velg bevindt.

Indien dit noodreservewiel wordt gebruikt, dient op het volgende te wordengelet.› Na de montage van het wiel mag de waarschuwingssticker niet zijn afge-

dekt.› Tijdens het rijden bijzonder voorzichtig zijn.› Het noodreservewiel wordt met de maximumbandenspanning voor de wa-

gen opgepompt » pagina 224.› De voorgeschreven bandenspanning van het noodreservewiel R 18 bedraagt

4,2 bar.› Dit noodreservewiel alleen gebruiken tot aan de dichtstbijzijnde specialist,

omdat dit wiel niet bestemd is voor continu gebruik.

Bij gebruik van een noodreservewiel moet zo snel mogelijk een wiel met nor-male afmetingen en uitvoering worden gemonteerd.

Bij wagens met bandenspanningscontrole moeten de bandenspanningswaar-den worden opgeslagen » pagina 189.

ATTENTIE■ Nooit met meer dan één gemonteerd noodreservewiel rijden!■ Het noodreservewiel dient slechts zo lang als nodig te worden gebruikt.■ Volgas accelereren, sterk remmen en het snel nemen van bochten vermij-den.■ De sneeuwkettingen kunnen niet op het noodreservewiel worden ge-bruikt.■ Als het noodreservewiel qua afmetingen of uitvoering afwijkt van de ban-den waarmee wordt gereden, nooit sneller rijden dan 80 km/h resp.50 mph.■ In geen geval een beschadigd noodreservewiel gebruiken.■ De aanwijzingen op de waarschuwingssticker van het noodreservewiel inacht nemen.

Bandopschrift

Lees en bekijk eerst op bladzijde 223.

Op alle vier de wielen alleen radiaalbanden van dezelfde constructie, maat (af-rolomtrek) en met hetzelfde profiel op één as gebruiken.

Bij de montage van nieuwe banden dienen de banden per as te worden ver-vangen.

Toelichting van het bandopschriftBijvoorbeeld 215/60 R 16 95 V betekent:

215 Bandbreedte in mm

60 Hoogte-/breedteverhouding in %

R Code voor bandconstructie - Radiaal

16 Velgdiameter in inch

95 Belastingsindex

V Snelheidscode

De productiedatum staat ook op de bandwang (eventueel aan de binnenzijdevan de band).

Bijvoorbeeld DOT ... 10 15... betekent bijvoorbeeld dat de band in week 10 vanhet jaar 2015 is geproduceerd.

BelastingsindexDe belastingsindex geeft het maximaal toegestane draagvermogen van eenafzonderlijke band aan.

226 Raadgevingen voor het gebruik

Page 230: B8 Superb OwnersManual

Belastingsindex91 92 93 94 95 96 97 98 99

Belasting(in kg)

615 630 650 670 690 710 730 750 775

SnelheidscodeDe snelheidscode geeft de maximaal toelaatbare snelheid met gemonteerdebanden van de betreffende categorie aan.

Snelheids-code

M T U H V W Y

Top-snelheid(in km/h)

130 190 200 210 240 270 300

ATTENTIE■ Nooit de voor de gemonteerde banden toegestane draaglast overschrij-den.■ Nooit de voor de gemonteerde banden toegestane snelheid overschrij-den.

Winterse omstandigheden

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Winterbanden 227Sneeuwkettingen 227

Velgen met gepolijst oppervlak niet tijdens de winter gebruiken. Het velgop-pervlak heeft als gevolg van de constructie onvoldoende corossiebeschermingen zou permanent beschadigd kunnen worden (bijvoorbeeld door strooizout).

Winterbanden

De winterbanden (identificatie middels M+S) verbeteren de rijeigenschappenvan de wagen bij winterse wegomstandigheden.

Om best mogelijke rijeigenschappen te krijgen, moeten winterbanden op allevier de wielen worden gebruikt. De minimumprofieldiepte moet 4 mm bedra-gen.

Tijdig weer de zomerbanden monteren, want met zomerbanden zijn op snee-uw- en ijsvrije wegen alsmede bij temperaturen boven 7 °C de rijeigenschap-pen beduidend beter, de remweg is korter, er is minder afrolgeluid en de ban-denslijtage is minder.

SnelheidscodeEr mogen winterbanden (identificatie middels M+S en een bergtop-/sneeuw-vloksymbool ) met een lagere snelheidscategorie worden gemonteerd opvoorwaarde dat de toegestane topsnelheid van deze banden niet wordt over-schreden ook niet als de mogelijke topsnelheid van de wagen hoger ligt.

Bij wagens met het infotainmentsysteem kan met de toets de snelheidsbe-grenzing voor winterbanden worden ingesteld » Instructieboekje infotain-ment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

Bij andere wagens bestaat de mogelijkheid om de snelheidsbegrenzing voorwinterbanden door een specialist te laten instellen.

Sneeuwkettingen

Bij winterse wegomstandigheden verbeteren sneeuwkettingen niet alleen detractie, maar ook het remgedrag.

Sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen worden gemonteerd.

De montage van sneeuwkettingen is alleen bij de volgende velg-bandcombi-naties toegestaan.

Velgafmeting Inpersdiepte ET Bandenmaat

6,5J x 16 41 mm 215/60 R16

6,5J x 17 41 mm 215/55 R17

Geldt voor 2,0 l/162, 206 kW TSI

Velgafmeting Inpersdiepte ET Bandenmaat

6,5J x 17 41 mm 215/55 R17

Alleen sneeuwkettingen gebruiken waarvan de schakels en sloten niet groterzijn dan 12 mm.

Vóór het monteren van de sneeuwkettingen de wieldoppen verwijderen » pa-gina 232.

227Wielen

Page 231: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIEDe nationale wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van sneeuw-kettingen in acht nemen.

VOORZICHTIGDe kettingen moeten bij het rijden op sneeuwvrije trajecten worden verwij-derd. Anders worden de rijeigenschappen beperkt en de banden beschadigd.

228 Raadgevingen voor het gebruik

Page 232: B8 Superb OwnersManual

Tips om het zelf te doen

Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Nooduitrusting

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

EHBO-set en gevarendriehoek 229Reflecterend vest 230Brandblusser 230Wagengereedschap 230

EHBO-set en gevarendriehoek

Afbeelding 236 Plaats van verbanddoos en gevarendriehoek - variant 1 /bevestigingsband losmaken

Afbeelding 237Plaats van de verbanddoos en degevarendriehoek - variant 2

De volgende informatie is geldig voor de verbanddoos en de gevarendriehoekuit het originele ŠKODA accessoireprogramma.

Voor een andere verbanddoos resp. een andere gevarendriehoek kunnen deopbergvakken mogelijk te klein zijn.

VerbanddoosDe verbanddoos kan met behulp van een spanband aan de rechterzijde van debagageruimte worden bevestigd » Afbeelding 236.

Bij enkele uitrustingen zit deze in het opbergvak.

Gevarendriehoek - variant 1De gevarendriehoek kan in de bekleding van de achterwand worden gescho-ven en met de bevestigingsband worden bevestigd » Afbeelding 236.

Gevarendriehoek - variant 2De gevarendriehoek kan in de achterwandbekleding worden opgeborgen. Bijhet uitnemen van de gevarendriehoek eerst de bekleding in de bagageruimteoplichten.

Bevestigingsriem losmaken/vastmaken› De vergrendeling op de riem in pijlrichting 1 drukken » Afbeelding 236.› De riem A in pijlrichting 2 opklappen.› Om de riem A vast te zetten deze tegen de pijlrichting 2 dichtklappen tot

hij vastklikt.

De uiterste gebruiksdatum van de verbanddoos in acht nemen.

ATTENTIEDe verbanddoos en de gevarendriehoek moeten zodanig zijn bevestigd, datdeze bij een noodstop of een aanrijding niet kunnen losraken en de inzit-tenden kunnen verwonden.

Let opWij adviseren een verbanddoos en een gevarendriehoek uit het origineleŠKODA accessoireprogramma te gebruiken, die bij een ŠKODA Partner verkrijg-baar is.

229Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 233: B8 Superb OwnersManual

Reflecterend vest

Afbeelding 238Voorportier: Opbergvak voor re-flecterend vest

Het reflecterende vest kan in het opbergvak A binnen het opbergvak in hetvoorportier worden opgeborgen » Afbeelding 238.

Voor de inzittenden op de zitplaatsen achterin bestaat de mogelijkheid het re-flecterende vest in het achterportier op te bergen.

Brandblusser

Afbeelding 239Brandblusser

De brandblusser is met twee riemen in een houder onder de bijrijdersstoel be-vestigd.

Verwijderen/bevestigen› De beide riemen losmaken door aan de betreffende vergrendelingen in pijl-

richting te trekken » Afbeelding 239.› De brandblusser verwijderen.› Voor de bevestiging van de brandblusser deze weer in de houder plaatsen en

met riemen vastbinden.

De instructies die op de brandblusser zijn aangebracht doorlezen.

De brandblusser moet door een daartoe bevoegde persoon jaarlijks wordengecontroleerd. De nationale wettelijke voorschriften moeten worden opge-volgd.

De uiterste gebruiksdatum van de brandblusser in acht nemen. Als de brand-blusser wordt gebruikt na afloop van de vervaldatum, is de juiste werking nietmeer gegarandeerd.

De brandblusser moet aan de nationale, wettelijke eisen voldoen.

ATTENTIEDe brandblusser moet veilig en zodanig zijn bevestigd, dat deze bij eennoodstop of een aanrijding van de wagen niet kan losraken en de inzitten-den kan verwonden.

Let opDe brandblusser behoort slechts in enkele landen tot de leveringsomvang.

Wagengereedschap

Afbeelding 240 Wagengereedschap

Het wagengereedschap zit in een box in het noodreservewiel of in deze op-bergruimte opgeborgen.

Afhankelijk van de uitrusting hoeven niet alle volgende onderdelen in hetwagengereedschap aanwezig te zijn.

schroevendraaier,adapter voor antidiefstalwielbouten,

1

2

230 Tips om het zelf te doen

Page 234: B8 Superb OwnersManual

sleepoog,beugel voor het lostrekken van de wieldoppen,krik met aanwijzingenplaatje,slinger voor de krik,wielsleutel,tang voor het verwijderen van de afdekkappen van de wielbouten,setje vervangingsgloeilampen,bandenafdichtset.

ATTENTIEDe af fabriek meegeleverde krik is alleen voor uw wagenmodel bedoeld. Ingeen geval hiermee zwaardere voertuigen of andere lasten opkrikken.

VOORZICHTIG■ De krik vóór het opbergen in de box met wagengereedschap weer in de uit-gangsstand terugschroeven.■ Ervoor zorgen dat het wagengereedschap in de bagageruimte goed is beves-tigd.■ Let erop dat de box altijd met de riem is vastgezet.

Let opDe conformiteitsverklaring zit bij de krik of in de wagendocumentiemap.

Wiel verwisselen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Voorbereidende werkzaamheden 231Wiel verwijderen/opbergen 232Wieldop 232Afdekkappen van de wielbouten 232Antidiefstalwielbouten 233Wielbouten losdraaien en vastzetten 233Wagen opkrikken 234Wiel verwijderen/monteren 234Werkzaamheden naderhand 235

3

4

5

6

7

8

9

10

Voor de eigen veiligheid en de veiligheid van de passagiers moeten vóór hetwisselen van een wiel langs de weg de volgende aanwijzingen in acht wordengenomen.

De alarmlichten inschakelen.De gevarendriehoek moet op de voorgeschreven afstand worden ge-plaatst - daarbij moeten de nationale wettelijke bepalingen in acht wordengenomen.De wagen zo ver mogelijk van het rijdende verkeer parkeren.Een plaats met een vlakke en vaste ondergrond kiezen.Alle passagiers laten uitstappen. Tijdens het repareren van de band mo-gen de passagiers niet op de weg staan (bij voorkeur achter de vangrail).

Bij het verwisselen van een wiel moeten de wettelijke voorschriften wordenopgevolgd.

Banden met vergrote antilekbestendigheidEnkele wagens kunnen af fabriek met banden met vergrote antilekbestendig-heid (zogenaamde "SEAL"-banden) worden uitgerust.

Deze wagens worden zonder bandenafdichtset, noodreservewiel en het be-treffende wagengereedschap geleverd.

Als banden met vergrote antilekbestendigheid door banden zonder vergroteantilekbestendigheid worden vervangen, dan moet de wagen worden voorzienvan een bandenafdichtset, noodreservewiel en het betreffende wagengereed-schap.

Voorbereidende werkzaamheden

Vóór het wisselen van een wiel moeten de volgende werkzaamheden wordenuitgevoerd.

› De motor afzetten.› Bij wagens met schakelbak de 1e versnelling inschakelen.› Bij wagens met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P

plaatsen.› Parkeerrem inschakelen.› Indien een aanhangwagen is aangekoppeld, dan deze afkoppelen.

231Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 235: B8 Superb OwnersManual

Wiel verwijderen/opbergen

Afbeelding 241Wiel verwijderen

Het wiel bevindt zich in de kuip onder de bodembekleding in de bagageruimteen is bevestigd met een speciale bout.

Wiel verwijderen› De achterklep openen.› De bodembekleding in de bagageruimte optillen.› De bevestigingsband losmaken en de box met het wagengereedschap ver-

wijderen.› De speciale bout in pijlrichting eruit schroeven » Afbeelding 241.› Het wiel verwijderen.

Wiel opbergen› Het wiel met de buitenzijde naar onder in de reservewielkuip leggen.› De bevestigingsriem door de tegenoverliggende openingen in de velg trek-

ken.› De speciale bout tegengesteld aan de pijlrichting erin schroeven » Afbeel-

ding 241 tot het wiel stevig is bevestigd.› De box met het wagengereedschap weer in het wiel aanbrengen en met de

band vastzetten.› De bodembekleding in de bagageruimte terugklappen.› De achterklep sluiten.

Wieldop

Vóór het uitbouwen van de wielbouten moet de wieldop worden verwijderd.

Lostrekken› De beugel uit het wagengereedschap » pagina 230 vasthaken aan de ver-

sterkte rand van de wieldop.› De wielsleutel door de beugel schuiven, de wielsleutel op de band laten rus-

ten en de wieldop lostrekken.

Inbouwen› De wieldop eerst bij de uitsparing voor het ventiel op de velg drukken.› De wieldop zodanig op de velg drukken tot deze over de gehele omtrek cor-

rect vastklikt.

Aanwijzingen voor de af fabriek of de uit het originele ŠKODA accessoirepro-gramma geleverde wieldoppen.› Bij gebruik van een antidiefstalwielbout waarborgen dat deze op de positie

wordt aangebracht die op de achterzijde van de wieldop wordt aangegeven.› Op de achterzijde van de wieldop is de positie van de antidiefstalwielbout

door middel van een symbool aangegeven. Als de wieldop op een andere dande voor de antidiefstalwielbout aangegeven positie wordt aangebracht, be-staat er gevaar voor beschadiging van de wieldop.

Als er wieldoppen worden gemonteerd, moet erop worden gelet dat voldoen-de luchttoevoer voor de koeling van het remsysteem blijft gewaarborgd.

VOORZICHTIGDe wieldop met de hand aandrukken, niet erop slaan! Anders kan de wieldopworden beschadigd.

Let opWij adviseren u wieldoppen uit het originele ŠKODA accessoireprogramma tegebruiken.

Afdekkappen van de wielbouten

Afbeelding 242Afdekkap lostrekken

Vóór het losdraaien van de wielbouten moeten de afdekkappen eraf wordengetrokken.

Lostrekken› De tang » pagina 230 over de afdekkap schuiven, tot de haken aan de bin-

nenzijde van de tang tegen de kraag van de afdekkap komen.

232 Tips om het zelf te doen

Page 236: B8 Superb OwnersManual

› De afdekkap in pijlrichting lostrekken » Afbeelding 242.

Inbouwen› De afdekkap tot de aanslag op de wielbout schuiven.

Antidiefstalwielbouten

Afbeelding 243Principeafbeelding: Antidiefstal-wielbout met adapter

De antidiefstalwielbouten beschermen de wielen tegen diefstal. Deze kunnenalleen met de adapter B » Afbeelding 243 worden los- resp. vastgedraaid.

› De wieldop resp. de afdekkappen van de wielbouten losnemen.› De adapter B » Afbeelding 243 met de getande zijde tot de aanslag in de

inwendige vertanding in de kop van de antidiefstalwielbout A steken.› De wielsleutel tot de aanslag op de adapter B schuiven.› De wielbout losdraaien resp. vastdraaien » pagina 233.› De adapter verwijderen.› De wieldop resp. de afdekkappen weer aanbrengen.

Om een wiel te kunnen wisselen moet de adapter voor de antidiefstalwiel-bouten altijd in de wagen worden meegevoerd. De adapter zit bij het wagen-gereedschap opgeborgen.

Bij af fabriek of uit het originele ŠKODA accessoireprogramma geleverde wiel-doppen staat de positie van de antidiefstalwielbout aan de achterzijde van dewieldop vermeld.

Bij gebruik van een antidiefstalwielbout waarborgen dat deze op de positiewordt aangebracht die op de achterzijde van de wieldop wordt aangegeven.

Let op■ Het zowel op de adapter als ook aan het einde van elke antidiefstalwielboutingeslagen codenummer noteren. Aan de hand van dit nummer kunt u, indiennodig, een reserveadapter bestellen uit het assortiment aan ŠKODA origineleonderdelen.■ De set antidiefstalwielbouten met de adapter is verkrijgbaar bij een ŠKODAPartner.

Wielbouten losdraaien en vastzetten

Afbeelding 244Wiel verwisselen: Wielboutenlosdraaien

Vóór het losdraaien van de wielbouten moeten de afdekkappen van de wiel-bouten eraf worden getrokken.

Losdraaien› De wielsleutel tot de aanslag op de wielbout steken.

Voor het losdraaien van de antidiefstalwielbouten de betreffende adapter ge-bruiken » pagina 233.

› Het uiteinde van de wielsleutel vastpakken en de bout circa één omwente-ling in pijlrichting draaien » Afbeelding 244.

Vastzetten› De wielsleutel tot de aanslag op de wielbout steken.

Voor het vastdraaien van de antidiefstalwielbouten de betreffende adaptergebruiken » pagina 233.

› Het uiteinde van de wielsleutel vastpakken en de bout tegen de pijlrichtingin vastdraaien » Afbeelding 244.

Na het vastdraaien van de wielbouten moeten de afdekkappen weer wordengeplaatst.

233Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 237: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIEAls de bouten niet kunnen worden losgedraaid, kunt u voorzichtig met devoet op het uiteinde van de sleutel drukken. Daarbij kunt u zich het besteaan de wagen vasthouden en zorgen dat u stevig staat.

Wagen opkrikken

Afbeelding 245Steunpunten voor de krik

Afbeelding 246 Principeafbeelding: Krik aanbrengen

De handelwijze voor het omhoogbrengen van de wagen is geldig voor alle vari-anten van de carrosserie.

Voor het omhoogbrengen van de wagen moet de krik uit het wagengereed-schap worden gebruikt.

Voor het plaatsen van de krik het steunpunt kiezen dat het dichtst bij de lekkeband ligt .

De steunpunten bevinden zich op de metaalrand van de dorpel » Afbeelding245.

› De krikslinger 6 in het montagegat van de krik 5 vasthaken » pagina 230.

› Controleren of de grondplaat van de krik met het volledige oppervlak op devaste ondergrond staat en zich loodrecht ten opzichte van het kriksteunpuntbevindt » Afbeelding 246 - .

› De krik onder het steunpunt met de slinger zo ver omhoogdraaien, tot deklauw van de krik de rand omvat » Afbeelding 246 - .

› De krik verder omhoogdraaien tot het wiel net vrij van de grond is.

ATTENTIE■ Als u het wiel op een helling moet verwisselen, blokkeer dan het tegen-overliggende wiel met behulp van een steen of iets dergelijks, om zo dewagen tegen onverwachts wegrollen te beveiligen.■ De grondplaat van de krik met geschikte middelen beveiligen tegen mo-gelijk verschuiven. Een zachte, gladde ondergrond onder de grondplaat vande krik kan tot gevolg hebben, dat de wagen van de krik glijdt. Daarom dekrik altijd op een vaste ondergrond plaatsen of een groot en stabiel steun-vlak gebruiken. Op een gladde ondergrond, zoals klinkers of een tegelvloer,moet een stroef steunvlak worden gebruikt (bijvoorbeeld een rubber mat).■ De krik alleen aanbrengen bij de daarvoor bedoelde steunpunten.■ De wagen altijd opkrikken terwijl de portieren zijn gesloten.■ Nooit met een lichaamsdeel (bijvoorbeeld arm of been) onder de wagenkomen, als deze alleen door een krik omhoog wordt gehouden.■ Bij een omhooggebrachte wagen nooit de motor starten.

VOORZICHTIGLet erop dat de krik goed tegen de rand van de dorpel wordt geplaatst, andersbestaat er gevaar voor beschadiging van de wagen.

Wiel verwijderen/monteren

Bij het verwisselen van een wiel moeten de volgende aanwijzingen wordenopgevolgd.

› De wieldop resp. de afdekkappen van de wielbouten losnemen.› Eerst de antidiefstalwielbout en dan de andere wielbouten losdraaien.› De wagen zo ver opkrikken dat het te verwisselen wiel de bodem niet meer

raakt.› De wielbouten verwijderen en op een schone ondergrond leggen (doek, pa-

pier enzovoort).› Het wiel voorzichtig verwijderen.› Het wiel plaatsen en de wielbouten handvast aandraaien.› De wagen laten zakken.

234 Tips om het zelf te doen

Page 238: B8 Superb OwnersManual

› Met de wielsleutel afwisselend de tegenover elkaar liggende wielbouten(kruiselings) vastzetten. De antidiefstalwielbout als laatste vastzetten.

› De wieldop resp. de afdekkappen weer aanbrengen.

Bij de montage van draairichtinggebonden banden op de draairichting letten» pagina 226.

Alle wielbouten moeten schoon en goed gangbaar zijn.

Als bij verwisselen van een wiel wordt vastgesteld dat de wielbouten geroestzijn en moeilijk draaien, dan moeten deze worden vervangen.

In geen geval mogen de wielbouten worden ingevet of ingeolied.

ATTENTIEDe wielbouten slechts enigszins losdraaien (circa een omwenteling), zolangde wagen niet met de krik is opgekrikt. Anders kan het wiel loslaten en val-len.

Werkzaamheden naderhand

Na het wisselen van een wiel moeten de volgende werkzaamheden wordenuitgevoerd.

› Het vervangen wiel in de uitsparing voor het reservewiel opbergen en vast-zetten met een speciale bout.

› Het wagengereedschap op de hiervoor bedoelde plaats opbergen en met deriem bevestigen.

› Zo snel mogelijk de bandenspanning van het gemonteerde wiel controleren.› Het aantrekmoment van de wielbouten zo snel mogelijk met een moments-

leutel laten controleren.

Na het wisselen van een wiel moet de bandenspanning worden aangepast. Bijwagens met bandenspanningscontrole moeten de bandenspanningswaardenworden opgeslagen » pagina 189.

De beschadigde band laten vervangen resp. bij een specialist informeren naarde reparatiemogelijkheden.

Het voorgeschreven aantrekmoment van de wielbouten bedraagt 140 Nm.

ATTENTIE■ Wanneer de wielbouten met een te laag aantrekmoment zijn aangetrok-ken, kunnen de velgen tijdens het rijden losraken. Een te hoog aantrekmo-ment kan de bouten en de schroefdraad beschadigen en kan leiden tot eenblijvende vervorming van de draagvlakken op de velg.■ Tot het controleren van het aantrekmoment voorzichtig en slechts metmatige snelheid rijden.

Bandenafdichtset

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bestanddelen van de bandenafdichtset 236Algemene aanwijzingen 236Voorbereidende werkzaamheden voor gebruik van de bandenafdichtset 236Band afdichten en oppompen 237\Aanwijzingen voor het rijden met gerepareerde band 237

Met de bandenafdichtset kunnen beschadigingen aan de banden tot een door-snede van circa 4 mm, die door scherpe voorwerpen zijn veroorzaakt, veiligworden gedicht.

De reparatie met de afdichtset vervangt in geen geval een normale bandenre-paratie. De reparatie met de afdichtset dient alleen voor het bereiken van dedichtstbijzijnde specialist.

Bij de reparatie hoeft het wiel niet te worden verwijderd.

Vreemde voorwerpen, die in het bandprofiel zijn binnengedrongen (bijvoor-beeld schroeven of spijkers) mogen niet uit de band worden verwijderd!

De met de bandenafdichtset gerepareerde band zo snel mogelijk laten vervan-gen resp. bij een specialist informeren naar de reparatiemogelijkheden.

ATTENTIE■ Het bandenafdichtmiddel is schadelijk voor de gezondheid en moet bijhuidcontact onmiddellijk verwijderd worden.■ De gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de bandenafdichtset in achtnemen.

235Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 239: B8 Superb OwnersManual

Milieu-aanwijzingGebruikt of verouderd bandenafdichtmiddel moet met inachtneming van demilieuvoorschriften worden afgevoerd.

Let opEen nieuwe fles bandenafdichtmiddel is verkrijgbaar uit het originele ŠKODAaccessoireprogramma.

Bestanddelen van de bandenafdichtset

Afbeelding 247 Principeafbeelding: Onderdelen van de bandenafdichtset

Lees en bekijk eerst op bladzijde 235.

Bestanddelen van de set » Afbeelding 247sticker met de snelheidsaanduiding "max. 80 km/h" resp. "max. 50 mph",ventielsleutel,vulslang met vuldop,luchtcompressor,toets voor verlagen van bandenspanning,12 volt kabelstekker,bandenvulslang,bandenspanningmeter,aan-uitschakelaar,fles met bandenafdichtmiddel,reserve-ventielinzetstuk.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

De ventielsleutel 2 heeft aan de onderzijde een gleuf, waarin het ventielin-zetstuk past.

De bandenafdichtset bevindt zich in een box onder de bodembekleding van debagageruimte. Deze bevat een afdichtmiddel en een luchtcompressor.

Let opDe conformiteitsverklaring zit bij de luchtcompressor of in de wagendocumen-tiemap.

Algemene aanwijzingen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 235.

Voor de eigen veiligheid en de veiligheid van de passagiers moeten vóór eenwielreparatie langs de weg de volgende aanwijzingen in acht worden geno-men.

De alarmlichten inschakelen.De gevarendriehoek moet op de voorgeschreven afstand worden ge-plaatst - daarbij moeten de nationale wettelijke bepalingen in acht wordengenomen.De wagen zo ver mogelijk van het rijdende verkeer parkeren.Een plaats met een vlakke en vaste ondergrond kiezen.Alle passagiers laten uitstappen. Tijdens het repareren van de band mo-gen de passagiers niet op de weg staan (bij voorkeur achter de vangrail).

Bij een bandreparatie moeten de wettelijke voorschriften worden opgevolgd.

De bandenafdichtset mag in de volgende gevallen niet worden gebruikt.› De velg is beschadigd.› De buitentemperatuur ligt onder -20 °C.› De snee of beschadigingen door scherpe voorwerpen is groter dan 4 mm.› De bandflank is beschadigd.› Na het verlopen van de houdbaarheidsdatum (zie vulfles).

Voorbereidende werkzaamheden voor gebruik van debandenafdichtset

Lees en bekijk eerst op bladzijde 235.

Vóór het gebruik van de bandenafdichtset moeten de volgende voorbereiden-de werkzaamheden worden uitgevoerd.

236 Tips om het zelf te doen

Page 240: B8 Superb OwnersManual

› De motor afzetten.› Bij wagens met schakelbak de 1e versnelling inschakelen.› Bij wagens met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P

plaatsen.› Parkeerrem inschakelen.› Controleren of de reparatie met de bandenafdichtset kan worden uitgevoerd

» pagina 235.› Indien een aanhangwagen is aangekoppeld, dan deze afkoppelen.› De bandenafdichtset uit de bagageruimte nemen.› De betreffende sticker 1 » Afbeelding 247 op pagina 236 op het dashboard

in het gezichtsveld van de bestuurder aanbrengen.› Het ventieldopje eraf draaien.› Met de ventielsleutel 2 het ventielinzetstuk uit het ventiel draaien en het

ventielinzetstuk op een schone ondergrond leggen (doek, stuk papier e.d.).

Band afdichten en oppompen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 235.

Afdichten› De fles met bandenafdichtmiddel 10 » Afbeelding 247 op pagina 236 enkele

malen krachtig schudden.› De vulslang 3 stevig op de fles 10 draaien. De folie op de vuldop wordt hier-

bij automatisch doorgeprikt.› De sluitstop van de vulslang 3 verwijderen en het open uiteinde op het ven-

tiel van de band steken.› De fles 10 ondersteboven houden en de gehele inhoud afdichtmiddel uit de

fles in de band vullen.› De vulslang van het bandventiel verwijderen.› Het ventielinzetstuk met ventielsleutel 2 weer in het ventiel draaien.

Oppompen› De vulslang 7 » Afbeelding 247 op pagina 236 van de luchtcompressor ste-

vig op het ventiel van de band draaien.› Bij wagens met schakelbak de versnellingshendel in de neutraalstand plaat-

sen.› Bij wagens met automatische versnellingsbak de keuzehendel in stand P

plaatsen.› De motor starten en laten draaien.› De stekker 6 in het 12 volt stopcontact steken » pagina 103.› De luchtcompressor met de aan-uitschakelaar 9 inschakelen.

› De luchtcompressor laten draaien totdat de bandenspanning 2,0 - 2,5 bar be-draagt. Maximale looptijd 8 minuten » .

› De luchtcompressor uitschakelen.› Als de bandenspanning van 2,0 - 2,5 bar niet werd bereikt, de vulslang 7 van

het ventiel afschroeven.› De wagen circa 10 meter voor- of achteruitrijden zodat het afdichtmiddel zich

in de band kan "verdelen".› De vulslang van de luchtcompressor 7 opnieuw stevig op het ventiel draai-

en en het oppompen herhalen.› De luchtcompressor uitschakelen.› De vulslang 7 van het ventiel losdraaien.

Wanneer een bandenspanning van 2,0 - 2,5 bar is bereikt, kan de rit wordenvoortgezet.

ATTENTIE■ Als de band niet tot ten minste 2,0 bar kan worden opgepompt, is de be-schadiging te groot. Het afdichtmiddel is niet in staat de band te dichten. Niet verder rijden! De hulp van een specialist inroepen.■ De bandenvulslang en de luchtcompressor kunnen bij het oppompen heetworden - gevaar voor verbranding.

VOORZICHTIGDe luchtcompressor uiterlijk na 8 minuten draaien uitschakelen - gevaar vooroververhitting! De luchtcompressor enkele minuten laten afkoelen, voordat udeze opnieuw inschakelt.

\Aanwijzingen voor het rijden met gerepareerde band

Lees en bekijk eerst op bladzijde 235.

De bandenspanning in de gerepareerde band moet na 10 minuten rijden wor-den gecontroleerd.

De bandenspanning is 1,3 bar of lager› Niet verder rijden! De band kan met de bandenafdichtset niet voldoende

worden afgedicht.

De bandenspanning is 1,3 bar of hoger› De bandenspanning weer naar de juiste waarde corrigeren.› De rit voorzichtig voortzetten naar de dichtstbijzijnde specialist met maxi-

maal 80 km/h (50 mph).

237Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 241: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIE■ Een met bandenafdichtmiddel gevulde band heeft niet dezelfde rijeigen-schappen als een gewone band.■ Niet sneller dan 80 km/h resp. 50 mph rijden.■ Volgas accelereren, sterk remmen en het snel nemen van bochten vermij-den.

Starthulp

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Starthulp met behulp van de accu van een andere wagen 238

Als de motor niet aanslaat omdat de accu ontladen is, kan de accu van een an-dere wagen worden gebruikt om de motor te starten.

ATTENTIE■ De waarschuwingsaanwijzingen bij werkzaamheden in de motorruimteopvolgen » pagina 211.■ Een ontladen accu kan al bij temperaturen net onder 0 °C bevriezen. Bijeen bevroren accu geen starthulp geven met behulp van de accu van eenandere wagen - explosiegevaar!■ Ontstekingsbronnen (open vuur, brandende sigaretten en dergelijke) uitde buurt van de accu houden - gevaar voor explosie!■ Nooit starthulp gebruiken bij accu's met een te laag accuvloeistofpeil -explosiegevaar en gevaar door bijtende werking.■ De sluitdoppen van de accucellen moeten zijn vastgeschroefd.

Let opWij adviseren de startkabels aan te schaffen bij een speciaalzaak voor voer-tuigaccu's.

Starthulp met behulp van de accu van een andere wagen

Afbeelding 248Starthulp: A - ontladen accu, B -stroomleverende accu

Afbeelding 249Massapunt van de motor: Start-stopsysteem

Lees en bekijk eerst op bladzijde 238.

Voor een startpoging met behulp van de accu van een andere wagen zijnstartkabels nodig.

De startkabels moeten in de onderstaande volgorde worden aangesloten.› Het ene uiteinde 1 aansluiten op de pluspool van de ontladen accu A

» Afbeelding 248.› Het andere uiteinde 2 aansluiten op de pluspool van de stroomleverende

accu B .› Het ene uiteinde 3 aansluiten op de minpool van de stroomleverende accu

B .› Het andere uiteinde 4 aansluiten op een massief, vast met het motorblok

verbonden metalen onderdeel of direct op het motorblok zelf.

Bij wagens met start-stopsysteem mag de startkabel alleen op het massapuntvan de motor worden aangesloten » Afbeelding 249.

Motor starten› De motor van de stroomgevende wagen starten en stationair laten draaien.

238 Tips om het zelf te doen

Page 242: B8 Superb OwnersManual

› Nu de motor van de wagen met de ontladen accu starten.› Als de motor niet aanslaat, de startprocedure na circa 10 seconden afbreken

en circa een halve minuut later herhalen.› De startkabels precies in omgekeerde volgorde van het vastmaken verwijde-

ren.

Beide accu's moeten een nominale spanning van 12 V hebben. De capaciteit(Ah) van de stroomleverende accu mag niet wezenlijk lager zijn dan de capaci-teit van de ontladen accu.

StartkabelAlleen startkabels gebruiken met een voldoende grote diameter en met geïso-leerde poolklemmen. De aanwijzingen van de fabrikant van de startkabels op-volgen.

Pluskabel - kleuraanduiding in het algemeen rood.

Minkabel - - kleuraanduiding in het algemeen zwart.

ATTENTIE■ De startkabel niet op de minpool van de ontladen accu aansluiten. Doorvonkvorming bij het starten zou knalgas dat uit de accu stroomt, kunnenontsteken.■ De niet-geïsoleerde delen van de poolklemmen mogen in geen geval metelkaar in aanraking komen - gevaar voor kortsluiting!■ De op de pluspool van de accu aangesloten startkabel mag niet met elek-trisch geleidende delen van de wagen in aanraking komen - gevaar voorkortsluiting!■ De startkabels zo leggen, dat ze niet door draaiende delen in de motor-ruimte kunnen worden geraakt.

Wagen afslepen

Inleiding voor het onderwerp

Afbeelding 250 Gevlochten sleepkabel / gedraaide sleepkabel

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Sleepoog voor 240Sleepoog achter 241Wagens met een trekhaak 241

Voor het slepen moet een gevlochten sleepkabel worden gebruikt » Afbeel-ding 250 - .

Bij het afslepen moeten de volgende aanwijzingen worden opgevolgd.

Wagens met schakelbak kunnen met een sleepkabel resp. een sleepstang ofmet opgeheven voor- of achteras worden afgesleept.

Wagens met automatische versnellingsbak kunnen met een sleepkabel resp.een sleepstang of met opgeheven vooras worden afgesleept. Bij een wagenwaarbij de achterwielen zijn opgetakeld wordt de automatische versnellings-bak beschadigd! Zo mogelijk moet de wagen met draaiende motor of tenmin-ste met ingeschakeld contact worden afgesleept.

Bestuurder van de slepende wagen› De koppeling bij het wegrijden uiterst voorzichtig laten opkomen resp. bij

een automatische versnellingsbak bijzonder voorzichtig gas geven.› Pas echt wegrijden als de kabel gespannen is.

De maximale sleepsnelheid bedraagt 50 km/h.

239Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 243: B8 Superb OwnersManual

Bestuurder van de gesleepte wagen› Het contact inschakelen zodat het stuurwiel niet kan blokkeren en de knip-

perlichten, de ruitenwissers en de ruitensproeierinstallatie kunnen wordeningeschakeld.

› De versnellingsbak in de neutraalstand zetten resp. bij een automatischeversnellingsbak de keuzehendelstand N selecteren.

De rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging werken alleen als de motordraait. Bij stilstaande motor moet het rempedaal met aanzienlijk meer krachtworden ingedrukt en is voor het sturen veel meer kracht nodig.

Let er bij het gebruik van een sleepkabel op dat de sleepkabel strak blijftstaan.

Algemene aanwijzingen voor het afslepenBeide bestuurders moeten met mogelijke problemen tijdens het slepen ver-trouwd zijn. Bestuurders die daarmee geen ervaring hebben, kunnen beterniet afslepen of worden afgesleept.

Als normaal slepen niet mogelijk is of als de sleepafstand groter is dan 50 km,moet de wagen op een transportvoertuig of een aanhangwagen worden ver-voerd.

Als er geen versnellingsbakolie meer in de versnellingsbak zit, mag de wagenalleen met opgetakelde aangedreven wielen of met een bergingsvoertuigresp. aanhangwagen worden vervoerd.

De sleepkabel moet elastisch zijn, zodat beide wagens niet aan schokbelastin-gen worden blootgesteld. Daarom alleen kunststofvezel kabels of kabels vansoortgelijk elastisch materiaal gebruiken.

De sleepkabel resp. de sleepstang aan het sleepoog » pagina 240 resp. » pa-gina 241 resp. aan de kogelkop van de trekhaak » pagina 191 bevestigen.

ATTENTIE■ Bij het afslepen de nationale wettelijke bepalingen in acht nemen, vooralmet betrekking tot de te gebruiken markering.■ Bij het afslepen verhoogde voorzichtigheid in acht nemen.■ Voor het slepen geen gedraaide sleepkabel gebruiken » Afbeelding 250 -, het sleepoog kan anders uit de wagen worden gedraaid - er bestaat ge-vaar voor ongevallen.■ De sleepkabel mag niet verdraaid zijn - er bestaat gevaar voor ongevallen.

VOORZICHTIG■ De motor niet starten door de wagen aan te slepen - gevaar voor schade aande motoronderdelen. Als starthulp kunt u de accu van een andere wagen ge-bruiken » pagina 238, Starthulp.■ Bij het slepen over onverharde wegen bestaat altijd het gevaar, dat de be-vestigingsdelen te zwaar worden belast en beschadigd raken.

Let opWij adviseren een sleepkabel uit het originele ŠKODA accessoireprogramma tegebruiken, die bij een ŠKODA Partner verkrijgbaar is.

Sleepoog voor

Afbeelding 251 Verwijderen van de afdekking / montage van het sleepoog

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 240.

Afdekkap uit- en inbouwen› Op de afdekkap in pijlrichting 1 » Afbeelding 251 drukken.› De afdekkap in pijlrichting 2 lostrekken.› Na het eruit draaien van het sleepoog de afdekkap bij pijl 1 plaatsen en ver-

volgens op de tegenoverliggende zijde van de afdekkap drukken.

De afdekking moet correct vastklikken.

Sleepoog in- en uitbouwen› Het sleepoog met de hand in pijlrichting 3 » Afbeelding 251 tot de aanslag

vastdraaien » .

Voor het vastdraaien adviseren wij bijvoorbeeld de wielsleutel, het sleepoogvan een andere wagen of een gelijksoortig voorwerp te gebruiken dat door hetoog kan worden gestoken.

› Het sleepoog tegen de pijlrichting in 3 eruit draaien.

240 Tips om het zelf te doen

Page 244: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIEHet sleepoog moet altijd tot de aanslag worden vastgedraaid en stevigworden vastgezet, anders kan het sleepoog bij het af- of aanslepen losra-ken.

Sleepoog achter

Afbeelding 252 Verwijderen van de afdekking / montage van het sleep-oog

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 240.

Afdekkap uit- en inbouwen› Op de afdekkap in pijlrichting 1 » Afbeelding 252 drukken.› De afdekkap in pijlrichting 2 lostrekken.› Na het eruit draaien van het sleepoog de afdekkap bij pijl 1 aanbrengen.› Op de tegenoverliggende zijde van de afdekkap drukken.

De afdekking moet correct vastklikken.

Sleepoog in- en uitbouwen› Het sleepoog met de hand in pijlrichting 3 » Afbeelding 252 tot de aanslag

vastdraaien » .

Voor het vastdraaien adviseren wij bijvoorbeeld de wielsleutel, het sleepoogvan een andere wagen of een gelijksoortig voorwerp te gebruiken dat door hetoog kan worden gestoken.

› Het sleepoog tegen de pijlrichting in 3 eruit draaien.

ATTENTIEHet sleepoog moet altijd tot de aanslag worden vastgedraaid en stevigworden vastgezet, anders kan het sleepoog bij het af- of aanslepen losra-ken.

Wagens met een trekhaak

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 240.

Bij wagens met af fabriek gemonteerde trekhaak zit achteraan onder de af-dekking geen montagegat voor het inschroefbare sleepoog.

Voor het afslepen de stang met kogelkop gebruiken » pagina 191, Trekhaak.

Het afslepen met de stang met kogelkop is een volwaardige vervanging voorhet afslepen met het sleepoog.

VOORZICHTIGBij gebruik van een ongeschikte sleepstang kunnen de stang met kogelkop ende wagen worden beschadigd.

Afstandsbediening en uitneembare lamp

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Batterij in de afstandsbediening vervangen 242Batterij in de KESSY-sleutel vervangen 242Afstandsbediening synchroniseren 243Batterij in radiografische afstandsbediening van extra verwarming(interieurvoorverwarming) vervangen 243Accu's van uitneembare lamp vervangen 243

Afhankelijk van de uitrusting kan de batterij in de sleutel of in de KESSY-sleu-tel worden vervangen.

Als de wagen na vervanging van de batterij niet kan worden ont- resp. ver-grendeld, moet de sleutel worden gesynchroniseerd » pagina 243.

241Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 245: B8 Superb OwnersManual

VOORZICHTIG■ Wij adviseren de defecte batterijen door een ŠKODA Servicepartner te latenvervangen.■ De nieuwe batterij moet overeenkomen met de specificatie van de originelebatterij.■ Bij het vervangen van de batterij resp. accu op de juiste polariteit letten.

Milieu-aanwijzingDe nationale wettelijke bepalingen met betrekking tot het afvoeren en ver-werken van de lege batterij in acht nemen.

Let opHet vervangen van de batterij in de sleutel met sierafdekking heeft tot gevolgdat deze afdekking beschadigd raakt. Een vervangende sierafdekking kan bijde ŠKODA Partners worden aangeschaft.

Batterij in de afstandsbediening vervangen

Afbeelding 253 Sleutel met afstandsbediening: Deksel verwijderen / bat-terij verwijderen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 242.

Sleutel met afstandsbediening› De sleutel uitklappen.› Het batterijdeksel A » Afbeelding 253 met de duim of met een platte schroe-

vendraaier bij B losmaken.› Het batterijdeksel in pijlrichting 1 openklappen.› De lege batterij in pijlrichting 2 verwijderen.› De nieuwe batterij aanbrengen.› Het batterijdeksel A aanbrengen en aandrukken tot het hoorbaar vastklikt.

Batterij in de KESSY-sleutel vervangen

Afbeelding 254 KESSY-sleutel

Afbeelding 255 Batterij vervangen

Lees en bekijk eerst op bladzijde 242.

KESSY-sleutel› De blokkeringsnok A in pijlrichting 1 ontgrendelen » Afbeelding 254.› De noodsleutel B in pijlrichting 2 verwijderen.› Een 3 mm brede platte schroevendraaier circa 12 mm in pijlrichting 3 in de

sleutel schuiven » Afbeelding 255.› De schroevendraaier in pijlrichting 4 draaien.› Het batterijdeksel in pijlrichting 5 openschuiven.› De lege batterij in pijlrichting 6 verwijderen.› De nieuwe batterij aanbrengen.› De batterijafdekking plaatsen en aandrukken tot deze hoorbaar vastklikt.

242 Tips om het zelf te doen

Page 246: B8 Superb OwnersManual

Afstandsbediening synchroniseren

Lees en bekijk eerst op bladzijde 242.

Als de wagen bij het bedienen van de afstandsbediening niet wordt ontgren-deld, is het mogelijk dat de sleutel niet is gesynchroniseerd. Dat kan gebeurenals de toetsen van de sleutel met radiografische afstandsbediening meerderemalen buiten het werkingsgebied van het systeem zijn ingedrukt of als de bat-terij van de sleutel is vervangen.

De sleutel als volgt synchroniseren.

› Een willekeurige toets op de afstandsbediening indrukken.› Na het indrukken van de toets moet het portier binnen 1 minuut met behulp

van de sleutel in de slotcilinder worden ontgrendeld.

Batterij in radiografische afstandsbediening van extra verwarming(interieurvoorverwarming) vervangen

Afbeelding 256Radiografische afstandsbedie-ning: Batterijafdekking

Lees en bekijk eerst op bladzijde 242.

De batterij zit onder een deksel aan de achterzijde van de afstandsbediening» Afbeelding 256.

› Een plat, stomp voorwerp (bijvoorbeeld een munt) in de sleuf in de batterijaf-dekking steken.

› De afdekking tegen de pijlrichting in naar de markering draaien, om de afdek-king te openen.

› De batterij vervangen.› De batterijafdekking weer aanbrengen.› De afdekking in pijlrichting tot de uitgangsmarkering draaien en vergrende-

len.

Accu's van uitneembare lamp vervangen

Afbeelding 257Vergrendelingsclip

Lees en bekijk eerst op bladzijde 242.

Het vervangen van de accu moet als volgt worden uitgevoerd.

› De lamp uit de houder nemen.› De accuafdekking met een smal, puntig voorwerp bij de vergrendelingsclip

A loswippen » Afbeelding 257.› De defecte accu's uit de lamp verwijderen.› De nieuwe batterijen aanbrengen.› Het batterijdeksel aanbrengen en aandrukken tot het hoorbaar vastklikt.

VOORZICHTIGWordt bij het vervangen een verkeerd accutype of niet-oplaadbare batterijengebruikt, bestaat er gevaar voor beschadiging van de lamp en de wagenelek-tra.

Noodontgrendeling/-vergrendeling

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Bestuurdersportier ont-/vergrendelen 244Portier zonder slotcilinder vergrendelen 244Achterklep ontgrendelen 244Noodontgrendeling keuzehendel 245

243Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 247: B8 Superb OwnersManual

Bestuurdersportier ont-/vergrendelen

Afbeelding 258 Handgreep van het bestuurdersportier: afgedekte slotci-linder / sleutelbewegingen voor het ont- en vergrendelen

Afbeelding 259 Handgreep van het bestuurdersportier: Sleutel / KESSY

Het bestuurdersportier kan worden noodontgrendeld resp. noodvergrendeld.

› Aan portiergreep trekken en deze uitgetrokken houden.› De sleutel in de uitsparing aan de onderzijde van de afdekking schuiven

» Afbeelding 258.› De afdekking in pijlrichting openen.› De portiergreep loslaten.› Bij wagens met links stuur de sleutel met de knoppen naar boven gekeerd

in de slotcilinder steken en de wagen ont- resp. vergrendelen.› Bij wagens met rechts stuur de sleutel met de knoppen naar beneden ge-

keerd in de slotcilinder steken en de wagen ont- resp. vergrendelen.

Bij wagens met KESSY-sleutel de noodsleutel met de greep naar onder gerichtin de slotcilinder steken » Afbeelding 259.

› Aan portiergreep trekken en deze uitgetrokken houden.› De afdekking weer op de oorspronkelijke plaats inbouwen.

VOORZICHTIGLet erop dat bij de noodontgrendeling/-vergrendeling geen lakschade ont-staat.

Portier zonder slotcilinder vergrendelen

Afbeelding 260 Noodvergrendeling: Rechter-/linkerachterportier

Aan de kopse kant van de achterportieren zit een noodvergrendelingsmecha-nisme, dit is pas zichtbaar na het openen van het portier.

› Afdekking A verwijderen » Afbeelding 260.› De sleutel in de sleuf steken en in pijlrichting draaien (geveerde stand).› De afdekking A weer plaatsen.

Achterklep ontgrendelen

Afbeelding 261 Achterklep ontgrendelen: Variant 1 / variant 2

De achterklep kan handmatig worden ontgrendeld.

244 Tips om het zelf te doen

Page 248: B8 Superb OwnersManual

› De rugleuning van de achterbank naar voren klappen » pagina 88.› In de uitsparing resp. opening in de bekleding » Afbeelding 261 een schroe-

vendraaier of een vergelijkbaar gereedschap tot de aanslag geleiden.› Door bewegen in pijlrichting wordt de klep ontgrendeld.› De achterklep openen.

Noodontgrendeling keuzehendel

Afbeelding 262 Noodontgrendeling keuzehendel

› Parkeerrem inschakelen.› Een platte schroevendraaier of een vergelijkbaar gereedschap in de naad bij

pijl 1 » Afbeelding 262 steken en de afdekking in pijlrichting 2 optillen.› Met de platte schroevendraaier of vergelijkbaar gereedschap in pijlrichting

3 op het gele kunststof deel drukken.› Tegelijkertijd de grendelknop in de keuzehendelgreep indrukken en de keu-

zehendel in stand N zetten.

Indien de keuzehendel opnieuw in stand P wordt gezet, wordt deze opnieuwgeblokkeerd.

VOORZICHTIGLet erop dat bij het optillen van de afdekking er geen delen rondom de keuze-hendel door de schroevendraaier worden beschadigd.

Ruitenwisserbladen vervangen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Ruitenwisserbladen van de voorruit vervangen 245Ruitenwisserblad van de achterruit vervangen 246

ATTENTIEOm veiligheidsredenen moet u de ruitenwisserbladen jaarlijks een- tottweemaal vervangen. Deze zijn verkrijgbaar bij een ŠKODA Partner.

Ruitenwisserbladen van de voorruit vervangen

Afbeelding 263 Ruitenwisserblad van de voorruit

Lees en bekijk eerst op bladzijde 245.

Vóór het vervangen van de ruitenwisserbladen moeten de ruitenwisserarmenin de servicestand worden gezet.

Servicestand voor het vervangen van wisserbladen› De motorkap sluiten.› Het contact in- en weer uitschakelen.› Binnen 10 seconden de bedieningshendel in stand 4 drukken en circa 2 se-

conden vasthouden » pagina 81, Ruitenwissers en -sproeiers.

De wisserarmen gaan naar de servicestand.

Ruitenwisserblad verwijderen› De ruitenwisserarm in pijlrichting 1 van de voorruit optillen » Afbeelding

263.› Het wisserblad tot de aanslag in dezelfde richting kantelen.› De ruitenwisserarm bij het bovenste gedeelte vasthouden en de borging A

in pijlrichting 2 drukken.› Het wisserblad in pijlrichting 3 verwijderen.

Ruitenwisserblad bevestigen› Het ruitenwisserblad tegen de aanslag schuiven tot het vergrendelt.› Controleren of het ruitenwisserblad correct is bevestigd.› De wisserarm op de ruit terugklappen.

245Nooduitrusting en tips om het zelf te doen

Page 249: B8 Superb OwnersManual

› Het contact inschakelen en de bedieningshendel in stand 4 drukken » pagi-na 81, Ruitenwissers en -sproeiers.

De wisserarmen gaan naar de basisstand.

Ruitenwisserblad van de achterruit vervangen

Afbeelding 264 Ruitenwisserblad van de achterruit

Lees en bekijk eerst op bladzijde 245.

Ruitenwisserblad verwijderen› De ruitenwisserarm in pijlrichting 1 van de voorruit optillen » Afbeelding

264.› Het wisserblad tot de aanslag in dezelfde richting kantelen.› De ruitenwisserarm bij het bovenste gedeelte vasthouden en de borging A

in pijlrichting 2 drukken.› Het wisserblad in pijlrichting 3 verwijderen.

Ruitenwisserblad bevestigen› Het ruitenwisserblad tegen de aanslag schuiven tot het vergrendelt.› Controleren of het ruitenwisserblad correct is bevestigd.› De wisserarm op de ruit terugklappen.

Zekeringen en gloeilampjes

Zekeringen

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Zekeringen in het dashboard - wagens met links stuur 247Zekeringen in het dashboard - wagens met rechts stuur 247Zekeringenoverzicht in het dashboard 248Zekeringen in de motorruimte 249Zekeringenoverzicht in de motorruimte 249

De afzonderlijke stroomkringen zijn door middel van smeltzekeringen bevei-ligd.

Vóór het vervangen van een zekering het contact en de betreffende verbruikeruitschakelen.

Vaststellen welke zekering bij de uitgevallen verbruiker hoort » pagina 248,Zekeringenoverzicht in het dashboard of » pagina 249, Zekeringenoverzicht inde motorruimte.

Elektrisch verstelbare stoelen zijn beveiligd door automatische zekeringen,die na het verhelpen van de overbelasting na enkele seconden automatischweer worden ingeschakeld.

Kleurcode van de zekeringen

Kleur van de zekering Max. stroomsterkte in ampère

lichtbruin 5

donkerbruin 7,5

rood 10

blauw 15

geel/blauw 20

wit 25

groen/roze 30

oranje/groen 40

rood 50

246 Tips om het zelf te doen

Page 250: B8 Superb OwnersManual

ATTENTIEVoor aanvang van alle werkzaamheden in de motorruimte beslist de waar-schuwingsaanwijzingen lezen en deze opvolgen » pagina 211.

VOORZICHTIG■ Zekeringen "niet repareren" en ook niet vervangen door zwaardere - brand-gevaar! Bovendien kunnen andere delen van de elektrische installatie wordenbeschadigd.■ Als een nieuw geplaatste zekering na korte tijd weer doorbrandt, moet deelektrische installatie zo snel mogelijk door een specialist worden gecontro-leerd.■ Een doorgebrande zekering is aan een doorgesmolten metalen strookje teherkennen. De doorgebrande zekering door een nieuwe zekering met hetzelf-de amperage vervangen.

Let op■ Wij adviseren, altijd reservezekeringen in de wagen mee te nemen. Eendoosje reservezekeringen is verkrijgbaar uit het originele ŠKODA accessoire-programma.■ Op één zekering kunnen meerdere verbruikers zijn aangesloten.■ Bij een verbruiker kunnen meerdere zekeringen horen.

Zekeringen in het dashboard - wagens met links stuur

Afbeelding 265Opbergvak aan bestuurderszijde

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 247.

Bij wagens met links stuur bevindt zich de zekeringenhouder achter het op-bergvak aan linkerzijde van het dashboard.

Zekering vervangen› Het opbergvak openen » pagina 94.› Het opbergvak zijdelings bij de pijlen vastpakken » Afbeelding 265.

› Het opbergvak door trekken in pijlrichting 1 openen.› De kunststof klem onder de afdekking van de zekeringenhouder in de motor-

ruimte verwijderen » Afbeelding 268 op pagina 249.› De klem op de betreffende zekering steken en deze eruit trekken.› Een nieuwe zekering aanbrengen.› De klem weer op de oorspronkelijke plaats opbergen.› Het opbergvak door drukken in pijlrichting 2 in de geborgde stand in het

dashboard terugklappen.› Het opbergvak sluiten.

Zekeringen in het dashboard - wagens met rechts stuur

Afbeelding 266 Opbergvak aan bijrijderszijde

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 247.

Bij wagens met rechts stuur bevindt zich de zekeringenhouder aan de bijrij-derszijde achter het opbergvak aan linkerzijde van het dashboard.

Opbergvak uitbouwen en zekering vervangen› Het opbergvak openen » pagina 99.› De remstang in pijlrichting 1 ontgrendelen » Afbeelding 266.› De remstang in pijlrichting 2 losmaken.› De blokkeringsnok A in pijlrichting 3 drukken.

Het opbergvak klapt omlaag.

› De kunststof klem onder de afdekking van de zekeringenhouder in de motor-ruimte verwijderen » Afbeelding 268 op pagina 249.

› De klem op de betreffende zekering steken en deze eruit trekken.› Een nieuwe zekering aanbrengen.› De klem weer op de oorspronkelijke plaats opbergen.

247Zekeringen en gloeilampjes

Page 251: B8 Superb OwnersManual

Opbergvak inbouwen› Het opbergvak in pijlrichting 4 optillen.› De weerstand van blokkeringsnokken A overwinnen.› De remstang tegen de pijlrichting in 2 plaatsen.› De remstang tegen de pijlrichting in 1 vergrendelen.› Het opbergvak sluiten.

Zekeringenoverzicht in het dashboard

Afbeelding 267Zekeringen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 247.

Nr. Verbruiker

1 Vrij

2 Vrij

3 Vrij

4 Vrij

5 Regelapparaat voor databus

6 Alarmsensor

7

Regelapparaat voor airconditioning, verwarming, ontvanger van deradiografische afstandsbediening voor de interieurvoorverwarming,keuzehendel van de automatische versnellingsbak, relais voor ach-terruitverwarming, relais voor voorruitverwarming, regelapparaatvoor bandenspanningscontrole

8Lichtschakelaar, regensensor, diagnoseaansluiting, parkeerrem, in-strumentenpaneelverlichting

9 USB-aansluiting

10 Aanraakscherm, tv-tuner

11 Gordelspanner - linkerzijde

Nr. Verbruiker

12 Radio

13Regelapparaat voor schokdemperinstelling, aircocompressor(GreenLine)

14 Aanjager voor airconditioning, verwarming

15 Elektronische stuurkolomvergrendeling

16 Signaalversterker voor telefoon

17 Instrumentenpaneel, noodbediening

18 Regelapparaat voor achteruitrijcamera

19 KESSY-regelapparaat

20 SCR-regelapparaat

21 Haldex-koppeling

22 Regelapparaat voor aanhangwagenherkenning

23 Koplamp - rechterzijde

24 Panoramadak

25Regelapparaat voor centrale vergrendeling - bestuurdersportier enlinkerachterportier, buitenspiegel

26 Stoelverwarming voor

27 Muziekversterker

28 Trekhaak - contact in stopcontact

29 Bedieningshendel onder het stuurwiel

30 12 volt stopcontact in bagageruimte

31 Koplamp - linkerzijde

32 Parkeerhulp, inparkeersysteem

33 Airbag, schakelaar voor alarmlichten

34

ASR-toets, ESC, bandencontrole, druksensor voor airconditioning,achteruitrijlichtschakelaar, spiegel met zelfdimfunctie, start-stop-toets, regelaar voor verwarming van de zitplaatsen achterin, sensorvoor airconditioning, parkeerrem, soundactuator, lichtschakelaar

35Lichtbundelhoogteverstelling, regelapparaat voor AFS-koplamp, di-agnosestekker, camera, radar

36 Koplamp rechts

37 Koplamp links

38 Trekhaak - contact in stopcontact

248 Tips om het zelf te doen

Page 252: B8 Superb OwnersManual

Nr. Verbruiker

39Regelapparaat voor centrale vergrendeling - bijrijdersportier enrechterachterportier, buitenspiegel

40 12 volt stopcontact

41 Gordelspanner - rechterzijde

42Regelapparaat voor centrale vergrendeling van achterklep, ko-plampsproeiers, ruitensproeierinstallatie voorruit

43 Afdekking voor gasontladingslamp, binnenverlichting

44 Trekhaak - contact in stopcontact

45 Regelapparaat voor bediening van de stoelverstelling

46 230 volt stopcontact

47 Achterruitwisser

48 Regelapparaat voor dodehoekherkenning

49 Spoel van het startrelais, koppelingspedaalschakelaar

50 Openen van de achterklep

51 Verwarming van achterzitplaatsen

52 Klimatisering van voorstoelen

53 Relais voor achterruitverwarming

Zekeringen in de motorruimte

Afbeelding 268 Afdekking van zekeringenhouder: afdekking verwijde-ren / kunststof klem voor zekeringen

Afbeelding 269Zekeringen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 247.

Zekering vervangen› De vergrendelingsknoppen van de afdekking gelijktijdig in pijlrichting 1 sa-

mendrukken » Afbeelding 268.› De afdekking in pijlrichting 2 verwijderen.› De betreffende zekering vervangen.› De afdekking op de zekeringenhouder aanbrengen.› De vergrendelingsknoppen van de afdekking indrukken en vergrendelen.

VOORZICHTIGDe afdekking van de zekeringenhouder in de motorruimte moet altijd correctworden aangebracht. Indien de afdekking niet correct is aangebracht, kan wa-ter in de zekeringenhouder komen - gevaar voor schade aan de wagen!

Zekeringenoverzicht in de motorruimte

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 247.

Nr. Verbruiker

1 Regelapparaat voor ESC, parkeerrem

2 Regelapparaat voor ESC

3 Motorregelapparaat

4Koelluchtventilator, regelklep voor brandstofdruk, relais voor elek-trische extra verwarming

5 Spoel van relais voor ontstekingssysteem

6 Remsensor

7 Radiateurjalouzie

8 Lambdasonde

249Zekeringen en gloeilampjes

Page 253: B8 Superb OwnersManual

Nr. Verbruiker

9Waterpomp, bobine, regelapparaat van voorgloeisysteem, lucht-massameter

10 Regelapparaat voor brandstofpomp

11 Elektrische extra verwarming

12 Elektrische extra verwarming

13 Regelapparaat voor automatische versnellingsbak

14 Relais voor voorruitverwarming

15 Claxon

16 Contact

17 Regelapparaat voor ESC, motorregelapparaat, spoel van hoofdrelais

18 Regelapparaat voor databus, accugegevensmodule

19 Ruitenwissers voorruit

20 Alarm

21 Vrij

22 Motorregelapparaat

23 Startmotor

24 Elektrische extra verwarming

31 Vrij

32 Vrij

33 SCR-regelapparaat

34 Vrij

35 Vrij

36 Vrij

37 Regelapparaat voor interieurvoorverwarming

38 Vrij

Gloeilampjes

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Overzicht van gloeilampjes in de koplampen 251Gloeilampje van dim- en grootlicht vervangen (halogeenkoplamp) 251

Gloeilampje van knipperlicht vervangen (halogeenkoplamp) 252Gloeilampje van mistlamp vervangen 252Achterlicht 253Gloeilampjes van achterlicht vervangen 254

Het vervangen van gloeilampjes vereist een bepaalde handigheid. Daarom ad-viseren wij, om bij onzekerheid het vervangen van een gloeilampje door eenspecialist te laten uitvoeren.

› Voor het vervangen van gloeilampjes het contact en de betreffende verlich-ting uitschakelen.

› Defecte gloeilampjes mogen alleen worden vervangen door gloeilampjes vanhetzelfde type. De beschrijving staat op de lampvoet of op het lampenglas.

Er zit een opbergruimte voor het doosje reservelampjes in de kunststof box inhet noodreservewiel resp. onder de bekleding van de bagageruimte.

Wij adviseren, om na het vervangen van een gloeilampje voor het dim-, groot-licht of de mistlamp de lampafstelling door een specialist te laten controleren.

Bij uitval van een xenongasontladingslamp of een LED-diode dient een specia-list te worden opgezocht.

ATTENTIE■ Voor aanvang van alle werkzaamheden in de motorruimte beslist dewaarschuwingsaanwijzingen lezen en deze opvolgen » pagina 211.■ Als de weg niet voldoende verlicht is of als de wagen niet of slechts moei-lijk door andere verkeersdeelnemers kan worden gezien, kunnen ongeval-len worden veroorzaakt.■ H7- en H8-gloeilampjes staan onder druk en kunnen bij vervanging vanhet gloeilampje springen - gevaar voor verwondingen! Daarom adviserenwij, bij het vervangen van gloeilampjes handschoenen en een veiligheids-bril te dragen.■ Bij gasontladingslampen (xenonlicht) mag alleen door specialisten aanhet hoogspanningsgedeelte worden gewerkt - levensgevaar!

VOORZICHTIG■ Het glas van de gloeilamp niet met blote vingers aanraken - ook de aller-kleinste vervuiling verkort de levensduur van de gloeilamp. Een schone doek,servet of iets dergelijks gebruiken.■ De beschermkap van het gloeilampje moet altijd goed op de koplamp wordengeplaatst. Als deze niet goed wordt geplaatst, zou water en vuil in de koplampkunnen komen - gevaar voor beschadiging van de koplamp.

250 Tips om het zelf te doen

Page 254: B8 Superb OwnersManual

Let op■ In dit instructieboekje is alleen het vervangen van gloeilampjes beschreven,voor de gloeilampjes die u zelf zonder problemen kunt vervangen. Het vervan-gen van de andere gloeilampjes moet aan een specialist worden overgelaten.■ Wij adviseren altijd een doosje met reservegloeilampjes in de wagen mee tenemen. Reservegloeilampjes zijn verkrijgbaar uit het originele ŠKODA acces-soireprogramma.

Overzicht van gloeilampjes in de koplampen

Afbeelding 270Principeafbeelding: Koplamp

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 250.

De wagen is voorzien van koplampen met halogeengloeilampjes of met eenxenongasontladingslamp en leds.

Overzicht van de gloeilampjes » Afbeelding 270KnipperlichtDimlicht met halogeengloeilampje of met xenongasontladingslampGrootlicht

A

B

C

Gloeilampje van dim- en grootlicht vervangen (halogeenkoplamp)

Afbeelding 271 Gloeilampje van dimlicht en grootlicht vervangen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 250.

› De beschermkap B resp. C » Afbeelding 270 op pagina 251 verwijderen.› De stekker met het gloeilampje in pijlrichting 1 draaien » Afbeelding 271.› De stekker met het gloeilampje in pijlrichting 2 eruit trekken.› Het gloeilampje in pijlrichting 3 uit de stekker verwijderen.› Een nieuw gloeilampje zo in de stekker plaatsen dat de nok A op de stekker

in de uitsparing van het gloeilampje vastklikt.› De stekker met het nieuwe gloeilampje tegen de pijlrichting 2 in de kop-

lamp plaatsen.› De stekker met het nieuwe gloeilampje tegen de pijlrichting 1 tot de aan-

slag draaien.› De beschermkap B resp. C » Afbeelding 270 op pagina 251 plaatsen.

251Zekeringen en gloeilampjes

Page 255: B8 Superb OwnersManual

Gloeilampje van knipperlicht vervangen (halogeenkoplamp)

Afbeelding 272 Gloeilampje van knipperlicht vervangen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 250.

› De beschermkap A » Afbeelding 270 op pagina 251 verwijderen.› De sokkel met het gloeilampje met heen en weer gaande bewegingen in pijl-

richting 1 » Afbeelding 272 lostrekken.› De lampsokkel op de met pijlen gemarkeerde plaatsen vastpakken.› Het defecte gloeilampje uit de sokkel in pijlrichting 2 verwijderen.› Een nieuw gloeilampje in de sokkel tot de aanslag aanbrengen.› De sokkel met het gloeilampje met de blokkeernok B zodanig naar boven

erin schuiven dat deze in de uitsparing op de reflector past.› De beschermkap A » Afbeelding 270 op pagina 251 plaatsen.

Gloeilampje van mistlamp vervangen

Afbeelding 273 Mistlamp uitbouwen / gloeilampje vervangen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 250.

Beschermrooster en koplamp uitbouwen› Een vinger in de opening A steken.› Het beschermrooster door trekken in pijlrichting 1 losmaken.› De bouten B met de schroevendraaier van het wagengereedschap » pagina

230, Wagengereedschap losdraaien.› De mistlamp in pijlrichting 2 voorzichtig verwijderen.

Gloeilampje vervangen› De vergrendeling op de stekker in pijlrichting 3 indrukken.› De stekker in pijlrichting 4 losmaken.› De lampvoet tot de aanslag in pijlrichting 5 draaien .› De lampvoet in pijlrichting 6 verwijderen.› Een nieuwe voet met het gloeilampje in de koplamp aanbrengen en tot de

aanslag tegen de pijlrichting 5 draaien.› De stekker monteren.

252 Tips om het zelf te doen

Page 256: B8 Superb OwnersManual

Koplamp en beschermrooster inbouwen› De mistlamp tegen de pijlrichting in 2 » Afbeelding 273 plaatsen en vast-

draaien.› Het rooster aanbrengen en voorzichtig vastdrukken.

Het rooster moet goed vergrendelen.

Achterlicht

Afbeelding 274 Achterlicht uitbouwen / stekker lostrekken

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 250.

Uitbouwen› De achterklep openen.› In de opening A » Afbeelding 274 de beugel voor het lostrekken van de

wieldoppen » pagina 230, Wagengereedschap geleiden.› De afdekking verwijderen door de haak in pijlrichting 1 te trekken.› De schroeven B met de schroevendraaier uit het wagengereedschap los-

draaien.› De lamp vastpakken en in pijlrichting 2 voorzichtig van de pennen C los-

trekken.› De beide vergrendelingen op de stekker in pijlrichting 3 samendrukken.

› De stekker voorzichtig in pijlrichting 4 van de lamp lostrekken.

Inbouwen› De stekker tegen de pijlrichting in 4 » Afbeelding 274 in de lamp schuiven.

De vergrendelingen van de stekker moeten goed vastklikken.

› De lamp met de openingen D op de pennen C in de carrosserie steken.› De lamp voorzichtig op de pennen in de carrosserie aandrukken.

Let erop dat de kabelstreng niet wordt ingeklemd tussen de carrosserie en hetachterlicht.

› Het lampje vastdraaien en de afdekking aanbrengen.

De afdekking moet correct vastklikken.

Wij adviseren, om bij onzekerheid of de kabelstreng niet is ingeklemd, de aan-sluiting van het achterlicht door een specialist te laten controleren.

VOORZICHTIG■ Let erop dat bij het inbouwen de kabelstreng niet wordt ingeklemd tussende carrosserie en de verlichting - gevaar voor beschadiging van de elektrischeinstallatie en waterlekkage.■ Bij het uit- en inbouwen van het achterlicht erop letten, dat de lak van dewagen en de lamp niet worden beschadigd.■ Let erop dat bij het opnieuw inbouwen, de afdichting C » Afbeelding 275 oppagina 254 goed wordt geplaatst. Indien de afdekking niet goed is geplaatst,kan er water in de lamp komen - gevaar voor schade aan de lamp.

253Zekeringen en gloeilampjes

Page 257: B8 Superb OwnersManual

Gloeilampjes van achterlicht vervangen

Afbeelding 275 Achterlichten / gloeilampje vervangen

Lees en bekijk eerst en op bladzijde 250.

› De fitting met het gloeilampje A resp. B » Afbeelding 275 in pijlrichting 1draaien.

› De fitting met het gloeilampje in pijlrichting 2 uit het lamphuis verwijderen.› Het defecte gloeilampje in de fitting linksom draaien en verwijderen.› Een nieuw gloeilampje in de fitting aanbrengen en tot de aanslag rechtsom

draaien.› De fitting met het gloeilampje weer in het lamphuis plaatsen en tot de aan-

slag tegen de pijlrichting in 1 draaien.

254 Tips om het zelf te doen

Page 258: B8 Superb OwnersManual

Technische gegevens

Technische gegevens

Fundamentele wagengegevens

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

Wagengegevens 255Rijklaar gewicht en laadvermogen 256Meting van brandstofverbruik en CO2-emissies volgens ECE-voorschriftenen EU-richtlijnen 256Afmetingen - Superb 257Afmetingen - Superb Combi 259Overbouwhellingshoek - Superb 261Overbouwhellingshoek - Superb Combi 262

De informatie in de technische wagendocumentatie heeft altijd voorrang bo-ven de informatie in dit instructieboekje.

De rijprestaties zijn bepaald zonder prestatieverminderende meeruitvoeringenzoals bijvoorbeeld airconditioning.

Wagengegevens

Afbeelding 276 Sticker met wagengegevens / typeplaatje

Sticker met wagengegevensDe sticker met wagengegevens » Afbeelding 276 - bevindt zich onder de bo-dembekleding in de bagageruimte en is ook in het Serviceplan geplakt.

Op de sticker met wagengegevens staan de volgende gegevens.Chassisnummer (VIN)ModelVersnellingsbakcode, laknummer, interieuruitvoering, motorvermogen,motorcodeGedeeltelijke wagenbeschrijvingVrijgegeven banddiameter in inch1)

De voor de wagen vrijgegeven banden- en velgenmaten staan in de techni-sche wagendocumentatie alsmede in de conformiteitsverklaring (het zoge-noemde CVO-document) vermeld.

TypeplaatjeHet typeplaatje » Afbeelding 276 - bevindt zich onder op de B-stijl aan derechterzijde van de wagen.

Het typeplaatje bevat de volgende gegevens.FabrikantChassisnummer (VIN)Maximaal toelaatbaar gewichtMaximaal toelaatbaar treingewicht (wagen + aanhangwagen)Maximaal toegestane voorasbelastingMaximaal toegestane achterasbelasting

Chassisnummer (VIN)Het VIN-nummer (chassisnummer) is in de motorruimte ingeslagen op de rech-terveerpootsteun. Dit nummer staat ook op een plaatje in de linkeronderhoekvan de voorruit (samen met een VIN-streepjescode) en op het typeplaatje.

Het chassisnummer kan ook in het infotainment worden weergegeven » In-structieboekje infotainment, hoofdstuk CAR - Wageninstellingen.

MotornummerHet motornummer (drie posities tellende code en het serienummer) is op hetmotorblok ingeslagen.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

1) Alleen geldig voor sommige landen.

255Technische gegevens

Page 259: B8 Superb OwnersManual

Aanvullende informatie (geldt voor Rusland)Het volledige toelatingsnummer van het verkeersmiddel staat in de wagenpa-pieren vermeld, veld 17.

ATTENTIEDe aangegeven waarden voor de maximaal toegestane gewichten mogenniet worden overschreden - gevaar voor ongevallen en beschadiging!

Rijklaar gewicht en laadvermogen

Rijklaar gewichtDeze waarde komt overeen met het laagst mogelijke rijklaar gewicht zonderverdere gewichtsverhogende uitrustingen, zoals airconditioning, noodreserve-wiel.

Het aangegeven rijklaar gewicht dient alleen ter oriëntatie.

Het rijklaar gewicht is bepaald met een bestuurder van 75 kg, incl. bedrijfs-vloeistoffen en wagengereedschap en een voor 90% gevulde brandstoftank.

Rijklaar gewicht van de wagen » pagina 263, Specifieke gegevens afhankelijkvan de motorisering.

LaadvermogenUit het verschil tussen het maximaal toegestaan gewicht en het rijklaar ge-wicht is het mogelijk bij benadering het laadvermogen te bepalen.

Het laadvermogen bestaat uit de volgende gewichten.› Het gewicht van de passagiers.› Het gewicht van alle bagagestukken en andere voorwerpen.› Het gewicht van de dakbelading inclusief het dakdragersysteem.› Het gewicht van de uitrustingen die niet tot het rijklaar gewicht behoren.› De kogeldruk bij aanhangwagengebruik (max. 90 kg).

Let opOp verzoek kan het exacte gewicht van uw wagen bij een specialist wordenopgevraagd.

Meting van brandstofverbruik en CO2-emissies volgens ECE-voorschriften en EU-richtlijnen

De waarden voor het brandstofverbruik en de CO2-emissies waren ten tijdevan de redactiesluiting niet beschikbaar.

De waarden van het brandstofverbruik en de CO2-emissies staan op deŠKODA-websites of in de technische en verkoopdocumentatie.

De meting van de cyclus voor het stadsverkeer begint met een koude start vande motor. Vervolgens wordt een stadsrit gesimuleerd.

Bij de cyclus voor buitenwegen wordt het alledaagse gebruik gesimuleerd doorde wagen in alle versnellingen meermaals te accelereren en af te remmen. Derijsnelheid varieert daarbij tussen 0 en 120 km/h.

De berekening van het gemiddelde brandstofverbruik gebeurt met een weg-ingsfactor van ongeveer 37% voor de stadscyclus en 63% voor de buitenweg-cyclus.

Let op■ De op de ŠKODA-websites of in de technische en verkoopdocumentatie ver-melde brandstofverbruiks- en emissiewaarden zijn volgens de regels en voor-waarden vastgesteld, die door juridische voorschriften of technische voor-schriften voor het vaststellen van technische en verkoopgegevens van voer-tuigen is vastgelegd.■ Afhankelijk van de omvang van de uitvoeringen, de rijstijl, de verkeerssitua-ties, de weersomstandigheden en de toestand van de wagen kunnen bij hetgebruik van de wagen in de praktijk verbruikswaarden ontstaan, die van de opde ŠKODA-websites of in de technische en verkoopdocumentatie vermeldebrandstofverbruikswaarden afwijken.

256 Technische gegevens

Page 260: B8 Superb OwnersManual

Afmetingen - Superb

Afbeelding 277 Principeafbeelding: Wagenafmetingen

257Technische gegevens

Page 261: B8 Superb OwnersManual

Wagenafmetingen bij rijklaargewicht zonder bestuurder (in mm)

» Afbeel-ding 277

Afmetingen Waarde

A Hoogte

Basismaat 1468

Wagens met het pakket voor slechte wegen 1483

Wagens met het SPORT-pakket 1453

Wagens met DCC 1458

B Spoorbreedte vooraanBasismaat 1584

Wagens met 2,0 l/162 kW TSI en 2,0 l/206 kW TSI-motor 1586

C Breedte 1864

D Spoorbreedte achteraanBasismaat 1572

Wagens met 2,0 l/162 kW TSI en 2,0 l/206 kW TSI-motor 1574

E Breedte incl. de buitenspiegels 2031

F Bodemvrijheid

Basismaat 149/148a)

Wagens met het pakket voor slechte wegen 164/163a)/158b)

Wagens met het SPORT-pakket 134/133a)

Wagens met DCC 139/138a)

G Wielbasis 2841

H Lengte 4861

a) Geldt voor de wagens Superb 4x4.b) Geldt voor wagens met 2,0 l/206 kW TSI-motor.

258 Technische gegevens

Page 262: B8 Superb OwnersManual

Afmetingen - Superb Combi

Afbeelding 278 Principeafbeelding: Wagenafmetingen

259Technische gegevens

Page 263: B8 Superb OwnersManual

Wagenafmetingen bij rijklaargewicht zonder bestuurder (in mm)

» Afbeel-ding 278

Afmetingen Waarde

A Hoogte

Basismaat 1477

Wagens met het pakket voor slechte wegen 1492

Wagens met het SPORT-pakket 1462

Wagens met DCC 1467

B Spoorbreedte vooraanBasismaat 1584

Wagens met 2,0 l/162 kW TSI en 2,0 l/206 kW TSI-motor 1586

C Breedte 1864

D Spoorbreedte achteraanBasismaat 1572

Wagens met 2,0 l/162 kW TSI en 2,0 l/206 kW TSI-motor 1574

E Breedte incl. de buitenspiegels 2031

F Bodemvrijheid

Basismaat 149/148a)

Wagens met het pakket voor slechte wegen 164/163a)/158b)

Wagens met het SPORT-pakket 134/133a)

Wagens met DCC 139/138a)

G Wielbasis 2841

H Lengte 4856

a) Geldt voor de wagens Superb Combi 4x4.b) Geldt voor wagens met 2,0 l/206 kW TSI-motor.

260 Technische gegevens

Page 264: B8 Superb OwnersManual

Overbouwhellingshoek - Superb

Afbeelding 279Principeafbeelding: Overbouw-hellingshoek

Hoek » Afbeelding 279Overbouwhellingshoek voorOverbouwhellingshoek achter

OverbouwhellingshoekDe vermelde waarden geven de maximale hoek van een helling aan die de wa-gen met langzame snelheid kan rijden, zonder met de bumper of de bodem-plaat de grond te raken.

De vermelde waarden komen overeen met de maximale asbelasting voor resp.achter.

Overbouwhellingshoek (°)

» Afbeelding 279 A B

Basismaat 14,0/14,1a) 12,2

Wagens met het pakket voor slechte wegen 15,1/15,2a) 12,4/12,3a)

Wagens met het SPORT-pakket 12,7/13,0a) 12,4/12,3a)

Wagens met DCC 13,2 12,5/12,3a)

a) Geldt voor de wagens Superb 4x4.

A

B

261Technische gegevens

Page 265: B8 Superb OwnersManual

Overbouwhellingshoek - Superb Combi

Afbeelding 280Principeafbeelding: Overbouw-hellingshoek

Hoek » Afbeelding 280Overbouwhellingshoek voorOverbouwhellingshoek achter

OverbouwhellingshoekDe vermelde waarden geven de maximale hoek van een helling aan die de wa-gen met langzame snelheid kan rijden, zonder met de bumper of de bodem-plaat de grond te raken.

De vermelde waarden komen overeen met de maximale asbelasting voor resp.achter.

Overbouwhellingshoek (°)

» Afbeelding 280 A B

Basismaat 14,0/14,1a) 12,2/12,0a)

Wagens met het pakket voor slechte wegen 15,1/15,2a) 12,4/12,1a)

Wagens met het SPORT-pakket 12,7/13,0a) 12,4/12,2a)

Wagens met DCC 13,2 12,4/12,3a)

a) Geldt voor de wagens Superb Combi 4x4.

A

B

262 Technische gegevens

Page 266: B8 Superb OwnersManual

Specifieke gegevens afhankelijk van de motorisering

Inleiding voor het onderwerp

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:

1,4 l/92 kW TSI motor - Superb 2641,4 l/92 kW TSI motor - Superb Combi 2641,4 l/110 kW TSI ACT-motor - Superb 2651,4 l/110 kW TSI ACT-motor - Superb Combi 2651,4 l/110 kW TSI motor - Superb 2661,4 l/110 kW TSI motor - Superb Combi 2661,8 l/132 kW TSI motor - Superb 2671,8 l/132 kW TSI motor - Superb Combi 2672,0 l/162 kW TSI motor - Superb 2682,0 l/162 kW TSI motor - Superb Combi 268

2,0 l/206 kW TSI motor - Superb 2692,0 l/206 kW TSI motor - Superb Combi 2691,6 l/88 kW TDI CR motor - Superb 2701,6 l/88 kW TDI CR motor - Superb Combi 2702,0 l/110 kW TDI CR motor - Superb 2712,0 l/110 kW TDI CR motor - Superb Combi 2712,0 l/130 kW TDI CR motor - Superb 2722,0 l/130 kW TDI CR motor - Superb Combi 2722,0 l/140 kW TDI CR motor - Superb 2732,0 l/140 kW TDI CR motor - Superb Combi 273

De aangegeven waarden zijn vastgesteld aan de hand van regels en onder omstandigheden die door wettelijke of technische voorschriften voor de bepaling vanbedrijfsgegevens en technische gegevens van motorvoertuigen zijn vastgelegd.

263Technische gegevens

Page 267: B8 Superb OwnersManual

1,4 l/92 kW TSI motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

92/5000-6000 200/1400-4000 4/1395

Rijprestaties en gewichten SB6

Topsnelheid (km/h) 208

Acceleratie 0-100 km/h (s) 9,9

Rijklaar gewicht (kg) 1375

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1600

Hellingen tot 8% 1800

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 680

1,4 l/92 kW TSI motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

92/5000-6000 200/1400-4000 4/1395

Rijprestaties en gewichten SB6

Topsnelheid (km/h) 206

Acceleratie 0-100 km/h (s) 10,0

Rijklaar gewicht (kg) 1395

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1600

Hellingen tot 8% 1800

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 690

264 Technische gegevens

Page 268: B8 Superb OwnersManual

1,4 l/110 kW TSI ACT-motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

110/5000-6000 250/1500-3500 4/1395

Rijprestaties en gewichten SB6 SB6 4x4 DSG7

Topsnelheid (km/h) 220 215 220

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,6 9,0 8,8

Rijklaar gewicht (kg) 1395 1505 1425

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1600 1800 1600

Hellingen tot 8% 1900 2000 1900

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 690 750 710

1,4 l/110 kW TSI ACT-motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

110/5000-6000 250/1500-3500 4/1395

Rijprestaties en gewichten SB6 SB6 4x4 DSG7

Topsnelheid (km/h) 218 213 218

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,7 9,1 8,9

Rijklaar gewicht (kg) 1415 1525 1445

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1600 1800 1600

Hellingen tot 8% 1900 2000 1900

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 700 750 720

265Technische gegevens

Page 269: B8 Superb OwnersManual

1,4 l/110 kW TSI motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

110/5000-6000 250/1500-3500 4/1395

Rijprestaties en gewichten SB6 DSG7

Topsnelheid (km/h) 220 220

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,6 8,8

Rijklaar gewicht (kg) 1388 1418

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1600 1600

Hellingen tot 8% 1900 1900

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 690 700

1,4 l/110 kW TSI motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

110/5000-6000 250/1500-3500 4/1395

Rijprestaties en gewichten SB6 DSG7

Topsnelheid (km/h) 218 218

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,7 8,9

Rijklaar gewicht (kg) 1408 1438

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1600 1600

Hellingen tot 8% 1900 1900

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 700 710

266 Technische gegevens

Page 270: B8 Superb OwnersManual

1,8 l/132 kW TSI motor - Superb

Versnellings-bak

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

SB6 132/4000-6200 320/1450-39004/1798

DSG7 132/5100-6200 250/1250-5000

Rijprestaties en gewichten SB6 DSG7

Topsnelheid (km/h) 232 232

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,0 8,1

Rijklaar gewicht (kg) 1465 1485

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1800 1800

Hellingen tot 8% 2000 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 730 740

1,8 l/132 kW TSI motor - Superb Combi

Versnellings-bak

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

SB6 132/4000-6200 320/1450-39004/1798

DSG7 132/5100-6200 250/1250-5000

Rijprestaties en gewichten SB6 DSG7

Topsnelheid (km/h) 230 230

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,1 8,2

Rijklaar gewicht (kg) 1485 1505

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1800 1800

Hellingen tot 8% 2000 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 740 750

267Technische gegevens

Page 271: B8 Superb OwnersManual

2,0 l/162 kW TSI motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

162/4500-6200 350/1500-4400 4/1984

Rijprestaties en gewichten DSG6 EU6 DSG6 EU4

Topsnelheid (km/h) 245 245

Acceleratie 0-100 km/h (s) 7,0 7,0

Rijklaar gewicht (kg) 1505 1500

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2000 2000

Hellingen tot 8% 2000 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750 750

2,0 l/162 kW TSI motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

162/4500-6200 350/1500-4400 4/1984

Rijprestaties en gewichten DSG6 EU6 DSG6 EU4

Topsnelheid (km/h) 243 243

Acceleratie 0-100 km/h (s) 7,1 7,1

Rijklaar gewicht (kg) 1525 1520

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2000 2000

Hellingen tot 8% 2000 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750 750

268 Technische gegevens

Page 272: B8 Superb OwnersManual

2,0 l/206 kW TSI motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

206/5600-6500 350/1700-5600 4/1984

Rijprestaties en gewichten DSG6 4x4

Topsnelheid (km/h) 250

Acceleratie 0-100 km/h (s) 5,8

Rijklaar gewicht (kg) 1615

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2200

Hellingen tot 8% 2200

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750

2,0 l/206 kW TSI motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

206/5600-6500 350/1700-5600 4/1984

Rijprestaties en gewichten DSG6 4x4

Topsnelheid (km/h) 250

Acceleratie 0-100 km/h (s) 5,8

Rijklaar gewicht (kg) 1635

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2200

Hellingen tot 8% 2200

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750

269Technische gegevens

Page 273: B8 Superb OwnersManual

1,6 l/88 kW TDI CR motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

88/3500-4000 250/1500-3250 4/1598

Rijprestaties en gewichten SB6 DSG7

Topsnelheid (km/h) 206 206

Acceleratie 0-100 km/h (s) 10,9 11,0

Rijklaar gewicht (kg) 1465 1480

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1500 1500

Hellingen tot 8% 1800 1800

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 730 740

1,6 l/88 kW TDI CR motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

88/3500-4000 250/1500-3250 4/1598

Rijprestaties en gewichten SB6 DSG7

Topsnelheid (km/h) 204 204

Acceleratie 0-100 km/h (s) 11,0 11,1

Rijklaar gewicht (kg) 1485 1500

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 1500 1500

Hellingen tot 8% 1800 1800

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 740 750

270 Technische gegevens

Page 274: B8 Superb OwnersManual

2,0 l/110 kW TDI CR motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

110/3500-4000 340/1750-3000 4/1968

Rijprestaties en gewichten SB6 SB6 4x4 DSG6

Topsnelheid (km/h) 220 215 218

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,8 9,0 8,9

Rijklaar gewicht (kg) 1485 1605 1500

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2000 2200 2000

Hellingen tot 8% 2000 2200 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 740 750 750

2,0 l/110 kW TDI CR motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

110/3500-4000 340/1750-3000 4/1968

Rijprestaties en gewichten SB6 SB6 4x4 DSG6

Topsnelheid (km/h) 218 213 216

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,9 9,1 9,0

Rijklaar gewicht (kg) 1505 1625 1520

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2000 2200 2000

Hellingen tot 8% 2000 2200 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750 750 750

271Technische gegevens

Page 275: B8 Superb OwnersManual

2,0 l/130 kW TDI CR motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

130/3700-4000 350/1750-3400 4/1968

Rijprestaties en gewichten DSG6

Topsnelheid (km/h) -a)

Acceleratie 0-100 km/h (s) -a)

Rijklaar gewicht (kg) 1515

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2000

Hellingen tot 8% 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750

a) De waarden waren ten tijde van de redactiesluiting niet beschikbaar.

2,0 l/130 kW TDI CR motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

130/3700-4000 350/1750-3400 4/1968

Rijprestaties en gewichten DSG6

Topsnelheid (km/h) -a)

Acceleratie 0-100 km/h (s) -a)

Rijklaar gewicht (kg) 1535

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2000

Hellingen tot 8% 2000

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750

a) De waarden waren ten tijde van de redactiesluiting niet beschikbaar.

272 Technische gegevens

Page 276: B8 Superb OwnersManual

2,0 l/140 kW TDI CR motor - Superb

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

140/3500-4000 400/1750-3250 4/1968

Rijprestaties en gewichten SB6 DSG6 DSG6 4x4

Topsnelheid (km/h) 237 235 230

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,0 7,7 7,6

Rijklaar gewicht (kg) 1505 1555 1615

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2000 2000 2200

Hellingen tot 8% 2000 2100 2200

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750 750 750

2,0 l/140 kW TDI CR motor - Superb Combi

Vermogen (kW bij 1/min) Maximumkoppel (Nm bij 1/min) Aantal cilinders/cilinderinhoud (cm3)

140/3500-4000 400/1750-3250 4/1968

Rijprestaties en gewichten SB6 DSG6 DSG6 4x4

Topsnelheid (km/h) 235 233 228

Acceleratie 0-100 km/h (s) 8,1 7,8 7,7

Rijklaar gewicht (kg) 1525 1575 1635

Toegestaan aanhangwagengewicht, geremd (kg)Hellingen tot 12 % 2000 2000 2200

Hellingen tot 8% 2000 2100 2200

Toegestaan aanhangwagengewicht, ongeremd (kg) 750 750 750

273Technische gegevens

Page 277: B8 Superb OwnersManual

Trefwoordenlijst

A

Aandrijfslipregeling (ASR) 148Aanhangwagen 192

13-polig stopcontact 193Aanhangwagengebruik 194Beladen 194Bevestigingsogen 193

Aanhangwagengebruik 194Aanhangwagenstabilisator (TSA) 149Aanpassingen 195Aanpassingen en technische wijzigingen

Airbags 197Service 196Spoilers 197

Aanwijzingen voor gebruik van wielen 223Aanwijzingen voor het rijden met gerepareerde

band 237ABS

Controlelampje 36Werking 148

ACC 167Accessoires 195Accu

Accuvloeistof controleren 220Afdekking 220Automatische verbruikersuitschakeling 222Controlelampje 40Los- en vastmaken 221Opladen 221Veiligheidsaanwijzingen 219Vervangen 221Winterse omstandigheden 220

Accu opladen 221Achterklep 60

Achterklep ontgrendelen 244Automatische vergrendeling 61Handmatig ontgrendelen 244

Openen 61Sluiten 61Zonder aanraken openen 63

Achterklep zonder aanraken openen 63Achterruit - Verwarming 78Achteruitkijkspiegel

Binnenspiegel 82Achteruitkijkspiegels 82

Buitenspiegels 83Achteruitrijcamera 155

Activering/deactivering 156Functietoetsen 156Modus - controle van gebied achter de wagen 159Modus - fileparkeren 158Modus - haaks inparkeren 157Modus - naderen van een aanhangwagen/af-

standscontrole 158Oriëntatielijnen en rijbaan 157Verzorging van lenzen 202Werking 155

Actieve stuurondersteuning (DSR) 148Adaptieve koplampen

Zie Xenonkoplampen 72Adaptieve onderstelregeling

Controlelampje 43AdBlue 209, 211

Bijvullen 209, 211Controlelampje 41

AFSZie Xenonkoplampen 72

Afsleepalarm 60Afslepen 239Afstand 33Afstandsbediening

Batterij vervangen 242Ontgrendelen 55Synchronisatieprocedure 243Vergrendelen 55

AfstandswaarschuwingControlesymbool 43

Afvalbak 97Afvoer

Terugname en recycling van oude wagens 198Airbag 15

Aanpassingen en wijzigingen aan het airbag-systeem 197

Activering 16Bijrijdersvoorairbag buiten werking stellen 21Buiten werking stellen 20Controlelampje 37Hoofdairbag 19Knie-airbag 18Voorairbag 17Zij-airbag 18

Airbag buiten werking stellen 20Airbagsysteem 15Airconditioning 123

Circulatiefunctie 126Climatronic 124Handmatige airconditioning 123Luchtroosters 127

AlarmAanhangwagen 194Activering 59Activering/deactivering 59Uitschakelen 59

Alarmlichten 74Alarmsysteem

Aanhangwagen 194Activering/deactivering 59

Alcantaraverzorgen 205

Antiblokkeersysteem (ABS) 148Antidiefstalwielbouten 233Armsteun

Achterin 89, 101Voorin 88

Asbak 107Asbakken

Verwijderbaar 107

274 Trefwoordenlijst

Page 278: B8 Superb OwnersManual

ASRControlelampje 36Werking 148

ASR - uitschakelenControlelampje 36

Assistent voor dodehoekcontroleActivering/deactivering 185Meldingen 185Rijsituaties en waarschuwingen 184

Auto-Check-Control 44Auto Hold 149

Controlelampje 39Auto Hold-functie 149

Controlelampje 39Automatische aansturing rijverlichting 71Automatische afstandsregeling 167

Aanwijzingen 173Afstandsniveau instellen 171Automatisch wegrijden en stoppen 169Bedieningsoverzicht 170Bijzondere rijsituaties 172Controlelampje 35Controlelampjes 43Gewenste snelheid instellen/wijzigen 171Radarsensor 168Regeling onderbreken/weer herstellen 171Regeling starten 170Werking 168

Automatische verbruikersuitschakeling 222Automatische versnellingsbak 140

Controlelampje 39Defect van de keuzehendelvergrendeling 142Functiestoringen 39Handmatig schakelen op het multifunctie-

stuurwiel 142Keuzehendelbediening 141Keuzehendel uit stand halen 142Keuzehendelvergrendeling 142Kick-down 143Launch-control 143

Meldingen 39Noodontgrendeling keuzehendel 245Tiptronic 142Wegrijden en rijden 143

AUX 102

B

Bagagenet 113Bagageruimte 109

Afdekking 113Bagagenet 113Bagagenetten 111Bevestigingselementen 111Bodembekleding bevestigen 112Dubbelzijdige bodembekleding 112Multifunctionele tas 115Opbergvakken onder de bodembekleding 117Oprolbare bagageruimteafdekking 114Scheidingsnet 120Uitklapbare haken 112Uitneembare lamp 118Vak met cargo-element 117Variabele bagageruimtevloer 119Verlichting 109Voertuigen van de klasse N1 119Zie Achterklep 61Zijvakken 116Zonder aanraken openen 63

Bagageruimteafdekking 113Oprolbare bagageruimteafdekking 114

BanddraagvermogenZie Wielen 226

Banden 223Bandenspanning 224Nieuwe 144Schade 225Slijtage 224Slijtagemerktekens 225Verklaring van opschrift 226Zie Wielen 226

Bandenafdichtset 235Bandencontrole

Zie Bandenspanningscontrole 189Bandenmaten 226

Zie Wielen 226Bandenreparatie

Band afdichten en oppompen 237Voorbereidende werkzaamheden 236

Bandenspanning 224Controlelampje 37

BandenspanningcontroleWeergave 37

Bandenspanningscontrole 189Bandenspanningswaarden opslaan 190Infotainmentweergave 190

BandreparatieAlgemene aanwijzingen 236Bandenspanningscontrole 237

BatterijIn de afstandsbediening vervangen 242In de KESSY-sleutel vervangen 242In radiografische afstandsbediening van extra

verwarming (interieurvoorverwarming) ver-vangen 243

Bekerhouders 96Benzine

Zie Brandstof 208Bergwegrijhulp (HCC) 149Beschermfolies 201Besparingsmodus

Controlelampje 43Bestanddelen van bandenafdichtset 236Bestuurdersruimte

12 volt stopcontact 103Asbak 107Opbergvakken 94Overzicht 29Praktische uitrusting 94Sigarettenaansteker 106Verlichting 76

275Trefwoordenlijst

Page 279: B8 Superb OwnersManual

Bevestigingselementen 111Bijrijdersspiegel inklappen 83Bijvullen

Koelvloeistof 217Motorolie 216Ruitensproeiervloeistof 214

BinnenverlichtingAchterin 77Sfeerverlichting 77Voorin 76

BodemVerzorging van de wagen 203

BodembekledingBevestigen 112In bagageruimte 112

Bodembeschermlaag 203Boordcomputer

Zie Multifunctie-indicatie 45Brandblusser 230Brandstof 206

Brandstofmeter 32Controlelampje 38Diesel 209Loodvrije benzine 208Tanken 207Zie Brandstof 206

BrandstoffilterMeldingen 42

BrandstofreserveControlelampje 38

Brandstof sparen 144Brandstofverbruik 256Brillenvak 98Buitenland

Koplampen 74Loodvrije benzine 208

BuitenspiegelBijrijdersspiegel inklappen 83

BuitenspiegelsSynchroonverstelling van de buitenspiegels 83

C

CameraVerzorging van lenzen 202

CameralensVerzorging 202

Cargo-element 117Centrale vergrendeling 54

Problemen 59Chassisnummer (VIN) 255Chromen delen

Zie Wagenverzorging 201Circulatiefunctie 126Claxon 29Climatronic

Automatische regeling 126Bedieningselementen 124Circulatiefunctie 126

ComfortbedieningRuiten 66Schuif-kanteldak 67

Comfortknipperen 71COMING HOME 73Componentenbescherming 197Computer

Zie Multifunctie-indicatie 45Conservering

Zie Verzorging van de wagen 200Conservering van holle ruimten 203Contact inschakelen

Sleutel 132Startknop 134

Contactslot 132Contact uitschakelen

Sleutel 132Startknop 134

ControleWettelijke controles 195

Controlelampjes 33

ControlerenAccuvloeistofpeil 220Koelvloeistof 217Motorolie 215Oliepeil 215Remvloeistof 218Ruitensproeiervloeistof 214

CORNERZie Mistlampen met de functie CORNER 73

D

Dagrijverlichting 70Dak

Last 122Dakdragers 122

Daklast 122Dakdragersysteem

Bevestigingspunten 122DAY LIGHT

Zie Dagrijverlichting 70DCC 177

Controlelampje 43Decoratiefolies 201Defect lampje

Controlelampje 41Diesel

Zie Brandstof 209Dieselbrandstof

Winterse omstandigheden 209Digitale klok 33Dimlicht 70Display 31Dragers

Dakdragers 122Driehoek 229DriveGreen 145Driving Mode Selection 177DSR 148Dynamic Light Assist 75

276 Trefwoordenlijst

Page 280: B8 Superb OwnersManual

Dynamische onderstelregeling 177

E

ECO-TIP 51Eco-tips 51EDS 148EHBO-set 229Elektrische achterklep

Bedienen 62Bovenste stand van klep instellen 62Functiestoringen 63Handmatig bedienen 61Sluitkrachtbegrenzing 61

Elektrische energie sparen 144Elektrische parkeerrem 138Elektrische ruitbediening 64, 66

Functiestoringen 66Schakelaars in het bestuurdersportier 64Toetsen in de achterportieren 65Toets in het bijrijdersportier 65

Elektronische wegrijblokkering 131Elektronisch sperdifferentieel (EDS, XDS) 148Emissiewaarden 256EPC

Controlelampje 37ESC

Controlelampje 36Werking 147

ESC Sport 147Exterieur verzorgen 200

Bodembeschermlaag 203Cameralens 202Conservering van holle ruimten 203Koplampglazen 202Kunststof delen 201Lak van de wagen 200Portierslotcilinders 203Rubbers 201Ruiten en buitenspiegels 202

Ruitenwisserbladen 204Wielen 203

Extra verwarming (interieurvoorverwarming en-ventilatie) 128Inschakelen/uitschakelen 129Instellen 129Radiografische afstandsbediening 130

F

Filehulp 185Voorwaarden voor werking 186Werking 185

Folies 201Front Assist 173

Afstandswaarschuwing 175Controlelampje 43Deactivering/activering 176Meldingen 176Radarsensor 174Waarschuwing en automatisch remmen 175Werking 174

G

Geëloxeerde delenZie Wagenverzorging 201

Geheugen 47Geheugenfunctie voor stoel 86Gevarendriehoek 229Gewichten

Maximaal toegestane gewichten 255Gloeilampjes

Vervangen 250Gordeloprolautomaten 14Gordels 11

reinigen en verzorgen 206Gordelspanners 14Grootlicht 71

Controlelampje 39

H

Haken 112Handmatige airconditioning

Bedieningselementen 123Circulatiefunctie 126

Handmatig schakelenZie Schakelen 140

HBA 149Hendel

Grootlicht 71Knipperlicht 71Ruitenwissers 81

HHC 149Hoofdairbag 19Hoofdsteunen 90

Hoogte instellen 90Uit- en inbouwen 91

Hulpsysteem voor dodehoekcontrole 183Werking 183

Hulpsysteem voor noodsituaties 186Voorwaarden voor de werking 186Werking 186

Hulpsystemen 147

I

i-Size 26IJskrabber 202Individuele instellingen

Ontgrendelen 58Vergrendelen 58

Informatiesysteem 44Bedienen 45Eco-tips 51MAXI DOT-display 47Multifunctie-indicatie 45Schakeladvies 44Service-intervalindicatie 51Waarschuwing portier 44Weergave kompasrichtingen 51

277Trefwoordenlijst

Page 281: B8 Superb OwnersManual

Informatiesysteem bedienen 45Infotainment 4Inparkeersysteem 159

Achteruit inparkeren 161Automatische remondersteuning 163Meldingen 163Parkeermodus wisselen 161Parkeerruimte zoeken 160Vooruit inparkeren 162

InrijdenBanden 144Motor 144Remblokken 144

InstellenBinnenspiegel 82Buitenspiegels 83Extra verwarming (interieurvoorverwarming en

-ventilatie) 129Gordelhoogte 13Hoofdsteunen 90Standen van de variabele bagageruimtevloer 119Stoelen 85Stuurwiel 10Tijd 33

Instrumentenpaneel 30Auto-Check-Control 44Brandstofmeter 32Controlelampjes 33Display 31Overzicht 31Teller voor de afgelegde rijafstand 33Temperatuurmeter 32Toerenteller 31Zie Instrumentenpaneel 30

Interieurbewaking 60Interieur verzorgen 204

Kunstleder 205Natuurleder 204Stoffen bekleding 205Veiligheidsgordels 206

iPad-houderAchter de hoofdsteunen 108Bediening 108In de armsteun achterin 109

ISOFIX 25

J

Juiste zithouding 8Bestuurder 9Bijrijder 10Zitplaatsen achterin 11

K

KESSYAchterklep 63Ontgrendelen 56Vergrendelen 56Virtueel pedaal 63

KeuzehendelZie Keuzehendelbediening 141

Keuzehendelbediening 141Keuzehendelvergrendeling

Controlelampje 39Kinderen en veiligheid 22Kindersloten 59Kinderzitje

Gebruik van i-Size kinderzitjes 26Gebruik van ISOFIX-kinderzitjes 26Gebruik van kinderzitjes 24Groepenindeling 24i-Size 26ISOFIX 25Op de bijrijdersstoel 23TOP TETHER 27

Kledinghaken 100Kleppen

Zie Rolgordijn 79Zie rolgordijn in de achterportieren 80Zie Zonnekleppen voor 79

Klok 33

Knie-airbag 18Knipperen 71Knipperlicht 71

Controlelampje 38Koelluchtventilator 214Koelvloeistof 216

Bijvullen 217Controlelampje 40Controleren 217Meldingen 40Temperatuurmeter 32

Koplampassistent 75Controlesymbool 42

KoplampenKoplampsproeiers 82Overzicht van gloeilampjes 251Rijden in het buitenland 74

KoplampsproeiersKoplampsproeiers 82

KrachtbegrenzingSchuif-kanteldak 67

Krik 230Aanbrengen 234Onderhoud 203

Kunstleder 205Kunststof delen 201

L

Laadvermogen 256Lak van de wagen polijsten

Zie Verzorging van de wagen 200Lampjes

Controlelampjes 33Lane Assist

Controlelampje 38Zie Rijstrookassistent 180

LEAVING HOME 73Leder

Natuurleder verzorgen 204

278 Trefwoordenlijst

Page 282: B8 Superb OwnersManual

Licht 69Alarmlichten 74Automatische aansturing rijverlichting 71Bestuurdersruimte 76COMING HOME/LEAVING HOME 73Dagrijverlichting 70Dimlicht 70Gloeilampjes vervangen 250Grootlicht 71Grootlichtsignaal 71In-/uitschakelen 70Knipperlicht 71Lichtbundelhoogteverstelling 70Mistachterlicht 73Mistlampen 73Mistlampen met de functie CORNER 73Parkeerlicht 74Stadslicht 70

Licht in-/uitschakelen 70Light Assist 75Luchtroosters 127

M

MAXI DOTZie MAXI DOT-display 47

MAXI DOT-display 47Bediening 48, 49Hoofdmenu 48Menupunt Audio 50Menupunt Hulpsystemen 51Menupunt Navigatie 49Menupunt Telefoon 50

MCB 149Media

AUX 102USB 102Zie Infotainment 4

Mistachterlicht 73Controlelampje 36

Mistlampen 73Controlelampje 39

Mistlampen met de functie CORNER 73MODE-toets

Zie Rijmodus selecteren 177Motor

Inrijden 144Meldingen 40

Motor afzettenSleutel 132Startknop 134

MotorkapOpenen 213Sluiten 213

Motor met de sleutel starten en afzetten 131Motor met drukknop starten en afzetten 133Motornummer 255Motorolie 214

Bijvullen 216Controlelampje 40Controleren 215Controlesymbool 40Specificatie 215verversen 214

Motorruimte 211Accu 219Overzicht 213Remvloeistof 218

Motor startenSleutel 132Starthulp 238Startknop 134

Multi Collision Brake (MCB) 149Multifunctie-indicatie

Bedienen 45Functies 45Geheugen 47Indicaties 45

Multifunctionele tas 115

MultimediaAUX 102USB 102

MultimediahouderAchter de hoofdsteunen 108Bediening 108In de armsteun achterin 109

N

N1 119Navigatie

Zie Infotainment 4Netten 111Nood

Alarmlichten 74Bandreparatie 235Batterij in radiografische afstandsbediening

vervangen 243Bestuurdersportier ontgrendelen 244Bestuurdersportier vergrendelen 244Keuzehendelontgrendeling 245Motor met een druk op de knop afzetten 134Portier zonder slotcilinder vergrendelen 244Starthulp 238Wagen afslepen 239Wagen met de trekhaak afslepen 241Wiel verwisselen 231

Noodreservewiel 226Opbergen 232Verwijderen 232

NooduitrustingBrandblusser 230EHBO-set 229Gevarendriehoek 229Krik 230Reflecterend vest 230Wagengereedschap 230

279Trefwoordenlijst

Page 283: B8 Superb OwnersManual

O

OlieMeldingen 40Zie Motorolie 215

OliedrukMeldingen 40

Oliepeilstok 215Ontgrendelen

Afstandsbediening 55Individuele Instellingen 58KESSY 56

Ontgrendelen en vergrendelen 54Opbergmogelijkheden 94Opbergvak

Aan bestuurderszijde 94Aan bijrijderszijde 99Achterin in de middenconsole 101Brillenvak 98In de portieren 95Onder de armleuning voorin 97Voorin de middenconsole 95

Opbergvakken 94Opbergvak onder bijrijdersstoel 99Originele accessoires 196Originele onderdelen 196Oude wagens

Terugname en recycling 198Overbouwhellingshoek 261, 262Overzicht

Bestuurdersruimte 29Controlelampjes 33Motorruimte 213

P

ParapluOpbergvak 101

Parkeerhulp 150Activering/deactivering 152Automatische systeemactivering bij vooruitrij-

den 153Weergave op infotainmentbeeldscherm 152Werking 151, 160

Parkeerplaats 139Parkeerrem 138

Controlelampje 34Parkeerrem - Auto Hold-functie

Controlelampje 39Parkeertickethouder 94Parkeren 139

Achteruitrijcamera 155Inparkeersysteem 159Parkeerhulp 150Uit een parallel aan de rijbaan liggende par-

keerruimte uitparkeren 162Uitparkeerhulp 153

ParkPilot 150Passieve veiligheid 8

Rijveiligheid 8Vóór elke rit 8

Pedalen 140Vloermatten 140

Phonebox 95Portier

Kindersloten 59Noodvergrendeling 244Noodvergrendeling van het bestuurdersportier 244Openen 58Sluiten 58

Portier zonder slotcilinder vergrendelenNood 244

Praktische uitrusting230 volt stopcontact 104Afvalbak 97Asbak 107Bekerhouders 96Brillenvak 98

Kledinghaken 100Opbergvak 94Parkeertickethouder 94Reflecterend vest 230Sigarettenaansteker 106Uitneembare skizak 102

Praktische uitrustingen12 volt stopcontact in bagageruimte 10412 volt stopcontact in interieur 103Opbergvak onder bijrijdersstoel 99Opbergvak voor paraplu 101Rugleuning met skiluik 90Tassen aan de achterzijde van de voorstoelen 100Tassen aan de binnenzijde van de voorstoelen 100

Proactieve inzittendenbescherming 179Controlelampje 37Werking 180

R

RadioZie Infotainment 4

Radiografische afstandsbedieningExtra verwarming (interieurvoorverwarming-

en ventilatie) 130Regeling

Lichtbundelhoogte 70Reinigen

Alcantara 205Chromen delen 201Geëloxeerde delen 201Koplampglazen 202Kunstleder 205Kunststof delen 201Natuurleder 204Stof 205Stof van de stoelen met elektrische stoelver-

warming 205Wielen 203

Remassistent (HBA) 149Rembekrachtiger 138

280 Trefwoordenlijst

Page 284: B8 Superb OwnersManual

RemblokkenControlelampje 38

RemmenControlelampje 35Informatie voor het remmen 137Inrijden 144Meldingen 35Rem- en stabiliseringssystemen 147Rembekrachtiger 138Remvloeistof 218

Remmen en parkeren 137Rempedaal (automatische versnellingsbak)

Controlelampje 39Remsystemen 147Remvloeistof 218

Controleren 218Meldingen 35Specificatie 218

Reparaties en technische wijzigingen 195Reservewiel

Verwijderen 232Rijden

Brandstofverbruik 256Emissiewaarden 256Rijden door water 146

Rijden met een aanhangwagen 191Rijgegevens

Bedienen 45Rijklaar gewicht 256Rijmodus 177Rijmodus kiezen

Moduskeuze en infotainmentweergave 178Rijmodus selecteren

Instellingen van de modus Individual 179Modus Comfort 177Modus Eco 178Modus Individual 178Modus Normal 177Modus Sport 177

Rijstrookassistent 180Activering/deactivering 182Meldingen 182Werking 181

Roetfilter 41Meldingen 41

Rolgordijn 79Bedienen 68

Rolgordijn in de achterportieren 80Rubbers 201

Verzorging van de wagen 201Ruitbediening 64

Comfortbediening 66Functiestoringen 66Schakelaars in het bestuurdersportier 64Toets in de achterportieren 65Toets in het bijrijdersportier 65

RuitenOntdooien 202

Ruitensproeierinstallatie 214Ruitensproeiers 81

RuitensproeiervloeistofBijvullen 214Controlelampje 42Controleren 214Wintertijd 214

RuitenwisserAutomatische achterruitwisser 81

Ruitenwisserbladen 204Ruitenwissers

Bedienen 81Ruitensproeiervloeistof 214Ruitenwisserbladen van de voorruit vervangen 245Ruitenwisserbladen verzorgen 204Ruitenwisserblad van de achterruit vervangen 246Servicestand van de ruitenwisserarmen 245

Ruitenwissers en -sproeiers 80

S

SAFEZie Safebeveiliging 57

Safebeveiliging 57SAFELOCK

Zie Safebeveiliging 57Schade aan de wagen voorkomen 146Schakelen

Versnellingshendel 140Schakeling

Informatie over ingeschakelde versnelling 44Schakeladvies 44

Scheidingsnet 120Achter de achterbank 121Achter de voorstoelen 121Behuizing uit- en inbouwen 121

Schuif-/kanteldakBedienen 67Openen en omhoogzetten 67Sluiten 67

Schuif-kanteldakFunctiestoringen 68Functiestoringen van het rolgordijn 69Rolgordijn 68

Service 196Controlelampje 43Service-intervalindicatie 51

Sigarettenaansteker 106Skiluik 90Skizak 102Ski's vervoeren 90Sleepoog

Achter 241Voor 240

SleutelContact inschakelen 132Contact uitschakelen 132Motor afzetten 132Motor starten 132

281Trefwoordenlijst

Page 285: B8 Superb OwnersManual

Sleutel voor KESSYBatterij vervangen 242Noodsleutel verwijderen 56

SluitkrachtbegrenzingElektrische achterklep 61Elektrische ruitbediening 65Schuif-/kanteldak 67

SmartGateInstelling 54Verbinding door het zoeken van een Wi-Fi-net-

werk 53Wi-Fi Direct 53

SmartLinkZie Infotainment 4

Sneeuwkettingen 227Snelheidsbegrenzer 165

Bedieningsbeschrijving 166Controlelampje 39Werking 166

SnelheidscodeZie Wielen 227

Snelheidsregelsysteem 164Bedieningsbeschrijving 165Controlelampje 39Werking 164

SpiegelMake-up 79

SpiegelsBinnenspiegel 82Buitenspiegels 83

Spoilers 197Stabiliseringscontrole (ESC) 147Stabiliseringssystemen 147Stadslicht 70Standen van automatische versnellingsbak 141Start-stop 135

Controlelampje 42START-STOP

Systeem handmatig deactiveren/activeren 136Werking 136

Start-stopsysteem 135Meldingen 137Starthulp 238

Starthulp 238Startknop

Contact inschakelen 134Contact uitschakelen 134Motor afzetten 134Motor starten 134Problemen met starten van de motor 135Stuurslot ontgrendelen 133Stuurslot vergrendelen 133

Sticker met wagengegevens 255Sticker met wagengegevens en typeplaatje

Sticker met wagengegevens en typeplaatje 255Stoelen

Achterbankleuning 88Armsteun 88Armsteun achterin 89Comfortfuncties van de bijrijdersstoel 85Elektrisch instellen 85Geheugenfunctie van elektrisch verstelbare

stoel 86Handmatig instellen 85Hoofdsteunen 90In het geheugen van de sleutel met radiografi-

sche afstandsbediening opslaan 86Inklapbare bijrijdersstoelleuning 87Opslaan 86Stoelverwarming van voorstoelen 92Verwarming achterzitplaatsen 93

Stoelen elektrisch instellen 85Stoelen en hoofdsteunen 84Stoelen instellen 8Stoel handmatig instellen 85Stoffen bekleding

Verzorgen 205

Stopcontacten12 volt stopcontact in bagageruimte 10412 volt stopcontact in interieur 103230 V 104

StoppenZie Parkeren 139

StuurbekrachtigingControlelampje 35

Stuurslot ontgrendelenSleutel 132Startknop 133

Stuurslot vergrendelenSleutel 132Startknop 133

StuurwielInstellen 10Juiste houding 9

Synchroonverstelling van de buitenspiegels 83

T

Tanken 207Brandstof 207

TassenAan de achterzijde van de voorstoelen 100Aan de binnenzijde van de voorstoelen 100

Technische gegevens 255Telefoon

Zie Infotainment 4Teller voor de afgelegde rijafstand 33Terugname en recycling van oude wagens 198Tiptronic 142Toerenteller 31Toets CAR

Zie Infotainment 4Toets voor centrale vergrendeling 57TOP TETHER 27Transport

Bagageruimte 109Dakdragers 122

282 Trefwoordenlijst

Page 286: B8 Superb OwnersManual

Trekhaak 191Aan- en afkoppelen 193Accessoires 192Behandelen 191Kogeldruk 191Melding 191

TSA 149Typeplaatje 255

U

UitlaatgascontrolesysteemControlelampje 36

Uitneembare lampAccu's van lamp vervangen 243Lamp eruit nemen 118

Uitneembare skizak 102Uitparkeerhulp 153

Activering/deactivering 154Meldingen 154Werking 153

USB 102

V

Vakken 94Variabele bagageruimtevloer 119

Bagageruimte indelen 120Samenklappen 120Stand wijzigen 119

Veiligheid 8Hoofdsteunen 90i-Size 26ISOFIX 25Juiste zithouding 8Kinderzitjes 22TOP TETHER 27Veilig vervoer van kinderen 22

VeiligheidsgordelControlelampje 35, 39

Veiligheidsgordels 11Gordeloprolautomaten 14Gordelspanners 14Het natuurkundige principe van een frontale

botsing 12Hoogte-instelling 13Juiste verloop 13Omgespen en losmaken 13Reinigen 206Voorspanning 14

Veiligheidsgordels met voorspanning 14Veilig vervoer van kinderen

Zij-airbag 24Velgen 223Ventilatie

Stoelen 91Voorstoelen 92

VergrendelenAfstandsbediening 55Individuele instellingen 58KESSY 56

Vergrendeling stuurinrichting (KESSY-systeem)Controlelampje 35

Verkeerstekenherkenning 187Extra weergave 188Meldingen 188Werking 187

VerkeerstekensZie Verkeerstekenherkenning 187

VerlichtingBagageruimte 109Instapgedeelte 78Koplampassistent 75Reismodus 72Xenonkoplampen 72

Vermoeidheidsherkenning 188Meldingen 189Werking 189

VersnellingsbakMeldingen 39

Vertraagde vergrendeling van achterklepZie Achterklep 61

VervangenAccu 221Accu's van lamp 243Gloeilampje in het achterlicht 253Gloeilampjes 250Gloeilampjes van achterlicht 254Gloeilampje van dimlicht (halogeenkoplamp) 251Gloeilampje van grootlicht (halogeenkoplamp) 251Gloeilampje van knipperlicht (halogeenkop-

lamp) 252Gloeilampje van mistlamp 252Ruitenwisserbladen van de voorruit 245Ruitenwisserblad van de achterruit 246Zekeringen 246Zekeringen - Motorruimte 249Zekeringen - wagens met links stuur 247Zekeringen - wagens met rechts stuur 247

Vervanging van onderdelen 195Verversen

motorolie 214Vervoeren 94Vervoer van kinderen 22Verwarming 123

Bedieningselementen 123Buitenspiegels 83Circulatiefunctie 126Stoelen 91Voor- en achterruit 78

VerwisselenWielen 231

Verwisselen van een wielVoorbereidende werkzaamheden 231

Verzorging en onderhoud 195Verzorging van de wagen

Alcantara 205Automatische wasinstallatie 199Bodembeschermlaag 203Conservering 200

283Trefwoordenlijst

Page 287: B8 Superb OwnersManual

Conservering van holle ruimten 203Exterieur verzorgen 200Hogedrukreiniger 199Interieur verzorgen 204Koplampglazen 202Krik 203Kunstleder 205Kunststof delen 201Lak van de wagen polijsten 200Natuurleder 204Portierslotcilinders 203Rubbers 201Stof 205Stoffen bekleding 205Veiligheidsgordels 206Wasinstallatie 199Wassen 198Wassen met de hand 199Wielen reinigen 203

VestOpbergplaats voor reflecterend vest 230

VINChassisnummer 255

Virtueel pedaal 63Vloermatten 140

Zie Vloermatten 140Voertuigcomputer

Zie Multifunctie-indicatie 45Voor- en achterruit ontdooien 78Voorairbag 17Voorgloeisysteem

Controlelampje 37Voorportierwaarschuwingslampje 77Voorruit

Verwarming 78Voorwaarschuwing/noodstop

Controlelampje 43

W

Waarschuwing bij snelheidsoverschrijding 46

Waarschuwing portier 44Waarschuwingsmelding voor een lage tempera-

tuurControlelampje 42

WaarschuwingssymbolenZie Controlelampjes 33

Wagen aan buitenzijde verzorgenBeschermfolies 201Chromen delen 201Decoratiefolies 201Geëloxeerde delen 201

Wagenafmetingen 257, 259Wagenbreedte 257, 259Wagengereedschap 230Wagenhoogte 257, 259Wagenlengte 257, 259Wagen opkrikken 234Wagen parkeren

Zie Parkeren 139Wagen reinigen 198Wagentoestand

Zie Auto-Check-Control 44Wagen van binnenuit vergrendelen en ontgren-

delen 57Wagenverzorging

Chromen delen 201Decoratie- en beschermfolies 201Geëloxeerde delen 201

Wagen wassen 198Wassen

Automatische wasinstallatie 199Hogedrukreiniger 199Met de hand 199

WaterRijden door 146

Water in het brandstoffilterControlelampje 42Meldingen 42

WeergaveBrandstofhoeveelheid 32Koelvloeistoftemperatuur 32Kompasrichtingen 51Schakelen 44Service-interval 51

Weersomstandigheden 195Wegrijblokkering 131Wi-Fi

Instelling 54Wachtwoord 53Zie Infotainment 4

Wi-Fi Direct 53Wielbouten

Afdekkappen 232Antidiefstalwielbouten 233Losdraaien en vastzetten 233

WielenAlgemene aanwijzingen 223Balanceren 224Bandenleeftijd 223Bandenmaten 226Bandenslijtage 224Bandenspanning 224Bandschade 225Bandslijtagemerktekens 225Belastingsindex 226Draairichtinggebonden banden 226Opbergen 232Opslag van banden 223Rijstijl 224Sneeuwkettingen 227Snelheidscode 227Verwisselen 231Verwisselen van wielen 225Wieldop 232Winterbanden 227

Wiel verwisselenWerkzaamheden naderhand 235Wiel verwijderen en monteren 234

284 Trefwoordenlijst

Page 288: B8 Superb OwnersManual

WinterbandenZie Banden 227

Winterse omstandigheden 227Accu 220Dieselbrandstof 209Ruiten ontdooien 202Sneeuwkettingen 227Winterbanden 227

Wisinterval 81

X

XDS 148Xenonkoplampen 72

Z

ZekeringenKleurcode 246Kunststof klem 249Overzicht 246Vervangen 246Zekeringenoverzicht in de motorruimte 249Zekeringenoverzicht in het dashboard 248

Zicht 78Zij-airbag 18Zijvakken in de bagageruimte 116Zonnekleppen 79Zuinig rijden

Tips 144

285Trefwoordenlijst

Page 289: B8 Superb OwnersManual

286 Trefwoordenlijst

Page 290: B8 Superb OwnersManual

Nadruk, reproductie, vertaling of andere vormen van gebruik, ook van gedeel-ten, is zonder schriftelijke toestemming van ŠKODA AUTO a.s. niet toegestaan.

ŠKODA AUTO a.s. behoudt zich uitdrukkelijk alle rechten op grond van het au-teursrecht voor.

Wijzigingen voorbehouden.

Uitgegeven door: ŠKODA AUTO a.s.

© ŠKODA AUTO a.s. 2015

Page 291: B8 Superb OwnersManual
Page 292: B8 Superb OwnersManual

www.skoda-auto.com

Návod k obsluzeSuperb holandsky 05.2015S75.5610.02.323V0012732AB

3V0012732AB