2011-11 nr4 tijdschrift voor manuele therapie

36
4 Kwartaalmagazine van de NVMT 7 e jaargang November 2011 Laterale elleboogsklachten Een overzicht van lokale pathologie Het laatste nummer! TIJDSCHRIFT MANUELE THERAPIE manuele therapie

Upload: nvmt-de-fysiotherapeut

Post on 22-Jul-2016

237 views

Category:

Documents


13 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

Page 1: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

4

Kwartaalmagazine

van de NVMT

7 e j a a rg a n g

N o v e m b e r 2 0 1 1

Laterale elleboogsklachten

Een overzicht van lokale pathologie

Het laatste nummer!

TijdschrifT Manuele Therapie

manueletherapie

Page 2: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

online

Afgelopen dinsdagging de praktijkvan fysiotherapeutDoornbos

‘Een gezamenlijke uitstraling met behoud van de eigen identiteit. Praktijkinfo maakt dit mogelijk. Als

Multidisciplinair Centrum kozen we voor een van de zes vaste ontwerpen met variatiemogelijkheden

voor de onderlinge disciplines. Zo onderscheidt de website van mijn fysiotherapiepraktijk zich

duidelijk in kleur van de sites van de huisarts, apotheek, diëtist en psycholoog. Groot pluspunt is het

onderhoudsgemak. Ik kan de site eenvoudig zelf beheren en aanpassen wanneer het mij uitkomt.’

Wilt u ook zo’n complete website voor uw praktijk? Ga naar www.praktijkinfo.nl

Tijdelijk aanbod!Nu instappen en u krijgt Tijdelijk aanbod!Nu instappen en u krijgt Tijdelijk aanbod!

gratis deskundige instructie Nu instappen en u krijgt gratis deskundige instructie Nu instappen en u krijgt

in uw praktijk. gratis deskundige instructie in uw praktijk. gratis deskundige instructie

Uw website staat dezelfde in uw praktijk. Uw website staat dezelfde in uw praktijk.

dag online.

Adv.PraktijkInfo_06_versie 2 voor Fysiopraxis195x265mm.indd 1 22-01-2010 16:28:13

Accreditatievrijstelling voor een deelregister naar keuze

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science■ een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog

wetenschappelijk niveau■ modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire

benadering■ (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd■ locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:www.amc.nl/masterebp

Evidence Based Practice MSc/Drs

START 11E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2012

Paperback, 401 pagina’s

ISBN 978 90 313 8459 4

Prijs € 40,-

NHG-Standaarden BewegingsapparaatIn NHG-Standaarden Bewegingsapparaat zijn alle actuele NHG-Standaarden

over diverse klachten en behandelingen van het bewegingsapparaat gebun-

deld. Dit boek kent een overzichtelijke, eenduidige indeling waardoor u snel

en eenvoudig een speci eke standaard vindt. lke standaard bevat richtlij-

nen met betrekking tot de diagnostiek en het beleid van behandeling van

klachten aan het bewegingsapparaat. Daarnaast staan in alle standaarden

kernboods chappen, begrippen en eventuele belangrijke wijzigingen.

Voor wie?

Dit praktische naslagwerk is niet alleen van nut voor huisartsen, maar geeft

ook u als fysiotherapeut, manueel therapeut, orthopeed of reumatoloog

betrouwbare, op evidence gebaseerde richtlijnen omtrent de huisartsge-

neeskundige zorg voor patiënten met klachten van het bewegingsapparaat.

www.bsl.nl

Verkrijgbaar bij boekhandel en op www.bsl.nl

Page 3: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

i n h o u d s o p g a v e

Tijdschrift Manuele Therapie is een tijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie (NVMT) en verschijnt 4 keer per jaar.

UitgeverKarin LindenBohn Stafleu van LoghumHet Spoor 2, 3994 AK HoutenPostbus 246, 3990 GA HoutenT: (030) 638 38 05E: [email protected]: www.bsl.nl

RedactieadresNederlandse Vereniging voor Manuele TherapiePostbus 248, 3800 AE AMERSFOORTT: (033) 467 29 41 (maandag t/m donderdag)E: [email protected]: www.nvmt.nl

EindredactieWim Don redactionele projectenUtrecht

RedactieJohn Bos (hoofdredacteur) Mark van Velzen Hank Hallegraeff Judith Verbeek

AdvertentieverkoopBohn Stafleu van Loghum, advertentietarieven op aanvraagPeter de JongT: (030) 638 38 88E: [email protected]: www.bsl.nl/adverteerders

Abonnementen/adreswijzigingenKNGF, Postbus 248, 3800 AE AmersfoortT: (033) 467 29 00E: [email protected]

Abonnementenniet-KNGFledenEen jaarabonnement (incl. verzend- en administratiekosten) op NVMT voor particulieren kost € 45,- (prijswijzigingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op ieder gewenst moment worden aangegaan en worden, tot wederopzegging, stilzwijgend telkens met een jaar verlengd. Een abonnement wordt eenmaal per jaar bij voorfacturering voor het aanko-mende jaar berekend. Beëindiging van het abonnement kan uitsluitend schriftelijk en dient uiterlijk twee maanden voor afloop van het lopende abonnementsjaar te zijn ontvangen.

Adreswijziging Bij wijziging van de tenaamstelling en/of het adres: adres-wikkel met de gewijzigde gegevens opsturen naar het KNGF.

VerantwoordelijkheidDe verantwoordelijkheid voor de samenstelling van het tijdschrift berust bij de redactie, met dien verstande dat de auteurs verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de door hen geschreven artikelen en de NVMT voor het vereni-gingsnieuws.

Auteursrecht©2011 NVMT. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenigvuldigd, op welke wijze dan ook, na schrifte-lijke toestemming van de NVMT of Bohn Stafleu van Loghum BV en met bronvermelding.

BladconceptBohn Stafleu van Loghum

VormgevingOnnink Grafische Communicatie BV

FotoomslagOGC

ISSN 1876-9179

manueletherapie

CoLofon

TijdsCHrifT ManueLe THerapieHet laatste nummer!

in diT nuMMer:

algemeen4 Redactioneel

6 IFOMPT2012

7 Congresagenda

8 Trotsmaarookverdrietig–Deredactiebliktterug

Het vak12Casereport–Pseudoangineuzeklachten,

eenmanueeltherapeutischeindicatie

17ColumnOlafvanderZanden–

Eindigheidkentgeentijd

18Lateraleelleboogsklachten–eenoverzichtvan

lokalepathologie

27Boekrecensie–Theelbow

Het veld28 HetStandpunt–Delaatstekeer…

29 Hetvisitekaartjeverdwijnt–

HuubVossenoverzevenjaarTMT

30 InterviewOlafvanderZanden–‘Wemoeten

nieuwsgierigerzijnnaaranderekennisdomeinen’

Kennen/kunnen/weten31 Deklooftussengezondheidszorgensociale

zekerheid–Hoehiermeeomtegaan?

3T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 4: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

R e d a c t i o n e e l

In het allerlaatste nummer van Tijdschrift Manuele Therapie blikt hoofdredacteur John Bos terug op de zeven jaargangen van dit magazine.

it is het vierde en laatste nummer van 2011, maar tevens het aller-laatste nummer. Na zeven jaar-gangen houdt Tijdschrift Manuele

Therapie op te bestaan. Dit is voor u geen boodschap met een hoge nieuwswaarde, want ik heb u hierover in eerdere nummers meerdere malen geïnformeerd. Maar het is nu eenmaal de taak van de redactie om dit moment de facto te vermelden.In dit nummer vindt een allerlaatste selec-tie van bijdragen door de redactie. Meer dan de moeite waard om kennis van te nemen. Leest u zelf maar.

historie – op waarde(n) schattenZeven jaargangen een Nederlandstalig tijd-schrift, voor de tweede maal in de geschie-denis een tijdschrift voor manuele therapie. Zeven jaren een eigen vakblad dat voor een eigen identiteit van de Nederlandse manu-ele therapie heeft gestaan. Hiermee behoort Tijdschrift Manuele Therapie na het verschij-nen van dit allerlaatste nummer tot het ver-leden. En zoals het in de wereld van artisti-citeit veelal gaat, in de wereld van muziek en kunst, worden de creaties meestal pas na dato gewaardeerd. Maar dit kan slechts on-der één voorwaarde geschieden, namelijk indien er fysieke overblijfselen zijn.

Het tijdschrift heeft onherroepelijk een bijdrage geleverd aan de geschiedvorming en beeldvorming van de Nederlandse ma-nuele therapie over de afgelopen zeven jaar.

zonder een concreet product van expliciet meesterschap. Hij leeft hooguit jaren voort in de geest van generaties van beroepsge-noten die hun eigen invulling eraan geven en dreigt uiteindelijk in zijn oorspronkelijk-heid in de vergetelheid te geraken.Concrete producten, schriftelijke documen-ten en beeldmateriaal, zijn voor de collec-tieve identiteitsvorming van een professio-nele beroepsgroep van enorm belang. Wie schrijft bouwt aan zijn professionele grond-vesten.

Twee motto’sIn het licht van het voorgaande wil ik twee veel gehoorde motto’s in het postmoderne denken bespreekbaar maken. Motto’s die vanuit een historisch perspectief bestrijd-baar zijn. - Iets wat nieuw is, is beter!- Meer technische mogelijkheden zijn beter!

dDoor JohnBos,MSc,Ft,Mt

dit was de laatste keer!Na dit nummer is TMT verleden tijd

Weliswaar een gepaste bijdrage. Maar het is een onuitwisbaar deel van onze collectieve geschiedenis. En, een geschiedenis zonder expliciete beschrijving en beeldvorming van het verleden is vluchtig en verganke-lijk. Ook betreft geschiedenis het verleden, het vormt de grondvesten van het huidige en toekomstige professionele denken en doen. Het is een historische encyclopedie, een naslagwerk dat door een beroepsgroep gekend dient te worden en voortdurend op waarde moet worden geschat in het huidige tijdperk. Vakmanschap staat simpelweg op creaties van vakmensen, meesters in de ma-nuele therapie. Koester het meesterschap. Schat het op professionele waarde(n). Waar-deer de meesters!Een verlies aan een eigen vakblad is in mijn denken zoiets als een geniale componist waarvan na overlijden geen geschreven bladmuziek voor handen is. Een meester

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 74

Koester het meesterschap. Schat het op professionele waarde(n). Waardeer de meesters!

Page 5: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

dit was de laatste keer!Na dit nummer is TMT verleden tijd

Een professionele beroepsgroep dient in het postmoderne tijdperk ‘het potentieel tech-nisch mogelijke’ altijd af te zetten tegen de geldende opvattingen en beroepswaarden waar een beroepsgroep zich bij voorkeur op wil identificeren. Het op waarde(n) schat-ten. Historiciteit geeft zodanig richting aan het huidige denken en doen. Het vormt het kritische afzetpunt voor nieuwe ontwik-kelingen. Het ‘oude’ is niet per definitie waarde-loos. In aanvaard meesterschap is misschien wel het omgekeerde juist!

Manuele therapie wil zich laten voorstaan op en onderscheiden als een vorm van hulpverlening bij complexe gezondheids-problemen waarin pijn en menselijk lijden een wezenlijk element van het persoonlijke probleem zijn. Het gaat om pijnproblemen, met of zonder aandoening, altijd ingebed in een persoonlijke leefwereld. Deze pro-blemen weerspiegelen in het persoonlijk bewegen. Pijnproblemen zijn belichaamd. Een verstoord-zijn van dit persoonlijke be-wegen is meer dan de aanwezigheid van een aandoening of een scala aan stoornis-sen in het musculoskeletale systeem. Het is in termen van mens-zijn het gevolg van een persoonlijke (onderbewuste en bewuste) waardering van gedachtestromen en gevoe-lens over de aanwezige aandoening en/of stoornissen.

In het verlengde hiervan is het toch iets te simpel om te veronderstellen dat techniek de wezenlijke oplossing voor dergelijke pijnproblemen in de manueeltherapeuti-sche praktijk zal zijn. Het getuigt namelijk van een strikt eendimensionaal denken. Hiervan heeft het verleden op talloze wijzen geleerd dat het tegendeel geldend is. Meer-dimensionaliteit van pijnproblemen dus.Evidence based practice (EBP) vraagt om een evenwichtige meerdimensionale afwe-ging tussen de aard van het persoonlijke gezondheidsprobleem en de geboden op-lossing, die vanuit zowel een inhoudelijk als een moreel perspectief moet worden beschouwd. Nieuwe beschikbare gegevens en technische mogelijkheden maken ons handelen niet zomaar tot een waar meester-schap.

Voor het verhalen van een dergelijk mees-terschap in de manuele therapie is een po-dium noodzakelijk. Congressen en vakbla-den.Voor het schriftelijk verhalen van dit mees-terschap heeft ons vakblad zeven jaar lang een podium willen zijn. Het was een laag-drempelig podium voor manueel therapeu-ten of betrokkenen die hun vakmanschap met warmte en betrokkenheid ten overstaan van collega’s hebben willen uitdragen. Onze dank gaat dan ook uit naar onze be-roepsgroep die het tijdschrift heeft gemaakt tot wat het uiteindelijk is geworden. Zeven jaar lang is vastgelegd. Een wisselend pallet van talloze creaties door manueel therapeu-ten voor manueel therapeuten.

alle auteurs bedankt.

Maar ook gaat een dankwoord uit naar de kritische lezer, het publiek dat als een kri-tisch klankbord heeft gefungeerd.

De laatste woorden van de redactie zijn gericht aan een ieder die de verschillende creaties van dit vakblad mogelijk hebben gemaakt, zowel in inhoud als in opmaak.

Bedankt!De redactie,

John Bos, Mark van Velzen, Judith Verbeek en

Hank Hallegraeff

5T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 6: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 76

Page 7: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

c o n g R e s a g e n d a

nederland

19 novemberInFysio Jaarcongres 2011: Licht op het schouderge-wrichtPlaats: Nieuwegein, Meeting-DistrictInlichtingen: http://congres.infysio.nl/

18 - 19 novemberSymposium Diagnostiek en behandeling van schouder-klachten bij (bovenhandse) sportersPlaats: DuivenInlichtingen: www.physioknowlegde.nl

BuiTenland

18 - 20 november (scottsdale)2010 Scottsdale Headache SymposiumPlaats: Scottsdale, AZ, USAInlichtingen: www.americanheadachesoci-ety.org

2012

30 september - 5 oktober (Québec)IFOMPT 2012Plaats: Québec City, CanadaInlichtingen: www.orthodiv.org

Congresagenda

voor longpatienten

De beste zorg

astmafonds.nl/bestellen

In Nederland zijn ruim één miljoen mensen met een chronischelongziekte. Het Astma Fonds zet zich voor hen in, want longen zijnvan levensbelang. Wij strijden voor gezonde longen en tegenchronische longziekten.

Als zorgverlener geeft u zorg aan chronische longpatiënten. Hen voorzien van waardevolle informatie over hun ziekte is daarin belangrijk. Het Astma Fonds helpt u daarbij, met voorlichtings-materialen die u gratis kunt bestellen via onze website.

en wat nu?

Astma,

en wat nu?

COPD,

astma, wat nu?

Mijn kind heeft

t

en

ling

ordt

en

cha-

oor-

naar

ng

ngen van

ns terecht

s.nl en

ctasieën.

aatschap

matig

ten,

wat nu?Bronc

hiectasiee

n,

V3

5/0

7.1

0

tmafonds.nl

,

en wat nu?

Alpha-1,

7T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 8: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

i n t e R v i e w

3030303

Kwartaalmagazine

van de NVMT

7 e j a a rg a n g

S e p t e m b e r 2 0 1 1

manueletherapie

303030Casereport

Manipulatie bij slotklachten van de kaak

Een historisch feestje30 JAAR NVMT

MT 2011-3 2.indd 1

26-10-11 12:55

2

Kwartaalmagazine

van de NVMT

7 e j a a rg a n g

M e i 2 0 1 1

Drie casereportsvan masters in opleiding

‘Richtlijnenman’Erik Hendriks

‘We kunnen nu bewijzen dat we ertoe doen’

STUDENTENSPECIAL

manueletherapie

2

Kwartaalmagazine van de NVMT

6 e j a a rg a n gM e i 2 0 1 0

Musculo Skeletale Congres

Strijd en overwinning

manueletherapie

TIJDSCHRIFT

BEWEGEN is meer dan motoriek

LOPEN OP HOGE HAKKEN

MT 2010-2.indd 1

26-10-11 12:59

2

Kwartaalmagazine

van de NVMT

6 e j a a rg a n g

M e i 2 0 1 0

Musculo Skeletale Congres

Strijd en overwinning

manueletherapie

TIJDSCHRIFT

BEWEGEN is meer dan motoriek

LOPEN OP HOGE HAKKEN

MT 2010-2.indd 1 26-10-11 12:59

3

Kwartaalmagazine

van de NVMT

6 e j a a rg a n g

S e p t e m b e r 2 0 1 0

Lancering boek

Een Kleurrrijk Palet

manueletherapie

TIJDSCHRIFT

CENTRALE SENSITISATIE

DIAGNOSTIEK

4

Kwartaalmagazine

van de NVMT

6 e j a a rg a n g

N o v e m b e r 2 0 1 0

Geschiedenis

manueletherapie

TIJDSCHRIFT

Conceptueel kader

(PIJN)KLACHTEN

KUNST EN KUNDE

Zoektocht naar

historische feiten

1

Kwartaalmagazine van de NVMT

7 e j a a rg a n gM a a r t 2 0 1 1

manueletherapie

Cervicale manipulatie en dissectie van cervicale arteriën

Literatuuroverzicht

Nieuwe voorzitter NVMT

Annelies Pool luistert naar de leden

1

Kwartaalmagazine

van de NVMT

6 e j a a rg a n g

M a a r t 2 0 1 0

In het spoor

van het Liliane Fonds

manueletherapie

TIJDSCHRIFT

PIJN in het BREIN

JAARCONGRES KNGF

MT 2010-1.indd 1 26-10-11 12:58

1

Kwartaalmagazine van de NVMT

6 e j a a rg a n gM a a r t 2 0 1 0

In het spoor

van het Liliane Fonds

manueletherapie

TIJDSCHRIFT

PIJN in het BREIN

JAARCONGRES KNGF

MT 2010-1.indd 1

26-10-11 12:58

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 78

Graagbedanktde

redactieiedereendiein

deafgelopenzevenjaar

eenbijdrageheeftgele-

verdaanhetTijdschrift

ManueleTherapie.De

redactieisertrotsop

zoveelvakgenotenaan

hetwoordtehebben

mogenlatenenwenst

iedereeneenmooie

toekomsttoe.

Deredactieinfullswing

voorhetlaatstenum-

mer.Hetenthousiasme

istotheteindeerin

gebleven.

Page 9: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

ZDoor LidwienvanLoon

john Bos‘Hetmooieaanhetbladwashetlaagdrempeligekarakter.Samenmet

deledenvandeNVMTwerktenweaaneenprofessionaliseringsslag.

DecasereportszullenvanafnuwordenondergebrachtinFysioPraxis,

derestelders.InhetNederlandsTijdschriftvoorFysiotherapiewordt

eenkaterntoegevoegdgerichtopdemusculoskeletaledoelgroep.Dus

voordiegenenmetambitiesisernogsteedseenpodium,maarwel

gefragmenteerd.

Hetwaseenbladdoordepraktijkvoordepraktijk,ervaringenwerden

gedeeldindeberoepsgroepenkenniswerdprettigleesbaarontsloten.

Hetwaseentastbaarenherkenbaarproductvandeberoepsgroep

waarmeejeopdebankgingzitten.Dezehistorieverdwijnt.Waaringaat

deberoepsgroepzichstraksherkennen?

Dekrachtvaneenberoepsgroepzitinhaareigenhistorie.Hetiszo

gemakkelijkinhethuidigetijdperkomde

historieteverwaarlozen.Velenvindenwat

nieuwisbeter.Datbestrijdik.Jemoetje

historiekennen.Hettijdschriftheeftbeschei-

denmogenbijdragenaanzevenjaarhistorie

manueletherapie.Gooidatnietzomaarweg.

Westaanopdeschoudersvaneenaantal

groothedeninhetvakvoorwiedeweten-

schapdienendwasaandepraktijk.Kendeze

grootheden,erewieeretoekomt.’

>>

9T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Trots maar ook verdrietigDe redactie blikt terug

Het waren zeven mooie jaren. Maar ze zijn voorbij. Het Tijd-schrift Manuele Therapie houdt op te bestaan. De redactie treurt, maar kijkt terug op een prachtige tijd. ‘We wilden de verbinding zijn, de wetenschap vanuit de praktijk benade-ren. Nieuwe kennis in perspectief brengen en daarvoor een podium bieden. En daarin zijn we aardig geslaagd!’

even jaar redactiewerk heeft hem niet minder strijdlustig gemaakt. Hoofdredacteur John Bos veert meteen op: ‘In Ne-derland heerst een cultuur om als laatste naar de eigen be-roepsgroep te kijken en daarin de autoriteiten te waarderen.

We zijn eerder onder de indruk van wat er buiten Nederland gebeurt dan wat er zich in eigen land afspeelt. Terwijl we op de schouders van deze mensen staan, denk aan Aad van der El, Rob Oostendorp en Leo Hagenaars. Niet alles wat nieuw is, is beter. Veel onderzoek wordt nu gedaan door mensen die geen relatie met de praktijk hebben. Kijk eens op congressen: wie staat daar als Nederlandse spreker die ook nog dagelijks patiënten ziet? De kans dat je in eigen geledingen een podium krijgt, is vrij klein. Daarom is het jammer dat dit het aller-laatste nummer van het Tijdschrift Manuele Therapie is.’

herkenbaarHet eerste nummer verscheen in september 2004. Rob van Dolder trapte af als eerste hoofdredacteur van het Tijdschrift Manuele Therapie

nadat de leden van de NVMT hadden aangegeven toch wel weer een Nederlandstalig tijdschrift te willen lezen dat herkenbaar over hun ei-gen dagelijkse handelen ging. Het Engelstalige Manual Therapy ging bij veel leden ongelezen bij het oud papier.Aan Rob de schone taak een leesbaar blad te maken dat een brug zou slaan tussen wetenschap en praktijk, en dat meegroeide in de ontwik-keling van de beroepsgroep naar het beoogde masterniveau. Samen met mij als eindredacteur en met uitgever Sportfacilities zette hij een communicatiemiddel in de markt dat door veel leden om de maand dankbaar uit het folie werd gehaald.Vanaf het tweede nummer kreeg Rob versterking van twee redactie-leden: John Bos en Mark van Velzen. Later volgden Hank Hallegraeff en Judith Verbeek. Ook Claire Verheul werkte een tijd mee aan de redactie. In 2006 nam John Bos het stokje van Rob over en werd hij hoofdredacteur. Met verve, want onder zijn bezielende leiding zorgde hij voor een overvloed aan kopij. Enthousiasme, de voeten in de klei en een sterk netwerk met een hoge gunfactor bleken de gereedschap-pen voor zijn succes, waarbij hij dankbaar gebruikmaakte van het pad dat Rob voor hem geëffend had.Gaandeweg ontstond er een herkenbare, vaste structuur: een column van de voorzitter, een interview, een case report, een oorspronkelijke bijdrage, een boekbespreking, vakinhoudelijk nieuws, bestuurlijk nieuws, een agenda, een gastcolumn en een kunstzinnige bijdrage. Ook thematiseerde de redactie de inhoud: in 2007 verscheen het eer-ste themanummer, over de schouder. Dit was het startschot van de

judith Verbeek‘Eencollegazeitegenme:“BelJohnevenop,ditisechtietsvoorjou.”

Enzobenikeringerold.Ikhadeigenlijkweinigervaringmetredactie-

werkmaarwildemegraagverdiepenindeontwikkelingenindebe-

roepsgroep.Doorsamentezoekennaardejuistereflectieopaangele-

verdekopij,leerdeikheelveel.Ikginghetsteedsleukervinden.

MetdekomstvanBSLgingenwewerkenmetvasterubrieken,ookgin-

genweinterviewsinzetten.Daardoorwerdenweminderafhankelijkvan

deinbrengvanleden.Datveranderdewelhetkaraktervanonswerk.

Tochishetjammerdathetbladnustoptomdatwemetdeberoepsgroep

juistnuineenontwikkelingkomenwaarinweeenbladnodighebben.

Wehaddendeproductendievandemasters

komen,nogmeerkunnenbenutten.

Mijnredactiewerkheeftmijnverbondenheid

metdeNVMTverdiept.Ontwikkelingenop

beroepsniveauzijngaanlevenenikhebveel

enthousiastecollega’sontmoetmethartvoor

onsvak.Nuhettijdschriftterzielegaat,wil

ikgraageenbijdrageleverenaaneenvande

andereNVMT-projectgroepen.’

Page 10: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

traditie om het derde nummer van elk jaargang als themanummer in te vullen. Vanwege het IFOMT in 2008 verscheen het TMT zelfs een-malig in het Engels, met liefde vertaald door wijlen Robert Blanken.

WisselingenUiterlijk onderging het blad twee gedaantewisselingen. Vanwege het nieuwe logo van de NVMT werd in 2007 de menselijke rug in vier kwadranten op de voorplaat van het blad vervangen door opeenge-stapelde stenen. Sportfacilities werkte de nieuwe huisstijl tot in de puntjes uit. De laatste wisseling vond plaats in 2009 toen het NVMT-bestuur vanuit een mantelovereenkomst met het KNGF de exploitatie van het blad overdroeg aan BSL. De redactie vreesde dat daarmee het laagdrempelige karakter verloren zou gaan en moest zich behoorlijk aanpassen. John Bos legt uit waarom.‘Het werken in vijf rubrieken verschafte aan de ene kant houvast, maar voelde ook als een keurslijf. We waren bang een tweede Fysio-

Praxis te worden want de lay-out en de indeling vertoonden veel over-eenkomsten. Toen met de overname een themanummer over duize-ligheid kwam te vervallen, waaraan we drie jaar hadden gewerkt, heb ik echt even mijn hoofdredacteurschap heroverwogen. Uiteindelijk wisten we er toch ons stempel op te drukken zodat er een werkbare vorm ontstond.’Inmiddels is het tijdschrift dikker dan zeven jaar geleden en is er een goede mix gevonden van wetenschappelijk georiënteerde naast prak-tijkgerichte artikelen, met voldoende inbreng van manueel therapeu-ten en wetenschappers uit het Nederlandstalige vakgebied.

praktijkgerichtWat de redactieleden onderling bond, was dat ze allemaal de kloof tussen wetenschap en praktijk wilden dichten, vertrekkend vanuit de praktijk, niet vanuit de wetenschap.Mark van Velzen: ‘Het is jammer dat mensen die promoveren,

i n t e R v i e w

Mark van Velzen ‘Inhetbladdurfdenauteursmetdebillenbloot.Laatmaarzienwaar

jestaatmethetvak.Zoleerdenwealsberoepsgroeptransparanterte

werken.Ikbendestijdsalsredactielidbegonnenomdatikveranderin-

genzagindeopleidingmanueletherapie.Hetleekmeeengeweldige

uitdagingomdeeigenachterbantestimulerenomzichteprofileren,

zodatzekwijtkondenwatzeopdeoplei-

dingleerden.Wehebbenalsredactiealtijd

alleskunnenbeoordelenopbasisvande

inhoud,zonderaanziensdespersoons.

Vaneenstammenstrijdisnooitsprake

geweest.Dekwaliteitsimpulsdieerinde

beroepsgroependeopleidingenkwam,

hebbenwemooivormkunnengeveninhet

tijdschrift.Voorlopiggaikzelfpubliceren,

wantikwerkmomenteelhardaanmijn

eigenpromotietraject.’

Hank Hallegraeff‘IkwerdvoorgesteldaanJohntijdenseenNVMT-congresinVeldhoven,

zo’nouderwetsgezelligcongresmeteenknalfeestenveelswingen.Ik

kreeghetverzoekomderedactieteversterken.Ikhadalredactionele

ervaring,maarzochtnaarmeerinhoud,

ookspecifiekindemanueletherapie,ik

wasooknetdocentaandeSOMTgewor-

den.Watikaantrekkelijkvond,wasdat

wemetniksbegonnen.Datgafmeeen

enormeboost omeraantewerken.Samen

vuldenwehetin.Daaromwilikovereen

vervolgnadenkenwantdeklooftussen

dewetenschapenhetpraktischhandelen

waarhetmeomgegaanis,wordtnooit

gedicht.’

prijs beste case report en artikel In2007reiktederedactievanhetTijdschriftManueleTherapievoor

heteerst(enjammergenoegookvoorhetlaatst)eenprijsuitvoorhet

bestecasereportenhetbesteartikel.Beideartikelenwarenin2007in

hettijdschriftgepubliceerd.Detweewinnaarsnamenhunprijs–voor

elkeenspeciaalontworpenbronzenbeeldje–inontvangsttijdens

IFOMT2008.Deprijsvoorbestecasereport2007gingnaarWillBon-

neveld.Inhettweedenummervan2007beschreefzehetdiagnostisch

entherapeutischprocesbijeenkindvanzesjaarmethoofdpijnklach-

tenenhetbelangvanmanueletherapiedaarin.DebijdragevanPeter

Vaesoverfysiologischeeffectenvanimpulsmobilisatieswerddoorde

redactieunaniemverkozenalsbesteartikelvan2007.Zijnsystemati-

scheliteratuuronderzoeknaardeachterliggendefysiologischeeffecten

endetherapeutischeconsequentiesinweefselsbijhettoepassenvan

eenHighVelocityThrust(HVT)manipulatiezijn–nogsteeds–voorde

beroepsgroepvangrotewaarde.

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 71 0

Page 11: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

meestal de directe patiëntenzorg verlaten. Dan wordt hun promotie-onderzoek een verhaal dat op papier geldend is maar geen ervarings-deskundigheid omvat, geen binding meer heeft met de praktijk. Pa-tiënten zien en onderzoek doen is er vaak niet meer bij, zoals je nog wel in een academische setting ziet.Het tijdschrift bood hier een podium voor, met een lage drempel. We zijn altijd de verbinding blijven zoeken, we hebben altijd alle oplei-dingen bij het leveren van kopij betrokken, we hebben zelfs nog een studenteneditie gemaakt, een aantal studenten in de tijd gevolgd en een rondetafelinterview gedaan met vertegenwoordigers van alle op-leidingen. We hebben ons altijd bewust uitsluitend met de vakinhoud bemoeid, dus dat we een keer tijdens een ledenvergadering verzocht werden op te stappen, was eerder een grappige bijkomstigheid. Je kunt natuurlijk nooit iedereen in de beroepsgroep bedienen. We heb-ben echter altijd in harmonie met de beroepsgroep ons werk mogen doen.’

netwerkNatuurlijk visten ze als redactie in hun eigen netwerken, geven de redactieleden volmondig toe. Judith Verbeek legt uit dat de redactie een brede vertegenwoordiging van de beroepsgroep vormde zodat dit geen partijdigheid gaf. Ze vertelt: ‘We benaderden altijd iedereen, maar niet iedereen had behoefte of gelegenheid kopij te leveren. Zijn er dan mensen die graag in de pen klimmen, dan zie je hen natuur-lijk vaker in het blad terug. Dat is geen partijdigheid, zo werkt vraag en aanbod nu eenmaal.’Hank Hallegraeff vult aan: ‘Het ging eigenlijk allemaal vanzelf en de samenwerking tussen de redactieleden onderling verliep heel soepel en gemoedelijk. Tijdens de telefonische vergaderingen die de laatste jaren geregeld plaatsvonden, wist iedereen van elkaar welke sloffen er gedragen werden en of stiekem de tv was aangezet.’

OnderscheidDe taakverdeling was op het laatst als volgt: Judith zorgde voor de beroepsoverstijgende onderwerpen en de trends, Hank voor de vak-inhoudelijke bijdragen en Mark voor de kopij over materialen en middelen waarbij hij bij gebrek aan bereidwillige schrijvers over no-viteiten ook de case reports beoordeelde. Daarnaast onderhield elk redactielid de contacten met een opleidingsleverancier. Het kostte veel tijd, het verdiende slecht maar ze deden het met liefde voor het vak. Zeker nu ook het Vlaamse tijdschrift voor manuele therapie ter ziele is gegaan, ontstaat er na dit laatste nummer van het Tijdschrift

Manuele Therapie een vacuüm.John spreekt zijn zorg uit: ‘Als we als manueel therapeuten de ko-mende jaren niet weten aan te geven waarin we goed zijn, dan zijn we binnen tien jaar van de markt verdwenen.’ Volgens Mark is het al te laat: ‘Als je weet dat er binnenkort vijfduizend manueel thera-peuten in Nederland zijn, dan is er niets specialistisch meer aan ons vak. De opleidingen pakken dit ook niet op en blijven aanbodge-richte scholing verzorgen in plaats van vraaggerichte scholing. Dat loopt volledig spaak, er worden alleen maar studenten geworven.’John gaat verder: ‘Naar ons specialisme zal altijd vraag blijven, maar niet naar vijfduizend specialisten. Ons specialisme draait om pa-tiënten die klagen over pijn, soms vanwege een aandoening, veel

vaker ook niet. Op deze groep van patiënten met nekpijn, hoofdpijn, schouderpijn en rugpijn kunnen we ons onderscheiden. Maar die complexe context moeten we dan wel goed kunnen beschrijven om die te onderscheiden van de bachelor en master fysiotherapie. De biomedische en narratieve complexiteit van deze patiënten kan een pas afgestudeerde student fysiotherapie simpelweg niet aan.’‘Pain management is in ander landen een aparte studie’, vult Mark aan. Beiden zijn voorstander van een master Pain Management. John: ‘Ik denk dat manueel therapeuten zo het onderscheid kunnen maken. Laten we hopen dat we er een nieuw podium voor kunnen vinden.’

>>

HumorOokhumorontbrakniet

inhetTijdschriftManuele

Therapie.ColumnistOlaf

vanderZandenbezorgde

meninglezereenglimlach

opdelippenenookBert

Mutsaerswistmetzijncar-

toonseengevoeligesnaar

terakeninzijnweerspie-

gelingenvandemanuele

therapie,zoalsinnummer1

van2006.

KunstKunstenaarFransJansenverfraaidein2007en2008hetbladmet

boeiendevormenvanhetmenselijklichaam,zoalshetTomeloosTorso

innummer1/2007.ErhangeninmiddelsdiverseschilderijenvanFrans

Jansenbijlezersthuiseninhunpraktijk.

Kijkvoorexpositiesop:www.art-land.nl.

1 1T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 12: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

c a s e R e p o R t

Atypische borstpijn, pijnklachten tussen de schouderbladen en armpijn zijn symptomen die kunnen duiden op een ernstige onderliggende patho-logie, zoals cardiale of pulmonale aandoeningen, subdiafragmatische aandoeningen of specifieke cervicale klachten. Musculoskeletale stoornissen kunnen een oorzaak zijn voor atypi-sche borstpijn.Dit artikel beschrijft het manueel-therapeutische onderzoek bij en de behandeling van een patiënt met een stoornis in het costovertebrale gewricht. In de vorige editie van het Tijdschrift Manuele Therapie is een review over musculoskeletale thora-cale rugpijn gepubliceerd.

typische borstpijn, pijnklachten tussen de schouderbladen en arm-pijn zijn symptomen die kunnen duiden op een ernstige onderlig-

gende pathologie, zoals cardiale of pulmo-nale aandoeningen, subdiafragmatische aandoeningen of specifieke cervicale klach-ten. Het belang van het uitsluiten van deze aandoeningen kan niet genoeg worden benadrukt. Echter, wanneer een ernstige pathologie niet voor de hand ligt of door lichamelijk onderzoek is uitgesloten, moet een clinicus een stoornis in het costoverte-brale gewricht overwegen, zodat kostbaar en onnodig aanvullend intern onderzoek kan worden voorkomen1. De prognostische factoren voor musculoskeletale thoracale rugpijn (TRP) zijn beschreven2. Op basis hiervan is het aannemelijk ook te interve-niëren op activiteiten- en participatieniveau. Dit artikel zal zich echter beperken tot bio-medische aspecten en beschrijft het manu-eeltherapeutische onderzoek en de behan-

deling van een patiënt met een stoornis in het costovertebrale gewricht.

epidemiologieBorstpijn is een aandoening die frequent voorkomt in de algemene bevolking en is verantwoordelijk voor twintig tot dertig procent van alle ziekenhuisopnames3. Aty-pische borstpijn kan worden gedefinieerd als borstpijn die niet van angineuze of is-chemische oorsprong is3. Musculoskele-tale stoornissen kunnen een oorzaak zijn voor atypische borstpijn. De incidentie van musculoskeletale borstpijn varieert van 13 tot 28%4,5. Epidemiologische gegevens van costovertebrale functiestoornissen zijn niet bekend.TRP is een aandoening die op regelmatige basis wordt gezien in de hedendaagse ge-zondheidszorg. De range van de jaarlijkse prevalentie ligt tussen 3,0-55,0%, waarbij de meeste beroepen een mediaan kennen van 30%2.

casusEen 32-jarige man meldde zich op de SEH van een ziekenhuis nadat hij acuut pijn-klachten in de regio van de linkerscapula had gekregen, uitstralend naar de ventrale zijde van de thorax en de dorsomediale lin-kerbovenarm. De klacht werd omschreven als een diepe, brandende en drukkende sensatie en ging gepaard met dyspnoe, ta-chycardie en hyperhidrose. Er was geen voorgeschiedenis van cardiale of pulmonale problematiek. Bloedonderzoek, het ECG en een longfoto toonden geen afwijkingen. De patiënt werd ontslagen met het advies te rusten en na een week de huisarts te consulteren als de klachten niet waren ver-dwenen. Een week later werd hij door de huisarts verwezen naar de manueel thera-peut met de vraag of de klachten verklaard konden worden uit het houdings- en bewe-gingsapparaat. Na twee behandelingen met high-velocity, low-amplitude-thrust-technieken (HVT- technieken) en een neuromodulatie-techniek was de patiënt nagenoeg volledig hersteld van zijn klachten.

MeetinstrumentenOm het effect van de behandeling op de

pseudoangineuze klachten, een manueeltherapeutische indicatie

costovertebrale functiestoornis te meten, is gebruikgemaakt van pressure pain threshold (PPT) en van de visual analogue scale (VAS) voor pijn. PPT wordt gedefinieerd als de hoeveelheid druk die nodig is om een pijn-sensatie uit te lokken6. Hiervoor is gebruik-gemaakt van een ‘Baseline’ algometer (1-10 kilogram - afbeelding 1). Met behulp van palpatie werd de pijnlijke rib gelokaliseerd. Vervolgens werd de algometer op de an-gulus costae van de aangedane rib geplaatst, waarna de druk geleidelijk werd opgevoerd (afbeelding 2). De patiënt was geïnstrueerd ‘stop’ te zeggen bij de eerst waarneembare pijnsensatie. Er is gemeten direct voor en na iedere behandeling. Elke meting is twee keer herhaald, waarna de gemiddelde waarde werd berekend. Na oefening in het gebruik van een algometer, is het gebruik betrouwbaar en valide6. De VAS (0-100 millimeter) is een betrouw-baar en valide instrument voor het meten van directe veranderingen in de pijnintensi-teit. De patiënt werd gevraagd de VAS voor pijn te scoren bij het uitvoeren van de sprin-

ging test (pijnprovocatietest) op de vierde rib, direct voor en na iedere behandeling (afbeelding 3). De intraclass-correlation-coëf-ficient (ICC) van de VAS ligt tussen 0,95 en 0,9778. The minimal clinically important dif-

ference (MCID) bedraagt 12 millimeter (95% C.I. 9-15 millimeter)9. Dit is de minimale veranderscore die als klinisch relevant kan worden beschouwd.De Patiënt Specifieke Klachten (PSK) is gebruikt om de functionele status van de patiënt in kaart te brengen10. De patiënt se-lecteert hierbij de drie belangrijkste, meest

aDoorMarcPaantjens,MPt

Marc Paantjens MPt is orthopedisch manueelthera-peut. Hij is werkzaam als manueel therapeut en onder-zoeker voor trainingsgeneeskunde en trainingsfysiologie (TGTF) van de Koninklijke Landmacht. Tevens is hij als docent verbonden aan de master orthopedische manuele therapie aan de HU en werkt hij in de particuliere praktijk ‘Gademan’ in IJsselstein. Afbeelding1.DeBaseline-algometer.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het

Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift,

juli 2011 – nr. 4.

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 71 2

Page 13: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

beperkende activiteiten uit een lijst. Per ac-tiviteit wordt een 10 cm VAS (VAS 0-100, 0 ‘geen enkele moeite’ – 100 ‘onmogelijk’) in-gevuld. De totaalscore is de afstand in milli-meters van alle drie de activiteiten samen11.

Model voor het manueeltherapeu-tische onderzoekVoor het manueeltherapeutisch onderzoek is gebruikgemaakt van de International

Classification of Functioning, Disability en

Health (ICF; zie figuur 1)12.

Het onderzoek richt zich op het inzicht krijgen in de domeinen die hierin zijn be-schreven: de pathologie, de stoornissen in lichaamsstructuur en functies, de beperkin-gen op activiteiten- en participatieniveau en de contextuele factoren, te weten omge-vingsfactoren en persoonsfactoren.

stoornissenHet lichamelijk onderzoek vond plaats twee weken nadat de klacht was ontstaan. Er was geen sprake meer van tachycardie. De pijnklachten in de linker interscapulaire regio stonden op de voorgrond (VASmin 32 – VASmax 78) en konden nog worden ge-provoceerd met ademhaling. Er was tevens sprake van uitstralende pijn naar ventraal op de thorax en in de dorsomediale linker-bovenarm. Het segmentaal neurologisch onderzoek toonde geen afwijkingen: de test van Spurling13 was negatief, er waren geen motore of sensibele veranderingen en de bicepspeesreflex, de tricepspeesreflex en de brachioradialisreflex waren symme-trisch aanwezig. Linksrotatie van de thora-cale wervelkolom provoceerde de bekende klachten van de patiënt. Palpatie van de lin-ker vierde rib provoceerde eveneens de be-kende klachten, de PPT was 1,6 kilogram. Palpatie kan worden gebruikt in de diag-nostiek van costovertebrale functiestoornis-sen1. De gevonden dispositie/disfunctie van de rib kan worden benoemd als exotorsie-stand14. Het bewegingsonderzoek van de thoracale wervelkolom toonde een vermin-derde beweeglijkheid van de niveaus thora-cale 4-5 (T4-5) en thoracale 5-6 (T5-6). Het

bewegingsonderzoek van de linker vierde rib toonde eveneens een verminderde be-weeglijkheid. De patiënt gaf hierbij aan dat zijn herkenbare pijn werd geprovoceerd. De technieken die zijn gebruikt voor het ortho-pedisch onderzoek zijn beschreven door Greenman14 en Cook15.

activiteitenLangdurig zitten aan zijn bureau (PSK 77), motorrijden (PSK 84) en het tillen van zware voorwerpen (PSK 82) zijn activiteiten waarin de patiënt aangaf beperkt te zijn.

participatie Vanwege de beperkingen op activiteitenni-veau heeft de patiënt zich ziek gemeld op zijn werk.

analyseDe thoracale pijnklachten kunnen worden verklaard door een stoornis in de linker vierde ribwervelverbinding en de daaraan gerelateerde thoracale segmentale stoornis-sen16-18. Dyspnoe, tachycardie, hyperhidrose en de uitstralende pijn in de linkerarm, kunnen worden verklaard vanuit de regu-liere somatosensore pijnrespons en door de sympathische innervatie van het costoverte-brale gewricht en de nervus intercostobra-chialis (ICBN)16,19.

BehandelingDe behandeling heeft bestaan uit HVT-technieken voor de facetgewrichten van de segmenten T4-T5 en T5-T6 (zie afbeelding 4) en de linker vierde ribwervelverbinding

Figuur1.DeInternationalClassificationofFunctioning,DisabilityenHealth(ICF)12.

Afbeelding2.Algometrie.

Afbeelding3.Despringingtest.Decervicalewer-velkolomvandepatiëntligtvergrendeldinflexiemetrechtslateroflexieeneenlinksomrotatie.Demanueeltherapeutplaatstzijnvingeropdelinkervierderibengeefteenimpulsnaarventraal.

HealthCondition

ActivityBodyFunctions&Structures

Environmentalfactors

Participation

Personalfactors

(Disorderordisease)

(Impairments) (Limitations) (Restrictions)

Contextualfactors

1 3T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 14: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

c a s e R e p o R t

Kilo

gram

300

225

150

75

0

Grafiek1.PressurePainThreshold(PPT).DirectvoordeeerstebehandelingwasdePPT1,4kilogramennadebehandelingwasdescore3,4kilogram.Demetingdirectvoordetweedebehandelingscoorde2,1kilogramennadebehandeling3,8kilogram.

Grafiek2.Devisualanaloguescale(VAS)voorpijn.VoordeeerstebehandelingscoordedeVASvoorpijnbijdespringingtest88endirecterna41.VoordetweedebehandelingscoordedeVASvoorpijnbijdespringingtest52endirectnadebehandeling25.DezeveranderingenindeVAS-scoresdirectvoorennabeidebehandelingenmogenalsklinischrelevanteveranderscoreswordenbestempeld9.

Grafiek3.DePatiëntSpecifiekeKlachten(PSK).DesomscorevandePSKwastijdensheteersteconsult243,tijdenshettweedeconsult121entijdenshetderdeconsult0.

pressure pain Threshold

Voor behandeling Na behandeling

Behandeling 1

Behandeling 2

Visual analogue scale (Vas) pijn

100

75

50

25

0Voor behandeling Na behandeling

Behandeling 1

Behandeling 2

Vass

core

patient specifieke Klachten (psK)

Eerste behandeling Tweede behandeling Derde behandeling

PSK

PSK

-sco

re

10

7,5

5

2,5

0

Afbeelding4.HVT-techniekvoordefacetgewrich-tenT4-T5enT5-T6(Pistoolmanipulatie)15.Demanueeltherapeutmaaktcontactmetdeonderlig-gendelinkerenrechterprocessustransversusvanhettemanipulerenbewegingssegment.Deimpulswordtgegevenviadethoraxenisgerichtnaardorsaal-craniaal.

Afbeelding5.HVT-techniekvoordelinkervierderibwervelverbinding15.Demanueeltherapeutneemtcontactmetdelinkervierderib.Decervica-lewervelkolomisvergrendeldinflexiemetrechtslateroflexieenlinksrotatie.Deimpulswordtgege-venviadethoraxenisnaardorsaalgericht.

Afbeelding6.Neuromodulatietechniekvoordelinkervierderib14.Demanueeltherapeutderoteertdeaangedaneribmetzijnduimengeeftmetdeanderehandafwisselendweerstandtegendebovenkantendeonderkantvandeelleboogvandepatiënt.Depatiëntwordtvoorafgeïnstrueerddeelleboogopdeplektehouden.

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 71 4

Page 15: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

Manipulatie van de thoracale wervelkolomkan als relatief veilige

interventie worden bestempeld

suMMaryChestpainisacommonprobleminthegeneralpopulation,accountingforapproximately

20%-30%ofhospitaladmissions.Agenerallyaccepteddefinitionfor‘atypicalchestpain’is

chestpainthatisnottypicalforanginal/ischemicpain.Despiteofthefactthatlittleatten-

tionhasbeendrawninthemedicalliteraturetomusculoskeletalcausesforatypicalchest

pain,theincidenceoftheseconditionsis13-28%.Atypicalchestpain,interscapularpain,

andarmpainrepresentsasetofsymptomsthat,dependingonthepatient,maysuggesta

seriouspathologiccondition,includingcardiac,pulmonary,subdiaphragmatic,orspecific

cervicalspinedisorders.Theobviousimportanceofrulingoutthesepotentiallylife-thre-

ateningconditionscannotbeoveremphasized.However,incaseswherelife-threatening

conditionsareeithernotsuggestivebasedonthepatienthistoryorhavebeenruledout,

adisorderofthecostovertebraljointissomethingaclinicianmustconsider.Thefailure

torecognizethispotentialsourceofpainmayleadtofruitless,costlyinvestigationand

unnecessarysufferingonthepartofthepatient.Disordersofthecostovertebraljointare

knowntocauseatypicalchestpain,breathingproblems,vaguearmpain,excessiveswea-

tingandtachycardiaduetotheirsympatheticandsomatosensoryinnervationandrelation

totheintercostobrachialnerve.Thiscasereportdescribesanevidence-basedmanual

therapeuticdiagnosisstrategyandtreatmentofapatientsufferingfromacostovertebral

jointdysfunction.

(zie afbeelding 5). De ribwervelverbinding is tevens behandeld met een neuromodula-tietechniek (zie afbeelding 6).

resultatenDe patiënt is een keer per week behandeld gedurende twee weken, met een controleaf-spraak als derde consult. Tijdens het tweede consult gaf de patiënt aan alleen nog (loka-le) interscapulaire pijnklachten te ervaren. De symptomen van sympathicusprikkeling en de uitstralende sensatie waren verdwe-nen. De klachten waren ook niet meer te provoceren met ademhaling. Op het derde consult gaf de patiënt aan volledig klachten-vrij te zijn. Tijdens dit laatste consult is al-leen de PSK afgenomen.

discussieDe patiënt in deze casus reageerde goed op de combinatie van de HVT-technieken met de neuromodulatietechniek. Er is weinig onderzoek verricht naar de effecten van ma-nipulatie van de thoracale wervelkolom voor thoracale rugklachten20. De effecten van thoracale HVT-technieken zijn wel onder-zocht bij patiënten met klachten van aan-grenzende gewrichten, zoals de cervicale wervelkolom en de schouder20. De effecten van lumbale manipulaties op lage rugklach-ten en de effecten van cervicale manipula-ties op cervicale klachten zijn wel uitvoerig onderzocht20,21. Over schadelijke gevolgen van HVT-technieken wordt regelmatig ge-speculeerd. Complicaties ten gevolge van manipulatie van de thoracale wervelkolom komen aanzienlijk minder frequent voor dan bij de cervicale of lumbale wervelko-lom20. Manipulatie van de thoracale wervel-kolom kan dus als relatief veilige interventie worden bestempeld.Manueel therapeuten maken vaak gebruik van gekoppelde bewegingen om wervelge-wrichten te vergrendelen. Op deze wijze wordt getracht aan mobiliserende en/of manipulatieve technieken een specifiek segmentaal karakter te geven. Sizer22 et al.

hebben in een systematische review de gekoppelde bewegingen van de thoracale wervelkolom onderzocht. Zij concludeer-den dat er geen volledige consensus is in zowel de flexiestand als de extensiestand van de thoracale wervelkolom. Deze in-consistentie zou mede kunnen worden verklaard door de diversiteit in de onder-zoeksdesigns, de meetmethoden en de prepareertechniek bij het pathologisch anatomisch onderzoek. Voor het toepas-sen van de gekoppelde bewegingen in het dagelijks handelen van fysiotherapeuten en manueel therapeuten, betekent dit dat het belangrijk is te realiseren dat niet ie-dere patiënt over dezelfde mechanische karakteristieken beschikt.In de dagelijkse praktijk zien we dat thora-cale segmentale stoornissen en stoornis-sen in de costotransversale gewrichten en de costovertebrale gewrichten, zich vaak manifesteren als lokale (thoracale) aan-doening. De nauwe relatie van het costo-

vertebrale gewricht met het sympathische zenuwstelsel en de nervus intercostobrachi-alis kan echter zorgen voor symptomatolo-gie die imponeert als angineuze klacht16,19.Als cardiale en pulmonale aandoeningen zijn uitgesloten of niet voor de hand lig-gen als oorzaak voor thoracale rugpijn, is het zinvol een patiënt ter beoordeling en behandeling door te verwijzen naar een manueel therapeut16,21. Indien manueelthe-rapeutische interventie, mogelijk in com-binatie met NSAID’s, geen uitkomst biedt, kan bij persisterende klachten worden ge-kozen voor een anesthetische blokkade van de nervus intercostalis1,16. Wanneer de tho-racale facetgewrichten een vermoedelijke bron zijn voor TRP, zijn anesthetische fa-cetblokkades veilig, valide en betrouwbaar gebleken voor het stellen van de diagnose18. Er is tevens sterk bewijs voor het therapeu-tische gebruik van thoracale anesthetische facetblokkades18.

>>

1 5T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 16: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

c a s e R e p o R t

1. Arroyo JF, Jolliet P, Junod AF. Costoverte-bral joint dysfunction: another misdiagno-sed cause of atypical chest pain. Postgrad Med J. 1992 Aug;68(802):655-9.

2. Briggs AM, Bragge P, Smith AJ, Govil D, Straker LM. Prevalence and associated factors for thoracic spine pain in the adult working population: a literature review. J Occup Health. 2009;51(3):177-92. Epub 2009 Apr 1. Review.

3. Singh AM, McGregor RS. Differen-tial diagnosis of chest symptoms in the athlete. Clin Rev Allergy Immunol. 2005 Oct;29(2):87-96. Review.

4. Gregory PL, Biswas AC, Batt ME. Mus-culoskeletal problems of the chest wall in athletes. Sports Med. 2002;32(4):235-50.

5. Fruergaard P, Launbjerg J, Hesse B, Jør-gensen F, Petri A, Eiken P, Aggestrup S, Elsborg L, Mellemgaard K. The diagnoses of patients admitted with acute chest pain but without myocardial infarction. Eur Heart J. 1996 Jul;17(7):1028-34.

6. Kinser AM, Sands WA, Stone MH. Relia-bility and validity of a pressure algometer. J Strength Cond Res. 2009 Jan;23(1):312-4.

7. Bijur PE, Silver W, Gallagher EJ. Reliability of the visual analog scale for measurement of acute pain. Acad Emerg Med. 2001 Dec;8(12):1153-7.

8. McCormack HM, Horne DJ, Sheather S.

Clinical applications of visual analogue scales: a critical review. Psychol Med. 1988 Nov;18(4):1007-19.

9. Kelly AM. The minimum clinically signi-ficant difference in visual analogue scale pain score does not differ with severity of pain. Emerg Med J. 2001 May;18(3):205-7.

10. Beurskens AJ, de Vet HC, Köke AJ. Res-ponsiveness of functional status in low back pain: a comparison of different in-struments. Pain. 1996 Apr;65(1):71-6.

11. Meetinstrumenten in de zorg. Hogeschool Zuyd. www.ecmr.nl

12. ICF, Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren. Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre, 2002. ISBN 903133913X.

13. Tong HC, Haig AJ, Yamakawa K. The Spur-ling test and cervical radiculopathy. Spine (Phila Pa 1976). 2002 Jan 15;27(2):156-9.

14. Greenman PE. Principles of Manual Me-dicine. 3nd ed. Baltimore, MD: Williams & Wilkins, 2003. ISBN 0-7817-4187-4.

15. Cook CE. Orthopedic Manual Therapy. An Evidence-Based Approach. New Jersey. Pearson Education, Inc., Upper Saddle Ri-ver, 2007.

16. Erwin WM, Jackson PC, Homonko DA. Innervation of the human costovertebral joint: implications for clinical back pain syndromes. J Manipulative Physiol Ther.

2000 Jul-Aug;23(6):395-403.17. Young BA, Gill HE, Wainner RS, Flynn

TW. Thoracic costotransverse joint pain patterns: a study in normal volunteers. BMC Musculoskelet Disord. 2008 Oct 15;9:140.

18. Atluri S, Datta S, Falco FJ, Lee M. Syste-matic review of diagnostic utility and therapeutic effectiveness of thoracic facet joint interventions. Pain Physician. 2008 Sep-Oct;11(5):611-29. Review.

19. Rasmussen JW, Grothusen JR, Rosso AL, Schwartzman RJ. Atypical chest pain: evidence of intercostobrachial nerve sensitization in Complex Regional Pain Syndrome. Pain Physician. 2009 Sep-Oct;12(5):E329-34.

20.Walser RF, Meserve BB, Boucher TR. The effectiveness of thoracic spine manipula-tion for the management of musculoske-letal conditions: a systematic review and meta-analysis of randomized clinical trials. J Man Manip Ther. 2009;17(4):237-46.

21. Schiller L. Effectiveness of spinal manipu-lative therapy in the treatment of mechani-cal thoracic spine pain: a pilot randomized clinical trial. J Manipulative Physiol Ther. 2001 Jul-Aug;24(6):394-401.

22. Gregory PL, Biswas AC, Batt ME. Mus-culoskeletal problems of the chest wall in athletes. Sports Med. 2002;32(4):235-50.

referenties

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 71 6

Page 17: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

c o l u m n

eindigheid kent geen tijd

In zijn laatste column voor Tijdschrift Manuele Thera-pie legt Olaf van der Zanden de link tussen de eindig-heid van dit tijdschrift en de eindigheid der dingen.

We zijn sterfelijk, of je nu wilt of niet. De eindigheid van het men-selijke leven stelt principiële grenzen aan onze levenservaring. Volgens Jos de Mul (1993) maakt de eindigheid in ruimte en tijd dat een interpreet altijd interpreteert op basis van een principieel beperkte levenservaring. Iedere interpretatie vertrekt vanuit een onvermijdelijk beperkte ervaringshorizon. Het verstaan ontneemt, volgens de Mul, de mens niet zijn ambivalentie, toevalligheid en eindigheid, maar stelt hem in staat met zijn ambivalentie, toeval-ligheid en eindigheid te leven. Zo is de eindigheid van dit tijd-schrift niet toevallig, wel ambivalent.

Historisch gezien heeft het begrip eindigheid vele mijlpalen opgele-verd. Denk maar eens terug aan de eerste paardentram ter wereld die in 1832 in New York ging rijden, het afschaffen van de slavernij in 1859, de val van de Berlijnse Muur en van het IJzeren Gordijn in 1989, het einde van het Oostblok in 1990, het vervangen van de gulden door de euro op 1 januari 2002 en het door Farran Adrià sluiten van zijn driesterren restaurant El Bulli op 30 juli van dit jaar.

Ook in ons dagelijks werk als manueel therapeut hebben we te maken met eindigheid; het afsluiten van een behandelperiode, het overlijden van patiënten als gevolg van een terminale ziekte, ach-terhaalde behandelmethoden en het behalen van de pensioenge-rechtigde leeftijd. Ja, u leest het goed ‘leef-tijd’; de tijd die je krijgt om te leven! Niet dat we al weten van wie we die tijd krijgen.De neutrino’s die vanuit Zwitserland zestig nanoseconden sneller

dan de lichtsnelheid in Italië aankwamen, hebben de relativiteits-theorie van Albert Einstein aan het wankelen gebracht. Kunnen die wetenschappers niet tellen, of kunnen alle fantasieën over Back to

the future nu werkelijkheid worden? Het is toch heerlijk hierover te fantaseren. Net voor uw pensioen zetten we de tijd even terug en lossen we direct het capaciteitsprobleem in de zorg op. Ze zouden in New York al in 1832 een Hoge Snelheidslijn hebben. Alle bewezen niet-effectieve behandelmethoden in de zorg zouden we niet meer aanleren. Wetenschapsfilosofie zou een van de basisvakken zijn bin-nen de opleiding Fysiotherapie. Kennis van vooraanstaande weten-schappers in de huidige tijdsgeest (zoals hersenonderzoeker Dick Swaab, klinisch-chemicus Frits Muskiet en immunoloog Ralph Steinman) – die verband houden met het bewegingsapparaat – zou al zijn geïntegreerd in ons vak. Ons takenlijstje hebben we altijd af, want als dat niet zo is, draaien we de tijd gewoon even terug. De be-slissing het Tijdschrift Manuele Therapie te stoppen, wordt herzien.

Ons vak is zeker niet eindig, sommige kennisaspecten ervan wel. Kennis overbrengen op vakgenoten kan via diverse communicatie-kanalen en is met het stoppen van dit tijdschrift dus niet eindig. Leren van elkaar is van alle tijden en blijft een leuke en eenvoudige vorm. Traditioneel op congressen en symposia van manueel thera-peuten is het motto: gezelligheid kent geen tijd!

Hiermee eindigt mijn voorlopig laatste column. Ik dank alle col-lega’s voor de inspiratie en de redactie voor hun inzet. Laten we el-kaar blijven ontmoeten, dan is het nog geen tijd voor uw eindigheid.

Dum vivimus, vivamus: Laten we echt leven, zolang we leven!

Bron: Mul, J de. De tragedie van de eindigheid. Diltheys hermeneutiek van het leven.

Proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen, 1993.

Kennis overbrengen kan via diverse communicatiekanalen en is met het stoppen van dit tijdschrift dus niet eindig

DoorOlafvanderZanden,MSc

1 7T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 18: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

d e e l l e b o o g

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 71 8

Page 19: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

aterale elleboogsklachten zijn een veel voorkomende oorzaak voor een bezoek aan de huisarts, de medisch specialist of de fysiotherapeut. La-

terale elleboogspijn wordt vaak gezien als synoniem voor epicondylitis lateralis of de tenniselleboog, echter meerdere lokale aan-doeningen kunnen klachten geven rond de laterale zijde van de elleboog.In dit artikel wordt een overzicht gegeven van lokale pathologie in de laterale elleboog. Achtereenvolgens worden epicondylitis la-teralis, supinator syndroom, synovial fold, artrose, osteochondritis dissecans en in-sufficiëntie van het laterale bandapparaat besproken. Het is vaak goed mogelijk te dif-ferentiëren tussen deze aandoeningen op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek. Elk van deze aan-doeningen kent zijn eigen conservatieve en operatieve behandelingsmogelijkheden.

anatomieDe elleboog speelt een belangrijke rol in flexie en extensie van de arm en pro/supi-natie van de onderarm. Daarnaast is er een minimale mediale en laterale mobiliteit

`

Laterale elleboogsklachten; een overzicht van lokale pathologie

DoorIzaäkFrederikKoddeenDeniseEygendaal

L

Pijnklachten ter plaatse van de laterale elleboog kunnen worden veroorzaakt door diverse aandoeningen. Differentiaal diagnos-tisch kan onderscheid worden gemaakt tussen epicondylitis late-ralis, supinator syndroom, synovial fold, artrose, osteochondritis dissecans en insufficiëntie van het laterale collaterale ligamen-tair complex.In dit overzichtsartikel wordt per aandoening de etiologie, anamnese, onderzoek en behandeling besproken. Acute trau-matische pathologie als radiuskop fractuur of fractuur van het capitellum, luxaties en centrale neurogene compressie syndromen worden buiten beschouwing gelaten.

Deelleboogspeelteenbelangrijkerolinflexieenextensievandearmenpro/supinatievandeonderarm.

>>

1 9T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 20: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

d e e l l e b o o g

(abductie en adductie in het frontale vlak) en mediale en laterale rotatie (rondom de ulna in het transversale vlak). De mediale humeruscondyl vormt het ulno-humerale gewricht met het olecranon van de ulna. Het stabiliseert het elleboogsgewricht in extensie. Het laterale deel van de humerus-condyl wordt gevormd door het capitellum. De concave radiuskop articuleert met deze convexe structuur. Dit is het radio-humerale gewricht en speelt een belangrijke rol in de stabiliteit van de elleboog in flexie. Het radio-humerale en ulno-humerale gewricht zijn betrokken bij flexie en extensie. Het radio-humerale en proximale radio-ulnaire gewricht zorgen voor rotatie in de elleboog. Het articulaire contact in de elleboog is af-hankelijk van de positie van de onderarm. Zo maakt de radiuskop in extensie geen contact met het capitellum. Tijdens flexie echter, beweegt de radiuskop naar proxi-maal en neemt het contact met het capi-tellum gedurende de bewegingsboog toe. Supinatie van de onderarm vermindert het radio-humerale contact, terwijl pronatie dit juist doet toenemen.

De elleboog wordt ondersteund door sterke mediale en laterale collaterale ligamenten. Het mediale bandencomplex bestaat uit een anterieur mediaal collateraal ligament, pos-terieur mediaal collateraal ligament en een transversale band. Het posterieure gedeelte is een verdikking van het kapsel en biome-chanisch minder belangrijk, het transver-sale deel loopt tussen ulna en olecranon en draagt niet bij aan stabiliteit; het anterieure gedeelte is het belangrijkst. Het Laterale Collaterale Ligamenten Complex (LCLC) bestaat uit drie componenten: het radiaire collaterale ligament (RCL), laterale ulnaire collaterale ligament (LUCL) en het ligamen-tum annulare (LA) – zie figuur 1.

Het LUCL en RCL hebben de origine op het inferieure deel van de laterale epicondyl. Het LUCL heeft een insertie op het tubercu-lum sublimum van de ulna. Het RCL loopt naar het LA. Het LA loopt als een cirkel om de radiuskop en heeft origine en insertie op de ulna1. Dit zorgt ervoor dat het radio-ul-naire gewricht bijeen blijft tijdens bewegin-gen. De functie van het laterale collaterale ligamentencomplex is het borgen van stabi-

liteit bij varus stress en bij posterolaterale rotatoire krachten op de elleboog2.Naast hun basisfunctie van het verzorgen van beweging zijn de spieren rondom de elleboog ook werkzaam als dynamische sta-bilisatoren. Vier groepen van spieren spelen een rol in de elleboog3:

1. anterieur; de elleboog flexoren (innervatie door n. musculocutaneus);

2. posterieur; de elleboog extensoren (inner-vatie door n. radialis);

3. mediaal; de flexor-pronator groep (inner-vatie door n. medianus en n. ulnaris);

4. lateraal; de extensor-supinator groep (in-nervatie door n. radialis en n. interosseus posterior). Zie figuur 2.

Lateraal heeft de extensor carpi radialis bre-vis een gemeenschappelijke peesorigine op de laterale epicondyl samen met de extensor digitorum communis, extensor digiti mini-mi en extensor carpi ulnaris. De m. supina-tor heeft een complexe origine op de laterale epicondyl, het LA en de ulna. Het heeft zijn insertie op het proximale 1/3e van de radius. De extensor carpi radialis longus heeft de origine supracondylair net onder de origine van de m. brachioradialis. Pathologie gere-lateerd aan deze anatomie wordt later in dit artikel beschreven.

lichamelijk onderzoekInspectieAls eerste wordt begonnen met het vaststel-len van de asstand. Normaal is een cubitus valgus, een cubitus varus kan gerelateerd zijn aan laterale instabiliteit. Aan de laterale zijde van de elleboog vormen de radiuskop, het uiteinde van het olecranon en de late-

Figuur1.DeanatomievanhetLCLC.

Figuur2.Musculatuureninnervatielateraleelleboog.

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 72 0

Page 21: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

rale humerus epicondyl een driehoek. In deze driehoek ligt een natuurlijke reces-sus die normaal gesproken een ‘kuiltje’ of dimple vormt. Bij effusie van het gewricht door hydrops/haemartros of door synovitis is de normale dimple verstreken (zie figuur 3). Een dunne strak gespannen huid over de laterale epicondyl wordt soms gezien na multiple cortison injecties voor epicon-dylitis lateralis als gevolg van atrofie van de subcutis. Ossale pathologie zoals een poste-rieure dislocatie of een radiuskopfractuur is soms zichtbaar vanaf lateraal3.

Beweging en stabiliteitHet LCLC weerstaat varus-stress gedurende de gehele arc van elleboogflexie, met varië-rende hulp van het anterieure kapsel en het gewrichtsoppervlak in extensie5. Het LCLC behoudt een consistente tensie gedurende de flexieboog daar het een insertie heeft op

het ligamentum annulare. Om de integri-teit van het LCLC te beoordelen kan men de elleboog het beste 15 graden flecteren; dit zorgt voor een relaxatie van het anteri-eure kapsel en verplaatst het olecranon uit de fossa. Varus-stress kan het beste gegeven worden met de bovenarm in volledige en-dorotatie (zie figuur 4).

Specifieke stabiliteitstesten worden later in dit artikel beschreven.

Palpatie en provocatieDe laterale supracondylaire regio is een gemakkelijke palpabel en een waardevol landmark tijdens laterale chirurgische be-naderingen. De radiuskop laat zich goed onderzoeken als er geen sprake is van ge-wrichtseffusie. Digitale druk op het perifere articulaire gedeelte van de radiuskop, ge-combineerd met pro/supinatie, in verschil-

lende maten van flexie, geeft informatie over deze ossale structuur en de beweeglijk-heid hiervan.Bij pijn gedurende dit onderzoek kan een fractuur van de radiuskop of het capitellum aanwezig zijn, zelfs als dit op conventionele röntgenfoto�s niet te zien is. Een effusie van de elleboog is het gemakkelijkste te palpe-ren ter plaatse van de laterale driehoek. Een radiohumerale plica kan worden opgemerkt door een klikkende palpatie tijdens flexie/extensie of door lokale voelbare verdikkin-gen.

Bij een hydrops en haemarthros zijn de be-wegingsvrijheden van de elleboog beperkt. Vaak wordt de elleboog in 80 graden flexie gehouden, daar er in deze positie een maxi-male gewrichtscapaciteit ontstaat4. Speci-fieke provocatietesten worden verderop be-schreven.

h e t v a k

De laterale supracondylaire regio is een gemakkelijke palpabel en een waardevol landmark tijdens

laterale chirurgische benaderingen

Figuur3.Hydropsvanhetellebooggewricht;denatuurlijkedimpleisinderechterafbeeldingverstreken. Figuur4.Beoordelingvanvarusinstabiliteitmetdearminvolledigeendorotatie.

2 1T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 22: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

d e e l l e b o o g

laterale elleboogspathologieEpicondylitis lateralisEpicondylitis lateralis, of tenniselleboog, is een frequente aandoening in de huisart-senpraktijk. Tennis is echter maar in 5-10% van alle gevallen de oorzakelijke factor. De oorzaak is meer gerelateerd aan manueel intensief werk, met krachtige en repetitieve rotaties van de onderarm en flexie of exten-sie in de pols6. Meestal is de dominante arm aangedaan. De piekincidentie ligt tussen de 35 en 54 jaar. Mannen en vrouwen zijn even frequent aangedaan7.De werkelijke pathofysiologie is nog niet

volledig achterhaald. De huidige consensus gaat er vanuit dat een repetitieve trauma resulteert in microbeschadigingen en hy-poxische degeneratie van de gemeenschap-pelijke extensorenpees, voornamelijk het Extensor Carpi Radialis Brevis (ECRB) gedeelte. Microscopisch zijn er onderbre-kingen in de normale collageenstructuur met ingroei van fibroblasten en granulatie-weefsel. Inflammatoire cellen zijn bij his-tologisch onderzoek niet aangetoond8. De term epicondylitis, wat een inflammatoir proces suggereert, lijkt de lading van het ziektebeeld dus onjuist te dekken. Termen

als tendinose of tendinopathie lijken meer adequaat.

Pijn is gerelateerd aan activiteit en kan acuut (acuut trauma) of langzaam progres-sief (repetitieve microtraumata) ontstaan. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van drukpijn direct over de laterale epicondyl of 5mm distaal en anterieur hiervan. Klas-siek is de pijn bij passieve flexie, of extensie tegen weerstand in de pols (zie figuur 5). De ECRB wordt getest door extensie van de middelvinger te weerstaan. Gripsterkte is vaak verminderd in de aangedane hand.

De tenniselleboog is een frequent voorkomende aandoening. Tennis is echter maar in 5-10%

van alle gevallen de oorzakelijke factor

Figuur5.Pijnbijepicondylitislateralisgedu-rendepassievestrek(A)enextensietegenweerstand(B).

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 72 2

Page 23: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

In principe is epicondylitis lateralis een kli-nische diagnose. Röntgenfoto�s worden ge-maakt om andere pathologie uit te sluiten. Soms kan op de röntgenfoto een calcificatie in de pezen naast de laterale epicondyl wor-den gezien. Een echo kan een partiële of vol-ledige ruptuur van de pezen aantonen. Een MRI-scan geeft meer informatie over de kwaliteit van de extensorpezen en correleert over het algemeen goed met chirurgische en histologische bevindingen. Soms kan een MRI-scan doorslaggevend zijn in de keuze voor operatieve therapie, doch deze wordt niet routinematig gemaakt bij de di-agnose epicondylitis lateralis.Over het algemeen is epicondylitis latera-lis een self-limiting aandoening. De duur van een typische episode varieert van een half tot twee jaar. Negentig procent van de patiënten reageert goed op conservatieve maatregelen (aanpassen activiteiten, ijs, braces, NSAID’s) en zijn binnen een jaar klachtenvrij9. Corticosteroïd infiltraties zorgen alleen op de korte termijn voor pijn-reductie10. Meer dan drie keer injecteren is echter gerelateerd aan een uiteindelijk slechter resultaat dan niets doen.Over de effectiviteit van autologe bloedin-jecties of injecties met platelet rich plasma, is nog onvoldoende bekend. Fysiotherapie, gefocust op excentrische kracht en stabi-liteitsoefeningen voor de pols extensoren alsmede flexoren, kan zorgen voor normale kracht en flexibiliteit. Dit is vooral waarde-vol voor het functioneren in het dagelijks leven11.Operatief ingrijpen wordt aanbevolen als conservatieve behandelingen falen. Er zijn veel chirurgische technieken beschreven, zowel arthroscopisch als open, die over het algemeen neerkomen op het doornemen van de pees of het verwijderen van patho-logisch (pees)weefsel. Het voordeel van arthroscopische chirurgie is dat peropera-tief tevens bestaande articulaire pathologie beter kan worden vastgesteld en waar mo-gelijk ook wordt behandeld. Chirurgie is in ongeveer 80% succesvol12.

Supinator syndroomIn de elleboog geeft de nervus radialis twee takken af: een oppervlakkige (superficial) sensibele tak en de diepe nervus interosse-ous posterior (NIP). Deze laatstgenoemde >>

verloopt in de elleboog tussen de oppervlak-kige en de diepe spierbuik van de musculus supinator (zie figuur 2). Het proximale deel van de oppervlakkige spierbuik wordt de Frohse arcade genoemd; deze ligt ongeveer 2cm anterieur en 3cm distaal van de laterale humerusepicondyl. Een beklemming van de NIP komt meestal voor in de Frohse ar-cade en wordt het supinator syndrome ge-noemd.Bij lichamelijk onderzoek zijn de testen als beschreven bij epicondylitis lateralis vaak positief. Daarnaast is een klassiek verschijn-sel een dropping finger en/of een onmogend-heid om de duim te extenderen.

Aanvullend onderzoek in de zin van een electromyografie (EMG) kan zwakte van de spieren aantonen. De sensitiviteit van een EMG is echter tussen de 10 en 20% en der-halve weinig betrouwbaar. De behandeling bestaat in beginsel uit NSAID’s en aanpas-sing van activiteiten. Indien dit faalt, of er een progressieve zwakte is, kan chirurgi-sche decompressie geïndiceerd zijn3.

Synovial foldSynoviale plooien (plicae of synovial folds) zijn restanten van de normale embryonale ontwikkeling van het intra-articulaire syno-vium. Histologisch is het meestal proximaal

2 3T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 24: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

d e e l l e b o o g

van het LA gelokaliseerd. De plica lijkt uit te gaan van het laterale gewrichtskapsel. Het staat los van het LA, maar staat in na-bij contact met de gemeenschappelijke ex-tensoren peesaanhechting op de laterale epicondyl. Hypothetisch zou een tendinose van de ECRB voor hypertrofie van synovial folds kunnen zorgen13. Over het algemeen zijn deze plicae asymptomatisch. Echter, in sommige gevallen kan het voor pijnklachten zorgen en wordt het ook wel het ‘plica-syn-droom’ genoemd. Een plica in de elleboog kan laterale pijnklachten veroorzaken als het interpositioneert in het radio-humerale gewricht of impinged op de radiuskop.Bij lichamelijk onderzoek wordt soms een knoepend geluid gehoord dat soms kan worden gepalpeerd. De klachten kunnen vooral worden opgewekt tijdens extensie en pronatie, waarbij de plica in het radio-humerale gewricht worden geforceerd. Dif-ferentiaal diagnostisch kan worden gedacht aan een subluxatie van het LA bij rotaties in flexie, dit is echter zeer zeldzaam en kan meestal alleen arthroscopisch worden vast-gesteld.Röntgenfoto�s van de elleboog laten geen af-wijkingen zien. Synovial folds kunnen wor-den aangetoond middels MRI plus arthro-gram, of arthroscopie van de elleboog14.De behandeling bestaat uit het verwijderen van de plicae wat middels arthroscopie goed mogelijk is.

ArtroseArtrose van de elleboog is vrij zeldzaam en meestal het gevolg van reumatoïde ar-tritis of posttraumatische slijtage van het gewricht. Primaire artrose lijkt gerelateerd aan microtraumata veroorzaakt door werk-zaamheden met pneumatische appara-tuur of sportactiviteiten met de arm en is meestal radio-humeraal gelokaliseerd. Meestal bestaat de klachten uit stijfheid en

een verminderde Range Of Motion (ROM), waardoor de activiteiten in het dagelijks le-ven niet meer kunnen worden uitgevoerd15. Soms is sprake van pijn bij diepe flexie of geforceerde extensie.Bij lichamelijk onderzoek zijn er osteofyten over de gewrichtsspleet te palperen. Deze osteofyten zorgen vaak voor een flexie- of extensiebeperking. Pro/supinatie is over het algemeen normaal.Aanvullend onderzoek in de zin van rönt-genfoto’s toont de klassieke kenmerken van artrose, zoals gewrichtsspleetversmalling en osteofytformatie. Wanneer een patiënt in aanmerking komt voor operatieve behande-ling, wordt vaak pre-operatief een CT-scan vervaardigd.

De behandeling is erop gericht de pijn te verminderen en ROM te behouden. In de meerderheid volstaan conservatieve maat-regelen zoals pijnstillers, intra-articulaire infiltraties met corticosteroïden, braces en fysiotherapie. Fysiotherapie is met name gericht op het behouden van ROM. Ope-ratief bestaan er diverse opties. Indien de artrose beperkt is tot het radio-humerale gewricht kan soms worden volstaan met radiuskopextirpatie of prothesiologie in de vorm van een radiuskopprothese of re-surfacing prothese van radiuskop en capit-etellum. Een andere optie is een nettoyage van het gewricht waarbij osteofyten en der-gelijke worden verwijderd. Voor de oudere, minder actieve, populatie valt een totale el-leboogprothese te overwegen.

Osteochondritis DissecansOsteochondritis Dissecans (OCD) is een proces waarbij een stuk intra-articulair kraakbeen loslaat van het subchondrale bot. De meest voorkomende plek in de elleboog is het anterolaterale gedeelte van het capi-tellum16. OCD is een ongewone aandoening

in de normale populatie en komt het meest voor bij mannelijke beoefenaars van boven-handse sporten. Het komt voornamelijk tot uiting in de leeftijd tussen de 11 en 23 jaar. De exacte etiologie is onbekend. Over het algemeen wordt aangenomen dat een com-binatie van repeterende valgus-krachten en een inadequate bloedvoorziening van het capitellum de onderliggende oorzaak van OCD is.OCD lijkt zich in drie stadia te evolueren. In het eerste stadium is het bot hyperemisch en zijn de peri-articulaire weke delen oede-mateus. In het tweede stadium is er sprake van deformatie van de epifyse en soms fragmentatie. In het derde stadium wordt necrotisch bot vervangen door littekenweef-sel3. Het afgebroken stuk bot kan een loose

body vormen. Symptomen correleren met de mate van verlies van articulair opper-vlakte. Anamnestisch is er meestal sprake van pijn die spontaan is begonnen en pro-gressief is van aard. De pijn neemt toe bij activiteit en vermindert bij rust. Bij lichamelijk onderzoek is er drukpijn over het radio-humerale gewricht, die moei-lijk te lokaliseren is. ROM is vaak vermin-derd, in het bijzonder extensie. Ook een flexiecontractuur is niet ongewoon. Actieve pro/supinatie in volledige extensie kan de pijnklachten veroorzaken door compressie in het radio-humerale gewricht. Slotklach-ten zijn een laat symptoom en wijzen op loose body-formatie.

Aanvullende röntgenfoto�s kunnen laesies van het capitellum en intra-articulaire loose bodies aantonen. CT/MRI-scan (eventueel in combinatie met arthrogram) geeft meer informatie over de mate van (dis)locatie van het osteochondraal defect en de aanwezig-heid van loose bodies.Behandeling van OCD is voornamelijk af-hankelijk van de integriteit van het kraak-

Artrose van de elleboog is vrij zeldzaam en meestal het gevolg van reumatoïde artritis of

posttraumatische slijtage van het gewricht

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 724

Page 25: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

been en of het aangedane fragment stabiel, onstabiel maar aangehecht of volledig los is. Stabiele laesies worden primair conser-vatief behandeld middels rust, NSAID’s of fysiotherapie. Fysiotherapie is gericht op het behoud van ROM en spierkracht. In-dien een conservatieve behandeling faalt, of er sprake is van een instabiel fragment, kan worden gekozen voor operatieve therapie.

Dit bestaat afhankelijk van de grootte van het fragment uit (arthroscopische) nettoy-age of (reductie en) fixatie van het fragment middels een schroef. Loose bodies worden verwijderd. Postoperatief is fysiotherapie belangrijk om ROM te herkrijgen. Vaak is hierna intensieve begeleiding noodzake-lijk richting het opnieuw beoefenen van de sportactiviteiten.

OCD is niet gelijk aan de ziekte van Pan-ner. Dit betreft een osteochondrose van de gehele laterale epiphysair schijf, komt voor tussen de 8-11 jaar en kent een benigne be-loop; chirurgie is bij de ziekte van Panner nooit geïndiceerd.

Insufficiëntie LCLCInsufficiëntie van het LCLC kan chronisch of acuut van aard zijn. Meestal wordt het veroorzaakt door een elleboog distorsie of luxatie. Een elleboog distorsie wordt in het acute studium behandeld middels een drukverband en mitella om vervolgens te gaan mobiliseren op geleide van de pijn.In geval van een elleboog luxatie dient in eerste instantie adequate reductie te wor-den verkregen. Hierna kan worden nabe-handeld met bovenarmgips of een druk-verband. Na een week kan de stabiliteit van de collaterale ligamenten worden bepaald, alsmede de nabehandeling.Een stabiel LCLC kan functioneel wor-den nabehandeld. Een instabiel LCLC kan worden nabehandeld met een dynamische brace met aanvankelijk een extensiebeper-king die langzaam kan worden afgebouwd. Chronische insufficiëntie van het LCLC uit zich meestal als een PosteroLateraal Rota-toire Instabiliteit (PLRI) of herhaaldelijke (sub)luxaties. PLRI is beschreven in patiën-ten met een varus deformiteit ten gevolge van trauma. Deze varus deformiteit leidt tot asymmetrische tricepspeesbelasting en kan vervolgens resulteren in een chronische overrekking van het LCLC wat uiteindelijk resulteert in een PLRI (zie figuur 6). PLRI presenteert zich over het algemeen zeer subtiel en is dus moeilijk te diagnosticeren. Anamnestisch kan patiënt klagen over slot-klachten van de elleboog.

Bij lichamelijk onderzoek is sprake van een volledige ROM. Er wordt pijn aange-geven tijdens geforceerde exorotatie in halfgeflecteerde elleboogposities of tijdens de pivot shift-test (zie figuur 7). De pivot shift-test is positief indien bij het geven van valgusstress gedurende passieve flexie en extensie apprehension (angst) wordt aan-gegeven of er een palpabele subluxatie van de radiuskop plaatsvindt. Alternatief kan er ook de push up arm chair-test worden uit-gevoerd. Hierbij wordt de patiënt gevraagd

Figuur6.AsymmetrischetricepspeesbelastingleidttotoverrekkingvanhetLCLCenlaterPLRI.

Figuur7.Depivotshift-test.

2 5T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 26: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

d e e l l e b o o g

1. Hoppenfeld, d.a.B., The anatomic approach. 4 ed.

Surgical exposures in orthopaedics. 2009, Phila-

delphia: Lippincott Williams & WIlkins. 740.

2. Cohen, M.S. and H. Hastings, 2nd, Rotatory in-

stability of the elbow. The anatomy and role of the

lateral stabilizers. J Bone Joint Surg Am, 1997.

79(2): p. 225-233.

3. Eygendaal, D., ed. The Elbow. 1 ed. 2009, Arko

Sports Media: Nieuwegein. 224.

4. O’Driscoll, S.W., B.F. Morrey, and K.N. An, In-

traarticular pressure and capacity of the elbow.

Arthroscopy, 1990. 6(2): p. 100-103.

5. Regan, W.D., et al., Biomechanical study of liga-

ments around the elbow joint. Clin Orthop Relat

Res, 1991(271): p. 170-179.

6. Gruchow, H.W. and D. Pelletier, An epidemiologic

study of tennis elbow. Incidence, recurrence, and

effectiveness of prevention strategies. Am J Sports

Med, 1979. 7(4): p. 234-238.

7. Hamilton, P.G., The prevalence of humeral epi-

condylitis: a survey in general practice. J R Coll

Gen Pract, 1986. 36(291): p. 464-465.

8. Kraushaar, B.S. and R.P. Nirschl, Tendinosis of

the elbow (tennis elbow). Clinical features and fin-

dings of histological, immunohistochemical, and

electron microscopy studies. J Bone Joint Surg

Am, 1999. 81(2): p. 259-278.

9. Smidt, N., et al., Lateral epicondylitis in general

practice: course and prognostic indicators of out-

come. J Rheumatol, 2006. 33(10): p. 2053-2059.

10. Smidt, N., et al., Corticosteroid injections, phys-

iotherapy, or a wait-and-see policy for lateral epi-

condylitis: a randomised controlled trial. Lancet,

2002. 359(9307): p. 657-662.

11. Croisier, J.L., et al., An isokinetic eccentric pro-

gramme for the management of chronic lateral

epicondylar tendinopathy. Br J Sports Med, 2007.

41(4): p. 269-275.

12. Lo, M.Y. and M.R. Safran, Surgical treatment of

lateral epicondylitis: a systematic review. Clin Or-

thop Relat Res, 2007. 463: p. 98-106.

13. Tsuji, H., et al., Arthroscopic, macroscopic, and

microscopic anatomy of the synovial fold of the

elbow joint in correlation with the common exten-

sor origin. Arthroscopy, 2008. 24(1): p. 34-38.

14. Awaya, H., et al., Elbow synovial fold syndrome:

MR imaging findings. AJR Am J Roentgenol,

2001. 177(6): p. 1377-1381.

15. Soojian, M.G. and Y.W. Kwon, Elbow arthritis. Bull

NYU Hosp Jt Dis, 2007. 65(1): p. 61-71.

16. Schenck, R.C., Jr. and J.M. Goodnight, Osteo-

chondritis dissecans. J Bone Joint Surg Am, 1996.

78(3): p. 439-456.

17. Olsen, B.S. and J.O. Sojbjerg, The treatment of

recurrent posterolateral instability of the elbow. J

Bone Joint Surg Br, 2003. 85(3): p. 342-346.

zich volledig op te drukken op de armleu-ningen van een stoel. Deze test is positief indien er apprehension is tijdens extensie. Het is belangrijk altijd te vergelijken met de andere/onaangedane zijde3.Aanvullend onderzoek bestaat uit een rönt-genfoto om andere pathologie uit te sluiten. LCLC-letsel kan worden aangetoond mid-

dels dynamische echografie, MRI of een po-sitieve pivot shift-test onder narcose. Zoals eerder beschreven is conservatief be-leid bij acute distorsies of luxaties aanbevo-len. Bij chronische LCLC insufficiëntie is er geen plek voor conservatief beleid. Ope-ratieve re-insertie of reconstructie van het LCLC is dan noodzakelijk17.

referenties

BesluitBij laterale elleboogsklachten kan worden gedifferentieerd tussen epicondylitis late-ralis, supinator syndrome, synovial fold, ar-trose, osteochondritis dissecans en insuffi-ciëntie van het LCLC. Pathofysiologisch ligt de oorzaak van de klachten ter plaatse van de osteochondrale gewrichtsspleet, het kap-sel, het bandapparaat of de gemeenschap-pelijke extersorenpees. Waar OCD vooral tijdens de adolescentie voorkomt en epicon-dylitis lateralis op middelbare leeftijd, komt artrose vooral op latere leeftijd voor. Artrose en insufficiëntie van het LCLC kunnen posttraumatisch van aard zijn, terwijl epi-condylitis lateralis en OCD waarschijnlijk door repetitieve microtraumata veroorzaakt worden. Concluderend kan pijn ter plaatse van de laterale humerusepicondyl worden veroorzaakt door diverse aandoeningen met elk hun eigen pathofysiologie. Differenti-atie tussen deze aandoeningen is belangrijk om de juiste behandeling te initiëren.

Izaäk Frederik Kodde is orthopedisch chirurg in opleiding in het Amphia Ziekenhuis in Breda.Dr. Denise Eygendaal is orthopedisch chirurg en werkzaam in het Amphia Ziekenhuis in Breda.

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 726

Page 27: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

Elleboogblessures kunnen voorkomen aan alle structuren rondom het elleboogge-wricht en kunnen de functie van de elleboog beperken. De overbelastingsblessures, die geregeld voorkomen bij bovenhandse spor-ters, zijn vaak het gevolg van valgus stress.Om goed inzicht te krijgen in het ontstaan van de blessures, is kennis van de anatomie essentieel. Het eerste hoofdstuk van het boek geeft een overzicht van de functionele anatomie van de elleboog.Het tweede hoofdstuk gaat over de biome-chanica van het gewricht. Hierin wordt uitgelegd welke krachten er op de elleboog komen te staan bij bijvoorbeeld sportbelas-ting en die kunnen resulteren in blessures. Kennis van de biomechanica helpt ons het ontstaan van de blessure en de behandeling ervan beter te begrijpen.Hoofdstuk 3 beschrijft het lichamelijk on-derzoek. De elleboog wordt daarbij in vieren gedeeld: anterior, posterior, mediaal en late-raal. Inspectie en palpatie komen aan bod en de veranderingen in range of motion die voorkomen bij pathologie. Er worden stabi-liteitstesten beschreven voor varus, valgus en rotatoire instabiliteit.Hoofdstuk 4 beschrijft het aanvullend on-derzoek dat kan worden gebruikt bij el-leboog pathologie. De tekst wordt geïllu-streerd met overzichtelijke plaatjes.

Vervolgens worden diverse pathologieën beschreven, allereerst de laterale en de me-diale epicondylitis. In dit hoofdstuk staan de meest recente wetenschappelijke ontwikke-lingen over deze aandoeningen.Vervolgens staan de rupturen van de distale biceps pees en triceps pees centraal.Reumatoide artritis in de elleboog komt aan bod in hoofdstuk 8. Naast de klinische pre-sentatie worden de behandelopties bespro-ken, waaronder de elleboogprothesen.

Boekrecensie

The elbowThe treatment of basic elbow pathology

Het boek The elbow; The treatment of basic elbow pathology staat onder redactie van orthope-disch chirurge Denise Eygendaal en bevat bijdragen van diverse (inter)nationale medici en parame-dici. Het boek geeft een fraai overzicht van de basale pathologieën en behandelingen van de elleboog. Ieder hoofdstuk is samengevat in groene kaders wat het boek tot een mooi naslagwerk maakt.

Hierna volgen twee hoofdstukken over de bursitis en osteoarthtitis.

Hoofdstuk 11 is interessant omdat de vraag wordt beantwoord waarom veel sporters el-leboogklachten ontwikkelen. Het ontstaan van acute en chronische blessures wordt besproken en er is een belangrijk deel van het hoofdstuk gewijd aan de rol van de el-leboog bij de werpbeweging. Tenslotte is er aandacht voor de pathomechanica.

In de volgende hoofdstukken worden aan-doeningen besproken die veroorzaakt kun-nen zijn door grote krachten en repeterende bewegingen die bij sport van de elleboog worden gevraagd. Bijvoorbeeld het impin-gement van de elleboog. Gevolgd door os-teochondritis dissecans dat vooral voorkomt bij jongens die aan bovenhandse sporten deelnemen.Hoofdstuk 14 beschrijft het onderzoek en

behandeling van insufficiëntie van het mediale collaterale ligament en in hoofd-stuk 18 komen aandoeningen aan bod aan het laterale collaterale ligament complex. Andere aandoeningen die worden bespro-ken zijn de fracturen bij volwassenen en kinderen en de zenuw entrapment syn-dromen rond de elleboog.Het boek wordt afgesloten met een hoofd-stuk over revalidatie van de elleboog. Alge-mene revalidatieprincipes en een protocol voor conservatieve en post-operatieve be-handeling komen aan bod.

Het boek The elbow is een aanwinst voor onze beroepsgroep. Het is een handig na-slagwerk voor het onderzoek en de behan-delopties van de meest voorkomende el-leboogblessures. Door de samenvattingen per hoofdstuk in de groene kaders kun je in korte tijd een goed overzicht krijgen van de inhoud van het gehele boek.

Titel:TheElbow;

Thetreatmentofbasic

elbowpathology

Auteur:DeniseEygendaal

Uitgever:ArkoSports

Media

Jaarvanuitgave:2009

ISBN:978-90-5472-108-6

Omvang:224pagina’s

27T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 28: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

de laatste keer…Wat u in handen heeft, is de laatste editie van het Tijdschrift Manuele The-

rapie (TMT). Voor velen een gemis, zeker voor diegene die gesteld was op een tastbaar tijdschrift in zijn of haar handen over manuele therapie. Voordat ik u ga uitleggen wat de NVMT u kan gaan bieden om dit gemis te compenseren, wil ik stilstaan bij de enorme inzet die de redactie heeft getoond de afgelopen jaren. Zo wil ik graag Rob van Dolder danken als hoofdredacteur in de eerste paar jaren en vanzelfsprekend John Bos, de huidige hoofdredacteur, voor hun bezielende leiding en het creëren van een prachtig tijdschrift. Dit natuurlijk met enorme inzet van hun re-dactieteam te weten Lidwien van Loon en Claire Verheul van het eerste uur in de loop der jaren getransformeerd tot het huidige redactieteam gevormd door Mark van Velzen, Judith Verbeek en Hank Hallegraeff. Ook een compliment voor Bohn Stafleu van Loghum, de uitgever, voor het verzorgen van een prima product.

Wat nu?Tja, als ik het in deze superlatieven verwoord, komt natuurlijk de vraag naar boven waarom we toch stoppen met TMT en hoe het nieuws, de informatie en nieuwe kennis u nu gaat bereiken? Het was immers een besluit van de algemene ledenvergadering om niet voor een puur En-gelstalig wetenschappelijk tijdschrift (Manual Therapy) te gaan, maar voor een toegankelijker Nederlands tijdschrift voor onze eigen club.Reden voor deze verandering is het verzoek van het KNGF en andere specialistenverenigingen om de krachten te bundelen en de kosten te verminderen. Tot nu toe vielen er drie tijdschriften op uw deurmat, naast TMT het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie (NTvF) voor we-tenschappelijke artikelen en FysioPraxis, het verenigingsblad van het KNGF. Op verzoek van alle specialistenverenigingen (SV’s) gaat u nu in FysioPraxis het katern over de specialistenverenigingen tegenkomen, waarin u om de beurt meer informatie en kennis van alle SV’s gaat tegenkomen. Daar zullen ook onderwerpen worden aangesneden die meerdere specialismen binnen de fysiotherapie aangaan.De NVMT neemt zes keer per jaar de verantwoording voor vier blad-zijden op zich. Dit weegt natuurlijk niet op tegen het huidige aantal pagina’s van TMT. De bedoeling is dat het u toch niet aan informatie gaat ontbreken. In het SV-katern zult u informatie krijgen over artike-len, onderzoeken op het gebied van manuele therapie, nieuwtjes en een voor u gelezen rubriek, waarin relevante leuke studies verschenen in wetenschappelijke literatuur of gepresenteerd op congressen voor u worden beschreven. Er zullen verwijzingen naar artikelen, boeken, vragenlijsten, formulieren et cetera plaatsvinden die zullen worden ge-koppeld aan een link naar de website. U kunt als NVMT-lid inloggen op deze website en heeft daardoor toegang tot alle producten die worden besproken en beschreven. Voor de wetenschappelijke publicaties is er de mogelijkheid die te publiceren in het NTvF. Indien echter sommige relevante artikelen, bijvoorbeeld case reports, de standaard van het NTvF niet halen, is hier wel ruimte voor op de website met een vermelding in het SV-katern. Vanzelfsprekend zal met betrekking tot deze artikelen en artikelen voor het SV-katern een redactionele slag worden gemaakt en

worden ingediende publicaties op waarde geschat. Dat gebeurt door een NVMT-redacteur en een SV-katern-redacteur. Al met al levert dit een kostenbesparing op en hoeft het de leden niets te ontbreken aan informatie.

Toegang tot full text-artikelenDe mogelijke kostenbesparing zou het bestuur wel graag anders willen gaan invullen voor de leden. Zoals bekend is de bedoeling de volledige beroepsgroep op te leiden naar het masterniveau. Dit bete-kent dat evidence based handelen een belangrijke peiler wordt voor de manueel therapeut. Overigens maakt klinische expertise nog steeds een groot deel daarvan uit! Juist in wetenschappelijke literatuur wordt veel beschreven over deze klinische expertise en wordt over onder-zoek hiernaar gerapporteerd. Passend bij de nieuwe titulatuur als Master hoort ook het toegang hebben tot internationale wetenschap-pelijke literatuur. Op dit moment zijn we aan het onderhandelen met diverse wetenschappelijke uitgevers om een groot deel van de, voor de manueel therapeut relevante, full text-artikelen toegankelijk te krij-gen (ook het archief). De bedoeling is dat de website van de NVMT als doorgeefluik (bibliotheek online-constructie) gaat fungeren, alleen toegankelijk voor de eigen leden. Met simpele zoekwoorden kunt u dan alle relevante literatuur van de afgelopen decennia vinden. We houden u op de hoogte van de vorderingen.

Met betrekking tot de Masteropleiding….Nu het woord Master toch al is gevallen, wil ik nogmaals van de ge-legenheid gebruikmaken om u te informeren over de ‘verkorte mas-teropleiding’ en met name stilstaan bij de problematiek die hiermee is gemoeid. Het bestuur beseft zich terdege dat het besluit om een ieder op te leiden tot het Masterniveau (genomen door de ALV) veel onkosten met zich meebrengt en niet resulteert in een civiel effect. Verder bouwt zich een ‘poule’ op van manueel therapeuten die deze opleiding nog moeten volgen, maar er is onvoldoende plaats. Eigen-lijk een onwenselijke situatie. Het besluit terugdraaien is echter niet alleen onwenselijk maar ook onmogelijk. Er is wel een andere moge-lijke oplossing. Het blijkt dat de tijd waarin een Masteropleiding moet worden afgelegd niet wordt bepaald door de Nederlands Vlaamse Ac-creditatie Organisatie (NVAO) maar door de opleidingen zelf. Indien de opleidingen de studie kunnen temporiseren kunnen zowel de stu-dieuren als de kosten worden verspreid over meerdere jaren. Zo kun-nen leden toch ‘vermasteren’ en studiepunten verzamelen, maar over een langere termijn en drukt dit minder op hun tijd en de kosten. Het verzoek is inmiddels bij diverse Masteropleidingen neergelegd. Indien leden er langer over doen om af te studeren, lijkt het logisch ook de termijn te verlengen die is gekoppeld aan het moeten behalen van het Masterdiploma. Dit zal in de eerste ALV volgend jaar worden voorgesteld.

Tot zover mijn laatste column in TMT. Ongetwijfeld zal ik blijven rap-

c o l u m n

Het standpunt

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 72 8

Page 29: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

Het visitekaartje verdwijntInterview met Huub Vossen, lid van het NVMT-bestuur en portefeuillehouder van TMT

Het zit erop. Niet alleen voor de re-dactie van Tijdschrift Manuele The-rapie. Ook voor Huub Vossen valt er iets moois weg. Als bestuurslid van de NVMT had hij het tijdschrift in zijn portefeuille. ‘Natuurlijk is het jammer, maar laten we niet te lang treuren. We hebben mooie alternatieven.’

even jaar lang had de NVMT een ei-gen tijdschrift. Collega-specialisten uit andere verenigingen keken er wel

eens jaloers naar. Zo’n tijdschrift is immers het visitekaartje van de vereniging. Maar nu niet meer. Als u straks de laatste pagina van het blad omslaat, is het voorbij. Tijdschrift

Manuele Therapie is dan niet meer.Huub Vossen kijkt met trots terug op de afgelopen zeven jaar. Huub is sinds 2005 bestuurslid van de NVMT met de porte-feuille Beroepsinhoud en Beroepspraktijk. Bij zijn aantreden stond het blad al goed in de grondverf. ‘We hebben in deze jaren van een sterk re-dactieteam mogen genieten dat vanaf het begin betrokken was bij het succes van het tijdschrift. We hebben de belangrijkste doelstellingen bereikt en er zijn veel invals-hoeken van de manuele therapie aan bod gekomen. De reacties van de leden waren zeer positief, ook van studenten. Zo werd ik geregeld gemaild over artikelen uit het tijd-schrift die ze nodig hadden voor hun studie manuele therapie. Het podium was dus gro-ter dan alleen voor de leden, dat vind ik een prachtig resultaat om mee af te sluiten.’

eén specialistenbladTijdschrift Manuele Therapie bood specialis-ten in de manuele therapie een spiegelbeeld van opinies en artikelen over de stand van praktijkgericht onderzoek in de manuele therapie. Het bouwde een brug tussen we-tenschap en praktijk door de manuele thera-pie als praktijkvak te toetsen aan de weten-schap. Een prachtige doelstelling; waarom dan stoppen? Huub legt uit.‘De reden dat het NVMT-bestuur stopt met het tijdschrift heeft te maken met de

samenwerking met andere specialistenver-enigingen, die van de orofaciaal fysiothera-peuten en de sportfysiotherapeuten. Deze samenwerking is inmiddels vormgegeven in de musculoskeletale groep (MSG). Binnen de MSG leeft de wens om een gezamenlijk tijdschrift uit te brengen. Een projectgroep heeft inmiddels deze wens uitgewerkt in de vorm van een SpecialistenVerenigingen-katern (SV-katern) in FysioPraxis. Daaraan nemen alle specialistenverenigingen van het KNGF deel.’

VoordelenVolgens Huub biedt het SV-katern een aan-tal voordelen boven een eigen tijdschrift als Tijdschrift Manuele Therapie. ‘Alle fysiothe-rapeuten kunnen in het SV-katern over ma-nuele therapie lezen, en omgekeerd kunnen manueel therapeuten nu artikelen van de andere specialistenverenigingen lezen. Zo hoeven er geen zeven tijdschriften gemaakt te worden, we bundelen alles in één tijd-schrift: FysioPraxis.’Op dit moment worden nog enkele bijko-mende voordelen onderzocht, zoals toegang tot internationale tijdschriften als Manual

Therapy, JOSPT en JMMT. Daarbij wordt geëxperimenteerd met digitale abonnemen-ten. Het afgelopen jaar hebben de NVMT-le-den JOSPT al digitaal aangeboden gekregen.

Bestuurlijke bemoeienisMet het lezen van dit laatste nummer van het tijdschrift houdt ook voor Huub zijn be-moeienis als bestuurslid op, al vervolgt hij deze activiteiten met het SV-katern. Hij blikt nog even terug. ‘De rol van het bestuur is vooral een stimu-lerende geweest. Tijdens de evaluatiever-gaderingen hebben ik namens het bestuur samen met de redactie geëvalueerd hoe we auteurs konden werven. We hebben daarbij vooral ingezet op het aanboren van netwer-ken. De redactie is daarin zeker geslaagd.’Naast een stimulerende rol heeft het bestuur ook een sturende rol gehad, vooral de laat-ste jaren. ‘TMT is niet alleen een wens van de leden geweest. Er heeft drie jaar geleden ook een wisseling van uitgever plaatsgevon-den waarmee de bladformule en de lay-out opnieuw werden opgezet. Daarin had het

bestuur een sturende rol met – dat moet ge-zegd – veel flexibiliteit van de redactie om tot een mooi resultaat te komen.’Huub is ook kritisch over wat beter had gekund. ‘Misschien had de samenwerking met de buurlanden intensiever gekund. Zo had hoofdredacteur John Bos goede contac-ten met de Vlaamse tijdschriften, waar we als bestuur erg content mee waren. Onze Belgische collega’s publiceerden geregeld in TMT. Het blad had eigenlijk het Neder-

landstalig Tijdschrift voor Manuele Therapie

moeten heten. We hadden dit podium voor manueel therapeuten nog beter kunnen be-nutten door ook te kijken wat er in andere landen zich aan ontwikkelingen voordeden.’We zijn als Nederlandse manueel therapeu-ten altijd sterk gericht geweest op de Angel-saksische landen, gaat Huub verder. ‘Wat in principe goed is voor ons vak, maar soms ligt er relevante informatie naast je deur. Dat had anders gekund. Het bestuur is pas recentelijk in onderhandeling getreden met onze vakgenoten in Duitsland om afspraken te maken over de tijdschriften Manuele Me-

dizin en Manuelle Therapie. Onze leden heb-ben namelijk voor deze bladen belangstel-ling getoond. Al kijk ik graag vooruit naar de mogelijkheden in het SV-katern.’

proostDe lezers van TMT zullen het voortaan moe-ten doen zonder een eigen blad. Vakinhou-delijke informatie is vanaf nu verspreid te vinden. Huub sluit af: ‘De doelstelling van het bestuur om een podium te bieden is daarmee niet weggevallen. Er blijven kana-len genoeg, zoals onze nieuwsbrieven voor het verenigingsnieuws, het SV-katern voor vakinhoudelijke artikelen en opinies, en de website van de NVMT voor beroepsinhou-delijke aangelegenheden. Het SV-katern komt achtmaal per jaar uit, dus in een dub-bele frequentie vergeleken met TMT. We bereiken als manueel therapeuten via dit katern een groter publiek zodat we ook een betere positionering in de toekomst kunnen opbouwen. Graag bedank ik de redactie voor de prachtige resultaten van de afgelopen ja-ren, ik ben er erg trots op. En ik hef graag het glas op de toekomst. Daarin heb ik alle vertrouwen.’

i n t e R v i e w

Z DoorLidwienvanLoon

29T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 30: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

i n t e R v i e w

DoorEricWesterveld

‘s

‘We moeten nieuwsgieriger zijn naar andere kennisdomeinen’Afscheidsinterview met columnist Olaf van der Zanden

Deze laatste editie van Tijdschrift Manuele Therapie betekent ook dat Olaf van der Zanden, vaste columnist sinds 2006, zijn podium kwijtraakt. Zijn stukjes vielen telkens op door een voor dit blad verrassende onder-werpkeuze (‘geloof’), een filosofisch-beschouwelijke benadering van het vakgebied (‘de zekerheid van de twijfel’) en een frisse, vlotte schrijf-stijl. Wie is Olaf van der Zanden? Een kort afscheidsinterview.

Op welke manieren ben je actief als fysio- en

manueel therapeut?

amen met enkele andere gespecia-liseerde fysiotherapeuten werk ik drie dagen per week in mijn eigen

praktijk. Ik ben fysio- en manueel thera-peut, ik heb psychologie gestudeerd en ben ruim veertien jaar gespecialiseerd in de echografie van het bewegingsapparaat. Daarnaast ben ik wetenschappelijk mede-werker aan de Vrije Universiteit Brussel en ben ik algemeen directeur en mede-eigenaar van e-Syntax, dat zich richt op het geautomatiseerd, gestandaardiseerd en objectief meten van gezondheids- en werk-gerelateerde vraagstukken. Verder ben ik op dit moment betrokken bij het opzetten van een opleiding echografie in Italië en vervul ik enkele bestuursfuncties, zoals die van de Beleidscommissie Kwaliteit, Onderwijs & Wetenschap van het KNGF.’

Je bent dus zowel praktisch, bestuurlijk als

wetenschappelijk actief. Welke inzichten levert

dat op?

‘Er is een flinke afstand tussen de prak-tijkkennis van de fysiotherapeut en ken-nis binnen andere wetenschapsgebieden. Deze kennisdomeinen zijn bijvoorbeeld de psychologie of immunologie. Fysio- en manueel therapeuten zoeken de oorzaken van bijvoorbeeld spierklachten niet snel binnen het kennisdomein van de immuno-logie, terwijl de verklaring mogelijk daar te vinden is. De kloof tussen de verschillende kennisdomeinen is erg groot. Het overbrug-gen ervan houdt mij in het bijzonder bezig, zowel in mijn dagelijkse werk met patiën-ten als in mijn wetenschappelijke werk in Brussel. Daarom volg ik ook de opleiding Klinische psycho-neuro-immunologie. Er is een wereld te winnen op dit gebied.’

Wil je zeggen dat manueel therapeuten zich

meer moeten verdiepen in psychologie en an-

dere wetenschappen?

‘Ik begrijp best dat veel therapeuten daar de tijd of mogelijkheid niet voor hebben. Belangrijker is het inzicht dat de oorzaak van een lichamelijke klacht ook buiten het kennisdomein van de fysiotherapie kan lig-gen. Een voorbeeld is de rol van serotonine bij hoofdpijnklachten. Weinig fysiothera-peuten zullen zich afvragen of de oorzaak wellicht in biochemische processen van de patiënt ligt. Terwijl is aangetoond dat dit bij sommige mensen het geval kan zijn. Ik wil maar zeggen: wat de fysiotherapeut waarneemt, is niet altijd de oorzaak van

de klacht. We moeten als fysiotherapeuten over onze vakgrenzen heen durven kijken, daar ligt een toekomst.’

Hoe breng je dat zelf in de praktijk?

‘In onze praktijk Topfysiotherapie Van der Zanden in Weert hebben wij de goede ge-woonte intensief met elkaar samen te wer-ken. We maken gebruik van elkaars deskun-digheid, zoals manuele therapie, echografie, geriatrie, sportfysiotherapie, oedeemfysio-therapie, arbeidsfysiotherapie, psychologie of immunologie. We lopen bij wijze van spreken de deur bij elkaar plat. We bevragen elkaar en houden elkaar scherp. Dat komt een goede diagnose en dus een goed behan-delplan ten goede.’

Iedere fysio- en manueel therapeut heeft een

persoonlijke drijfveer. Wat is de jouwe?

‘Het contact met mensen. Ik wil hen helpen om van hun klachten af te komen. In mijn werk leg ik de nadruk op het geven van in-zicht in de aard en oorzaak van hun klach-ten. Ze zijn zelf een deel van de oplossing. Deze benadering is aantoonbaar effectief, maar toch blijft het een ondergeschoven kindje in de praktijk van de fysiotherapie en manuele therapie.’

Dit is de laatste editie van Tijdschrift Manu-ele Therapie. Heb je hier een mening over?

‘Het is ontzettend jammer. Het tijdschrift speelt een belangrijke rol in het versterken van de eigen identiteit en de positie van de manuele therapie door de ontwikkeling en overdracht van kennis.’

‘Wat de fysiotherapeut waarneemt, is niet altijd de oorzaak van de klacht. We moeten over onze vakgren-

zen heen durven kijken, daar ligt een toekomst’

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 73 0

Page 31: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

Tabel 1: overzicht totale kosten non-participatie per aandoening1.

z o R g , w e R k e n i n k o m e n

Aanwijzingen dat het systeem ‘gezondheidszorg en arbeid’ faalt worden beschreven in het onderzoeksprogramma Arbeid & Zorg, verricht door Plexus, de Universiteit van Maastricht en TNO Kwaliteit van Leven/ Arbeid1. Het collectief van actoren (overheid, verzekeraars, werkgevers, werknemers en pro-fessionals) blijkt onvoldoende in staat om de beoogde gezonde en productieve arbeidsdeelname van werkenden te bevorderen1. Dit artikel beschrijft de po-tentie van fysiotherapie en de rol die de fysiotherapeut hierin kan betekenen.

de kloof tussen gezondheidszorg en sociale zekerheidHoe hiermee om te gaan?

DoorWouterC.Karsten

ij het bieden van zorg en het leveren van inkomensgarantie (sociale zeker-heid) heeft Nederland twee van el-

kaar losstaande systemen: de gezondheids-zorg en de sociale zekerheid. De eerste richt zich voornamelijk op het stellen van een diagnose en het behandelen ervan, terwijl de tweede vooral kijkt naar wat iemand nog

kan in relatie tot zijn werk/inzetbaarheid. Beide systemen zijn aan veranderingen onderhevig. De zorg dient kosten te reduce-ren en de kwaliteit te verbeteren met meer marktwerking. Binnen de sociale zekerheid zijn snelle en duurzame werkhervatting, langer blijven werken en het begrenzen van de instroom van arbeidsongeschikten aan de orde. Als gevolg van de toenemende levensverwachting, de medische voortgang en een toenemende zorgbehoefte nemen de komende jaren de maatschappelijke kosten binnen de zorg toe. De betaalbaarheid van de sociale zekerheid daarentegen staat on-

TabelisgesorteerdopTotaal3.a. Kostenreflecterenzorgkosten,berekendvol-

gensSystemofHealthAccountsin2005(geenextrapolatienaar2008toegepast).

b. Nietbeschikbaar.c. PrevalentieafkomstiguitNEA2008.Hettotaal

islagerdandesomvandeaandoeningen

omdatwerknemersmeerdereaandoeningenkunnenhebben.

d. Inclusiefmigraineenernstigehoofdpijn,exclu-siefzwangerschapendiagnoseniettoewijs-baar.

e. Peraandoeningwordthetverzuimoverschat;daarvoorisindittotaalgecorrigeerd.

Totaal3=totalekostenverzuim(gecorrigeerd),uitvaluitarbeidengezondheidszorg.Totaal4=totaal3+kostenziektepresenteïsme(metziektepresenteïsmewordtbedoeld:iemandisaanwezigophetwerkmaardoorgezondheids-klachtenofeenaandoeningisdeproductiviteitminder).

B

>>

Kosten(miljoeneuro)

Prevalentie

Chronischeaandoening NEA(%)c Werkzame Verzuim Ziekte Uitvaluit Zorgkostena Totaal3 Totaal4

beroeps presenteïsme arbeid(WIA)

bevolking(N)

Klachten aan het bewegingsapparaat 15,3 1.180.242 2.416 461 283 974 3.673 4.134 Psychische klachten/aandoeningen 2,4 187.741 1.153 682 398 938 2.489 3.171

Hart- en vaatziekten 2,7 208.128 723 49 132 620 1.475 1.524

Maag- en darmstoornissen 3,6 278.158 710 1565 24 324 1.058 2.623

Levensbedreigende ziekten

(bijv. kanker, aids) 0,8 58.353 493 b 119 289 901 b

Astma, bronchitis, emfyseem 5,2 400.636 525 1236 24 137 686 1.922

Migraine of ernstige hoofdpijn 5,5 427.209 658 1385 3 b 661 2.046

Suikerziekte 2,1 161.820 398 120 12 150 560 680

Gehoorproblemen 2,2 171.148 161 b 6 115 282 b

Ernstige huidziekten 0,8 57.989 32 b 4 244 280 b

Epilepsie 0,3 25.606 65 b 5 38 108 b

Problemen met zien 2,1 165.005 194 b b b b b

Overig 5,9 452.312 1.155 b 227 5.502d 6.884 b

TotaalkostenWAO 10.004

Totaal 37,1 7.714.000 5.276e 5498 11.238 9.332 25.842

3 1T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 32: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

z o R g , w e R k e n i n k o m e n

der druk door tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van de vergrijzing, resulterend in schaarste van het arbeidsaanbod, en een scheve verhouding tussen de beroepsbevol-king en het aantal pensioengerechtigden. Het is daarom van belang dat mensen lan-ger gezond, fit en productief aan het werk blijven. Mede door de financiële crisis trekt de overheid zich verder terug door versobe-ring van regels en decentralisatie en tracht op deze wijze de kosten te beheersen. De belangen lijken tegenstrijdig en haaks op el-kaar te staan. Toch hebben de gezondheids-zorg en de sociale zekerheid elkaar nodig om beide systemen betaalbaar te houden. Dit is te zien in tabel 1. De tabel geeft inzicht in de verzuim- en zorgkosten per aandoe-ning. Opvallend hierbij is dat de zorgkos-ten veelal lager zijn dan de verzuimkos-ten. Investeren in de gezondheidszorg zal

Tabel 2: ontwikkeling aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

grafiek 1

leiden tot een toename van de zorgkosten maar tot een daling van de verzuimkosten. Netto leidt dit tot een afname van de totale kosten. Voor wat betreft chronische lage-rugklachten wordt dit ook bevestigd in het onderzoek van Ludeke C. Lambeek et al2. Een gecombineerde interventie (werkplek interventieprogramma in combinatie met een graded activity-protocol) leidde tot een afname van de totale kosten (zorg en sociale zekerheid).

Wanneer elke betrokken professional vanuit beide systemen handelt, maar denkt vanuit haar eigen paradigma en wanneer profes-sionals met betrekking tot een casus weinig onderling communiceren, ontstaat er een kloof. De stakeholders binnen de sociale zekerheid (onder meer Arbodiensten, on-dernemingen die casemanagement voeren

zoals Keerpunt, inkomensverzekeraars, as-surantietussenpersonen en UWV) handelen op basis van de Wet Verbetering Poortwach-ter (WvP; ingangsdatum 1 april 2002). In dit artikel worden de zelfstandig ondernemens buiten beschouwing gelaten aangezien zij te maken hebben met andere wet- en regel-geving. De WvP regelt dat zowel de werk-nemer als de werkgever verantwoordelijk is voor de werkhervatting binnen de eigen organisatie of, wanneer dit eerste niet meer mogelijk is, ook buiten de eigen organisatie. Een werkgever is verplicht gedurende 104 weken salaris door te betalen alvorens een werknemer aanspraak kan maken op een uitkering vanuit de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De eerste 52 weken is de salarisdoorbetaling 100% en de tweede 52 weken minimaal 70%. De WIA is per 1 januari 2006 van kracht en is de opvolger van de Wet op de ArbeidsOn-geschiktheidsverzekering (WAO). De WIA heeft één groot verschil met de WAO. Bij de WIA heeft een werknemer pas recht op een uitkering wanneer er sprake is van een inkomensachteruitgang van minimaal 35%. Bij de WAO bedroeg dit percentage 15%. De invoering van de WIA heeft dan ook gere-sulteerd in een afname van de instroom van arbeidsongeschikten hetgeen in tabel 2 is weergegeven.

functionele mogelijkhedenDe WvP en de WIA gaan uit van wat ie-mand met zijn/ haar gezondheidsprobleem nog wel kan! Pijn c.q. een diagnose is van ondergeschikt belang. Het gaat erom wat de belastbaarheid is van iemand ten gevolge van zijn klachten of aandoening. Het func-tioneren wordt beschreven in een Func-tionele Mogelijkheden Lijst (FML)3. Een FML wordt door een bedrijfsarts en/of ver-zekeringsarts vastgesteld. Op basis van de FML wordt de werkhervatting gerealiseerd of wordt de mate van geschiktheid vastge-steld. Bij re-integratie zijn de functionele mogelijkheden sturend en een werkgever, bedrijfsarts, arbeidsdeskundige of case-manager wil daarom van een zorgverlener weten wat iemand kan. Een werkgever wil daarnaast nog graag weten welke passende andere taken iemand kan verrichten, al dan niet tijdelijk. Dit laatste is cruciaal voor snelle en duurzame re-integratie. Tevens is bewezen dat deelname aan het arbeids-proces positief bijdraagt aan het herstel4,5. Omdat zorgverleners geregeld nalaten een uitspraak te doen over de mogelijkheid tot het functioneren van iemand, verzuimt

Grafiek1.Percentagearbeidsverzuiminrelatietotdeduurvanlage-rugpijnklachten;onderdex-astussenhaakjesdeexactepercentages,gebaseerdopgepubliceerdegegevens3.

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 73 2

x1.000

1050

1000

950

900

850

800

750

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

Page 33: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

een cliënt vaak langer dan nodig1. Hoe kan voornoemde worden verklaard?

Dit heeft te maken met het uitgangspunt van een zorgverlener. Een zorgverlener richt zich primair op het stellen van een (werk)di-agnose, het behandelen van de klachten en relateert dit aan het Bio-PsychoSociaal mo-del (BPS-model). De praktijk leert dat het plaatsen van de cliëntvraag in een breder perspectief vaak onderbelicht blijft1.

Verkleinen van de kloofEen integrale benadering van klachten van het houdings- en bewegingsapparaat ver-kleint de kloof. Dit vergt wel anders den-ken, namelijk: Wat kan de cliënt nog wel! Belangrijk daarbij is dat de cliënt volledig verantwoordelijk wordt gemaakt voor zijn gezondheidsprobleem en zijn werkhervat-ting, dat de cliëntvraag in een breder per-spectief wordt geplaatst en dat gedragsver-andering wordt gerealiseerd. Dit is complex en niet makkelijk. Hierin succesvol zijn kan alleen door met elkaar samen te wer-ken. Essentieel is de inventarisatie van de stakeholders die bij de cliënt betrokken zijn (huisarts, psycholoog, werkgever, bedrijfs-arts et cetera) omdat daarmee inzichtelijk is met wie moet worden gecommuniceerd over de functionele mogelijkheden die een cliënt heeft.

Wat is nodig om anders denken te initië-ren? De zorgverlener dient te onderzoeken welke factoren invloed hebben op de oor-zaak en het onderhouden van het gezond-heidsprobleem en de daaruit voortvloeiende cliëntvraag. Een integrale inventarisatie van herstelbelemmerende factoren is daarvoor gewenst. Deze zijn gelegen op de volgende terreinen:- fysiek;- mentaal (cognitief functioneren);- emotioneel;- privé (welke activiteiten in frequentie en

duur worden in privétijd verricht?);- werk (werktaken, werkwijze, werkplek,

werktijd, werkdruk, werkuren, pauzes, werkbelasting) inclusief reistijd;

- sociale en maatschappelijke aspecten.

De kernvraag is: wat doet, denkt en ervaart een cliënt in 7 x 24 uur en welke factoren hebben direct of indirect invloed op het ge-zondheidsprobleem en welke relatie heb-ben ze met de cliëntvraag? Het is van belang rekening te houden met het feit dat wan-neer klachten langer dan zes weken bestaan de prognose ten aanzien van terugkeer naar werk slechter is6. Grafiek 1 geeft het ver-zuimpercentage aan in relatie tot de duur van klachten en laat zien dat na zeven we-ken het verzuim nauwelijks meer afneemt.

Zijn de factoren achter de cliëntvraag hel-der, dan kan effectief en efficiënt beleid wor-den ingezet. Effectief beleid wordt gereali-seerd door de begeleiding te richten op het herstel van het functioneren, door de cliënt de eigen verantwoordelijkheid te laten ne-men en zelfredzaam te �maken� en de bege-leiding in ieder geval te richten op Gezond-heidsvoorlichting & Opvoeding (GVO). Dit kan veelal alleen worden gerealiseerd door met andere disciplines/professionals, ook buiten het gebied van de fysiotherapie, sa-men te werken.

Waarom dienen de fysieke, mentale en emotionele component als wel het functio-neren in privé en werk en sociaal-maat-schappelijke factoren in kaart te worden gebracht? Zorgvragen worden steeds com-plexer. Multiple factoren hebben invloed op de persoon, op zijn klagen en daarmee op zijn functioneren. Daarom dienen zorgvra-gen probleemoverstijgend te worden geïn-ventariseerd, waarbij de inventarisatie op het gebied van onder meer werk en sociale factoren niet mag ontbreken. Ter verduide-lijking: vergelijk ons (werkende) mensen met een topsporter, dan kan de vraag wor-den gesteld of wij gezond met ons lichaam omgaan. Wanneer levert een topsporter zijn uitmuntende prestaties? Wanneer hij fy-

siek, mentaal en emotioneel in balans is en zich aan strikte leefregels houdt8. Kortom: Wanneer plannen onze cliënten herstelmo-menten? Gedragen onze cliënten zich dan niet als een atleet zonder grenzen?

Benaderen van stakeholdersOm met alle betrokken stakeholders te kunnen communiceren, is naast kennis op het gebied van fysiotherapie (inclusief de specialisaties), arbeids-/bedrijfsfysiothera-pie, coaching en andere zorgverleners, ook kennis nodig op het gebied van het sociale zekerheidsstelsel als wel van het vertalen van de belastbaarheid in functionele moge-lijkheden.

Hoe bepaal je wie moet worden benaderd? Dit is afhankelijk van het antwoord op drie vragen, te weten:1. Heeft het werk een negatieve invloed op

het herstel?2. Is het werk oorzakelijk voor het gezond-

heidsprobleem?3. Welke stakeholder(s) is (zijn) actief be-

trokken bij de cliënt?

Is het antwoord op vraag 1 of 2 �ja�, dan wordt aan de cliënt toestemming gevraagd om contact op te mogen nemen met de betrok-ken stakeholder(s). Zo kan elke relevante stakeholder actief worden betrokken bij de begeleiding van de cliënt en bij het realise-ren van zijn doelen. Afhankelijk van welke herstelbelemmerende factoren invloed heb-ben op de cliëntvraag, kan het zinvol zijn de werkplek te bezoeken. De aldaar verkregen informatie moet worden geïntegreerd in het begeleidingsproces, resulterend in een-duidig en doelgericht beleid. Dit kan bete-kenen dat in de oefenzaal functioneel en/of op de werkplek specifiek wordt getraind en dat een bedrijfsarts of werkgever actief wordt betrokken bij de werkhervatting dan wel in de preventie van het recidief. Bij het communiceren met meerdere partijen ligt de regie bij één professional. Belangrijk is dat de onderlinge communicatie is ge-

Zorgvragen dienen probleemoverstijgend te worden geïnventariseerd, waarbij de inventarisatie

op het gebied van onder meer werk en sociale factoren niet mag ontbreken

>>

33T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 7

Page 34: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

z o R g , w e R k e n i n k o m e n

referenties1. Nijhuis F, Hoefsmit N, Houkes I, Wevers C, Buijs P, Steenbeek,

van Genabeek J, Hooftman W, Geuskens G, Berg M, van Krie-ken N, de Smit S, Maenhout J. Onderzoeksprogramma Arbeid en Gezondheidszorg, Maastricht, Arbeid & Zorg. TNO, Plexus & Universiteit Maastricht; 2010.

2. Lambeek LC, Bosmans JE, van Rooyen BJ, van Tulder MW, van Mechelen W, Anema JR. Effect of integrated care for sick listed patients with chronic low back pain: economic evaluation alongs-ide a randomised controlled trial, BMJ 2010, 341: 1-7.

3. Onderwijscommissie GAV. Claimbeoordeling en FML, gebruik van de functionele mogelijkhedenlijst als checklist voor de beoor-deling van (beperkingen van) mogelijkheden om te functioneren als uiting van ziekte of ongeval, GAV; 2003.

4. Oomens S, Sneller en vollediger herstel van functioneren. Zeist: TNO Kwaliteit van Leven & Arbeid; 2009.

5. SER Advies. Een kwestie van gezond verstand: Breed preventiebe-leid binnen arbeidsorganisaties. Den Haag, Minister van WVS, nr. 2009/02; 17 april 2009.

6. De werkgroep Consensus Pijnrevalidatie, een samenwerkingsver-band van de WPN en het Pijn Kennis Centrum Maastricht. Kwali-teitsprofielen pijnrevalidatie | Definitie pijnrevalidatie, juni 2003.

7. Vlaeyen JWS, Smeets RJEM, Mulder HPM, Pelt PAGB, Bakker-Boerrigter AHJ. Secundaire preventie van chronische lage rug-pijn: een gedragsgeoriënteerde benadering Ned. Tijdschrift Ge-neeskd. 1993;137:1544-9.

8. Gonnissen K, Goudsmet A. De bedrijfsatleet, Alphen aan den Rijn: Kluwer; 2003.

9. Hoe zijn de rechten en plichten van de arts en de patiënt geregeld? Rijksoverheid; 5 september 2011. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/hoe-zijn-de-rechten-en-plichten-van-de-arts-en-de-patient-geregeld.html.

10. Wat regelt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)? Rijks-overheid; 5 september 2011. http://www.rijksoverheid.nl/docu-menten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/wat-regelt-de-wet-bescherming-persoonsgegevens-wbp.html.

richt op het herstel van het functioneren uitgedrukt in functionele mogelijkheden.Vanwege zijn kennis is de fysiotherapeut in staat de regie op zich te nemen en zo een brugfunctie te vervullen (het dichten van de kloof). Daarmee onderscheidt hij zich in de markt en creëert hij een unieke positie binnen de gezondheidszorg en de sociale zekerheid. Wat wel moet worden geborgd is de privacy. Een (para)medicus mag met een andere (para)medicus inhoudelijk overleg-gen. Met een niet (para)medicus mag hij dit niet. Hij mag alleen spreken in functionele mogelijkheden (betrokkene kan kortdurend bovenhands werk verrichten), in taken (wel koekjes inpakken, niet rijden met hand-pompwagen) of stappen in werkhervatting (elke week een uur uitbreiden). Het benoe-men van type klachten (schouderklachten) mag hij niet. De ervaring leert overigens dat een werkgever/leidinggevende wel weet welke klachten spelen. De verleiding be-

staat om verder hierop in te gaan. Vanuit de wet op de privacy mag dit echter niet. Daarom dient de fysiotherapeut de cliënt toestemming te vragen om met derden te mogen communiceren. Dit is geregeld in de Wet op de Geneeskundige Behande-lingsOvereenkomst (WGBO9) en de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wpb10). Het beste is de verleende toestemming via een machtiging schriftelijke vast te leggen.

conclusieOmdat de fysiotherapeut specialist is op het gebied van het bewegingsapparaat en de belastbaarheid ervan, maar hij ook te maken heeft met mensen die tegen hun grenzen (fysiek, mentaal, emotioneel) aanlopen, ontstaat voor de fysiotherapie de mogelijkheid een regierol op te eisen en zich te profileren als de beroepsgroep die in staat is de kloof tussen de zorg en de sociale zekerheid te verkleinen. Om dit te realiseren, is een integrale benadering ver-eist waarbij de cliëntvraag breed wordt ge-inventariseerd. Daarnaast zijn kennis en opleiding op het gebied van het sociale ze-kerheidsstelsel noodzakelijk. De integrale benadering leidt tot een betere zorg en tot

een kostenverlaging van de totale sociale lasten. Voorwaarde is dat met de betrok-ken stakeholders wordt gecommuniceerd in termen van functionele mogelijkheden waarbij de privacy niet uit het oog wordt verloren.

saMenVaTTingDefysiotherapeutindeeerstelijnalsex-

pertophetgebiedvanhoudingenbeweging

heeftdemogelijkheideenzeerbelangrijke

spelertezijnbinnendere-integratie.Hier-

aaniseenaantalvoorwaardenverbonden.

Defysiotherapeutdient:

1. zichbewusttezijnvandebijeen

cliëntvraagbetrokkenstakeholders

(belanghebbenden);

2. opzoektegaannaardeoorzaakvanhet

gezondheidsprobleem;

3. tedenkenintermenvanfunctionele

mogelijkheden;

4. debegeleidingterichtenopwerkspeci-

fiekeelementen;

5. tecommunicerenmetdedirectbetrok-

kenstakeholders.

Wouter C. Karsten is bedrijfskundige, registerar-beidsdeskundige en (bedrijfs)fysiotherapeut np en werkzaam bij Health & Motion Nederland.Correspondentieadres: Meent 16, 4141 AC Leerdam, [email protected].

T i j d s c h r i f T M a n u e l e T h e r a p i e | n r . 4 | n o v e M b e r 2 0 1 1 | j a a r g a n g 73 4

Page 35: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

BSL Shop: de kwalitatieve bron van kennisProfessionals en studenten in de zorg gaan voor relevante en betrouwbare vakinformatie naar BSL Shop. Het adres voor literatuur en lectuur voor de dagelijkse praktijk en opleidingen.

Want bij BSL Shop koopt u rechtstreeks bij de uitgever. Dus beschikt u altijd over de meest actuele uitgaven en een klantenservice met kennis van zaken. Ervaar het zelf, kom kijken en kopen op www.bsl.nl

Baanbrekend. Betrouwbaar. Bohn Stafleu van Loghum.

Vakliteratuurkoop je bij despecialist

n Onderscheidend in kwaliteit en service: 91% van de klanten recommandeert BSL Shop bij collega’s, 98% blijft bij BSL Shop bestellen;

n Meer dan 2.000 titels voor professionals en studenten in de zorg;

n Boeken, tijdschriften, e-books, vragenlijsten, testen, handboeken, agenda’s en meer;

n 24/7 online bestellen, levering uit voorraad in binnen- en buitenland;

n U koopt rechtstreeks bij de uitgever: altijd de meest actuele uitgaven

Ga meteen naar www.bsl.nl

Kom kijken en kopen bij BSL Shop

BESTEL NU

Just_BSL_Ad_210-297_BSL-Webshop2.indd 1 14-10-2011 13:02:42

Page 36: 2011-11 NR4 Tijdschrift voor Manuele Therapie

INWENDIGE ORGANEN2e druk, 2010, ISBN 978 90 313 8444 0, 479 pagina’s , € 76,95

HOOFD, HALS EN NEUROANATOMIE2e druk, 2010, ISBN 978 90 313 8461 7, 538 pagina’s , € 76,95

ALGEMENE ANATOMIE EN BEWEGINGSAPPARAAT2e druk, 2010, ISBN 978 90 313 79347, 600 pagina’s , € 89,95

PROMETHEUS DRIEDELIGE ATLAS EENDELIGE ATLAS, GEBASEERD

OP PROMETHEUS

1e druk, 2009, ISBN 978 90 313 53187, 556 pagina’s, € 94,95

EENDELIGE ATLAS, GEBASEERD OP PROMETHEUS

ANATOMISCHE ATLAS

ANATOMISCHE ATLASEEN DIEPER INZICHT IN DE MENSELIJKE ANATOMIE

PROMETHEUS

Goede kennis van het menselijk lichaam is noodzakelijk voor het vakkundig (para)medisch handelen in de

praktijk. Prometheus koppelt de anatomie rechtstreeks aan de klinische praktijk. De atlas is speci� ek ontworpen

om u een beter inzicht te geven in de stoornissen, letsels en functionele beperkingen die u in de praktijk

tegenkomt.

Met de kleurgecodeerde samenvattende tabellen, handige schematische voorstellingen, heldere aanduidingen

en praktische klinische inzichten kunt u een onderwerp diepgaand bestuderen of in één oogopslag het

geheugen opfrissen.

Kijk voor meer informatie en voorbeeldpagina’s op www.bsl.nl/prometheus

prometheus_a4_2010_AnatomischeAtlas_210 x 297.indd 1 20-12-2010 13:53:40